Inkomstenbelasting, diverse tegemoetkomingen naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007.]
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012.
Geldend van 28-10-2005 t/m 12-02-2007

Inkomstenbelasting, diverse tegemoetkomingen naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

In het verleden is een aantal besluiten uitgebracht in verband met uitkeringen als gevolg van bijzondere gebeurtenissen zoals oorlogen, rampen en ongelukken. In dit besluit zijn die besluiten samengevoegd, Hierbij zijn uitsluitend de onderdelen opgenomen die thans nog van belang zijn.

2. Fiscale kwalificatie uitkeringen vervolgingsslachtoffers (voorheen het Besluit van 30 mei 2002, nr. DGB2002/2441M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

2.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

In het Besluit van 30 mei 2002, nr. DGB2002/2441M zijn de fiscale gevolgen geschetst voor betrokkenen bij uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers. De volgende stichtingen houden zich thans nog bezig met het beheren en verdelen van gelden, die door de overheid en door private partijen ter beschikking zijn gesteld, als erkenning van achteraf geconstateerde tekortkomingen bij het naoorlogse rechtsherstel en de naoorlogse opvang. De niet meer genoemde stichtingen hebben gemeld dat zij geen uitkeringen meer verstrekken.

  • Stichting Het Gebaar, opgericht op 19 november 2001, gevestigd te Den Haag;

  • Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma, opgericht op 3 november 2000, gevestigd te Tilburg;

  • Stichting Joods Humanitair Fonds, opgericht op 31 januari 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Bankaanspraken Sjoa, opgericht op 11 maart 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Effectenaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage.

2.2. Fiscale gevolgen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Voor uitkeringen aan en van de genoemde stichtingen zijn de volgende fiscale gevolgen van toepassing.

Geen schenkingsrecht is verschuldigd over de gelden die door de overheid en de private instellingen aan de stichtingen worden verstrekt en over de betalingen die de stichtingen doen aan de rechthebbenden.

De betalingen door de stichtingen aan de gerechtigden vormen geen inkomen in de zin van de Wet IB 2001.

Uit de reglementen die de verschillende stichtingen hanteren bij de verdeling van gelden aan collectieve doelen, maak ik op dat het in beginsel niet mogelijk is dat uitkeringen plaatsvinden aan vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Een vrijstelling voor betalingen aan collectieve doelen is daarom niet nodig.

Ter voorkoming van misverstanden merk ik op dat, nadat de betaling eenmaal aan de gerechtigde is toegekend, deze deel uitmaakt van diens vermogen. Opbrengsten daarvan worden op de normale wijze in de inkomstenbelasting betrokken. Bij vererving of schenking van (gedeelten van) dat vermogen vindt op reguliere wijze heffing van successie-, respectievelijk schenkingsrecht plaats.

3. Fiscale kwalificatie van schadeloosstellingen uit Duitse en Oostenrijkse compensatiefondsen aan slachtoffers van het nationaal-socialistische bewind (voorheen het Besluit van 26 juli 2002, nr. DGB2002/4037M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

3.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

In het jaar 2000 hebben de Duitse en de Oostenrijkse overheid met het bedrijfsleven van die landen elk een compensatiefonds ingesteld voor eenmalige schadeloosstellingen aan slachtoffers van het nationaal-socialistische bewind. Ter erkenning van het ondergane leed worden uit deze fondsen uitkeringen gedaan aan voormalige dwangarbeiders uit de Tweede Wereldoorlog. De maximale vergoedingen uit deze fondsen ontlopen elkaar niet veel. Afhankelijk van de omstandigheden waaronder de dwangarbeid werd verricht ontvangen de voormalige dwangarbeiders een eenmalige uitkering van maximaal ongeveer € 7.700.

Tot dezelfde hoogte voorziet het Duitse compensatiefonds ook in eenmalige uitkeringen aan andere slachtoffers die ernstige lichamelijke of geestelijke schade hebben geleden door toedoen van het nationaal-socialistische bewind. In Oostenrijk bestaat sinds 1995 een fonds dat voorziet in eenmalige uitkeringen aan slachtoffers van de vervolging door het nazi-regime in dat land.

Vooruitlopend op de instelling van de bovengenoemde compensatiefondsen hebben twee Duitse bedrijven rechtstreeks vergoedingen toegekend aan personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in die bedrijven dwangarbeid hebben verricht. Ter vergoeding van de immateriële schade hebben deze bedrijven op humanitaire gronden een eenmalige uitkering van maximaal ongeveer € 5.100 uitbetaald aan de voormalige dwangarbeiders.

3.2. Van belang zijnde fondsen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Dit besluit heeft betrekking op:

  • het Duitse fonds ‘Herinnering, Verantwoordelijkheid en Toekomst’. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) te Genève belast met de uitvoering van de schadeloosstellingen aan voormalige dwangarbeiders die niet uit Oost-Europese landen afkomstig zijn. De IOM is een intergouvernementele organisatie met vestigingen over de hele wereld, waaronder Nederland. Voor de afwikkeling van de aanvragen van de Nederlandse voormalig dwangarbeiders heeft de IOM het ‘Project Duitse Compensatie Dwangarbeid’ te Apeldoorn in het leven geroepen;

  • het Oostenrijkse fonds ‘Verzoening, Vrede en Samenwerking’. Om de aanvragen in Nederland in goede banen te leiden is het ‘Project Oostenrijkse Compensatie Dwangarbeid’ te Apeldoorn in het leven geroepen dat voor de Nederlandse betrokkenen en uitkeringsgerechtigden als eerste aanspreekpunt fungeert;

  • het ‘Nationale Fonds van de Republiek Oostenrijk voor Slachtoffers van het Nationaal-socialisme’;

  • het ‘Volkswagen AG – Humanitair Fonds’;

  • het ‘Siemens Humanitair Hulp Fonds’.

3.3. Fiscale gevolgen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

De bovengenoemde fondsen zijn niet in Nederland gevestigd, zodat mede om die reden geen schenkingsrecht verschuldigd is over de betaling aan de rechthebbenden. De betalingen door de fondsen aan de gerechtigden vormen geen inkomen in de zin van de Wet IB 2001. Nadat de betaling aan de gerechtigde is toegekend, maakt deze deel uit van diens vermogen. Opbrengsten daarvan worden op normale wijze in de inkomstenbelasting betrokken. Bij vererving of schenking van (gedeelten van) dat vermogen vindt op reguliere wijze heffing plaats van successie- respectievelijk schenkingsrecht.

4. Eenmalige financiële compensatieregelingen voor militairen (voorheen het Besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

In de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst (Stb. 1992, 367) is een regeling getroffen voor bepaalde groepen militairen die ten minste vijf jaar onder de wapenen zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Minister van Defensie een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste € 3.403,35.

In de Uitkeringswet tegemoetkoming twee- tot vijfjarige diensttijd veteranen (Stb. 1997, 728) is een regeling opgenomen inzake een tegemoetkoming in de vorm van een eenmalige uitkering door het Rijk aan militairen die meer dan twee doch minder dan vijf jaar als dienst- of reserveplichtige, als oorlogsvrijwilliger dan wel als schutterplichtige bij de krijgsmacht van het Koninkrijk hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan een eenmalige netto-uitkering worden verleend tot een bedrag van ten hoogste € 453,78.

De over de bovenstaande netto-uitkeringen verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen in de vorm van een lumpsumheffing voor rekening van het Rijk.

In de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen (Stb. 1998, 182) is een regeling opgenomen inzake een eenmalige financiële compensatie voor beroepsmilitairen die ten minste vijf maar minder dan vijftien jaren bij het voormalige KNIL in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste € 3.403,35. De over deze netto-uitkering verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen voor rekening van de Stichting.

In verband met het vorenstaande dient een op grond van de hiervoor genoemde regelingen ontvangen uitkering buiten het belastbare inkomen uit werk en woning te worden gelaten en komen geen inhoudingen voor verrekening in aanmerking.

5. Financiële tegemoetkoming aan asbestslachtoffers (voorheen het Besluit van 5 december 2001, nr. CPP2001/2145M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

5.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Met ingang van 26 januari 2000 zijn twee financiële maatregelen ingegaan ten behoeve van asbestslachtoffers. Op basis van deze maatregelen kunnen werknemers die door langdurige blootstelling aan asbest lijden aan ernstige ziekten (zoals maligne mesothelioom), aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming in de schade. In een aantal situaties kunnen ook de nabestaanden van asbestslachtoffers aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming. Hieronder worden de fiscale gevolgen van die tegemoetkomingen beschreven.

In onderdeel 5.2 wordt eerst een korte algemene toelichting gegeven op de bedoelde maatregelen voor asbestslachtoffers. In onderdeel 5.3 komen de gevolgen voor het schenkings- en successierecht aan de orde. Onderdeel 5.4 gaat in op de gevolgen voor de loon- en inkomstenbelasting.

5.2. Toelichting financiële maatregelen asbestslachtoffers

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

5.2.1. Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers getroffen (hierna te noemen: de regeling). De regeling voorziet in een eenmalige uitkering van € 15.882,31. De uitkering strekt tot tegemoetkoming in immateriële schade en is bestemd voor hen die langs burgerrechtelijke weg geen schadevergoeding kunnen krijgen omdat een aansprakelijke werkgever ontbreekt. Deze is onvindbaar of failliet of niet meer aansprakelijk te stellen omdat de verjaringstermijn verstreken was voordat het slachtoffer bekend kon zijn met de schade.

De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank en is in werking getreden met ingang van 26 januari 2000.

5.2.2. Instituut Asbestslachtoffers

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

De bij de asbestproblematiek betrokken instellingen en organisaties hebben een convenant gesloten ter oprichting van het Instituut Asbestslachtoffers (hierna te noemen: het instituut). Ter voorkoming van langdurige juridische procedures kunnen werknemers met een verhaalbare vordering gebruik maken van de bemiddeling van het instituut. Het instituut bemiddelt tussen asbestslachtoffers en hun werkgevers/verzekeraars op basis van een volmacht, gericht op het treffen van een schikking. Bij gegrondheid van de claim bedraagt de eenmalige uitkering voor immateriële schade € 40.840,22. Voor materiële schade wordt uitgegaan van een forfaitair bedrag van € 4.537,80. De door bemiddeling van het instituut uit te keren bedragen zijn vanaf 1 januari 2000 geïndexeerd.

Het Instituut Asbestslachtoffers is operationeel geworden op 26 januari 2000.

5.3. Schenkings- en successierecht

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Over de hiervoor genoemde bedragen is geen schenkingsrecht verschuldigd. Over de eenmalige uitkering aan de nabestaande(n) van het asbestslachtoffer is evenmin successierecht verschuldigd. Een andere situatie doet zich voor als de uitkering ten tijde van het overlijden al toegekend was. De uitkering heeft dan deel uitgemaakt van het vermogen van de overledene, waardoor ze wordt betrokken in het successierecht dat over de nalatenschap kan zijn verschuldigd.

5.4. Loon- en inkomstenbelasting

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

5.4.1. Tegemoetkoming in immateriële schade

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

De in de onderdelen 5.2.1 en 5.2.2 genoemde uitkeringen van € 15.882,31 en € 40.840,22 worden toegekend aan werknemers, die bij de uitoefening van hun werkzaamheden langdurig aan asbest zijn blootgesteld en bij wie maligne mesothelioom is vastgesteld. Deze uitkeringen zijn geheel toe te rekenen aan de geleden immateriële schade en vinden naar mijn oordeel niet zozeer hun grond in de dienstbetrekking dat zij als loon uit dienstbetrekking zijn aan te merken. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, zoals bepaalde afspraken in de arbeidsovereenkomst. Ook overigens behoort de eenmalige uitkering niet tot het inkomen uit werk en woning.

5.4.2. Tegemoetkoming in materiële schade

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

De in onderdeel 5.2.1 genoemde Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers voorziet niet in een vergoeding van materiële schade.

In de in onderdeel 5.2.2 beschreven situaties wordt bij bemiddeling van het Instituut Asbestslachtoffers wel een vergoeding voor materiële schade uitgekeerd. Werknemers met een verhaalbare vordering ontvangen voor materiële schade in beginsel een vast bedrag van € 4.537,80. Blijkens het convenant tot oprichting van het Instituut Asbestslachtoffers gaat het daarbij voor de helft om een tegemoetkoming in de kosten die een derde ten behoeve van het slachtoffer heeft gemaakt (artikel 6:107 BW). De andere helft ziet op de begrafeniskosten en op de schade die bepaalde personen lijden in de situatie dat de overledene bijdroeg aan hun levensonderhoud (artikel 6:108 BW). Alle omstandigheden in aanmerking genomen keur ik mede uit praktische overwegingen voor zoveel nodig goed dat deze forfaitaire vergoedingen niet van invloed zijn op de bestaande aftrekmogelijkheden in de sfeer van de persoonsgebonden aftrekposten. Deze goedkeuring geldt niet als een hogere vergoeding wordt betaald dan het genoemde bedrag, bijvoorbeeld in de situatie dat de belanghebbende jegens het instituut hogere kosten aannemelijk heeft gemaakt.

6. Maatregelen in verband met de explosie in Enschede (voorheen het Besluit van 30 mei 2002, nr. DGB2002/2811M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

6.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

In het Besluit van 13 mei 2002, nr. DGB2002/2811M is een aantal maatregelen van fiscaal-technische aard getroffen, in verband met de explosie in Enschede op 13 mei 2000. Deze maatregelen zijn bedoeld voor belastingplichtigen die door of als gevolg van de explosie schade hebben ondervonden. Hierna zijn uit dat besluit alleen nog de maatregelen overgenomen die thans nog van belang zijn.

6.2. Administratieve verplichtingen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Op grond van wettelijke bepalingen is hij die gehouden is desgevorderd boeken en andere bescheiden betreffende zijn bedrijf of zelfstandig uitgeoefend beroep ter inzage te verstrekken, verplicht deze gedurende een bepaalde periode te bewaren. De wet gaat daarbij uit van het zgn. bezitsvermoeden hetgeen betekent dat hij van wie inzage van boeken en andere bescheiden is gevorderd, geacht wordt deze in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt. Om gedupeerden van de explosie te behoeden voor het toepassen van de in de wet voorziene sanctie op het niet of niet volledig (kunnen) nakomen van deze verplichting, zal in voorkomend geval een soepel standpunt worden ingenomen.

6.3. Enkele IB/Vpb-aspecten

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

6.3.1. Eigen woningen

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Het huurwaardeforfait (jaar 2000) en het eigenwoningforfait (vanaf 2001) wordt vanaf de datum van de vuurwerkramp tot de oplevering van de herstelde eigen woning, op nihil gesteld.

6.3.2. Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Een aantal weduwen en (half)wezen heeft een aanspraak op uitkeringen ingevolge de Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede. De fondsen waar deze aanspraken op zijn gebaseerd zijn afkomstig van het Nationaal Rampenfonds. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval keur ik goed dat deze aanspraken niet in aanmerking worden genomen als bezitting in de zin van artikel 5.3 van de Wet IB 2001 (box-3-bezitting). De uitkeringen op grond van deze aanspraken hebben de vorm van voorschotten op basis van een zogenoemde clausule B als bedoeld in het besluit van 8 december 2000, CPP2000/2845M. Binnen de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn dergelijke uitkeringen niet aan te merken als belastbare periodieke uitkeringen in de zin van artikel 3.100, eerste lid.

7. Uitkeringen nieuwjaarsbrand Volendam (voorheen het Besluit van 11 februari 2003, nr. DGB 2003/180M)

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

7.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Op voorstel van de Commissie Financiële Afwikkeling Nieuwjaarsbrand Volendam is een tweetal regelingen vastgesteld ter tegemoetkoming in de materiële schade van de slachtoffers van de nieuwjaarsbrand in Volendam.

Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van de regelingen en de daaraan te verbinden fiscale gevolgen.

7.2. Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Op grond van deze regeling wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt in medische kosten en in kosten voor het dagelijks leven die voortvloeien uit lichamelijk of psychisch letsel. Het letsel moet door de ramp zijn veroorzaakt en de kosten dienen op medische indicatie te zijn gemaakt. De regeling geldt alleen voor kosten die niet via een andere regeling voor tegemoetkoming in aanmerking (kunnen) komen.

De regeling is bedoeld voor slachtoffers die nog in leven zijn en hun naasten en voor naasten van overleden slachtoffers en betreft kosten die tussen 1 januari 2002 en 1 januari 2007 zijn of worden gemaakt. De uitkering vindt plaats op basis van door de slachtoffers werkelijk gemaakte kosten.

De uitkeringen op grond van deze regeling zijn voor de inkomstenbelasting niet belastbaar in box 1. Voor zover de kosten waarop de vergoeding betrekking heeft kwalificeren als buitengewone uitgaven, staat de vergoeding in zoverre aan aftrek in de weg (geen drukkende kosten voor zover recht bestaat op vergoeding).

7.3. Regeling tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Op grond van deze regeling kunnen slachtoffers met blijvend lichamelijk en/of psychisch letsel een uitkering ineens krijgen. De uitkering is bedoeld om de draad van het leven weer op te pakken en hun toekomst zelf vorm te geven. De hoogte van de uitkering is alleen afhankelijk van de mate van functionele invaliditeit van het slachtoffer en kan maximaal € 150.000 bedragen. De uitkering is niet gerelateerd aan een bron van inkomen.

De eenmalige uitkering is voor de inkomstenbelasting niet belastbaar in box 1. De uitkering behoort wel tot het vermogen in box 3, voor zover op de peildatum nog aanwezig.

8. Inwerkingtreding en intrekking besluiten

[Regeling vervallen per 23-02-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-02-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit.

De volgende besluiten zijn met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken:

  • het besluit van 19 november 2001, nr. CPP2001/2137M;

  • het besluit van 5 december 2001, nr. CPP2001/2145M;

  • het besluit van 30 mei 2002, nr. DGB2002/2441M;

  • het besluit van 30 mei 2002, nr. DGB2002/2811M;

  • het besluit van 26 juli 2002, nr. DGB2002/4037M;

  • het besluit van 11 februari 2003, nr. DGB2003/180M.