De inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio wordt aangewezen
als inspecteur in de zin van:
De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken
regio en de door hen daartoe aangewezen, onder hun bevelen werkzame ambtenaren worden
aangewezen als ambtenaren ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater
door een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet, het ten aanzien
van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 van de Waterleidingwet bepaalde van toepassing is, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 12.
De door de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM daartoe aangewezen,
onder zijn bevelen werkzame ambtenaren zijn belast met de opsporing van de strafbare
feiten, genoemd in:
De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken
regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer
in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht
op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
-
1 De directeur van de Auditdienst VROM en de onder zijn bevelen werkzame ambtenaren,
met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen,
zijn, voor zover het betreft de onderzoeken, bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Comptabiliteitswet 2001, en de controle, bedoeld in artikel 66 van die wet, belast met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of
krachtens de subsidieregelingen op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken
regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer
in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht
op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
-
1 De directeur van de Auditdienst VROM en de onder zijn bevelen werkzame ambtenaren,
met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen,
zijn, voor zover het betreft de onderzoeken, bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Comptabiliteitswet 2001, en de controle, bedoeld in artikel 66 van die wet, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de subsidieregelingen
op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer.
De ambtenaren werkzaam bij de afdeling Toezicht en handhaving van de Nederlandse emissieautoriteit
in oprichting, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer.
De commandant en de controleurs van het Korps Militaire Controleurs Gevaarlijke Stoffen
zijn mede belaste met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
hoofdstuk 4, paragrafen 1 en 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden
waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten
bevoegd zijn.
In afwijking van de artikelen 7 en 12 tot en met 18 en artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer, zijn ten aanzien van inrichtingen die behoren tot categorieën die zijn genoemd in
bijlage II, onder 1 tot en met 8, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, en inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 8.2, vierde lid, van de Wet milieubeheer, uitsluitend de door de inspecteur-generaal of de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal
VROM in de betrokken regio daartoe aangewezen, onder hun bevelen werkzame ambtenaren
belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
De inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de Mijnen
worden aangewezen als ambtenaren ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater
door collectieve watervoorzieningen die aanwezig zijn op een mijnbouwinstallatie,
aangewezen krachtens de Mijnbouwwet, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 van de Waterleidingwet bepaalde van toepassing is.
De inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de Mijnen
zijn, voor zover het betreft mijnbouwactiviteiten, mede belast met het toezicht op
de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, zijn, voor zover
het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij
krachtens wettelijke bepalingen inzake de douane bevoegd zijn, mede belast met het
toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
De ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit zijn, voor zover het de beleidsterreinen van dat ministerie betreft,
mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde:
De ambtenaren van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
zijn, voor zover het betrekking heeft op de bescherming van werknemers, mede belast
met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
De inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de door hem daartoe
aangewezen onder zijn bevelen werkzame ambtenaren van die inspectie zijn mede belast
met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
-
– de Wet bodembescherming, voor zover het betreft het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IV, paragrafen 5.1, 5.3 en 5.4, met betrekking tot rijkswateren en het vervoer van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen;
-
– de Wet milieubeheer voor zover het betreft gevaarlijke afvalstoffen en voor zover het betreft inrichtingen
die behoren tot categorieën die zijn genoemd in bijlage I, onder 2.1, onder a, 3, 4.1 onder a, 5, en 14.1, onder a, van het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden
waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake vervoer van stoffen en preparaten
bevoegd zijn;
-
–
paragraaf 10.6.3 van de Wet milieubeheer;
-
– de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
-
–
hoofdstuk 4, paragraaf 1, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden
waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten
bevoegd zijn, alsmede voor zover het betreft het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag
aantasten aan boord van zeeschepen die gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren,
met uitzondering van de schepen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Schepenwet;
-
–
hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
-
–
hoofdstuk III van de Wet explosieven voor civiel gebruik, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 11.
De hoofdinspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit en de controleambtenaren van
de Voedsel en Waren Autoriteit zijn mede belast met het toezicht op de naleving van
het bepaalde bij of krachtens:
[Red: Wijzigt de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren
Wet explosieven voor civiel gebruik.]
Dit besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de wet van 22 oktober
2003 tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal
VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog
op toezicht (Stb. 2003, 449) in werking treedt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving.