Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging VO

Geraadpleegd op 11-11-2024.
Geldend van 01-02-2006 t/m heden

Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging VO

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap,Handelende in overeenstemming met de minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit,

Gelet op:

artikel V van de Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen (Stb. 2005, 14);

Besluit

Artikel 2. Overgangsbepaling bekostiging scholen voor voortgezet onderwijs over periode tot 1 januari 2006

  • 1 Op de bekostiging van scholen voor voortgezet onderwijs over de periode die aanvangt op het moment van inwerkingtreding van de Wet vereenvouding bekostiging VO en eindigt op 1 januari 2006, blijven van toepassing de bekostigingsbepalingen van de WVO en de daarop berustende bepalingen zoals luidend op de dag voor de inwerkingtreding van de Wet vereenvouding bekostiging VO.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de bepalingen die op grond van het eerste lid van toepassing blijven, indien dat noodzakelijk is voor een goede toepassing van die bepalingen.

Artikel 3. Betaalmoment leerlinggebonden financiering

In afwijking van artikel I, onderdeel K, van de Wet vereenvouding bekostiging VO blijft bij toepassing van artikel 77a, derde lid, van de WVO het begrip ”schooljaar” telkens gehandhaafd.

Artikel 4. Aanpassing overgangsrecht in verband met gewijzigde inwerkingtreding wet

  • 1 In afwijking van artikel II van de Wet vereenvouding bekostiging VO:

    • a. eindigt de in de eerste volzin van dat artikel bedoelde aanspraak op bekostiging met ingang van 1 januari 2006, en

    • b. loopt de in de tweede volzin van dat artikel bedoelde periode van 1 augustus 2005 tot en met 31 december 2005.

  • 3 In afwijking van artikel IV van de Wet vereenvouding bekostiging VO:

    • a. heeft de berekende bekostiging voor het kalenderjaar, bedoeld in de aanhef van het eerste lid van dat artikel, betrekking op het kalenderjaar 2005,

    • b. heeft de berekende bekostiging voor het schooljaar, bedoeld in de aanhef van het eerste lid van dat artikel, betrekking op het schooljaar 2005/06,

    • c. heeft in het eerste lid:

      • onderdeel a betrekking op het kalenderjaar 2006,

      • onderdeel b betrekking op het kalenderjaar 2007,

      • onderdeel c betrekking op het kalenderjaar 2008,

      • onderdeel d betrekking op het kalenderjaar 2009, en

      • onderdeel e betrekking op het kalenderjaar 2010,

    • d. heeft het tweede lid betrekking op het kalenderjaar 2004, en

    • e. heeft het derde lid betrekking op het kalenderjaar 2006.

Artikel 5. Overlopende posten

  • 1 In afwijking van artikel II van de Wet vereenvouding bekostiging VO:

    • a. heeft dat artikel eveneens betrekking op de aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a van de WVO voorzover deze bekostiging wordt uitgedrukt in formatieplaatsen, en

    • b. kan het bevoegd gezag in de jaarrekening over de jaren 2005 en volgende een vordering opnemen op de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter hoogte van de op dat moment bestaande schuld aan het personeel in verband met:

      • 1°. de tot en met december opgebouwde bruto vakantie-aanspraken op grond van artikel 11 juncto bijlage 2 van het Kaderbesluit rechtspositie VO, en

      • 2°. de over de maand december door het bevoegd gezag verschuldigde afdracht pensioenpremies en loonheffing verbonden aan salarisbetalingen op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

  • 2 Een vordering kan slechts worden geëffectueerd indien een school op een ander moment dan 1 augustus van enig kalenderjaar wordt opgeheven zonder dat er sprake is van een samenvoeging. De op het moment van opheffing daadwerkelijk bestaande schuld aan het personeel bepaalt de hoogte van de effectuering, maar bedraagt ten hoogste 7,5% van de personele bekostiging:

    • a. voorzover het betreft 2005: voor het schooljaar 2005/2006, en

    • b. voor de jaren daarna: voor het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 6. Overgangsbepaling aanhangige bezwaren en beroepen

Op geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn dan wel verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten die zijn genomen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van bekostigingsbepalingen in de WVO en daarop berustende bepalingen zoals luidend op de dag voor de inwerkingtreding van de Wet vereenvouding bekostiging VO blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet vereenvouding bekostiging VO in werking treedt.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging VO.

Deze regeling zal met de toelichting in het Gele Katern worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven