Circulaire Wijziging procesgang Functie Ongeschiktheids Advies (FOA)

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 24-10-2006 t/m heden

Circulaire Wijziging procesgang Functie Ongeschiktheids Advies (FOA)

Inleiding

In 2003 hebben de overheids- en onderwijswerkgevers, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en UWV afgesproken dat UWV uiterlijk 01-01-2008 alle niet-wettelijke taken zal beëindigen en overdragen. Deze niet-wettelijke taken zullen per 01-04-2007 worden overgedragen aan Loyalis Maatwerkadministraties (LMA).

In 2005 heeft UWV aangegeven te zullen stoppen met de uitvoering van het Functie Ongeschiktheids Advies (hierna FOA) omdat dit niet beschouwd werd als een wettelijke taak.

De overheids- en onderwijs werkgevers deelden dit oordeel niet omdat de uitvoering van het FOA in verschillende rechtspositionele regelingen is vastgelegd. Vervolgens hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met UWV overleg gevoerd over deze kwestie. Dit overleg heeft erin geresulteerd dat UWV de uitvoering van het FOA toch als een wettelijke taak ziet en deze zal voortzetten.

Omwille van uitvoerbaarheid en kostenbeperking hebben partijen tevens afgesproken dat de uitvoering van FOA door UWV zoveel mogelijk zal worden ingepast in de claimbeoordeling WIA (bij de beoordeling van het re-integratieverslag). Over de hierbij toe te passen procesgang is in onderling overleg tussen partijen overeenkomst bereikt. Hiertoe moeten de rechtspositieregelingen van de overheids- en onderwijs sectoren worden aangepast. Over de aanpassing van de rechtspositieregelingen van de overheids- en onderwijs sectoren (hierna O&O) moet op sectorniveau nog overeenstemming worden bereikt met de vakbonden.

Totdat de rechtspositieregeling Rijk (ARAR) is aangepast geldt vooruitlopend daarop tijdelijk de onderstaande procesgang FOA.

Over de nieuwe structurele procesgang zoals die zal gelden na aanpassing van het ARAR zal u te zijner tijd worden geïnformeerd.

Tijdelijke procesgang FOA

  • Het FOA is onderdeel van WIA-claimbeoordeling (geen aparte aanvraag, geen apart advies).

    UWV stuurt met de kopie beschikking WIA een begeleidend schrijven mee. In dat begeleidend schrijven spreekt UWV – op basis van de WIA-beschikking en onderliggende stukken – uit dat de werknemer ongeschikt is voor eigen werk, dat er geen herstelmogelijkheden binnen 6 maanden zijn en dat de werkgever geen re-integratiemogelijkheden heeft. Met deze inhoud en strekking zou een dergelijk begeleidend schrijven – met het oog op eventuele beroepsprocedures – moeten kunnen worden aangemerkt als advies in de zin van artikel 98, lid 7, ARAR.

  • De WIA-claimbeoordeling start in week 87 als UWV de werknemer een aanvraagformulier voor WIA-uitkering toestuurt en UWV bij werkgever allerlei voor de uitkeringsvaststelling benodigde gegevens opvraagt.

    De werkgever meldt de werknemer dat hiermee de FOA start (kennisgeving). De werkgever meldt in diezelfde brief aan de werknemer expliciet dat het oordeel van de UWV-verzekeringsarts terzake basis zal zijn voor het oordeel van de werkgever of voldaan is aan onderdelen a en b van artikel 98, lid 3, ARAR (ongeschikt voor eigen werk en geen herstel binnen 6 maanden mogelijk) en dat het door UWV beoordeelde re-integratieverslag basis zal zijn voor het oordeel van de werkgever of voldaan is aan onderdeel c van artikel 98, lid 3, ARAR (herplaatsingmogelijkheden uitgeput). De werkgever wijst de werknemer op de mogelijkheid om tijdens het claimbeoordelingsproces stukken, bevindingen e.d. van een eigen arts in te brengen bij UWV en zich bij de keuring te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een derde, welke derde een door de werknemer aan te wijzen arts kan zijn. UWV zelf zal – in het kader van de reguliere voorlichting over de WIA-aanvraag – de werknemer ook op die mogelijkheid wijzen.

  • Tussen week 87 en week 91 stellen de werkgever en werknemer gezamenlijk (in overleg met bedrijfsarts of arbodienst) het re-integratieverslag op.

  • In week 91 stuurt de werknemer het aanvraagformulier WIA-uitkering op, tezamen met het re-integratieverslag.

  • UWV beoordeelt allereerst de re-integratie-inspanningen van de werkgever en de werknemer. Zijn de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende geweest, dan wordt een loonsanctie opgelegd. Zijn de re-integratie-inspanningen van de werknemer onvoldoende geweest, dan wordt bij toekenning van een uitkering een maatregel opgelegd.

  • Indien de re-integratie-inspanningen van de werkgever als voldoende zijn beoordeeld, volgt de verdere claimbeoordeling. UWV beoordeelt in dit kader de arbeidsgeschiktheid van de werknemer. Het oordeel van UWV terzake (als onderdeel van de WIA-beschikking) is basis voor het oordeel van de werkgever of voldaan is aan onderdelen a en b van artikel 98, lid 3, ARAR (ongeschikt voor eigen werk en geen herstel binnen 6 maanden mogelijk).

  • Met een positieve beschikking van UWV op de aanvraag WIA-uitkering is voldaan aan de ontslagvoorwaarden van artikel 98, lid 3, ARAR, mits het ontslagbesluit binnen één jaar na datum beschikking wordt genomen. De werkgever onderbouwt het ontslagbesluit expliciet door naar het begeleidend schrijven van UWV bij die positieve WIA-beschikking te verwijzen.

  • Als UWV de beslissing op de aanvraag WIA-uitkering opschort wegens onvoldoende re-integratie-inspanning van werkgever is niet voldaan aan voornoemde ontslaggrond; de werkgever mag niet ontslaan maar moet het loon een jaar langer doorbetalen.

  • Met een negatieve beschikking van UWV op aanvraag WIA-uitkering die gebaseerd is op onvoldoende medewerking van de werknemer is wel voldaan aan de ontslagvoorwaarden; de werkgever mag tot ontslag overgaan, mits het ontslagbesluit binnen één jaar na datum beschikking wordt genomen. De werkgever onderbouwt het ontslagbesluit expliciet door naar het begeleidend schrijven van UWV bij die negatieve WIA-beschikking te verwijzen.

  • Als de werknemer bezwaar/beroep instelt tegen het ontslagbesluit, kan de werkgever (met het oog op de bezwaar/beroepsprocedure) een deskundigenoordeel van UWV vragen terzake van de geschiktheid van de werknemer voor het eigen werk en de beschikbaarheid van passende arbeid bij de werkgever (hierna te noemen: het deskundigenoordeel O&O). De kosten hiervan bedragen € 50 per gevraagd oordeel (standaardtarief UWV). Deze kosten komen voor rekening van de werkgever.

  • Als de werknemer geen WIA-uitkering aanvraagt, eindigt na 104 weken de verplichting voor de werkgever om het loon door te betalen. Om te kunnen beoordelen of deze werknemer kan worden ontslagen op grond van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid, kan de werkgever het deskundigenoordeel O&O aanvragen bij het UWV. Dit deskundigenoordeel van UWV (i.p.v. FOA) wordt richting werknemer en in eventuele bezwaar- of beroepsprocedures aangemerkt als advies van het UWV in de zin van artikel 98, lid 7, ARAR.

  • Als advies van UWV over de vraag of de werknemer voldoende meewerkt aan zijn re-integratie, zoals bedoeld in artikel 98b lid 2 ARAR, wordt aangemerkt de mogelijkheid voor de werkgever om UWV o.b.v. Wet SUWI om een second opinion t.a.v. werknemersinspanningen te vragen.

  • Ten aanzien van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn blijkens de WIA-beschikking, voor zover werkgever en werknemer het niet eens zijn over ontslag, kan de werkgever (ingeval ontslag op grond van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte of gebrek aan de orde is) voor de toets aan artikel 98, lid 3, ARAR (terzake van de geschiktheid van werknemer voor het eigen werk en de beschikbaarheid van passende arbeid bij de werkgever) het deskundigenoordeel O&O bij UWV aanvragen.

  • Als de werkgever op basis van de WIA-beschikking het ontslagbesluit mag nemen maar dat niet doet binnen de termijn van 1 jaar, terwijl werkgever en werknemer het niet eens zijn over het ontslag, kan de werkgever na ommekomst van dat jaar het deskundigenoordeel O&O aanvragen bij het UWV, waarna het UWV in die situatie bedoeld deskundigenoordeel O&O over de mogelijkheid tot ontslag geeft.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de

Directeur-Generaal Management Openbare Sector

,

R.IJ.M. Kuipers