Stb. 2008, 82, datum inwerkingtreding 26-03-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-06-2007.
1 De uitkering wordt berekend volgens de formule:
A x I + B x J + C x K + D x L + E x M + F x N + G x O + H x P + Q + R
in welke formule voorstelt:
A: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor leefbaarheid en veiligheid,
die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de
uitkering ter beschikking worden gesteld;
B: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor het terugdringen van
voortijdig schoolverlaten, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII
van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
C: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de bestrijding van
gezondheidsachterstanden, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van
de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
D: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor
maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid in de middelen voor maatschappelijke
opvang en verslavingsbeleid, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI
van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
E: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor
vrouwenopvang in de middelen voor vrouwenopvang, die gedurende de GSB III periode
vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden
gesteld;
F: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van
nieuwkomers, die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor
de uitkering ter beschikking worden gesteld;
G: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van
oudkomers, die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de
uitkering ter beschikking worden gesteld;
H: het procentuele aandeel van de gemeente in de extra middelen voor veiligheid, die
gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering
ter beschikking worden gesteld;
I: de middelen voor leefbaarheid en veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit
hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
J: de middelen voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten die gedurende de
GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter
beschikking worden gesteld;
K: de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden die gedurende de GSB
III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking
worden gesteld;
L: de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid die gedurende de
GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking
worden gesteld;
M: de middelen voor vrouwenopvang die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk
XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
N: de middelen voor de inburgering van nieuwkomers die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk
VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
O: de middelen voor de inburgering van oudkomers die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk
VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
P: de extra middelen voor veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk
VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
Q: het aandeel van de gemeente in de middelen voor inburgering ten behoeve van inburgeringsplichtigen,
niet bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering, en die gedurende 2007, 2008
en 2009 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting
voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
R: het aandeel van de gemeente in de middelen voor inburgering ten behoeve van inburgeringsplichtigen
als bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering, aan wie geen persoonsvolgend
budget is verstrekt, en die gedurende 2008 en 2009 vanuit hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting
voor de uitkering ter beschikking worden gesteld.
2 Bij of krachtens regeling van Onze Minister wordt de berekeningswijze vastgesteld
volgens welke:
-
a. de procentuele aandelen van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder de letters
A tot en met H, worden bepaald;
-
b. het aandeel van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder letter Q, wordt bepaald,
met dien verstande dat dit aandeel zal bestaan uit:
-
1°. een vast deel, en
-
2°. een deel dat wordt berekend op de grondslag van door de gemeente gerealiseerde prestaties,
vermenigvuldigd met de bijbehorende bijdragevergoedingen, waarvan de hoogte per kalenderjaar
kan verschillen;
-
c. het aandeel van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder letter R, wordt bepaald,
met dien verstande dat dit aandeel wordt berekend op de grondslag van door de gemeente
gerealiseerde prestaties, vermenigvuldigd met de bijbehorende bijdragevergoedingen,
waarvan de hoogte per kalenderjaar kan verschillen.
3 In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het bedrag van de aan de gemeente
Sittard-Geleen te verstrekken uitkering bij regeling van Onze Minister afzonderlijk
vastgesteld.