Circulaire bergen van vliegtuigwrakken en vermiste bemanningsleden uit de Tweede Wereldoorlog; [...] van andere explosieven dan geïmproviseerde

[Regeling vervallen per 01-06-2009.]
Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2006 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 01-06-2005 t/m 31-05-2009

Circulaire Bergen van vliegtuigwrakken en vermiste bemanningsleden uit de Tweede Wereldoorlog; opsporen en ruimen van andere explosieven dan geïmproviseerde

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

In de Nederlandse grond, zee- en rivierbodem bevinden zich nog veel restanten uit de Tweede Wereldoorlog. Zo liggen er naar schatting nog 2000 vliegtuigwrakken. De exacte locatie van deze vliegtuigwrakken is in veel gevallen niet bekend. Vliegtuigwrakken waarvan de exacte locatie wel bekend is, zijn soms (maar niet altijd) door een gedenksteen dan wel een monument gemarkeerd. In ongeveer 400 van de zich in Nederland en zijn territoriale wateren bevindende wrakken zijn waarschijnlijk nog stoffelijke resten van bemanningsleden aanwezig. Met of zonder gedenksteen worden deze wrakken door de Nederlandse overheid als ‘oorlogsgraf’ beschouwd. De identiteit van de bemanningsleden is in veel gevallen niet bekend. In de vliegtuigwrakken zijn meestal explosieven aanwezig. Ook buiten de vliegtuigwrakken liggen op veel plaatsen nog explosieven en kunnen stoffelijke resten worden aangetroffen. Ten slotte kunnen zich in de vliegtuigwrakken radioactieve stoffen bevinden, zoals (met name) radioactieve aanwijsinstrumenten, en hechtgebonden asbest, zoals remvoering, brandwerend koord en verpakkingsmateriaal.

In deze circulaire schetsen wij, mede namens onze ambtsgenoot van Justitie, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende overheden en andere betrokkenen bij het bergen van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten uit de Tweede Wereldoorlog en de opsporing en ruiming van de hierbij aanwezige (conventionele) explosieven. Deze circulaire geeft het kader waarbinnen en de procedures waarlangs de bij een berging, opsporing of ruiming betrokken overheden en particuliere organisaties dienen te handelen.

Deze circulaire heeft tot doel aan betrokkenen informatie te verschaffen. Tevens wordt in het bijzonder aan de gemeenten gevraagd om hun medewerking te verlenen aan de hierin geschetste procedures. De circulaire geldt voor het Nederlands grondgebied.

2. Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Op grond van nationale en internationale regelgeving zijn de nodige overheidsbelangen gemoeid met het bergen van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten en de ruiming van explosieven.

Vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel op de zeebodem bevinden, worden door de Rijksoverheid conform internationale verdragen beschouwd als veld- dan wel zeemansgraf en daarom in beginsel onberoerd gelaten.

De beslissingsbevoegdheid voor het al dan niet laten uitvoeren van bergingen van wrakken en/of stoffelijke resten berust bij het gemeentebestuur. Overwegingen die hierbij een rol spelen zijn openbare orde en veiligheid, algemeen belang, volksgezondheid, piëteit ten aanzien van nabestaanden en gesneuvelden. De Rijksoverheid voert hierbij een ondersteunend beleid door bij een beslissing van het gemeentebestuur om tot berging over te gaan, de bergingsdiensten van het ministerie van Defensie in principe kosteloos aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking te stellen. Slechts wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door de Rijksoverheid (zoals bij de opsporing – en dus niet de ruiming – van explosieven) worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.

Om de zorgvuldigheid van de berging te waarborgen en invulling te geven aan de Verdragen van Genève, geschiedt de daadwerkelijke berging van vliegtuigwrakken onder verantwoordelijkheid van de Stafofficier Vliegtuigberging van het Logistiek Centrum van de Koninklijke Luchtmacht (hierna: SOVB). Om invulling te geven aan relevante overeenkomsten met de Verenigde Staten, het Gemenebest en Duitsland inzake de overdracht van stoffelijke resten is de berging en identificatie van stoffelijke resten bij uitsluiting voorbehouden aan de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (hierna: BIDKL) van het Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek, voorheen bekend onder de naam ‘Gravendienst’. Omdat particulieren waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het bergingsproces, ligt het in de rede waar mogelijk met hen samen te werken.

Voor het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen kan de Stralingsbeschermingdienst Defensie, of een externe instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten, worden ingeschakeld. Voorts beschikt de SOVB in verband met de genoten opleiding over een autorisatie van het Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet (te weten de BARK/A6008c ‘Autorisatie berging vliegtuigwrakken’), met inachtneming van het gestelde in de Handleiding Stralingshygiëne Defensie (DP 35-311).

Voor het opsporen en verzamelen van asbesthoudende stoffen kan de Deskundig Toezichthouder Asbest (hierna: DTA) van het ministerie van Defensie, of een externe instantie die op grond van het Asbestbesluit bevoegd is dergelijke handelingen te verrichten, worden ingeschakeld. Tevens is de SOVB in het bezit van de DTA-bevoegdheid en mag als zodanig het plan van aanpak en werkplan (voor de verwijdering van het asbest) samenstellen en voorbereiden en de bijbehorende vergunning aanvragen bij de desbetreffende gemeente.

In de Ministerraad van 13 april 1999 is besloten dat de ruiming van explosieven, gelet op de zwaarwegende aspecten van openbare orde en veiligheid, is voorbehouden aan de Explosieven Opruimingsdiensten van het ministerie van Defensie.

Wanneer door een gemeentebestuur wordt besloten tot een berging, een opsporing of een ruiming, komen de andere kosten (zoals b.v. de civieltechnische kosten en verzekeringen) in beginsel voor rekening van de opdrachtgever, zijnde de gemeente. Hierbij kan op grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (Stb. 2002, 597) (hierna: Bijdragebesluit 1999) voor bepaalde kostensoorten, onder bepaalde voorwaarden en boven een bepaald drempelbedrag, van Rijkswege bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: ministerie van BZK) een bijdrage worden aangevraagd.

Het is voor gemeenten raadzaam een aanvullende verzekering af te sluiten voor dat risico dat niet wordt gedekt door de reguliere aansprakelijkheids- of risicoverzekering.

3. Begrippen

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

In deze circulaire wordt verstaan onder:

Vliegtuigwrak

‘Een militair vliegtuig dat tijdens de Tweede Wereldoorlog is neergestort op (huidig) Nederlands grondgebied.’

Explosieven

‘Bommen of gevechtsladingen; geleide of ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo’s en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; elektrische ontstekingsinrichtingen.’

Opsporen

‘Het geheel van organisatie en uitvoering binnen een opsporingsgebied van achtereenvolgens het detecteren, lokaliseren, interpreteren, benaderen en identificeren van de vermoede explosieven; het tijdelijk veiligstellen van de situatie en de overdracht aan de explosieven opruimingsdiensten (EOD’en) van het ministerie van Defensie met een proces-verbaal van oplevering.’

Opsporingswerkzaamheden

‘Het detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd) van explosieven.’

Ruiming

‘Het na de opsporing benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van het explosief dat in een bepaald gebied is aangetroffen.’

Radioactieve stoffen

‘Radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 29 van de Kernenergiewet.’

Asbest

‘Asbest als bedoeld in artikel 1 van het Asbest-verwijderingsbesluit.’

4. Juridisch kader

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Ten aanzien van het bergingsproces is een breed spectrum aan regelgeving van belang. Op de belangrijkste relevante regelgeving wordt hieronder ingegaan.

4.1. Internationaal juridisch kader

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Op grond van de Verdragen van Genève betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten dient de Nederlandse overheid er voor zorg te dragen dat een graf wordt ontzien en te allen tijde kan worden teruggevonden.

Voorts is de Nederlandse overheid naar de strekking van de Verdragen belast met de identificatie van stoffelijke resten bij eventuele opgravingen. Om aan de verdragsverplichting van de Nederlandse overheid inzake de identificatie van stoffelijke resten op een verantwoorde wijze te voldoen, dient ook de berging van het vliegtuigwrak zelf zorgvuldig plaats te vinden en dient betrokkenheid van de BIDKL gewaarborgd te zijn.

Indien een verdragsstaat of een nabestaande de uitdrukkelijke wens kenbaar maakt tot herbegraving dan wel tot overbrenging van stoffelijke overschotten naar het land van herkomst, bestaat er voor de Nederlandse overheid daarmee nog geen verdragsrechtelijke verplichting om tot berging over te gaan. Wel kan men op grond van gevoerd beleid spreken van een inspanningsverplichting. Deze inspanningsverplichting richt zich op het meenemen van overwegingen van piëteit ten aanzien van zowel de gesneuvelden als nabestaanden in het totale afwegingsproces van het gemeentebestuur, waarbij ook overige betrokken belangen aan de orde komen, zoals dwingende redenen van openbare orde en veiligheid of het algemeen belang. Gelet op de strekking van de internationale verdragen, moet bedacht worden dat piëteitsoverwegingen ten aanzien van de overledenen van overwegend belang kunnen zijn bij het besluit het oorlogsgraf ongemoeid te laten.

Indien door het gemeentebestuur wordt besloten tot berging over te gaan zal de Rijksoverheid hierbij vervolgens een ondersteunende rol vervullen. In dit kader worden de bergingsdiensten van het ministerie van Defensie in principe kosteloos aan het gemeentebestuur, zijnde de opdrachtgever, ter beschikking gesteld. Slechts wanneer inzet van Defensiemiddelen is gebonden aan regels voor marktoptreden door de Rijksoverheid (zoals bij de opsporing en dus niet de ruiming van explosieven) worden dientengevolge kosten in rekening gebracht.

Het aanvullend protocol betreffende de bescherming van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten legt op verdragspartijen in het algemeen een verplichting om zorgvuldig om te gaan met de stoffelijke resten van in een conflict op hun grondgebied omgekomen militairen. Persoonlijke bezittingen van de overledenen dienen aan de nabestaanden te worden teruggegeven. Het opgraven van stoffelijke overschotten is slechts toegestaan, indien sprake is van een wens van het land van herkomst of een nabestaande (zoals hierboven aangegeven) of opgraving dwingend is geboden door het algemeen belang (waaronder in ieder geval wordt begrepen openbare orde en veiligheid en medische noodzaak).

Verdragspartijen worden in de Verdragen van Genève ook verplicht om overeenkomsten te sluiten om uitwerking te geven aan de desbetreffende bepalingen. Nederland heeft dientengevolge met de Verenigde Staten, met de landen van het Gemenebest en met Duitsland afspraken gemaakt over de wijze van informeren over de vondst van stoffelijke resten en de eventuele overdracht daarvan.

4.2. Nationaal juridisch kader

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De behandeling van de stoffelijke resten op Nederlands grondgebied dient te geschieden conform de procedures die zijn neergelegd in de Wet op de lijkbezorging.

De Wet wapens en munitie bepaalt dat het zonder ontheffing voorhanden hebben van wapens en munitie, niet is toegestaan. Voor de Krijgsmacht is op deze regel een uitzondering gemaakt. De ruiming van explosieven (zoals geduid in het Bijdragebesluit 1999) is als gevolg van een beslissing van de Ministerraad d.d. 13 april 1999 voorbehouden aan de EOD’en van het ministerie van Defensie. Hierbij kan door de EOD’en gebruik worden gemaakt van civieltechnische explosieven opsporingsbedrijven (voor b.v. graafwerkzaamheden). Indien de opsporingswerkzaamheden worden uitgevoerd zonder personeel van de EOD, dan dienen de desbetreffende opsporingsbedrijven in het bezit te zijn van een ontheffingsvergunning van het ministerie van Justitie.

De Gemeentewet bepaalt dat de handhaving van de openbare orde en veiligheid een primaire verantwoordelijkheid is van de burgemeester.

Op grond van de Kernenergiewet moet de SOVB, onder wiens verantwoordelijkheid de berging plaatsvindt, beschikken over een vergunning om radioactieve stoffen, die zich in het wrak kunnen bevinden, op te sporen en te verzamelen. Een vergunning is niet nodig, indien ten behoeve van deze werkzaamheden derden worden ingeschakeld die reeds beschikken over de vereiste vergunning. Het verzamelde radioactieve materiaal moet worden overgedragen aan de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (hierna: COVRA), zijnde een instantie die op grond van de Kernenergiewet gemachtigd is om radioactieve stoffen in te zamelen.

Op basis van de Beoordelingsrichtlijn 5050 moet asbest door een gecertificeerd bedrijf worden verwijderd. Een vergunning voor het verwijderen van asbesthoudend materiaal wordt verleend door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente waar de asbestverwijdering plaatsvindt.

Het Burgerlijk Wetboek biedt in beginsel geen basis waarop de eigendom van buitenlandse militaire vliegtuigen is overgegaan van de oorspronkelijke eigenaar naar een derde. Juridisch betekent dit dat het land van herkomst in principe eigenaar blijft van de opgegraven materialen. Duitse vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog zijn echter van rechtswege aan de Nederlandse Staat vervallen voor zover zij ten tijde van het in werking treden van het Besluit Vijandelijk Vermogen (Stb. 1944, E133) eigendom van de Duitse Staat waren.

Hierbij gaat het overigens om de wrakdelen van de vliegtuigen en niet om de persoonlijke bezittingen van de bemanning. Deze persoonlijke bezittingen dienen in beginsel altijd aan de nabestaanden te worden teruggegeven. In eerste instantie zullen zowel de persoonlijke bezittingen als de persoonlijke uitrustingsstukken benodigd zijn voor de identificatie van stoffelijke resten. De BIDKL dient derhalve hierover te kunnen beschikken. Deze zal aan de hand van de identificatiewerkzaamheden haar bevindingen rapporteren aan de ambassade(s) van land(en) van herkomst.

Het Bijdragebesluit 1999 geeft gemeenten recht op een vergoeding van Rijkswege van bepaalde kostensoorten, onder bepaalde voorwaarden en boven een bepaald drempelbedrag. Deze bijdrage kan bij het ministerie van BZK worden aangevraagd.

5. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Uit de vorige paragraaf bleek reeds in algemene zin dat er bij de berging van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten en bij de opsporing en ruiming van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, de nodige overheidsbelangen zijn betrokken. In deze paragraaf worden die belangen vertaald naar verantwoordelijkheden van overheidsinstanties.

5.1. Beslissingsbevoegdheid

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het al dan niet laten uitvoeren van bergingen, opsporingen of ruimingen ligt bij het gemeentebestuur. Het is dus aan een gemeente, al dan niet op verzoek van een derde, een afweging te maken of een berging, opsporing of ruiming zal plaatsvinden. Die beslissingsbevoegdheid is primair gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente en het feit dat de burgemeester het beste in staat is om de lokale situatie, omstandigheden en overige betrokken belangen bij zijn beslissing te betrekken. De Rijksoverheid voert in principe een ondersteunend beleid bij het bergen en ruimen.

Eventueel noodzakelijke beslissingen over prioriteitstelling van b.v. te bergen wrakken zullen worden genomen in overleg tussen de betrokken overheden. Het bergen van stoffelijke resten en het opsporen of ruimen van explosieven heeft hierbij een eerste prioriteit.

Op grond van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet kan de burgemeester bij bergingen, opsporingen en ruimingen, indien daartoe aanleiding bestaat, bevelen of algemeen verbindende voorschriften geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Deze bevelen of voorschriften kunnen b.v. een verbod inhouden om het terrein waar de berging, opsporing of ruiming plaatsvindt te betreden, zonder toestemming van het bevoegd gezag.

Gemeenten die de exacte locatie van een vliegtuigwrak hebben vastgesteld en een beslissing nemen om niet tot berging over te gaan worden geadviseerd om de desbetreffende locaties op een passende wijze te markeren. Het ligt in de rede dat dit gebeurt door een monument dan wel een gedenksteen.

5.2. Bergen vliegtuigwrakken

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De SOVB is belast met en verantwoordelijk voor het daadwerkelijke bergen van vliegtuigwrakken, in het geval een gemeente besluit tot berging over te gaan. De SOVB zal daar waar mogelijk en relevant samenwerken met particuliere organisaties.

5.3. Bergen en identificeren stoffelijke resten

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De BIDKL is op basis van de vereiste zorgvuldigheid bij uitsluiting belast met en verantwoordelijk voor het bergen en identificeren van stoffelijke resten. De BIDKL voert deze taak uit conform de procedures die zijn neergelegd in de Wet op de lijkbezorging.

5.4. Opsporen of ruimen van explosieven

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De werkzaamheden verbonden aan opsporen – in de zin van het onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven – mogen zowel door militair personeel van één van de EOD’en van het ministerie van Defensie als door civiele explosievenopsporingsbedrijven worden uitgevoerd. Indien de opsporing wordt uitgevoerd door Defensiepersoneel dienen, conform de aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de Rijksoverheid, marktconforme prijzen in rekening te worden gebracht.

De EOD’en van het ministerie van Defensie zijn n.a.v. een besluit van de Ministerraad bij uitsluiting belast met en verantwoordelijk voor de werkzaamheden verbonden aan de ruiming van de gevonden explosieven. Het Explosieven Opruimingscommando van de Koninklijke Landmacht (EOCKL) treedt hierbij coördinerend op.

Bij een opsporing of ruiming is de burgemeester in principe beslissingsbevoegd. De commandant van de ruimploeg is echter verantwoordelijk en beslissingsbevoegd voor zover het de veiligheid van zijn personeel betreft.

5.5. Opsporen, verzamelen en overdragen van radioactieve stoffen

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Het opsporen, verzamelen en overdragen van radioactieve stoffen mag worden gedaan door de Stralingsbeschermingdienst van het ministerie van Defensie of een externe instantie die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is dergelijke werkzaamheden te verrichten. De SOVB beschikt over de op grond van artikel 29 van de Kernenergiewet vereiste vergunning. Overdracht mag uitsluitend plaatsvinden aan de COVRA.

5.6. Opsporen, verzamelen en overdragen van asbesthoudende stoffen

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Het opsporen, verzamelen en overdragen van asbesthoudende stoffen mag worden gedaan door de DTA van het ministerie van Defensie of door de SOVB of door een externe instantie die beschikt over de vereiste vergunning op grond van het Asbest-verwijderingsbesluit.

6. Samenwerking bij bergingen tussen de overheid en particulieren

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Particulieren – veelal in de vorm van verenigingen of stichtingen – zijn in toenemende mate actief bij het verrichten van geschiedkundig onderzoek naar vliegtuigwrakken en bemanningsleden. Dit onderzoek levert vaak gegevens op die van belang zijn bij het bergen en identificeren van een wrak en de stoffelijke resten van de bemanning.

Daarnaast zijn er instanties die gespecialiseerd zijn in het opsporen en verzamelen van radioactieve stoffen, b.v. de National research & Consultancy Group te Petten en de Röntgen Technische Dienst. Omdat particulieren aldus waardevolle bijdragen kunnen leveren aan delen van het bergingsproces, ligt het in de rede (waar mogelijk) bij bergingen samen te werken met particuliere organisaties. Het is particulieren echter niet toestaan om zelfstandige bergingswerkzaamheden te ontplooien, aangezien zulks de bij berging aan de orde zijnde belangen van piëteit, openbare orde, veiligheid, rechtsorde en milieu direct raakt. In het bijzonder staat hierbij de piëteit ten aanzien van de gevallenen centraal, aangezien vliegtuigwrakken die zich onder de grond dan wel onder de waterlijn bevinden door de Rijksoverheid worden beschouwd als veld- dan wel zeemansgraf.

7. Procedures

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

7.1. Berging van een vliegtuigwrak

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Verzoeken om tot berging over te gaan worden door de desbetreffende gemeente ingediend bij:

De Commandant van het Logistiek Centrum van de Koninklijke Luchtmacht (C-LCKLu)

Postbus 77

4630 AB Hoogerheide

De genoemde commandant zal op zijn beurt de SOVB, die zich in zijn staf bevindt, verzoeken een vooronderzoek dienaangaande te verrichten. Aan de hand van dit vooronderzoek zal de SOVB wel of niet een positief bergingsadvies afgeven met betrekking tot de haalbaarheid om tot berging van het vliegtuigwrak over te gaan.

De SOVB is in voorkomend geval belast met het vooronderzoek, afgeven van een bergingsadvies, opstellen van een werkplan en heeft bij de daadwerkelijke berging de leiding en de coördinatie bij de uitvoering van de bergingswerkzaamheden met betrekking tot de Defensiediensten. Zijn er aanwijzingen of vermoedens dat zich in of rond het wrak explosieven of stoffelijke resten bevinden, zal de SOVB terstond het EOCKL c.q. de BIDKL in kennis stellen. De SOVB zal vervolgens in overleg met alle betrokken particuliere en overheidsinstanties een werkplan opstellen. In het werkplan zal onder meer worden aangegeven of civieltechnische ondersteuning nodig is voor de uitvoering van de bergingswerkzaamheden. Deze werkzaamheden vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Aan de hand van het werkplan kan de gemeente beoordelen of een berging, met waarborging van alle in het geding zijnde belangen en verantwoordelijkheden, financieel en anderszins kan worden uitgevoerd.

Het is mogelijk dat zich in (de omgeving van) het vliegtuigwrak nog explosieven bevinden. De gemeente waar het vliegtuigwrak zich (vermoedelijk) bevindt, kan daarom in beginsel bij berging van een vliegtuigwrak een bijdrage in de kosten vragen bij het ministerie van BZK. Deze aanvraag moet worden ingediend voordat de werkzaamheden aanvangen.

7.2. Berging en identificatie van stoffelijke resten

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Verzoeken tot berging en identificatie van stoffelijke resten worden ingediend bij de commandant OTCLOG:

Commandant OTCLOG

Kolonel Palmkazerne

Amersfoortse straatweg 85a

Bussum

Postbus 90004

3509 AA Bussum

7.3. Ruiming van explosieven

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Verzoeken tot ruiming van explosieven worden ingediend bij:

Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht

Sergeant-majoor Scheickkazerne

Gutenbergweg 10

4104 BA Culemborg

0800-0230494 (gratis)

Het EOCKL coördineert alle verzoeken om tot ruiming over te gaan, stelt prioriteiten vast en schakelt de meest in aanmerking komende EOD(’en) in.

7.4. Opsporing, verzameling en overdracht van radioactieve stoffen

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Verzoeken tot opsporing, verzameling en overdracht van radioactieve stoffen moeten worden ingediend bij de Stralingsbeschermingdienst Defensie, dan wel een andere instantie, die op grond van de Kernenergiewet bevoegd is deze werkzaamheden te verrichten.

7.5. Opsporing, verzameling en overdracht van asbesthoudende stoffen

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Verzoeken tot opsporing, verzameling en overdracht van asbesthoudende stoffen moeten worden ingediend bij de DTA van het ministerie van Defensie, de SOVB, dan wel een andere instantie die op grond van het Asbest-verwijderingsbesluit bevoegd is deze werkzaamheden te verrichten.

7.6. Rijksbijdrage

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Wil een gemeente in aanmerking komen voor een Rijksbijdrage in bepaalde kosten, dan moet een berging, opsporing of ruiming, in beginsel voordat de werkzaamheden beginnen, schriftelijk worden aangemeld bij:

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Directie Brandweer en GHOR

Afdeling Bestuur en Organisatie

Postbus 20011

2500 EA Den Haag

8. Financiële aspecten

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

8.1. Kosten

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

De gemeente kan een bijdrage verkrijgen voor het opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, en voor de berging van vliegtuigwrakken indien en voorzover noodzakelijk voor het opsporen en ruimen van explosieven. De voorwaarden en eisen zijn vastgelegd in het Bijdragebesluit 1999 en de Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven (Stcrt. 2002, 247).

8.2. Vrijwaring

[Regeling vervallen per 01-06-2009]

Gezien de mogelijke schadeveroorzakende risico’s van het ruimen van explosieven, verdient het in beginsel aanbeveling voor een concrete ruiming een verzekering af te sluiten voor het bovenmatig risico dat niet wordt gedekt door de reguliere gemeentelijke aansprakelijkheids- en/of risicoverzekering of door een (opstal)verzekering van andere belanghebbenden, b.v. particuliere bedrijven. Ontstaat er bij het optreden van één van de EOD’en van defensie onverhoopt schade, dan kan de gemeente de Staat der Nederlanden (i.c. de Minister van Defensie dan wel de Minister van BZK) in beginsel alleen aansprakelijk stellen voor schade die door opzet of grove schuld van de betreffende EOD is veroorzaakt.

De

Minister

van Defensie,

H.G.J. Kamp

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes