Besluit maatschappelijke ondersteuning

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-11-2013.
Geldend van 09-11-2013 t/m 17-12-2013

Besluit van 2 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten (Besluit maatschappelijke ondersteuning)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 juli 2006, kenmerk DMO/SFI-2698621;

Gelet op artikel 1, zesde lid, artikel 15, derde lid, artikel 19, tweede lid, artikel 20, eerste tot en met derde lid, en artikel 21, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning en op de Kaderwet militaire pensioenen, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Tabakswet, de Wet op de jeugdzorg, de Wet tarieven gezondheidszorg, de Kwaliteitswet zorginstellingen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet werk en bijstand, de Wet werk en inkomen kunstenaars, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Ziektewet, de Wet inburgering nieuwkomers, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Overgangswet verzorgingshuizen;

De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2006, nummer W13.06.0325/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 september 2006, kenmerk DMO/SFI-2718633;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Definitiebepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Terugwerkende kracht

Stb. 2013, 535, datum inwerkingtreding 18-12-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b. inkomen:

    • 1°. indien over het peiljaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • 2°. in de overige gevallen: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 2°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • c. maatschappelijke opvang: maatschappelijk opvang, vrouwenopvang daaronder niet begrepen;

  • d. peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

  • e. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • f. grondslag sparen en beleggen: de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • g. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • h. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

  • i. vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 1.1.

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het vermogen van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is het verschil tussen zijn vermogengrondslag en de op grond van het vierde en vijfde lid voor hem toegepaste verminderingen met dien verstande dat het ten minste nihil bedraagt.

  • 2 De vermogensgrondslag van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is zijn grondslag sparen en beleggen, over het peiljaar, of indien op die persoon het tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, het aan hem over het peiljaar toegerekende gedeelte van de toepasselijke gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in dat tweede lid.

  • 3 In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, bij toepassing jegens hem van artikel 4.2, derde lid, de te verwachten grondslag sparen en beleggen over het lopende jaar, of indien artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermoedelijk op de verzekerde van toepassing zal zijn, het te verwachten aan hem toe te rekenen deel van de toepasselijke te verwachten gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 4 Op aanvraag wordt voor de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk voor zijn echtgenoot, een vermindering toegepast voor een bedrag ter grootte van door hem in het peiljaar of enig eerder jaar ontvangen eenmalige uitkeringen die krachtens artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn aangewezen.

  • 5 Het deel van het bedrag, bedoeld in het vierde lid, dat de vermogensgrondslag van de de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van de echtgenoot, overtreft, wordt voor zijn echtgenoot als vermindering toegepast.

Terugwerkende kracht

Stb. 2013, 535, datum inwerkingtreding 18-12-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Hoofdstuk Ia. Vreemdelingen die met een Nederlander worden gelijkgesteld

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 De gelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, eindigt zodra:

    • a. onherroepelijk op de aanvraag, het bezwaar of het beroep is beslist, of

    • b. de uitzetting van de vreemdeling is gelast, tenzij die uitzetting ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven.

Hoofdstuk II. Uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid

[Vervallen per 09-11-2013]

Hoofdstuk III. Stimuleringsuitkeringen

[Vervallen per 09-11-2013]

Hoofdstuk IV. Eigen bijdrage en financiële tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 15, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van de wet, mogen de verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, tezamen niet meer bedragen dan

    • a. voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23 208 het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23 208;

    • b. voor de ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16 257 het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16 257;

    • c. voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 28 733 het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 28 733;

    • d. voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22 676 het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22 676.

  • 2 De gemeenteraad kan de verschuldigde eigen bijdrage of het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, verlagen door de in het eerste lid genoemde bedragen per vier weken of het percentage van 15 te verlagen of de overige in het eerste lid genoemde inkomensbedragen in gelijke mate te verhogen.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

  • 4 Op de met toepassing van het eerste en tweede lid vastgestelde bijdrage wordt een korting van 33% toegepast.

  • 5 De verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, is niet hoger dan de kostprijs van de maatschappelijke ondersteuning.

  • 6 De bijdrage is niet verschuldigd voor een rolstoel.

  • 7 De bijdrage of het eigen aandeel in de kosten is niet verschuldigd indien de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is.

  • 8 De persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, is de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten niet verschuldigd in de periode, bedoeld in het derde lid, dat deze persoon gedurende meer dan een nacht verblijft in een maatschappelijke opvang of een vrouwenopvang.

Artikel 4.1a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, betaalt de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat de beschikking is bekend gemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

Artikel 4.1b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 4.1, wordt vastgesteld uiterlijk 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK ervan in kennis is gesteld dat maatschappelijke ondersteuning wordt verleend.

  • 2 Indien het CAK heeft verzuimd de eigen bijdrage vast te stellen binnen de in het eerste lid bedoelde periode, kan op een later tijdstip alsnog de eigen bijdrage worden vastgesteld, met dien verstande dat de ingangsdatum van de periode waarover de eigen bijdrage door de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, moet worden betaald niet kan worden gesteld op een datum die is gelegen meer dan 24 maanden voor de dag waarop het besluit waarin de eigen bijdrage wordt vastgesteld, aan die persoon is verzonden.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3 Op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend vindt, in afwijking van het eerste lid, een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats op grond van het inkomen en de grondslag sparen en beleggen van het lopende jaar, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816 lager zal zijn dan het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar minder dan € 1816 lager is geweest dan het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

  • 5 De aanvraag, bedoeld in het derde lid, wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2013, 535, datum inwerkingtreding 18-12-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

1 Het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, bedraagt het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, onderscheidenlijk van de gehuwde personen tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en zijn echtgenoot.

3 Op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend vindt, in afwijking van het eerste lid, een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats op grond van het inkomen en het vermogen van het lopende jaar, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816 lager zal zijn dan het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van de artikelen 4.1 en 4.2 wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop de bijdrage wordt vastgesteld.

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien ten aanzien van de ongehuwde of gehuwde verzekerden geen inkomen beschikbaar is, wordt de bijdrage vastgesteld op het bedrag per vier weken, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid.

  • 2 Indien na de vaststelling van de eigen bijdrage uit een alsnog beschikbaar gekomen inkomen of uit een wijziging van een inkomen, blijkt dat de eigen bijdrage tot een te hoog of te laag bedrag is vastgesteld, herziet het CAK de eigen bijdrage met inachtneming van het beschikbaar gekomen inkomen dan wel van die wijziging.

Terugwerkende kracht

Stb. 2013, 535, datum inwerkingtreding 18-12-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

1 Indien ten aanzien van de ongehuwde of gehuwde personen aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend geen inkomen beschikbaar is, wordt de bijdrage vastgesteld op het bedrag per vier weken, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid.

2 Indien na de vaststelling van de eigen bijdrage uit een alsnog beschikbaar gekomen inkomen of uit een wijziging van een inkomen, blijkt dat de eigen bijdrage tot een te hoog of te laag bedrag is vastgesteld, herziet het CAK de eigen bijdrage met inachtneming van het beschikbaar gekomen inkomen dan wel van die wijziging.

Artikel 4.4a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De eigen bijdrage wordt herzien uiterlijk 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld van de omstandigheid die aanleiding geeft tot de wijziging.

  • 2 De herziene bijdrage wordt voor zover mogelijk verrekend met de eerder vastgestelde bijdrage.

  • 3 Indien het CAK heeft verzuimd de eigen bijdrage te herzien binnen de in het eerste lid bedoelde periode, kan op een later tijdstip alsnog de eigen bijdrage worden herzien, met dien verstande dat de ingangsdatum van de periode waarvoor de herziene eigen bijdrage door de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, moet worden betaald niet kan worden gesteld op een datum die is gelegen meer dan 24 maanden voor de dag waarop het besluit waarin de eigen bijdrage is herzien, aan die persoon is verzonden.

  • 4 Voor zover de bevoegdheid tot herziening van de eigen bijdrage over een periode is vervallen op grond van het eerste lid, wordt de over die periode eerder vastgestelde eigen bijdrage van rechtswege definitief.

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de bedragen per vier weken, genoemd in artikel 4.1, eerste lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 2 De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 3 Bij de jaarlijkse toepassing van het eerste lid wordt de afronding, bedoeld in het tweede lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het CAK, is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens de wet van of op een persoon met vorderingen van of op deze persoon krachtens deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Treedt in werking op 15-02-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens de wet van of op een persoon met vorderingen van of op deze persoon krachtens deze wet of de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk V. Aanwijzen van instellingen voor het gebruik van het burgerservicenummer

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Als instellingen als bedoeld in artikel 18, van de wet worden aangewezen de instellingen die huishoudelijke verzorging verlenen.

Hoofdstuk VI. Wijziging van andere besluiten

[Vervallen per 09-11-2013]

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De artikelen 2.6 tot en met 2.10, zoals die luidden tot het tijdstip waarop Hoofdstuk II is komen te vervallen, blijven van toepassing met betrekking tot uitkeringen die zijn verstrekt op grond van dit besluit.

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de vijfde oktober 2006

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning

[Vervallen per 09-11-2013]