Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen

[Regeling vervallen per 01-06-2013.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-12-2005.
Geldend van 29-12-2005 t/m 31-12-2005

Besluit van 8 oktober 2005, houdende regels in verband met het vaststellen van het dagloon op grond van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en de Werkloosheidswet (Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juni 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/05/38929;

Gelet op de artikelen 15, tweede lid, van de Ziektewet, 14, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 13, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en 45, tweede lid, van de Werkloosheidswet;

De Raad van State gehoord (advies van 7 juli 2005, nr. W12.05.0218/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 oktober 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/05/76328;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot het loon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit wordt de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.

  • 3 Voorzover het tweede lid van toepassing is wordt, bij de toepassing van artikel 3, als genoten respectievelijk opgebouwde vakantiebijslag in aanmerking genomen:

    (100 x A) / B

    waarbij:

    A staat voor de in het in aanmerking te nemen tijdvak daadwerkelijk genoten respectievelijk opgebouwde vakantiebijslag;

    B gelijk is aan de factor B, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Onder loon wordt mede begrepen het loon waarvan de werknemer aantoont dat dit in het refertejaar vorderbaar maar niet tevens inbaar is geworden. Voor de toepassing van dit besluit wordt de werknemer geacht dit loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarin het vorderbaar is geworden. Indien in het refertejaar een uitkering als bedoeld in het tweede lid is genoten, waarbij in het dagloon loon als bedoeld in de eerste zin is meegerekend, wordt, indien dat loon in het refertejaar inbaar is geworden, dat loon bij de dagloonberekening buiten beschouwing gelaten.

  • 5 Onder loon worden mede begrepen de inkomsten, bedoeld in artikel 16, derde lid, van de WW, waarop de werknemer recht heeft in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking, voorzover die inkomsten worden toegerekend aan perioden die in het refertejaar vallen.

  • 6 Het loon dat in een gebroken aangiftetijdvak in aanmerking wordt genomen bij de dagloonvaststelling is de uitkomst van de volgende berekening:

    ((A – B – C) x Y) / Z

    waarbij:

    A staat voor het totale loon dat de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak heeft genoten;

    B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in dat gebroken aangiftetijdvak heeft genoten;

    C staat voor de bedragen die de werknemer in dat gebroken aangiftetijdvak onder die titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

    Y staat voor het totale aantal dagloondagen binnen het refertejaar in dat gebroken aangiftetijdvak waarop de werknemer bij de werkgever in dienst was;

    Z staat voor het totale aantal dagloondagen in dat gebroken aangiftetijdvak waarop de werknemer bij de werkgever in dienst was.

  • 7 Indien Z nul is wordt de uitkomst van de berekening van het zesde lid op nihil gesteld.

Hoofdstuk 2. Vaststellen en herzien van het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

§ 1. Algemene bepalingen in verband met het vaststellen van het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 3. Het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het dagloon is de uitkomst van de volgende berekening:

    ((A – B – C) + D + E) / 261

    waarbij:

    A staat voor het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten;

    B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in de volledige aangiftetijdvakken in het refertejaar heeft genoten;

    C staat voor de bedragen die de werknemer in de volledige aangiftetijdvakken in het refertejaar onder die titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

    D staat voor het bedrag dat de werknemer in het refertejaar heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

    E staat voor het bedrag dat de werknemer in het refertejaar heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C.

  • 2 Indien het minimumloon is herzien tussen het einde van het refertejaar en de eerste dag waarop recht bestaat op een uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de Wet WIA of de Wet arbeid en zorg wordt de uitkomst van het eerste lid herzien in de mate waarin het minimumloon is herzien.

§ 2. Bijzondere bepaling in verband met loon tijdens ziekte of verlof in het refertejaar

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 4. Loon ingeval van ziekte of verlof

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Indien in het refertejaar door de werknemer in een aangiftetijdvak geen loon of minder loon is genoten in verband met verlof of omdat hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling, wordt bij het vaststellen van het loon in dat aangiftetijdvak in aanmerking genomen het loon, genoten bij dezelfde werkgever in het laatste aan dat verlof of die arbeidsongeschiktheid voorafgaande en in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak, waarin die situatie zich niet heeft voorgedaan. De eerste zin geldt voorzover artikel 2, tweede lid, niet van toepassing is.

  • 2 Indien geen voorafgaand aangiftetijdvak als bedoeld in het eerste lid wordt gevonden, wordt in aanmerking genomen het loon bij dezelfde werkgever over het in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak, gelegen direct na afloop van dat verlof, dan wel die arbeidsongeschiktheid.

  • 3 Indien noch een laatste aan het verlof of aan de arbeidsongeschiktheid voorafgaand aangiftetijdvak als bedoeld in het eerste lid noch een direct na afloop van dat verlof of die arbeidsongeschiktheid gelegen aangiftetijdvak als bedoeld in het tweede lid wordt gevonden, wordt voor ieder in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak waarin door de werknemer geen of minder loon is genoten in verband met de in het eerste lid genoemde omstandigheden, het voor dat aangiftetijdvak geldende overeengekomen loon in aanmerking genomen.

§ 3. Bijzondere bepalingen bij het vaststellen van het dagloon van bepaalde categorieën werknemers

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 5. Bijzondere verhoging van het dagloon indien de werknemer bij aanvang van het refertejaar jonger is dan 23 jaar

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Indien de werknemer bij aanvang van het refertejaar jonger is dan 23 jaar en het op grond van hoofdstuk 2 van dit besluit berekende dagloon minder bedraagt dan het minimumloon dat behoort bij de leeftijd van de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering, vermeerderd met de vakantiebijslag bedoeld in artikel 15 van de WML, wordt dat dagloon verhoogd door het te vermenigvuldigen met

    A / B

    waarbij:

    A staat voor het minimumjeugdloonpercentage dat verbonden is aan de leeftijd van de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering of indien de werknemer op die dag de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, voor 100;

    B staat voor het minimumjeugdloonpercentage dat verbonden is aan de leeftijd van de werknemer bij aanvang van het refertejaar.

  • 2 Het verhoogde dagloon bedraagt niet meer dan het minimumloon, dat behoort bij de leeftijd van de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering, vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML.

  • 3 Indien bij de vaststelling van het dagloon artikel 6, 11 of 16 van toepassing is, wordt bij de toepassing het eerste lid voor «bij aanvang van het refertejaar» gelezen: bij aanvang van het tijdvak waarover het loon in aanmerking wordt genomen.

Artikel 6. Het dagloon van de starter/herintreder

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het dagloon van de werknemer die vanaf de aanvang van het refertejaar tot en met de laatste dag van de eerste volledige maand van dat jaar geen loon als bedoeld in artikel 2 ontving wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3 «261» te vervangen door: het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag waarop de werkzaamheden als werknemer zijn gestart tot het einde van het refertejaar. Daarbij wordt rekening gehouden met het loon dat de werknemer vanaf de start van de werkzaamheden in het refertejaar heeft ontvangen, en met de bedragen die de werknemer vanaf dat moment in het refertejaar heeft opgebouwd aan vakantiebijslag en aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris.

  • 2 Het dagloon van de werknemer, bedoeld in het eerste lid, die in het refertejaar geen loon heeft genoten, is in afwijking van het eerste lid de uitkomst van de volgende berekening:

    ((A – B – C ) + D + E) / F

    waarbij:

    A staat voor het loon dat de werknemer in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden, voor dat intreden heeft genoten;

    B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden voor dat intreden heeft genoten;

    C staat voor de bedragen die de werknemer in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden, voor dat intreden onder die titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

    D staat voor het bedrag dat de werknemer in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden, voor dat intreden heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

    E staat voor het bedrag dat de werknemer in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden, voor dat intreden heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C;

    F staat voor het in dat aangiftetijdvak gelegen aantal dagloondagen waarover de werknemer loon heeft genoten, voordat de arbeidsongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden.

  • 3 Indien F nul is wordt de uitkomst van de berekening van het derde lid op nihil gesteld.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing, indien de werknemer in verband met verlof geen loon heeft ontvangen.

§ 4. Het vaststellen van het dagloon in specifieke situaties

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 7. WW-, WIA- en WAO-dagloon na overeengekomen vermindering van loon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het WW-, WIA- of WAO-dagloon van de werknemer, die aantoont dat zijn per tijdseenheid overeengekomen loon is verlaagd op of nadat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, wordt vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3 het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten te vervangen door: het loon dat deze werknemer zou hebben genoten indien deze verlaging niet zou hebben plaatsgevonden, tot ten hoogste 9/7 deel van dat lagere loon.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing op de werknemer die onmiddellijk voordat zijn arbeidsurenverlies of arbeidsongeschiktheid is ingetreden in dienstbetrekking stond tot dezelfde werkgever of diens rechtsopvolger als waarmee de vermindering van loon is overeengekomen.

Artikel 8. WIA-dagloongarantie voor oudere arbeidsongeschikten

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Indien een werknemer, die recht heeft op een uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA op of na de dag waarop hij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, met arbeid inkomen is gaan verwerven in verband waarmee zijn uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA wordt beëindigd, binnen vijf jaar na de datum waarop die uitkering is beëindigd opnieuw recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, wordt het Wet WIA-dagloon niet lager vastgesteld dan het WAO- of Wet WIA-dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA in aanmerking werd genomen, zoals dat vanaf de datum van beëindiging van die laatste uitkering tot aan de datum van het nieuwe recht op uitkering op grond van artikel 15, eerste lid, van de WAO, dan wel artikel 14, eerste lid, van de Wet WIA zou zijn herzien indien de uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA niet zou zijn beëindigd.

Artikel 9. ZW- en WW-dagloon bij meer dienstbetrekkingen, dan wel het genot van uitkering tijdens het refertejaar

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Bij het vaststellen van het ZW- of WW-dagloon van de werknemer die tijdens het refertejaar in twee of meer dienstbetrekkingen stond, wordt slechts in aanmerking genomen het loon uit de dienstbetrekking uit hoofde waarvan de werknemer arbeidsongeschikt of werkloos is geworden, alsmede uit de overige dienstbetrekkingen naar de mate waarin de die dienstbetrekking daarvoor in de plaats is gekomen.

  • 2 Bij het vaststellen van het ZW- of WW-dagloon van de werknemer die tijdens het refertejaar een uitkering op grond van de ZW, de WW, de WAO, de Wet WIA of de Wet arbeid en zorg genoot worden de op grond van artikel 2, tweede en derde lid, vastgestelde loon en vakantiebijslag in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen van de in het in aanmerking te nemen tijdvak genoten uitkering.

Artikel 10. ZW-, Wet arbeid en zorg-, Wet WIA- en WAO-dagloon bij nawerking van de verzekering

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Bij het vaststellen van het ZW-, WIA- of WAO-dagloon van de persoon, wiens aanspraak op ziekengeld onderscheidenlijk arbeidsongeschiktheidsuitkering berust op artikel 46 van de ZW, artikel 10 van de Wet WIA of artikel 17 van de WAO, eindigt het refertejaar op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin de verzekering is geëindigd.

  • 2 Het ZW-dagloon van de persoon, bedoeld in het eerste lid, die laatstelijk verzekerd was op grond van artikel 7 van de ZW wegens het ontvangen van een uitkering op grond van de WW, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 12.

  • 3 Het dagloon van de persoon, wiens aanspraak op uitkering berust op artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de Wet arbeid en zorg, wordt bepaald overeenkomstig artikel 11, met dien verstande dat waar in artikel 11 wordt uitgegaan van hetgeen uit de dienstbetrekking waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden is genoten in een bepaald aangiftetijdvak, bij de vaststelling van dit dagloon wordt uitgegaan van hetgeen de persoon als werknemer of gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet heeft genoten in het aangiftetijdvak voorafgaande aan het tijdstip, dat hij niet langer werknemer of die gelijkgestelde was.

§ 5. Het vaststellen van het ZW-dagloon in specifieke situaties

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 11. ZW-dagloon werknemer met beperkingen

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het ZW-dagloon van de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de ZW, is, in afwijking van artikel 3, eerste lid, de uitkomst van de volgende berekening:

    ((A – B – C) + D + E) / F

    waarbij:

    A staat voor het loon dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, heeft genoten in het laatste aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin die arbeidsongeschiktheid is ingetreden;

    B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, onder die titel in dat laatste aangiftetijdvak heeft genoten;

    C staat voor de bedragen die de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, in dat laatste aangiftetijdvak onder die titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

    D staat voor het bedrag dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, in dat laatste aangiftetijdvak heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

    E staat voor het bedrag dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, in dat laatste aangiftetijdvak heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C;

    F staat voor het aantal dagloondagen in dat laatste aangiftetijdvak binnen de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, dan wel indien het een aangiftetijdvak van een maand betreft en de betreffende dienstbetrekking dat gehele tijdvak heeft geduurd, voor 21,75.

  • 2 Het dagloon van de werknemer, bedoeld in het eerste lid, die in het laatste aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden niet in de dienstbetrekking stond waaruit hij arbeidsongeschikt is geworden, is, in afwijking van artikel 3, eerste lid, de uitkomst van de volgende berekening:

    ((A – B – C) + D + E) / F

    waarbij:

    A staat voor het loon dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid heeft genoten in het aangiftetijdvak waarin die arbeidsongeschiktheid is ingetreden;

    B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid, onder die titel in dat aangiftetijdvak heeft genoten;

    C staat voor de bedragen die de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid, in dat aangiftetijdvak heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris;

    D staat voor het bedrag dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid, in dat aangiftetijdvak heeft opgebouwd aan vakantiebijslag;

    E staat voor het bedrag dat de werknemer, uit de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid, in dat aangiftetijdvak heeft opgebouwd aan uitkeringen als bedoeld onder C;

    F staat voor het aantal dagloondagen in dat aangiftetijdvak in de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden, voorafgaande aan het intreden van die arbeidsongeschiktheid wegens ziekte.

  • 3 Indien bij de toepassing van het tweede lid F nul is, is het dagloon in afwijking van het tweede lid, de uitkomst van de volgende berekening:

    A / B

    waarbij:

    A staat voor het overeengekomen loon van de werknemer in de dienstbetrekking waarin hij wegens ziekte arbeidsongeschikt tot het verrichten van werkzaamheden is geworden over het aangiftetijdvak waarin die arbeidsongeschiktheid is ingetreden;

    B staat voor het aantal dagloondagen in het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, dan wel indien het een aangiftetijdvak van een maand betreft, voor 21,75.

Artikel 12. ZW-dagloon zieke werkloze

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het ZW-dagloon van de persoon, die op de dag van het ontstaan van zijn ongeschiktheid tot werken op grond van artikel 7 van de ZW als werknemer wordt aangemerkt, wordt vastgesteld op het WW-dagloon.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wordt het ZW-dagloon van de persoon, die op de dag voor het ontstaan van zijn ongeschiktheid tot werken een kortdurende uitkering of een vervolguitkering op grond van de WW ontvangt bepaald op:

    • a. het minimumloon per maand, vermeerderd met de berekende vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML, gedeeld door 21,75;

    • b. het bedrag, bedoeld in onderdeel a, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de uitkeringsgerechtigde is ingedeeld en de noemer door het getal 100, indien hij tevens een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt of zou ontvangen indien artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet niet op hem van toepassing zou zijn;

    • c. het WW-dagloon, waarnaar zijn loondervingsuitkering op grond van de WW is of zou zijn berekend, ingeval dat dagloon lager is dan het bedrag berekend op grond van de onderdelen a en b.

  • 3 Indien de uitkering van de werknemer op grond van de WW met toepassing van artikel 35c van die wet is berekend wordt het dagloon, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WW.

  • 4 Indien op de dag voor het ontstaan van de ongeschiktheid tot werken artikel 35 van de WW op de werknemer van toepassing was dan wel de uitkering op grond van de WW in verband met niet volledig arbeidsurenverlies is vastgesteld, wordt het ZW-dagloon, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, vastgesteld op 100/70 van het bedrag van de WW-uitkering per dag over de vier weken voorafgaande aan de dag van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid.

  • 5 Indien bij de berekening van het ZW-dagloon, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, een vakantiebon in aanmerking is genomen, wordt, voor zolang op grond van het uitkeringsreglement werkloosheidsverzekeringen, bedoeld in artikel 101 van de WW, een deel van de uitkering wordt betaald in de vorm van bijdragen aan sociale fondsen, waaronder begrepen bonnen, zegels en certificaten die door het desbetreffende fonds worden uitgegeven of voorgeschreven, het ZW-dagloon verminderd met 100/70 maal de waarde van dat deel van de uitkering op grond van de WW.

§ 6. Het vaststellen en herzien van het WW-dagloon in specifieke situaties

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 13. WW-dagloon van gewezen arbeidsongeschikte en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het WW-dagloon van de werknemer die op de dag voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO heeft ontvangen naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, is, indien die uitkering met ingang van de eerste werkloosheidsdag wordt ingetrokken dan wel niet meer wordt uitbetaald op grond van artikel 43, eerste lid, of artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de WAO, gelijk aan het laatstelijk geldende WAO-dagloon.

  • 2 Het WW-dagloon van de werknemer die op de eerste werkloosheidsdag, of op de eerste dag van herleving van het recht op werkloosheidsuitkering, een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, wordt vastgesteld door evenredige verlaging van het laatstelijk geldende WAO-dagloon. Het WW-dagloon wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO.

  • 3 Indien op een tijdstip na de in het tweede lid bedoelde dagloonvaststelling

    • a. de werknemer wordt ingedeeld in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse, of

    • b. diens arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer volledig wordt uitbetaald op grond van artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de WAO, wordt het WW-dagloon opnieuw vastgesteld. Het WW-dagloon wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO.

  • 4 De vaststelling, bedoeld in het tweede lid, en de hernieuwde vaststelling, bedoeld in het derde lid, geschieden volgens de volgende berekening:

    A x (100 – B) / 100

    waarin:

    A staat voor het WAO-dagloon, bedoeld in het tweede lid; en

    B staat voor het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse die bij de vaststelling of hernieuwde vaststelling in acht wordt genomen.

  • 5 Voor de werknemer, bedoeld in het tweede lid, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op een tijdstip na de in dat lid bedoelde dagloonberekening wordt ingetrokken dan wel niet meer wordt uitbetaald op grond van artikel 43, eerste lid, of artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de WAO, is het WW-dagloon het in de eerste zin van het tweede lid bedoelde WAO-dagloon respectievelijk het zesde lid bedoelde WAO-vervolgdagloon.

  • 6 Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering laatstelijk was gebaseerd op een WAO-vervolgdagloon wordt bij de toepassing van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid voor «WAO-dagloon» gelezen: WAO-vervolgdagloon.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met het ontvangen van een WAO-uitkering gelijkgesteld: het zouden hebben ontvangen van een dergelijke uitkering indien de artikelen 25, 28, 30 of 33 van die wet niet van toepassing zouden zijn geweest.

  • 8 Dit artikel is niet van toepassing zolang bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid rekening wordt gehouden met de arbeid die de werknemer na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid heeft verricht in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden.

  • 10 De dagloonvaststelling op grond van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de werknemer die voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA ontvangt.

Artikel 14. WW-dagloon bij niet toekenning of intrekking invaliditeitsuitkering lidstaat EG

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 In afwijking van artikel 13, tweede tot en met vierde lid, vindt de evenredige verlaging respectievelijk herziening plaats overeenkomstig het tweede lid van dit artikel indien:

    • a. de werknemer zijn recht op uitkering op grond van de WW ontleent aan artikel 71, eerste lid, onder a ii of b ii, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149);

    • b. aan de werknemer op grond van die verordening overeenkomstig de bepalingen van de WAO een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, waarvan het bedrag is bepaald naar de verhouding tussen enerzijds de duur van de Nederlandse verzekering en anderzijds de totale duur van

      • 1°. de tijdvakken van Nederlandse verzekering en

      • 2°. de tijdvakken van verzekering of arbeid, vervuld ingevolge de sociale wetgeving van een andere lidstaat of van andere lidstaten; en

    • c. de werknemer geen recht heeft op toekenning van een invaliditeitsuitkering van een of meer lidstaten, dan wel dergelijke invaliditeitsuitkeringen alle zijn ingetrokken, omdat niet of niet meer wordt voldaan aan de openingsvoorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkering.

  • 2 De evenredige verlaging of herziening vindt plaats door het WAO-dagloon of WAO-vervolgdagloon te vermenigvuldigen met de breuk

    (100 – (A x B)) / 100

    waarbij:

    A staat voor het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse die bij de vaststelling of hernieuwde vaststelling in acht wordt genomen;

    B staat voor de verhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 15. WW-dagloon bij opeenvolgende arbeidsurenverliezen binnen het refertejaar uit dezelfde dienstbetrekking

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 2 Het WW-dagloon van de werknemer, op wie in verband met opeenvolgende verliezen van arbeidsuren artikel 3 van het Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren van toepassing is, wordt vastgesteld door de berekening op grond van artikel 3, eerste lid, te vervangen door:

    (A + B) x C / D

    waarbij:

    A staat voor het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering terzake van zijn arbeidsurenverlies waarbij op grond van artikel 3 van het Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren een daaropvolgend arbeidsurenverlies wordt samengeteld;

    B staat voor de evenredige verhoging van het dagloon, in de mate waarin het minimumloon in de periode bedoeld in C is herzien;

    C staat voor het gemiddelde aantal gewerkte arbeidsuren in de kalenderweek van het voorgaande arbeidsurenverlies tot en met de kalenderweek voorafgaande aan die waarin het volgende arbeidsurenverlies plaatsvindt;

    D staat voor het gemiddelde aantal gewerkte arbeidsuren voorafgaande aan het voorgaande arbeidsurenverlies.

Artikel 16. WW-dagloon bij werkloosheid wegens buitengewone natuurlijke omstandigheden of werktijdverkorting

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Het WW-dagloon van de werknemer, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat, en die recht heeft op uitkering:

wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11, waarbij het arbeidsongeschikt worden of het intreden van arbeidsongeschiktheid wordt aangemerkt als het intreden van arbeidsurenverlies.

Artikel 17. Algemene dagloongarantie WW

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Het WW-dagloon van de werknemer die uiterlijk binnen 12 maanden na de dag van beëindiging van een eerdere dienstbetrekking een andere dienstbetrekking is aangegaan, wordt, bij beëindiging van deze nieuwe dienstbetrekking binnen 36 maanden na die eerdere beëindiging, niet lager vastgesteld dan op het WW-dagloon dat gold of zou hebben gegolden vanwege die eerdere dienstbetrekking. Het dagloon wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de nieuwe dienstbetrekking in de plaats is gekomen van de eerdere dienstbetrekking.

  • 2 De in het eerste lid genoemde termijn van 12 maanden wordt verlengd met in deze periode gelegen perioden van arbeidsongeschiktheid.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het vast te stellen WW-dagloon vanwege alle doch binnen de termijn van 36 maanden na de dag van beëindiging van de in het eerste lid bedoelde eerdere dienstbetrekking aangegane en beëindigde nieuwe dienstbetrekkingen.

  • 4 Indien de werknemer op de dag van het beëindigen van de eerste dienstbetrekking de leeftijd van 55 jaar had bereikt is het eerste lid van toepassing op het vast te stellen WW-dagloon vanwege alle aangegane en beëindigde nieuwe dienstbetrekkingen.

  • 5 Het eerste lid is niet van toepassing op het vaststellen van het WW-dagloon indien de eerste dienstbetrekking is beëindigd:

    • a. als gevolg van verwijtbare werkloosheid van de werknemer;

    • b. als gevolg van het bereiken van de leeftijd waarop het uit deze dienstbetrekking voortvloeiende ouderdomspensioen aanvangt.

Artikel 18. Dagloonbepaling ten aanzien van ambulante musici en artiesten

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Bij de vaststelling van het WW-dagloon van de werknemer die in het refertejaar, anders dan in een vaste dienstbetrekking, uitsluitend of vrijwel uitsluitend op basis van losse optredens als musicus of artiest werkzaam is geweest, wordt, bij de toepassing van artikel 3, eerste lid, voorzover het betreft het loon dat met die optredens is verworven, rekening gehouden met 100/70 van dat loon.

  • 2 Indien het eerste lid van toepassing is, is artikel 6 niet van toepassing.

§ 7. Het vaststellen van het WIA-dagloon in specifieke situaties

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 19. Het WIA-dagloon bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Het WIA-dagloon van de werknemer, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Wet WIA, bedraagt ten hoogste het maatmaninkomen, dat op grond van artikel 46, derde lid, wordt vastgesteld vermenigvuldigd met het aantal uren van de urenomvang, bedoeld in artikel 9, onderdeel b, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, gedeeld door vijf.

Artikel 20. Het WIA-dagloon bij toepassing van artikel 48 en artikel 55 van de Wet WIA

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

In de gevallen waarin de artikelen 48, eerste lid, onderdelen b en c, en 55, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet WIA van toepassing zijn, wordt het WIA-dagloon niet lager vastgesteld dan het dagloon dat op grond van de Wet WIA in aanmerking zou zijn genomen als de uitkering zou zijn ingetreden op de in artikel 47, tweede lid, en 54, tweede lid van de Wet WIA bedoelde dag, zoals dat dagloon vanaf die dag tot aan de datum van het recht op uitkering op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet WIA zou zijn herzien, indien het recht op uitkering op grond van de Wet WIA op die dag zou zijn ontstaan.

§ 8. Algemene bepaling in verband met het herzien van het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 21. Herziening van het dagloon indien de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering jonger is dan 23 jaar

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 1 Indien de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering op grond van de ZW, de Wet WIA, de WAO, de Wet arbeid en zorg of de WW jonger is dan 23 jaar en het op grond van paragraaf 1 tot en met 6 berekende dagloon bij verjaring minder bedraagt dan het minimumloon, dat behoort bij de leeftijd van de werknemer bij zijn verjaring, vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML, wordt dat dagloon bij zijn verjaring verhoogd door het te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller wordt gevormd door het minimumjeugdloonpercentage dat verbonden is aan de leeftijd van de werknemer of door 100 indien de werknemer de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, en de noemer door het minimumjeugdloonpercentage dat verbonden is aan de leeftijd van de werknemer op de laatste dag voor zijn verjaring.

  • 2 Het verhoogde dagloon bedraagt niet meer dan het minimumloon, dat behoort bij de leeftijd van de werknemer na verjaring, vermeerderd met de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de WML.

§ 9. Algemene bepaling in verband met maximering van het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 22. Maximering van het dagloon

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 2 Indien een werknemer gelijktijdig aanspraak heeft op meerdere uitkeringen op grond van de ZW, de WW, de Wet arbeid en zorg, de WAO of de Wet WIA en de som van de uitkeringen op grond van die wetten meer bedraagt dan 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, worden de aan die uitkeringen ten grondslag liggende daglonen zodanig evenredig verminderd dat de som het in het eerste lid bedoelde bedrag niet langer overschrijdt.

  • 3 Indien van een uitkering als bedoeld in het tweede lid het uitkeringspercentage hoger is dan 70 % wordt 70% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:

    ((A – 70) / 100) x B

    waarbij:

    A staat voor het hogere uitkeringspercentage;

    B staat voor het dagloon van de uitkering, waarvoor het uitkeringspercentage A geldt.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Artikel 23. Wijziging in het loon door fiscale regelgeving

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Indien aan een wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 of een daarop gebaseerde regeling terugwerkende kracht is verleend, wordt bij de vaststelling van het dagloon met betrekking tot een recht op uitkering dat is ontstaan voor de datum van de inwerkingtreding van die wijziging, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onder loon verstaan het loon dat op grond van hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wet financiering sociale verzekeringen zou hebben gegolden zonder die wijziging.

Artikel 24. Overgangsbepaling

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

  • 2 Indien de werknemer in de aangiftetijdvakken in refertejaren gelegen vóór 1 januari 2007 loon heeft genoten, waarin bedragen aan vakantiebijslag en van extra periodiek salaris zijn opgenomen, blijft artikel 3, eerste lid, voor de dagloonberekening buiten aanmerking en wordt het dagloon berekend door het loon, dat de werknemer heeft genoten in het refertejaar te delen door 261.

Artikel 25. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 december 2005.

Artikel 26. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-06-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 oktober 2005

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,

A. J.de Geus

Uitgegeven de derde november 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner