4.3.2. Situaties van gerechtigdheid tot een Anw-uitkering
[Regeling vervallen per 15-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 03-06-2008]
Op grond van de Algemene nabestaandenwet kan een nabestaande echtgenoot/partner die is geboren vóór 1 januari 1950 recht hebben
op een nabestaandenuitkering. Die Anw-uitkering eindigt op het tijdstip waarop de
gerechtigde 65 jaar wordt.
Een nabestaande echtgenoot/partner die is geboren na 1949 kan recht hebben op een
Anw-uitkering als deze een kind verzorgt dat jonger is dan 18 jaar. De Anw-uitkering
eindigt dan op het tijdstip waarop het jongste kind 18 jaar wordt.
Ook kan recht op een Anw-uitkering bestaan indien de nabestaande arbeidsongeschikt
is op en sinds de dag van het overlijden van de echtgenoot of partner.
Een nabestaande kan tevens recht hebben op een Anw-uitkering ten behoeve van een kind
dat door het overlijden halfwees is geworden.
Een kind dat door het overlijden ouderloos is geworden, kan zelfstandig recht hebben
op een Anw-uitkering die, naar gelang de omstandigheden, eindigt op het tijdstip waarop
het kind de leeftijd van 16, 18 of 21 jaar bereikt.
Een Anw-uitkering kan ook op andere gronden eindigen, bij voorbeeld als het inkomen
te hoog wordt of indien de nabestaande hertrouwt.
Goedkeuring; uitstel nabestaandenlijfrente tot tijdstip beëindiging Anw
In de praktijk bestaat behoefte aan een nabestaandenlijfrente waarvan de termijnen
ingaan bij het overlijden dan wel eerst nadat een recht op een Anw-uitkering is geëindigd.
Daarom keur ik goed dat een lijfrente waarvan de termijnen ingaan bij het overlijden
of nadat het recht op de Anw-uitkering is geëindigd, wordt aangemerkt als een lijfrente
als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001.
Het is niet toegestaan de nabestaandenlijfrente in te doen gaan op een tijdstip naar
keuze van de nabestaande, bij voorbeeld een tijdstip tussen het overlijden en het
tijdstip waarop de gerechtigdheid op de Anw-uitkering eindigt.
Wel staat het vrij de nabestaandenlijfrente te doen ingaan op het tijdstip waarop
de Anw-gerechtigdheid – door welke oorzaak dan ook – daadwerkelijk is geëindigd.
Praktische goedkeuringen in verband met verzekeringstechnische aspecten
Mede gelet op verzekeringstechnische aspecten keur ik goed dat de nabestaandenlijfrente
voor de echtgenoot/partner op grond van de polis ingaat op het tijdstip waarop het
jongste kind 18 jaar wordt, in plaats van een eventueel eerder tijdstip waarop de
Anw-uitkering eindigt (halfwezenuitkering).
Als sprake is van Anw-gerechtigdheid tot de 65-jarige leeftijd – voor nabestaande
echtgenoten/partners die zijn geboren vóór 1950 – keur ik goed dat de nabestaandenlijfrente
op grond van de polis ingaat op 65-jarige leeftijd, ondanks een mogelijk eerder einde
van de Anw-uitkering.
Tot slot keur ik in dit kader goed dat een nabestaandenlijfrente voor een kind dat
door het overlijden ouderloos wordt (volle wezenuitkering), op grond van de polis
ingaat op het tijdstip waarop het kind 21 jaar wordt, in plaats van een eventueel
eerder tijdstip waarop de Anw-uitkering eindigt.