2.2. Inkoop dienstjaren
[Regeling vervallen per 16-07-2008 met terugwerkende kracht tot en met 03-07-2008]
In de uitvoeringspraktijk roept vooral de hiervoor genoemde inkoop van dienstjaren
vragen op met betrekking tot de zakelijkheid. Als de werknemer geen digra is, komen
de kosten van een dergelijke inkoop in de praktijk doorgaans voor rekening van de
werknemer. Als aan een digra extra pensioenaanspraken worden toegekend en hij daarvoor
geen of een geringe eigen bijdrage betaalt, kan toetsing van de concrete feiten en
omstandigheden tot de conclusie leiden dat de kosten van de extra pensioenaanspraak
dusdanig hoog zijn dat geen redelijk denkende werkgever, onder dezelfde omstandigheden,
deze kosten voor zijn rekening had genomen als de werknemer niet tevens aandeelhouder
zou zijn. De extra aanspraak vloeit dan niet voort uit de dienstbetrekking, maar uit
de aandeelhoudersrelatie.
Van een onvoldoende eigen bijdrage kan ook sprake zijn als het loon wordt verhoogd
om daarmee de eigen bijdrage van de digra te compenseren (vergelijk Hoge Raad 28 februari
2003, nr. 37524, BNB 2003/263). In dat geval komt de ‘eigen’ bijdrage door de loonsverhoging
toch voor rekening van de werkgever. Voor de beoordeling van de kosten van de extra
aanspraken moet worden uitgegaan van de onvoorwaardelijk toegekende aanspraken.
Als de kosten van de extra aanspraken te hoog zijn, is sprake van onzakelijke lasten
en veelal tevens van een uitdeling. Onzakelijkheid heeft tot gevolg dat de kosten
van het onzakelijke deel van de aanspraak voor de werkgever niet aftrekbaar zijn.
Als tevens sprake is van een uitdeling wordt de waarde in het economische verkeer
van het onzakelijke deel van die aanspraak bij de digra aangemerkt als in het jaar
van toekenning genoten inkomen uit aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Voorzover de aanspraak voortvloeit uit de aandeelhoudersrelatie en
door de werkgever in eigen beheer wordt gehouden of wordt verzekerd bij een ander
lichaam als bedoeld in artikel 3.92 Wet IB 2001, gaat deze over naar het vermogen waarmee resultaat uit overige werkzaamheden in
de zin van dit artikel wordt behaald.
Indien de als onzakelijk aangemerkte aanspraken nadien worden verhoogd ingevolge een
eindloontoezegging of een voorwaardelijke indexatie, dienen de daarmee samenhangende
backservicelasten eveneens als een onzakelijke last te worden aangemerkt. Als bij
de toekenning sprake is van een uitdeling, geldt dit ook voor de latere verhoging
van de aanspraken. De latere backservicelasten vloeien immers voort uit een als onzakelijk
aangemerkte inkoop; deze lasten komen echter eerst tot uitdrukking in het jaar waarin
de verhogingen zich voordoen.
Voor de goede orde merk ik op dat als de pensioenverplichting in eigen beheer wordt
gehouden, de jaarlijkse oprenting van dit onzakelijke deel van de verplichting in
beginsel onder de werking van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting valt. De in eigen beheer gehouden pensioenverplichting vormt voor het onzakelijke
deel daarvan een bijzondere vorm van een schuldig gebleven dividenduitkering in de
zin van dit artikel.
Goedkeuring
Om te voorkomen dat bij elke inkoop, waarvan de kosten direct of indirect voor rekening
van de werkgever komen, de zakelijkheid moet worden getoetst, keur ik goed dat als
in het jaar van inkoop de extra ingekochte diensttijd niet meer bedraagt dan de pensioengevende
diensttijd in dat jaar zelf, nader onderzoek naar de zakelijke overwegingen in deze
gevallen achterwege kan blijven. Die zakelijke overwegingen worden verondersteld aanwezig
te zijn. Deze goedkeuring geldt alleen als de totale arbeidsbeloning overigens – dus
exclusief de kosten van de extra pensioentoezegging – als zakelijk kan worden aangemerkt.