(September 2004 (aanvulling artikel 12 d.d. 10 augustus 2004)
zijn, omtrent de regeling inzake financiële beloningen (tipgelden), overeengekomen
dat zij zich overeenkomstig dit Convenant zullen gedragen.
Artikel 1 begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
In dit convenant wordt verstaan onder:
Verzekeraar: een bij het Verbond van Verzekeraars aangesloten verzekeringsmaatschappij.
Bureau Justitiële Zaken: het Bureau bij het Verbond van Verzekeraars met als doelstelling
belangenbehartiging op verzoek van verzekeraars en van politie/justitie in actuele
zaken van verzekeringsfraude en criminaliteitsbeheersing. Het Bureau geeft invulling
aan het Fraudeloket Verzekeringsbedrijf.
Fraudecoördinator: Medewerker van een verzekeraar, belast met de interne werking en
toepassing van het Fraudeprotocol Verzekeringsbedrijf van het Verbond van Verzekeraars.
Onderzoeksbureau: een particulier bureau met vergunning op grond van de Wet Particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, dat niet tot het concern van de verzekeraar
behoort en dat in opdracht van de verzekeraar de schadetoedracht onderzoekt dan wel
de hoogte van de schade vaststelt.
NCIE: Nationale Criminele Inlichtingen Eenheid (onderdeel van politie)
CIE: Criminele Inlichtingen Eenheid van een betrokken opsporingsinstantie (onderdeel
van politie)
Tipgever: Voor de toepassing van dit convenant: de burger die informatie verstrekt
over een strafbaar feit, waarbij de verzekeraar een financieel belang heeft.
Tipgeld: Voor de toepassing van dit convenant: de financiële beloning voor de tipgever
betaald door de verzekeraar(s) via de CIE.
Betalingsgarantie: een op grond van artikel 6:198 e.v. of artikel 7:850 e.v. Burgerlijk Wetboek gegeven garantie tot betaling die in beginsel wordt afgegeven door Bureau Justitiële
Zaken van het Verbond van Verzekeraars.
Beloningsadvertentie: de advertentie zoals wordt bedoeld in artikel 9 van dit convenant.
Regeling Bijzondere Opsporingsgelden: de beleidsregels neergelegd in de vigerende
circulaire van de Minister van Justitie.
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
De regels die gelden voor het betalen voor inlichtingen ten behoeve van criminaliteitsbestrijding
zijn reeds in 1986 vastgelegd in de toenmalige Regeling tip-, toon- en verkoopgelden.
Deze regeling onderscheidde de tipgelden die werden betaald door politie en justitie,
verzekeraars, banken en andere derden. Ook werd onderscheid gemaakt tussen voorkoopgelden,
toongelden en onkostenvergoedingen/werkgelden. In 1991 is er bij deze Regeling een
Gedragscode opgesteld die van toepassing is indien verzekeraars, Stichting CIS en/of
expertisebureaus tipgelden beschikbaar stellen. In deze Gedragscode is vastgelegd
dat bij het beschikbaar stellen van tipgelden moet worden gehandeld conform de Regeling
tip-, toon- en voorkoopgelden.
De oude Regeling tip-, toon- en voorkoopgelden is inmiddels door het Ministerie van
Justitie herzien in de Regeling Bijzondere Opsporingsgelden (RBO). Belangrijke ontwikkelingen
als de veranderende opsporingspraktijk, de veranderingen in de politie-organisatie
en de uitkomsten van de parlementaire enquête inzake het gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden
(Commissie van Traa), gaven hier aanleiding toe. Inmiddels is het hoog tijd om ook
de geldende Gedragscode van 1991 aan te passen. De uitwerking hiervan is vastgelegd
in het onderhavige Convenant. De rol van de Stichting CIS onder de gedragscode van
1991 is inmiddels overgenomen door het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van
Verzekeraars.
Doel van dit convenant is het regelen van die situaties waarin met behulp van door
verzekeraars te betalen informatie kan worden bijgedragen aan criminaliteitsbestrijding
en wel zodanig dat de belangen van de politie, het Openbaar Ministerie en van de verzekeraars
worden gediend in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheden, zonder
dat daarbij de tipgevende burger en de dader in één persoon verenigd zijn. Het convenant
sluit aan bij de regels die partijen hanteren en schept de voorwaarden voor een integere
en uniforme werkwijze ten aanzien van het werken met betaalde informatie.
Het betalen voor informatie bij de opsporing in het algemeen van strafbare feiten
is in toenemende mate te zien als een werkwijze die bij het opsporingswerk moeilijk
kan worden gemist. Bij het ophelderen van een misdrijf en het opsporen van door misdrijf
verdwenen goederen is de rol van betaalde informatie vaak doorslaggevend. Het is niet
bezwaarlijk dat de politie op dergelijke aanbiedingen ingaat, mits daarbij niet alleen
de goederen worden teruggevonden, maar óók de daders worden aangehouden. De politie
zal zich wel vooraf dienen te overtuigen van de betrouwbaarheid van de burger en er
is een aantal stringente voorwaarden waaraan voldaan moet zijn vóórdat tipgeld daadwerkelijk
betaald mag worden.
Partijen beogen de uit te betalen tipgelden in de hand te houden. Belangrijk verschil
tussen het onderhavige convenant en de gedragscode van 1991 is gelegen in de manier
waarop de hoogte van het tipgeld wordt vastgesteld. De gedragscode van 1991 bepaalde
dat ‘het tipgeld in beginsel maximaal 10% van de dagwaarde van de verzekerde goederen
in de toestand waarin zij ter beschikking van de rechthebbenden zijn gesteld bedraagt’.
Deze 10% was een eigen leven gaan leiden en het leek van plafondwaarde in de praktijk
soms te zijn verworden tot uniform tarief. In het onderhavige convenant wordt daarom
in verband met de hoogte van de tipgelden verwezen naar de centrale registraties van
tipgelden van de NCIE en van het Bureau Justitiële Zaken.
Artikel 1 (begripsbepaling)
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Verzekeraar: Door de definiëring van verzekeraars in deze gedragscode zijn alle verzekeraars
die lid zijn van het Verbond van Verzekeraars gehouden dit convenant na te leven.
Het Verbond van Verzekeraars heeft bijna alle in Nederland werkende verzekeringsmaatschappijen
– zowel die met een zetel in Nederland als die met een zetel in een andere lidstaat
van de Europese Unie – als lid. De ‘dekkingsgraad’ is ongeveer 95%.
Daarnaast zijn er verzekeringsmaatschappijen wier goederen door Nederland heen stromen,
maar die hier te lande geheel geen vestiging, of alleen een wettelijk vertegenwoordiger
ex artikel 45 van de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf hebben. Bureau Justitiële Zaken zal bemiddelen bij de betaling van tipgelden door
buitenlandse verzekeraars of verzekeraars die geen lid zijn van het Verbond van Verzekeraars,
conform artikel 7 lid 3 van dit Convenant.
Tipgever: Voor de toepassing van het Convenant Tipgelden: de burger die informatie
verstrekt over een strafbaar feit, waarbij de verzekeraar een financieel belang heeft.
De Regeling Bijzondere Opsporingsbevoegdheden die voor de politie van toepassing is,
maakt onder andere onderscheid tussen de begripsbepalingen ‘informant’ en ‘tipgever’.
Verzekeraars onderhouden – in tegenstelling tot de politie – geen contacten met informanten,
hetgeen de reden was om in dit convenant te kiezen voor de term ‘tipgever’. Voor de
definitie van ‘tipgever’ in de zin van het onderhavige convenant is niet bepalend
of deze reageert op een beloningsadvertentie, maar bepalend is dat hij/zij informatie
heeft over een strafbaar feit waarbij de verzekeraar een financieel belang heeft.
Artikel 2 verplichtingen van partijen
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Dit artikel is het fundament van dit convenant en geeft de basis voor de inspanningsverplichting
van de betrokken partijen. De uitvoering van dit convenant vraagt om alertheid, een
consequente werkwijze en voorlichting in de eigen organisatie. Van de partijen wordt
verwacht dat zij hieraan de juiste invulling geven. Er kan sprake zijn van conflicterende
belangen en van dilemma’s, bijvoorbeeld een opsporingsbelang van het Openbaar Ministerie
versus een financieel belang van een verzekeraar.
Van verzekeraars wordt verwacht dat zij accepteren dat door de CIE niet gewerkt kan
worden met een bepaalde tipgever. Van het Openbaar Ministerie wordt verwacht ervoor
zorg te dragen dat de CIE voldoende investeert in het opsporen en veiligstellen van
gestolen goederen. In de praktijk zullen partijen nog vele varianten van tegenstellingen
en dilemma’s tegenkomen, maar met de ondertekening van het convenant is de bereidverklaring
om tot optimale samenwerking te komen en de wil tot integere criminaliteitsbestrijding
en een efficiënte werkwijze zeker gesteld.
Artikel 3 reikwijdte
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Indien de burger informatie heeft over zowel de verdachte als de door misdrijf verdwenen
goederen, dan wordt de burger als tipgever aangemerkt en dan kan het tipgeld worden
uitbetaald conform het Convenant.
Indien de burger alleen informatie heeft die niet leidt tot het aanhouden van de verdachte,
zal deze op aangeven van de CIE door de verzekeraars als vinder worden behandeld conform
artikel 5:5 van het Burgerlijk Wetboek. Terwijl de identiteit van de tipgever wordt afgeschermd, kan de vinder nooit anoniem
zijn. Anders zou de vinder zijn recht ex artikel 5:5 BW niet geldend kunnen maken voor de rechter. Het Verbond van Verzekeraars zal voor
de leden een advies opstellen inzake de omgang met de vinder en de rol van Bureau
Justitiële Zaken in dit kader.
Het begrip goederen is, als algemeen begrip, de overkoepelende aanduiding voor zowel
zaken als vermogensrechten. Het tipgeld kan derhalve óók worden betaald indien blijkt
dat de verzekeringnemer zelf betrokken is bij de brandstichting en de verzekeraar
daarom geen uitkering doet.
Artikel 4 afstemming tussen politie en de fraudecoördinator van de verzekeraar inzake
de omgang met de tipgever
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Indien een verzekeraar, bijvoorbeeld via een beloningsadvertentie, rechtstreeks in
contact komt met een burger die anoniem wil blijven en informatie wil verstrekken
(tipgever), dan dient de verzekeraar zo snel mogelijk nadat bekend is om welke goederen
het gaat de burger via de fraudecoördinator door te verwijzen naar het hoofd van de
CIE van de regio waar het misdrijf heeft plaatsgevonden of van de regio waar de burger
woont. Of de goederen verzekerd zijn of niet maakt geen verschil. Indien het de verzekeraar
onduidelijk is welke afdeling van politie de meest toepasselijke is om de burger naar
te verwijzen, kan Bureau Justitiële Zaken worden geraadpleegd.
De fraudecoördinator is bij de verzekeraar het centrale aanspreekpunt als het gaat
om tipgeldzaken. De CIE die in een tipgeldzaak de verzekeraar wil benaderen, zal contact
opnemen met de fraudecoördinator van de verzekeraar. Is de naam van de verzekeraar
niet bekend, dan neemt de CIE contact op met Bureau Justitiële Zaken van het Verbond
van Verzekeraars.
De mogelijkheid dat de burger dubbel spel speelt en als schakel fungeert tussen dief
of heler enerzijds en de benadeelde anderzijds, of zelfs de dief is, moet, vooral
wanneer het om verzekerde goederen gaat, niet worden uitgesloten. Wanneer de burger
daarentegen te goeder trouw is, zal hij met een zekere gevaarzetting voor eigen veiligheid
informatie verstrekken die hij uit het criminele milieu heeft verkregen. Het werken
met burgers vraagt dan ook een uitermate zorgvuldig optreden van de zijde van politie
en verzekeraars. In geval de burger geen contact op wil nemen met de CIE, zal de verzekeraar
geen tipgeldregeling treffen.
Het zogenaamde ‘runnen’ van tipgevers is een exclusieve bevoegdheid van daartoe aangewezen
(politie)ambtenaren van de CIE. Onder ‘runnen’ wordt verstaan: het contact met en
het begeleiden van burgers die, onder waarborging van anonimiteit, – anders dan een
getuige en/of verdachte en al dan niet gevraagd –, aan een opsporingsambtenaar inlichtingen
vertrekken over gepleegde of nog te plegen criminele feiten.
Verzekeraars doen dat dus niet en wel om de volgende redenen: zowel de daartoe aangewezen
(politie)ambtenaren als de tipgevers kunnen aan onaanvaardbare risico’s worden blootgesteld
en de succesvolle afloop van een opsporingsonderzoek kan in gevaar komen indien niet
op juiste wijze met de tipgever of diens informatie is omgegaan. Alleen de aangewezen
(politie)ambtenaar heeft de gevraagde deskundigheid en is op de hoogte van de vereiste
procedures om deze risico’s te kunnen inschatten en hiermee zo goed mogelijk om te
gaan.
Het kan voorkomen, dat niet met de burger kan worden samengewerkt. Dit oordeel zal
doorgaans gebaseerd zijn op de betrouwbaarheid van de burger of diens rol in de onderhavige
zaak (b.v. als getuige of als verdachte). De politie kan beschikken over informatie
om een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van een burger. De betrokken verzekeraar
zal de zienswijze van de politie onderschrijven (zie artikel 2 van het convenant).
Artikel 5 hoogte van tipgelden
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
De NCIE en het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond houden ieder afzonderlijk een
register bij van uitbetaalde tipgelden door politie/Justitie respectievelijk verzekeraars.
Het register stelt de verzekeraar in staat zich te vergewissen van betaalde bedragen
in vergelijkbare gevallen. Verzekeraars en politie/Justitie kunnen met elkaar overleggen
m.b.t. de benodigde gegevens en de criteria voor het bepalen van de hoogte van de
tipgelden.
De dagwaarde of marktwaarde van de geretourneerde door misdrijf verdwenen goederen
speelt onder meer een rol bij de overweging van de verzekeraar ten aanzien van de
maximale hoogte van het bedrag dat hij ter beschikking zou willen stellen. Het spreekt
immers vanzelf dat de verzekeraar of eigenaar niet meer zal willen uitgeven aan het
terugverkrijgen van een goed dan de waarde die het op het moment van terugkeer in
zijn beschikkingsmacht nog heeft.
Bij groepagegoederen bevinden zich in één vrachtwagen, container, etc. goederen van
meer dan één eigenaar/verzekeraar. Als de vrachtwagen gestolen wordt is er soms het
probleem dat slechts van een deel van de goederen de eigenaren/verzekeraars bekend
zijn. Bovendien is vaak de waarde onbekend en is sprake van een groot scala van artikelen.
Als de ‘tip’ ook leidt tot het terugvinden van andere goederen uit hetzelfde voertuig
als waarvoor getipt was, dan willen tipgevers wel de vraag opwerpen of de waarde van
die goederen moet meetellen voor de hoogte van het tipgeld. De bestaande beleidslijn
daarop is dat de tipgever alleen tipgeld kan krijgen op de goederen waarop hij voldoende
concreet tipt. De vraag hoe de verzekeraar de financiering van het aan de politie
uit te betalen tipgeld regelt met de ‘meeliftende’ verzekeraars waarvan de goederen
bij toeval ook zijn teruggevonden, is een zaak tussen verzekeraars.
Artikel 6 afscherming identiteit
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Tipgever en verzekeraar worden door de CIE wederzijds van elkaar afgeschermd. Met
deze afspraak wordt recht gedaan aan het beginsel van waarborgen van anonimiteit aan
tipgevers. Het kan voorkomen dat een tipgever zich met naam en toenaam meldt bij een
verzekeraar maar toch anoniem wil blijven tegenover de daders van het misdrijf waarover
wordt getipt. Het is dan van groot belang de identiteit af te schermen en de personalia
van de tipgever alleen te geven aan de aangewezen functionaris van de CIE van een
betrokken opsporingsinstantie.
De anonimiteit van de identiteit van een tipgever is nooit absoluut te waarborgen.
De rechter kan tijdens de zitting bepalen dat het belang dat de Officier van Justitie
tegen openbaarmaking van de identiteit van de tipgever aanvoert niet zwaar genoeg
weegt. De rechter kan dan besluiten de tipgever te (laten) horen, waarbij overigens
de identiteit niet bekend hoeft te worden bij de verdachte, door bijvoorbeeld het
onherkenbaar en met stemvervormer horen van de tipgever. Tevens kan de rechter bepalen
dat de tipgever door de rechter-commissaris wordt verhoord waarbij de rechter-commissaris
de identiteit van de tipgever wel kent maar de verdachte of zijn raadsman niet.
Artikel 7 betalingsgarantie voor tipgeld
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Moment van verstrekking
Betalingsgaranties voor tipgelden kunnen uitsluitend vóóraf worden gegeven, uitbetaling
vindt uitsluitend achteraf plaats. Strekking van deze bepaling is dat voorkomen moet
worden dat kosten worden gemaakt zonder dat het resultaat voor verzekeraars vaststaat.
Termijn
De betalingsgarantie is beperkt geldig. Het is een mogelijke toekomstige financiële
verplichting en komt als zodanig ook in de financiële administratie van het Verbond
van Verzekeraars terecht. Als deze garantstelling in tijd onbeperkt zou zijn, zou
een ‘stuwmeer’ ontstaan van door de jaren heen toegezegde gelden, waarvan nooit gebruik
is gemaakt, terwijl de zaak ook nooit is opgelost. Dit zou tot boekhoudkundige problemen
leiden. Daarom wordt de betalingsgarantie in beginsel afgegeven voor de duur van 6
maanden.
Voor motorrijtuigen geldt een specifieke betalingsgarantie-termijn van 30 dagen. Reden
voor de 30 dagen termijn is dat de polis bij motorrijtuigenverzekeringen doorgaans
een termijn van 30 dagen kent, waarbinnen de verzekeraar het verzekerd object mag
teruggeven aan de verzekerde. De verzekeraar is na de 30e dag gehouden een schadeloosstelling
te betalen, ook al wordt het motorrijtuig op of na die dag nog opgespoord. Indien
het goed binnen die termijn niet kan worden opgespoord, vervalt in beginsel de garantstelling.
De garantstelling kan 2 maal worden verlengd, indien de betrokken partijen dit in
het kader van het onderzoek wenselijk achten. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de
situatie dat het eind van het onderzoek nabij is op het moment dat de 30 dagen termijn
verstrijkt. De termijn kan dan op verzoek van politie verlengd worden. Bij elke verlenging
van de garantstelling treedt telkens een nieuwe boekhoudkundige verplichting op.
Hoe gaat de betalingsgarantie in de praktijk?
In geval de belanghebbende verzekeraar bekend is kan de CIE zowel deze verzekeraar
als Bureau Justitiële Zaken benaderen voor het afgeven van een garantstelling. In
geval de belanghebbende verzekeraar niet bekend is, zal de CIE zich wenden tot Bureau
Justitiële Zaken. Ook zal de CIE zich wenden tot Bureau Justitiële Zaken indien te
verwachten is dat er meerdere betrokken verzekeraars zullen zijn, die belang hebben
bij een positieve afronding van de zaak. De financiering van het tipgeld zal dan immers
naar evenredigheid van de onderscheidenlijke verzekerde belangen over betrokken verzekeraars
verdeeld moet worden.
Bureau Justitiële Zaken zal de belanghebbende verzekeraar(s) trachten te achterhalen.
Bureau Justitiële Zaken kan zich garant stellen voor de betaling van tipgeld tot een
door de directie van het Verbond van Verzekeraars vastgesteld maximum. Bureau Justitiële
Zaken is 24 uur per dag bereikbaar.
Rol Bureau Justitiële Zaken
Bureau Justitiële Zaken speelt in principe een coördinerende rol. Over het algemeen
zal Bureau Justitiële Zaken zich terugtrekken indien de contacten tussen de CIE en
de belanghebbende verzekeraar goed functioneren. De betalingsgarantie door Bureau
Justitiële Zaken is een overeenkomst van borgtocht ex artikel 7:850 Burgerlijk Wetboek.
Deze regeling is getroffen om te vermijden dat burgers of onderzoeksbureaus achteraf
tipgeld claimen, omdat dat in de haast van het opsporen, het veilig stellen of terugbezorgen
van het goed vergeten is of omdat er geen tijd voor was. Ook tracht deze regeling
te vermijden dat onderzoeksbureaus of andersoortige tussenpersonen de verzekeraar
of de politie onder (tijds)druk zetten om tipgeld beschikbaar te stellen en uit te
betalen, terwijl de burger zelf voor alle partijen anoniem blijft.
De garantstelling geschiedt zonder winstoogmerk op basis van civielrechtelijke zaakwaarneming
ex artikel 6:198 en 6:199 Burgerlijk Wetboek, alléén indien en voor zover er een verzekerd belang is. In geval de garantstelling
is verleend door Bureau Justitiële Zaken, moeten de goederen via Bureau Justitiële
Zaken terug naar de verzekeraar. Bureau Justitiële Zaken heeft in zijn kwaliteit van
borg een retentierecht op het goed (art. 7:850 e.v. BW) voor het bedrag van het aan de politie na terugkeer uitbetaalde tipgeld. Bureau
Justitiële Zaken kan ook garant staan voor niet bij het Verbond aangesloten verzekeraars
(bijvoorbeeld buitenlandse verzekeraars).
Artikel 8 (betaling tipgeld)
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
De betaling van het tipgeld geschiedt volgens de richtlijnen genoemd in de Regeling
Bijzondere Opsporingsgelden.
Deze regeling betreft de voorwaarden waaronder en de procedures waarlangs opsporingsgelden
in het kader van bijzondere opsporingsbevoegdheden kunnen worden ingezet.
De door de verzekeraar toegezegde bedragen voor tipgeld worden pas aan de politie
uitbetaald als het door misdrijf verdwenen goed in de beschikkingsmacht van de verzekeraar
is. Het is voor alle partijen van belang dat het door misdrijf verdwenen goed zo snel
als mogelijk in de beschikkingsmacht van de verzekeraar is.
Artikel 9 (beloningsadvertenties)
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Beloningsadvertenties dienen overeen te stemmen met de doelstellingen van dit convenant.
Daarom is afgesproken dat verzekeraars uitsluitend beloningsadvertenties (laten) plaatsen
die de in bijlage 3 neergelegde tekst volgen. Beloningen worden door verzekeraars
alleen uitgeloofd indien daarmee ook het ophelderen van één of meer misdrijven wordt
beoogd. Beloningsadvertenties zijn niet bedoeld om vindersloon ex artikel 5:5 e.v. van het Burgerlijk Wetboek uit te loven, maar om informatie te verkrijgen over goederen én verdachten. De tekst
van de beloningsadvertentie vermijdt altijd het noemen van concrete bedragen of daartoe
eenvoudig herleidbare informatie. Het Openbaar Ministerie is niet gehouden uitsluitend
deze voorschriften te volgen.
Het noemen van concrete bedragen of daartoe herleidbare informatie kan in de praktijk
tipgevers lokken en op korte termijn voor snellere informatie zorgen, zodat de door
misdrijf verdwenen goederen eerder terug zijn in de beschikkingsmacht van de rechthebbende
verzekeraar. Toch is het noemen van concrete bedragen door verzekeraars in de beloningsadvertentie
niet toegestaan. Dit zou namelijk kunnen leiden tot ‘tariefvorming’ voor bepaalde
categorieën goederen op grond van de waarde van het verzekerd belang. De waarde van
de informatie en de toegevoegde waarde van de burger in het concrete geval zijn echter
veel meer van invloed op de hoogte van het tipgeld. Aangezien deze waarde pas duidelijk
is op het moment dat de burger zijn verhaal heeft gedaan, kan een beloningsadvertentie
nooit bedragen bevatten. Het wekken van zulke financiële verwachtingen kan bovendien
aanleiding zijn voor burgers om zèlf strafbare feiten met betrekking tot de goederen
te plegen. Ook kan het leiden tot ongewenste claims van burgers. Te allen tijde moeten
de advertentieteksten onderhandeling mogelijk maken over de hoogte van het tipgeld.
Ook het noemen van percentages van de waarde van de verzekerde goederen is onverstandig,
omdat burgers dan vaak in de praktijk voor gedeelten van de ontvreemde partij goederen
geld willen incasseren.
Bij de omschrijving van de goederen moet er ook voor worden gewaakt dat die niet van
dien aard is dat feitelijk iedereen zich als tipgever kan uitgeven. Als alle details
over de door misdrijf verdwenen goederen al worden weggegeven, is aan de hand van
de telefonische informatie van de tipgever niet meer te bepalen of zijn informatie
waarde heeft en of hij geloofwaardig is.
Artikel 10 Platform Tipgelden
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Tussen de partijen die bij dit convenant betrokken zijn kan sprake zijn van verschillen
van inzicht en zelfs van tegenstrijdige belangen. Het is van belang dat de partijen
met enige regelmaat met elkaar in gesprek blijven over dit onderwerp, zodat zij alert
blijven op de aandachtspunten die zich in de praktijk kunnen voordoen. Hiervoor wordt
het Platform Tipgelden ingesteld, dat minimaal tweemaal per jaar zal vergaderen. De
leden van het platform vertegenwoordigen de bij de uitvoering van dit convenant betrokken
partijen.
Artikel 11 evaluatie
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
De evaluatie van de werking van het convenant om de drie jaar is van belang gelet
op de ontwikkeling van de regelgeving en de aandachtspunten die zich in de praktijk
kunnen voordoen.
Artikel 12 publicatie
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
De integrale tekst van deze regeling wordt door het Ministerie van Justitie gepubliceerd
in de Staatscourant, door het Openbaar Ministerie in het Handboek Opsporing en door
het Verbond van Verzekeraars in een ledencirculaire.
Artikel 13 inwerkingtreding
[Regeling vervallen per 01-01-2011]
Bij inwerkingtreding van dit convenant komen de circulaires van het Verbond LV 89/30,
LV 91/21; MOT-L-96/46 en TRA-L-96/25 te vervallen.