1 De uitkering wordt berekend volgens de formule:
A x I + B x J + C x K + D x L + E x M + F x N + G x O + H x P
in welke formule voorstelt:
A: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor leefbaarheid en veiligheid,
die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de
uitkering ter beschikking worden gesteld;
B: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor het terugdringen van
voortijdig schoolverlaten, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII
van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
C: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de bestrijding van
gezondheidsachterstanden, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van
de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
D: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor
maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid in de middelen voor maatschappelijke
opvang en verslavingsbeleid, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI
van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
E: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor
vrouwenopvang in de middelen voor vrouwenopvang, die gedurende de GSB III periode
vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden
gesteld;
F: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van
nieuwkomers, die in 2005 en in 2006 ten behoeve van de periode van 1 januari tot en
met 30 juni van dat jaar vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering
ter beschikking worden gesteld;
G: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van
oudkomers, die in 2005 en in 2006 ten behoeve van de periode van 1 januari tot en
met 30 juni van dat jaar vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering
ter beschikking worden gesteld;
H: het procentuele aandeel van de gemeente in de extra middelen voor veiligheid, die
gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering
ter beschikking worden gesteld;
I: de middelen voor leefbaarheid en veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit
hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
J: de middelen voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten die gedurende de
GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter
beschikking worden gesteld;
K: de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden die gedurende de GSB
III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking
worden gesteld;
L: de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid die gedurende de
GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking
worden gesteld;
M: de middelen voor vrouwenopvang die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk
XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
N: de middelen voor de inburgering van nieuwkomers die in 2005 en in 2006 ten behoeve
van de periode van 1 januari tot en met 30 juni van dat jaar vanuit hoofdstuk VI van
de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
O: de middelen voor de inburgering van oudkomers die in 2005 en in 2006 ten behoeve
van de periode van 1 januari tot en met 30 juni van dat jaar vanuit hoofdstuk VI van
de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
P: de extra middelen voor veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk
VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld.