Klachtenregeling Rijksrecherche

Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-09-2006.
Geldend van 30-09-2006 t/m 31-12-2012

Regeling van 15 september 2006, nr. 5443243/06, houdende regels ten aanzien van de behandeling van klachten over de Rijksrecherche (Klachtenregeling Rijksrecherche)

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 61 en 62 van de Politiewet 1993;

Stelt vast de volgende regels over de behandeling, het onderzoek en de afdoening van klachten over de bij de Rijksrecherche werkzame bijzondere ambtenaren van politie en de directeur Rijksrecherche:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bijzondere ambtenaar van politie: de bijzondere ambtenaar van politie werkzaam bij de Rijksrecherche, met uitzondering van de directeur Rijksrecherche, als bedoeld in artikel 43 van de Politiewet 1993, alsmede de ambtenaar werkzaam bij de Rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van die bijzondere ambtenaren van politie;

  • b. ambtenaar: de bijzondere ambtenaar van politie, tegen wie de klacht is ingediend;

  • c. College: het College van procureurs-generaal;

  • d. klachtencommissie: de klachtencommissie Rijksrecherche als bedoeld in artikelen 2 en 12;

  • e. directeur Rijksrecherche: de directeur van de bijzondere ambtenaren werkzaam bij de Rijksrecherche;

  • f. Minister: de Minister van Justitie.

§ 2. Klachten over een bijzondere ambtenaar van politie

Artikel 2. De klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 Er is een klachtencommissie Rijksrecherche, die de directeur Rijksrecherche gevraagd of ongevraagd adviseert over de afdoening van klachten over een gedraging van een bijzondere ambtenaar van politie.

  • 2 De klachtencommissie bestaat uit een oneven aantal, doch tenminste drie onafhankelijke leden en een ambtelijk secretaris.

  • 3 De klachtencommissie bestaat uit leden die zijn benoemd in de commissie die, ingevolge artikel 62 van de Politiewet 1993, adviseert over de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van politie van het Korps landelijke politiediensten.

  • 4 In afwijking van het gestelde in het derde lid, kan het College besluiten dat de klachtencommissie bestaat uit leden die zijn benoemd in de commissie die, ingevolge artikel 61 van de Politiewet 1993, adviseert over de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van politie van regionale politiekorpsen.

Artikel 3. Het indienen van een klacht

Een klacht wordt ingediend bij de directeur Rijksrecherche.

Artikel 4. De ontvangstbevestiging

  • 1 De directeur Rijksrecherche bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk de ontvangst van de klacht en maakt daarbij melding van het verloop van de procedure.

  • 2 Tezelfdertijd wordt een afschrift van de klacht gezonden naar:

    • a. de ambtenaar;

    • b. de klachtencommissie;

    • c. het College.

Artikel 5. Het onderzoek

  • 1 De directeur Rijksrecherche stelt een onderzoek in naar de klacht, indien deze betrekking heeft op een gedraging van een ambtenaar.

  • 2 Indien de directeur Rijksrecherche heeft besloten onderzoek naar een klacht achterwege te laten, dan wel het onderzoek te schorsen, stelt hij de klager, de ambtenaar en de klachtencommissie hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6. De wijze van onderzoek en rapportage

  • 1 De ambtenaar wordt om een schriftelijke reactie op de klacht gevraagd.

  • 2 De klager wordt schriftelijk in kennis gesteld van de reactie van de ambtenaar.

  • 3 De ambtenaar, de klager en eventuele getuigen worden in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling toe te lichten.

  • 4 De ambtenaar en de klager kunnen zich laten bijstaan door een door hen aan te wijzen persoon.

  • 5 Van de resultaten van het onderzoek wordt ter afdoening een rapportage opgesteld, die terstond in afschrift aan de klachtencommissie wordt gezonden.

Artikel 7. Advies van de klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 In het geval de klacht daartoe aanleiding geeft, kan de directeur Rijksrecherche voor afdoening van de klacht advies vragen aan de klachtencommissie.

  • 2 In het geval de klachtencommissie de directeur Rijksrecherche ongevraagd van advies wil dienen, stelt zij hem hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, stelt de directeur Rijksrecherche de klager en de ambtenaar hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8. Onderzoek door de klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 De klachtencommissie krijgt van de directeur Rijksrecherche alle gegevens, die de commissie voor advisering nodig acht.

  • 2 De klachtencommissie kan de klager, de ambtenaar, getuigen of deskundigen schriftelijk dan wel mondeling horen.

Artikel 9. Termijnen van afdoening

  • 1 Een klacht wordt afgedaan binnen tien weken na ontvangst.

  • 2 In het geval de klachtencommissie een advies uitbrengt over de afdoening van de klacht, wordt de klacht afgedaan binnen veertien weken na ontvangst.

  • 3 In het geval de afdoeningtermijn niet gehaald wordt, stelt de directeur Rijksrecherche de klager en de ambtenaar schriftelijk in kennis van een verdaging van ten hoogste vier weken.

Artikel 10. Afdoening

De directeur Rijksrecherche stelt de klager, de ambtenaar en het College schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de beslissing die hij namens de Minister neemt.

Artikel 11. Registratie en publicatie

  • 1 De directeur Rijksrecherche registreert de bij hem ingediende klachten en de daarop genomen beslissingen. Hij publiceert de aldus verkregen gegevens tenminste éénmaal per jaar in een openbaar verslag, dat wordt aangeboden aan het College. Het College doet het verslag vervolgens aan de Minister toekomen.

  • 2 Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat geen gegevens die tot individuele personen herleidbaar zijn.

  • 3 Het verslag, bedoeld in het eerste lid, schenkt bijzondere aandacht aan de vraag in hoeverre bepaalde klachten wijzen op structurele tekortkomingen in het functioneren van de Rijksrecherche en, indien nodig, aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen.

§ 3. Klachten over de directeur Rijksrecherche

Artikel 12. De klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 Er is een klachtencommissie Rijksrecherche, genoemd in artikel 2, eerste lid, die het College gevraagd of ongevraagd adviseert over de afdoening van klachten over een gedraging van de directeur Rijksrecherche.

  • 2 De klachtencommissie bestaat uit een oneven aantal, doch tenminste drie onafhankelijke leden en een ambtelijk secretaris.

  • 3 De klachtencommissie bestaat uit leden die zijn benoemd in de commissie die, ingevolge artikel 62 van de Politiewet 1993, adviseert over de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van politie van het Korps landelijke politiediensten.

  • 4 In afwijking van het gestelde in het derde lid, kan het College besluiten dat de klachtencommissie bestaat uit leden die zijn benoemd in de commissie die, ingevolge artikel 61 van de Politiewet 1993, adviseert over de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van politie van regionale politiekorpsen.

Artikel 13. Het indienen van een klacht

Een klacht wordt ingediend bij het College.

Artikel 14. De ontvangstbevestiging

  • 1 Het College bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk de ontvangst van de klacht en maakt daarbij melding van het verloop van de procedure.

  • 2 Tezelfdertijd wordt een afschrift van de klacht gezonden naar:

    • a. de directeur Rijksrecherche;

    • b. de klachtencommissie;

Artikel 15. Het onderzoek

  • 1 Het College stelt een onderzoek in naar de klacht, indien deze betrekking heeft op een gedraging van de directeur Rijksrecherche.

  • 2 Indien het College heeft besloten onderzoek naar een klacht achterwege te laten, dan wel het onderzoek te schorsen, stelt het College de klager, de directeur Rijksrecherche en de klachtencommissie hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 16. De wijze van onderzoek en rapportage

  • 1 De directeur Rijksrecherche wordt om een schriftelijke reactie op de klacht gevraagd.

  • 2 De klager wordt schriftelijk in kennis gesteld van de reactie van de directeur Rijksrecherche.

  • 3 De directeur Rijksrecherche, de klager en eventuele getuigen worden in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling toe te lichten.

  • 4 De directeur Rijksrecherche en de klager kunnen zich laten bijstaan door een door hen aan te wijzen persoon.

  • 5 Van de resultaten van het onderzoek wordt ter afdoening een rapportage opgesteld, die terstond in afschrift aan de klachtencommissie wordt gezonden.

Artikel 17. Advies van de klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 In het geval de klacht daartoe aanleiding geeft, kan het College voor afdoening van de klacht advies vragen aan de klachtencommissie.

  • 2 In het geval de klachtencommissie het College ongevraagd van advies wil dienen, stelt zij het College hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, stelt het College de klager en de directeur Rijksrecherche hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 18. Onderzoek door de klachtencommissie Rijksrecherche

  • 1 De klachtencommissie krijgt van het College alle gegevens, die de commissie voor advisering nodig acht.

  • 2 De klachtencommissie kan de klager, de directeur Rijksrecherche, getuigen of deskundigen schriftelijk dan wel mondeling horen.

Artikel 19. Termijnen van afdoening

  • 1 Een klacht wordt afgedaan binnen tien weken na ontvangst.

  • 2 In het geval de klachtencommissie een advies uitbrengt over de afdoening van de klacht, wordt de klacht afgedaan binnen veertien weken na ontvangst.

  • 3 In het geval de afdoeningtermijn niet gehaald wordt, stelt het College de klager en de directeur Rijksrecherche schriftelijk in kennis van een verdaging van ten hoogste vier weken.

Artikel 20. Afdoening

De klager en de directeur Rijksrecherche worden schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld van de beslissing die het College namens de Minister neemt.

Artikel 21. Registratie en publicatie

  • 1 Het College registreert de ingediende klachten en de daarop genomen beslissingen. Het College draagt er zorg voor dat de aldus verkregen gegevens in een apart hoofdstuk worden toegevoegd aan het openbaar verslag, genoemd in artikel 11, eerste lid.

  • 2 Het hoofdstuk, bedoeld in het eerste lid, schenkt bijzondere aandacht aan de vraag in hoeverre bepaalde klachten wijzen op structurele tekortkomingen in het functioneren van de directeur Rijksrecherche en, indien nodig, aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen.

§ 4. Klachten die zowel de directeur Rijksrecherche als een bijzondere ambtenaar van politie betreffen

Artikel 22

Indien een klacht wordt ingediend over een gedraging waarbij zowel de directeur Rijksrecherche als één of meer bijzondere ambtenaren van politie betrokken zijn, wordt deze klacht behandeld door het College, overeenkomstig de procedure van § 3. In dat geval wordt in § 3 de vermelding directeur Rijksrecherche gelezen als directeur Rijksrecherche en de ambtenaar.

Deze regeling zal met toelichting worden geplaatst in de Staatscourant. Van de plaatsing wordt mededeling gedaan in het Algemeen Politieblad.

Den Haag, 22 september 2006

De

Minister

van Justitie a.i.,

M.C.F. Verdonk