Regeling inburgering

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-01-2014.
Geldend van 06-01-2014 t/m 31-10-2014

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1.2

Het keurmerk, bedoeld in artikel 4.1a, vijfde lid, van het besluit is het Keurmerk Inburgeren, dat wordt toegekend en beheerd door de Stichting Blik op Werk.

Artikel 1.3

  • 1 Als geestelijke bedienaar wordt in ieder geval aangemerkt de vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, die is verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als geestelijke voorganger of godsdienstleraar.

  • 2 Onder kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet wordt tevens verstaan een onderdeel daarvan of een rechtspersoon waarin twee of meer van deze genootschappen samenwerken.

  • 3 Van werkzaamheden van overwegend godsdienstige, geestelijke of levensbeschouwelijke aard als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet is in ieder geval sprake in geval van werkzaamheden als voorganger, godsdienstleraar, zendeling, leraar levensbeschouwelijk onderwijs, vertrouwenspersoon of pastoraal werker binnen een godsdienstige of levensbeschouwelijke gemeenschap, dan wel op het terrein van het uitdragen en verklaren van een bepaalde geloofsleer of levensbeschouwelijke opvattingen.

  • 4 Als geestelijke bedienaar wordt niet aangemerkt degene die op louter incidentele basis werkzaamheden als bedoeld in het derde lid, verricht.

Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht

§ 2. Vrijstellingen

Artikel 2.2

De diploma’s, certificaten en andere documenten, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel f, van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 2.2a

  • 1 Van de verplichting om mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het besluit te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over een originele verklaring van het regionaal opleidingencentrum die is afgegeven op basis van de resultaten van een voor 1 januari 2007 afgelegde toets ter afronding van een NT2-taaltraject, indien uit de verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal ten minste de volgende niveaus van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal, dan wel Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen, zijn behaald:

    • niveau 2, respectievelijk niveau A2, voor de onderdelen Luisteren en Spreken, en niveau 2, respectievelijk niveau A2 voor de onderdelen Lezen en Schrijven.

  • 2 Om tot vrijstelling te kunnen leiden, dient de verklaring de volgende gegevens te bevatten:

    • a. de naam van het document;

    • b. de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het regionaal opleidingencentrum;

    • c. de echtheidskenmerken van het regionaal opleidingencentrum;

    • d. de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;

    • e. de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken;

    • f. de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.

Artikel 2.2b

Van de verplichting om mondelinge vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel d, van het besluit te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die voor het onderdeel spreekvaardigheid van het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a, derde lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 ten minste 37 punten heeft behaald.

Artikel 2.2c

Van de verplichting om mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het besluit te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige die beschikt over de volgende certificaten van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal:

  • a. Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (ERK-niveau A2);

  • b. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2);

  • c. Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (ERK-niveau B1);

  • d. Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (ERK-niveau B2);

  • e. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (ERK-niveau B2);

  • f. Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (ERK-niveau C1).

Artikel 2.2d

Van de verplichting om mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a, b, c of d, van het besluit te behalen is vrijgesteld de degene die beschikt over een certificaat dat is afgegeven ter afronding van het examenonderdeel lezen, schrijven, luisteren respectievelijk spreken van het staatsexamen Nederlands als tweede taal.

§ 3. Ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn

Artikel 2.4

  • 1 Het advies, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een oordeel met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, noodzakelijke bijzondere examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3.2.

  • 2 De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:

    • a. niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden op het inburgeringsexamen, of

    • b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend zijn.

Artikel 2.4a

De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8a van het besluit, indien:

  • a. de inburgeringsplichtige volgens de basisregistratie personen ten minste 10 jaar onafgebroken als ingezetene ingeschreven is geweest; én

  • b. de inburgeringsplichtige naar het oordeel van de minister aantoonbaar gedurende ten minste 5 jaar betaald werk of vrijwilligerswerk heeft verricht in Nederland; én

  • c. in een gesprek is vastgesteld dat de inburgeringsplichtige de vaardigheden in de Nederlandse taal, bedoeld in artikel 2.9, onderdelen a en b, van het besluit, beheerst op het in dat artikel bedoelde niveau.

Artikel 2.4b

De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8b van het besluit, indien de inburgeringsplichtige:

  • a. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op werk keurmerk en ten minste vier maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; of

  • b. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en uit een door de minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

Artikel 2.4c

  • 1 De minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de wet, indien de inburgeringsplichtige ten minste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en ten minste twee maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen.

  • 2 De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ten hoogste twee jaar verleend.

Artikel 2.4d

  • 1 Voor het onderzoek ten behoeve van een advies als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 240,79.

  • 2 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4a is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 90.

  • 3 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4b, aanhef en onderdeel b, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 150.

§ 4. Niveau van kennis en vaardigheden

Artikel 2.5

De eindtermen van het onderdeel van het inburgeringsexamen kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 2.10 van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling.

Hoofdstuk 3. Inburgeringsexamen

§ 1. Algemeen

Artikel 3.1

Het examengeld, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van het besluit, bedraagt:

Artikel 3.2

De bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van het besluit, betreffen:

  • a. examen in aangepaste locatie;

  • b. verlenging examentijd;

  • c. onderbroken examenafname;

  • d. aangepaste inroostering;

  • e. examenhulp;

  • f. grootbeeld;

  • g. grootschrift;

  • h. loepfunctie;

  • i. typen in plaats van schrijven;

  • ii. voorleesfunctie.

§ 3. Training voor examinatoren

Artikel 3.8

  • 2 De examinator kan deelnemen aan de training indien hij:

    • a. over het certificaat bekwaam docent Nederlands als tweede taal beschikt;

    • b. een opleiding van het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs heeft afgerond en gedurende de twee jaar voorafgaand aan de inschrijving voor de training gemiddeld twee dagdelen per week leservaring heeft opgedaan, of als docent Nederlands als tweede taal, of

    • c. een van de volgende opleidingen heeft afgerond:

      • 1°. urgentieopleiding basiseducatie;

      • 2°. post-hoger beroepsonderwijs basiseducatie;

      • 3°. post-hoger beroepsonderwijs Nederlands als tweede taal;

      • 4°. toegepaste taalwetenschap met specialisatie Nederlands als tweede taal;

      • 5°. algemene taalwetenschap met specialisatie Nederlands als tweede taal;

      • 6°. opleiding Nederlands als tweede taal – expert, of

      • 7°. duale masteropleiding Nederlands als tweede taal

      , en gedurende het jaar voorafgaand aan de inschrijving voor de training gemiddeld twee dagdelen per week leservaring als docent Nederlands als tweede taal heeft opgedaan.

  • 3 De training wordt tot 1 januari 2015 gegeven door CINOP.

  • 4 CINOP reikt op aanvraag een certificaat uit, waaruit blijkt dat de deelnemer de training met goed gevolg heeft afgelegd en het aansluitende examen heeft behaald.

  • 5 Het model van het certificaat, bedoeld in het vierde lid, is opgenomen in bijlage 17 bij deze regeling.

§ 4. Kwaliteit van het inburgeringsexamen

Artikel 3.10

  • 1 De minister stelt een examenreglement vast.

  • 2 Een ieder die zich overeenkomstig de daartoe gestelde regels heeft aangemeld, het verschuldigde examengeld heeft voldaan en zich overeenkomstig artikel 3.4 van het besluit heeft geïdentificeerd, wordt toegelaten tot de tot het inburgeringsexamen behorende onderdelen.

  • 3 De kwaliteit van de examinering wordt gewaarborgd door:

    • a. transparantie van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de examinering;

    • b. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de examen- en persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

    • c. het beschrijven van de procedure van verwerking van examenresultaten en de gegevensverstrekking ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering;

    • d. de naleving van het examenreglement, bedoeld in het eerste lid;

    • e. het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de kwaliteit van de processen rondom de afname en de beoordeling van examens te waarborgen.

  • 4 Om tot het inburgeringsexamen te worden toegelaten is de kandidaat verplicht in te stemmen met de in bijlage 18 opgenomen geheimhoudingsverklaring ten aanzien van de inhoud van het examen.

§ 5. Aanwijzing exameninstellingen

Artikel 3.13

  • 1 In het examenreglement, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, wordt in ieder geval vermeld:

    • a. de procedure van aanmelding en identificatie van de inburgeringsplichtige;

    • b. de wijze waarop het examengeld wordt geïnd;

    • c. de wijze van bekendmaking van de uitslagen van de onderdelen van het inburgeringsexamen;

    • d. de procedure en sancties bij fraude, en

    • e. de procedure voor de afhandeling van klachten.

Hoofdstuk 4. Faciliteiten

§ 1. Lening

Artikel 4.1

  • 2 Indien het bedrag van de lening minder dan €180’ bedraagt, wordt dit op nul gesteld.

Artikel 4.2

  • 1 Ten behoeve van de betaling van de lening verstrekt de inburgeringsplichtige originele facturen aan de minister van:

    • a. de door hem te volgen of gevolgde inburgeringscursus en het door hem af te leggen of afgelegde onderdelen van het inburgeringsexamen;

    • b. de door hem te volgen of gevolgde cursus die opleidt tot het staatsexamen Nederlands als tweede taal en het door hem af te leggen of afgelegde examen, of

    • c. de door hem te volgen of gevolgde alfabetiseringscursus, indien hij op grond van artikel 4.1a, derde lid, onderdeel a of b, van het besluit in aanmerking komt voor een lening ten behoeve van het volgen van een alfabetiseringscursus.

  • 2 De factuur vermeldt in ieder geval:

    • a. het burgerservicenummer van de kandidaat;

    • b. de naam- en adresgegevens van de kandidaat;

    • c. de naam- en adresgegevens van de instelling;

    • d. de handtekening van de kandidaat;

    • e. de datum, en

    • f. de specificatie van het factuurbedrag.

  • 3 De betaling van de factuur, bedoeld in het eerste lid, geschiedt binnen vier weken na ontvangst door de minister van die factuur.

  • 4 De eerste betaling vindt plaats binnen een jaar na de beschikking, bedoeld in artikel 4.4 van het besluit, waarbij het recht op de lening is vastgesteld. Indien binnen deze periode geen betaling heeft plaatsgevonden, vervalt de beschikking.

  • 5 De minister betaalt per kwartaal de bedragen van de lening aan de hand van de facturen met een maximum van € 1.250,–. Indien het bedrag van de facturen, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan € 1.250,– wordt de inburgeringsplichtige verzocht nieuwe facturen te overleggen van nog verschuldigde bedragen voor gevolgde cursussen of voor examens als bedoeld in het eerste lid.

§ 2. Terugbetaling

Artikel 4.3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het rentepercentage, genoemd in artikel 4.5, eerste lid, van het besluit, bedraagt voor het jaar 2013: 0,60 procent.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 34287, datum inwerkingtreding 14-10-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.

Het rentepercentage, genoemd in artikel 4.5, eerste lid, van het besluit, bedraagt voor het jaar 2014: 0,81 procent.

Artikel 4.4

  • 1 De rente over de door de inburgeringsplichtige opgenomen lening wordt maandelijks berekend op basis van samengestelde interest.

  • 2 Voor de berekening van de rente op de voet van het eerste lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen.

Artikel 4.5

  • 2 Voor de resterende terugbetalingsperiode na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn wordt het rentepercentage opnieuw vastgesteld overeenkomstig artikel 4.5, eerste lid, van het besluit.

Artikel 4.6

  • 1 De hoogte van de maandelijkse termijn wordt berekend op basis van het bedrag aan opgebouwde schuld vermeerderd met de over dat bedrag verschuldigde rente, berekend overeenkomstig artikel 4.4 en gedeeld door het aantal te betalen termijnen.

  • 2 De hoogte van de maandelijkse termijn bedraagt ten minste € 15. Indien de draagkracht overeenkomstig artikel 4.9 is vastgesteld op minder dan € 180’ per jaar, wordt het maandelijkse termijnbedrag op nul gesteld.

Artikel 4.7

  • 1 In afwijking van artikel 4.7, eerste lid, van het besluit vervallen de rente en aflossing van de lening van een debiteur, die niet binnenlands belastingplichtig is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, gedurende de aflosfase in jaarlijkse termijnen. Artikel 4.4 is in dat geval van overeenkomstige toepassing. Indien de debiteur zich voor het einde van een jaartermijn metterwoon in Nederland vestigt, wordt hij tot het einde van die jaartermijn behandeld als een debiteur die niet binnenlands belastingplichtig is. Op aanvraag van de in de eerste volzin bedoelde debiteur kan de minister besluiten dat de rente en aflossing van de lening niet vervallen in jaarlijkse termijnen maar in maandelijkse termijnen.

  • 2 De hoogte van de jaarlijkse dan wel de maandelijkse termijn, bedoeld in het eerste lid, laatste volzin, wordt berekend overeenkomstig artikel 4.6, tenzij de debiteur, bedoeld in het eerste lid, bij de minister een aanvraag indient tot vaststelling van zijn draagkracht voor de resterende aflosfase. In dat geval levert hij aan de minister de door de minister gevraagde gegevens.

  • 3 De betaling van de maandelijkse termijn, bedoeld in het eerste lid, laatste volzin, geschiedt door middel van:

    • a. een daartoe door de debiteur verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een door de debiteur aangewezen bank- of girorekening in Nederland of

    • b. een door de minister aan de debiteur gezonden acceptgirokaart.

Artikel 4.7a

De inburgeringsplichtige kan in afwijking van artikel 4.7, eerste lid, van het besluit de lening in een keer terugbetalen. De terugbetaling omvat het bedrag van de opgebouwde schuld vermeerderd met de over dat bedrag verschuldigde rente, berekend overeenkomstig artikel 4.4.

Artikel 4.9

  • 1 De draagkracht die wordt vastgesteld overeenkomstig dit artikel, gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de aanvraag, bedoeld in artikel 4.9 van het besluit, is ingediend.

  • 2 Maatstaf voor de vaststelling van de draagkracht de debiteur is het totaal van het toetsingsinkomen van de debiteur en zijn partner in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld. Het aldus bepaalde inkomen is het draagkrachtinkomen.

  • 3 Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan:

    • a. 120% van het belastbaar minimumloon voor een debiteur met partner, of

    • b. 120% van het belastbaar minimumloon voor een debiteur op wie de alleenstaande ouderkorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is, of

    • c. 84% van het belastbaar minimumloon voor overige debiteuren zonder partner.

  • 4 De draagkracht de debiteur is 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije voet.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt indien het toetsingsinkomen of het belastbaar loon in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, nog niet bekend is, door de minister daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het vast te stellen toetsingsinkomen of het belastbaar loon benadert.

Artikel 4.10

  • 1 Op aanvraag van de debiteur wordt bij de toepassing van artikel 4.9 uitgegaan van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, indien sprake is van terugval in inkomen:

    • a. over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, of

    • b. over het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van de debiteur van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, met dien verstande dat de vermindering niet kan worden gerekend tot inkomensschommelingen die in het algemeen normaal kunnen worden geacht bij de gekozen wijze van inkomensverwerving.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt zolang het belastbaar inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, of het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld nog niet definitief bekend is, daarvoor in de plaats gesteld het bedrag dat naar het oordeel van de minister het uiteindelijke belastbaar loon benadert.

Artikel 4.11

Indien de partner van de debiteur ook een debiteur is die een beschikking tot terugbetaling als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, van het besluit heeft ontvangen, wordt:

  • a. artikel 4.9, tweede en vierde lid, slechts eenmaal toegepast op het totaal van het toetsingsinkomen, en

  • b. bij toepassing van artikel 4.10 van het besluit de te betalen maandelijkse termijn per debiteur vastgesteld op basis van de verhouding tussen de hoogte van het toetsingsinkomen van beide debiteuren afzonderlijk.

Artikel 4.12

De debiteur is in verzuim indien binnen twee weken na de vervaldatum van een vordering het bedrag van de verplichte terugbetaling niet is ontvangen.

Artikel 4.16

Bij uitvaardiging van het dwangbevel, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet kunnen de achterstallige termijnen worden overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder mits:

  • a. het achterstallige deel minimaal € 180 bedraagt, of

  • b. het deel dat zes maanden of langer achterstallig is, minimaal € 15 bedraagt.

Artikel 4.17

  • 1 De minister kan de achterstallige termijnen alsmede het resterende verschuldigde bedrag van de debiteur die direct voorafgaande aan de beëindiging van de inburgeringsplicht houder is geweest van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, op verzoek geheel kwijtschelden, indien:

    • a. uit de gegevens in de basisregistratie personen blijkt dat de debiteur geen verblijfsrecht meer heeft, en

    • b. de Immigratie- en Naturalisatiedienst kan bevestigen dat de debiteur niet langer inburgeringsplichtig is omdat de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, is ingetrokken aangezien de grond voor verlening daarvan is komen te vervallen.

  • 2 Als tijdstip van indiening van het verzoek wordt aangemerkt het moment dat de minister op grond van de gegevens in de basisregistratie personen heeft geconstateerd dat er geen sprake meer is van een verblijfsrecht.

Hoofdstuk 6. Informatiebepalingen

Artikel 6.1

De bijzondere persoonsgegevens, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet zijn gegevens waaruit blijkt dat een inburgeringsplichtige:

Artikel 6.2

  • 4 De verwerking van bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 6.1, onderdeel d, is in ieder geval noodzakelijk om de kandidaat met een psychische of lichamelijk belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, op diens verzoek in de gelegenheid te stellen het inburgeringsexamen dan wel een deel daarvan af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden.

  • 5 De bijzondere persoonsgegevens worden ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde doeleinden verstrekt aan het Informatiesysteem Inburgering.

Artikel 6.3

  • 1 Voorzover de bijzondere persoonsgegevens zijn opgeslagen in het Informatiesysteem Inburgering, wordt dit bestand beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik door:

    • a. het toekennen van autorisaties aan alleen die personen, die voor het uitoefenen van hun taak toegang tot de opgeslagen informatie moeten hebben;

    • b. het bewaren van een reservebestand op een voor niet-geautoriseerde personen ontoegankelijke plaats.

  • 2 De minister, stelt richtlijnen op voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in het Informatiesysteem Inburgering.

Artikel 6.4

De onverenigbare verwerking van bijzondere persoonsgegevens door de minister wordt op de volgende wijze tegengegaan:

  • a. de toegang tot de gegevens in het Informatiesysteem Inburgering is voorbehouden aan die personen, die voor het uitoefenen van hun taak, bedoeld in artikel 6.2, toegang tot de informatie moeten hebben;

  • b. de minister, stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan, die toeziet op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens;

  • c. de minister, verricht integriteits- en kwaliteitsaudits ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens en rapporteert deze aan de functionaris voor de gegevensbescherming.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.2

In afwijking van artikel 5.1, wordt een in dat artikel genoemde vaststelling gedaan voor 26 februari 2007.

Artikel 9.6

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 2 Artikel 9.4 werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Justitie en zijn te raadplegen via het internet http//www.inburgering.net en http//www.handreikinginburgeringgemeenten.nl.

Bijlage 1 bij artikel 2.1 (tijdelijke verblijfsdoelen);

Bijlage 2 bij artikel 2.2 (Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse diploma’s);

Bijlage 3 bij artikel 2.3, tweede lid (document korte vrijstellingstoets);

Bijlage 4 bij artikel 2.4, derde lid (protocol medische advisering);

Bijlage 5 bij artikel 2.5 (eindtermen kennis van de Nederlandse samenleving);

Bijlage 6 bij artikel 3.3 (model inburgeringsdiploma);

Bijlage 7 bij artikel 3.4 (eindtermen Nederlandse Taal);

Bijlage 8 bij artikel 3.5, eerste lid (model portfolio Werk en model portfolio OGO);

Bijlage 9 bij artikel 3.5, tweede lid (handleiding assessments);

Bijlage 10 bij artikel 3.7, derde lid (eindtermen aanvullend en bijzonder praktijkdeel voor geestelijke bedienaren).

De

Minister

voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Bijlage 1. (Tijdelijke verblijfsdoelen) behorende bij artikel 2.1 van de Regeling inburgering

Tijdelijke verblijfsdoelen

  • a. uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag;

  • b. studie;

  • c. seizoenarbeid;

  • d. lerend werken;

  • e. arbeid in loondienst;

  • f. grensoverschrijdende dienstverlening;

  • g. arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel;

  • h. arbeid als kennismigrant;

  • i. verblijf als houder van de Europese blauwe kaart in de zin van richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155);

  • j. wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L 289);

  • k. arbeid als zelfstandige;

  • l. het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

  • m. verblijf als familie- of gezinslid bij een persoon die voor een tijdelijk doel in Nederland verblijft;

  • n. medische behandeling;

  • o. het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

  • p. tijdelijke humanitaire gronden;

  • q. het doorbrengen van verlof in Nederland;

  • r. het afwachten van herstel en hervatting van de arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip of op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;

  • s. verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit, Indien bij de verlening van een verblijfsvergunning is bepaald dat het verblijfsrecht tijdelijk van aard is.

Bijlage 2. bij artikel 2.2 (Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse diploma’s)

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Justitie.]

Bijlage 4. bij artikel 2.4, derde lid, van de Regeling inburgering (vanaf 1 januari 2013)

Protocol medische advisering 2013

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

 

1.

Algemeen

 
 

1.1

Inleiding

 

1.2

Protocol

 

1.3

Wettelijk kader

 

1.4

Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur

 

1.5

Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

 

1.6

Bezwaar en beroep

 

1.7

Het inburgeringsexamen

 

2.

Medisch protocol

 
 

2.1

Begrippen

 

2.2

Algemeen

 

2.3

Beperkingen

 

2.4

Anamnese en lichamelijk onderzoek

 

2.5

Weging en beoordeling

 

2.1

Bijzondere examenomstandigheden

 

Bijlage 1 Begrippen- en afkortingenlijst

 

Bijlage 2 Modelformulier medisch advies inburgeringsexamen

 

Bijlage 3 Machtiging voor het opvragen van medische informatie

Voorwoord

Vanaf 1 januari 2013 is de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige van kracht geworden. Een belangrijke wijziging voor het Protocol medische advisering is de verschuiving van de uitvoering van de inburgering, waar onder het nemen van beslissingen over medische ontheffingen, van gemeenten naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Het onderhavige Protocol is onder andere hierop aangepast. Het aldus gewijzigde protocol geldt voor de medische advisering ten behoeve van vreemdelingen die na 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden. Het gewijzigde protocol geldt niet voor vreemdelingen die voor die datum inburgeringsplichtig zijn geworden. Voor hen geldt het overgangsrecht en voor hen is de gemeente nog het uitvoerend orgaan.

Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf regulier of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel) of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie) moeten vreemdelingen, tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringvereiste1. Iemand voldoet hieraan als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de desbetreffende regelgeving. Betrokkene kan een ontheffing van dit vereiste aanvragen bij DUO of bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) door aan te tonen dat hij door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen (zijnde het minimumniveau om te voldoen aan het inburgeringsvereiste) te behalen. Over de vraag of de belemmering of handicap dusdanig is dat betrokkene het inburgeringsexamen niet kan behalen, wordt een advies uitgebracht door een door de Minister aangewezen onafhankelijk medisch adviseur zijnde een onafhankelijk arts die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Voor een dergelijk medisch advies zijn er kaders en uitgangspunten geformuleerd voor de medisch adviseur, DUO en de IND en neergelegd in dit protocol.

Het protocol is oorspronkelijk tot stand gekomen in samenwerking met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en de VIA (Vereniging Indicerende en Adviserende Artsen) en in 2012 aangepast door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Het bestuur van de VIA heeft ook haar medewerking verleend aan de totstandkoming van het aangepaste protocol. Het protocol is een bijlage bij de ministeriële regeling inburgering .

1. ALGEMEEN

1.1. Inleiding

In dit protocol wordt de procedure rond de medische advisering in het kader van het inburgeringsexamen nader uitgewerkt.

Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd) of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie) moeten vreemdelingen, tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringsvereiste. Iemand voldoet aan deze plicht als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de regelgeving. Hoewel er in de wet- en regelgeving dus uitgegaan wordt van verschillende mogelijkheden om aan het inburgeringsvereiste te voldoen, wordt bij de ontheffing uitgegaan van het inburgeringsexamen. Dit, omdat het inburgeringsexamen het minimuminburgeringsvereiste is.

Een ontheffing van het inburgeringsvereiste kan op aanvraag van betrokkene, afhankelijk van op grond van welke wetgeving de aanvraag wordt gedaan, door DUO (namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) of door de IND (namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) worden verleend, als betrokkene aantoont blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen door een:

  • psychische belemmering, of

  • lichamelijke belemmering, of

  • verstandelijke handicap.

In onderstaande tabel staat vermeld in welke situatie welke wet van toepassing is, welke eisen de wet stelt wat betreft inburgering en tot wie betrokkene zich moet wenden om medische ontheffing aan te vragen.

Tabel 1 inburgeringsplicht/vereiste en medische ontheffing

situatie

wet

welke eisen stelt de wet wat betreft inburgering?

bij wie medische ontheffing aanvragen?

Nieuwkomer in Nederland, niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten of Turkije, met een niet tijdelijk verblijfsdoel

of

Geestelijke bedienaren niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten of Turkije

Wet inburgering

Moet voldoen aan de inburgeringsplicht: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

DUO

Bij aanvraag van een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf regulier of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier

Vreemdelingenwet 2000

Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

IND voor zover de persoon niet al in het kader van de Wet inburgering medische ontheffing heeft gekregen

en asiel

   

Voor zover de persoon inburgeringsplichtig is in het kader van de Wet inburgering en hij in dat kader al medische ontheffing heeft gekregen van DUO, is deze ontheffing ook in dit kader geldig.

Bij een aanvraag tot naturalisatie

Rijkswet op het Nederlanderschap

Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen

Als onderdeel van naturalisatieverzoek bij IND

De minister wijst de medische adviseurs aan. DUO contracteert de medische adviseurs. Voor zover de IND beslist over de medische ontheffing maakt zij gebruik van de adviezen van de door DUO gecontracteerde medische adviseurs.

De geraadpleegde medisch adviseur zal omtrent de toestand van betrokkene een advies opmaken, waarbij de medisch adviseur een relatie legt tussen de medische stoornissen en beperkingen, de belemmering ten aanzien van het inburgeringsexamen en het uiteindelijke medische advies over het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen. De kosten voor dit medisch advies komen voor rekening van de betrokkene. Is het voor betrokkene mogelijk om het examen wel aangepast af te leggen, dan zal de medisch adviseur in zijn advies aangeven onder welke bijzondere examenomstandigheden het examen door betrokkene gemaakt kan worden.

In de beoordeling van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen neemt de medisch adviseur ook (in algemene termen) het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject in zijn overwegingen mee. Is het niet mogelijk om het voorbereidingstraject zonder aanpassingen te volgen of zijn er voor het voorbereidingstraject meer dan slechts lichte aanpassingen nodig, dan zal de medisch adviseur dit in zijn advies aangeven. In het protocol wordt dus steeds waar er wordt gesproken over het inburgeringsexamen ook het voorbereidingstraject bedoeld.

1.2. Protocol

Het protocol beoogt uniformiteit te bevorderen in de beoordeling door de medisch adviseur van de medische toestand (voor zover relevant voor de beoordeling in het kader van het behalen van het inburgeringsexamen) van een aanvrager van een ontheffing voor het inburgeringsexamen en uniformiteit in de opbouw van het medisch advies. Uniformiteit draagt bij aan een gelijke behandeling van gelijke gevallen.

Het protocol is opgesteld in de wetenschap dat het periodiek zal moeten worden geactualiseerd. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, medische technologie, hulpmiddelen en de examens kunnen een aanpassing van het protocol tot gevolg hebben.

Het protocol kent een algemeen deel en een medisch deel. De volgende bijlagen maken onderdeel uit van het protocol:

  • begrippen- en afkortingenlijst,

  • het modeladvies dat door de medisch adviseur moet worden gebruikt bij zijn medische advisering in het kader van het inburgeringsexamen,

  • een model machtiging voor het opvragen van medische informatie in het kader van het inburgeringsexamen.

1.3. Wettelijk kader

Verschillende groepen personen hebben een inburgeringsplicht of moeten voldoen aan het inburgeringsvereiste.

Dit geldt voor:

  • A. Een vreemdeling die in het kader van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is;

  • B. De aanvrager van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking voortgezet verblijf of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel in het kader van de Vreemdelingenwet 2000;

  • C. Een vreemdeling die wil naturaliseren in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Voor betrokkenen uit deze groepen is het mogelijk om te worden ontheven van deze verplichting/dit vereiste door aan te tonen dat hij door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Hieronder wordt voor de verschillende groepen het wettelijk kader aangegeven.

Ad A. Wet inburgering

Het protocol Medische advisering inburgeringsexamen is een verdere uitwerking van de Wet inburgering en het Besluit inburgering.

Artikel 6, 1e lid onder a van de Wet inburgering luidt:

  • 1. Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien:

    • a. de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen;

In artikel 2.8 van het Besluit inburgering is artikel 6 van de Wet inburgering uitgewerkt:

  • 1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a , van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

  • 2. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

  • 3. Indien Onze Minister, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.

  • 4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan zijn voldaan.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat bij regeling door de minister nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de verlening van ontheffing alsmede omtrent het advies.

In artikel 2.4 (Ontheffing wegens medische belemmering) van de ministeriële regeling staat:

Artikel 2.4

  • 1. Het advies, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een oordeel met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, noodzakelijke bijzondere examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3.2.

  • 2. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:

    • a. op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet niet in staat is zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen , of

    • b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend zijn.

  • 3. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, stelt het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Ad B. Vreemdelingenwet 2000

Het vreemdelingenrecht voorziet in een koppeling met de Wet inburgering om de naleving van het inburgeringsvereiste te versterken.

Op grond hiervan is het voldoen aan het inburgeringsvereiste als voorwaarde gesteld voor de verlening van een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf en voor verlening van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd.2

Vanaf 1 januari 2013 geldt tevens dat het niet voldoen aan het inburgeringsvereistekan leiden tot intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

De groep vreemdelingen die wordt geconfronteerd met dit vereiste is veelal al inburgeringsplichtig in het kader van de Wet inburgering, er zijn echter uitzonderingen.

De medische ontheffing is verder uitgewerkt in de volgende artikelen:

In deze onderdelen is de situatie geregeld dat de vreemdeling wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Inburgeringsplichtige vreemdelingen worden op deze grond door DUO van het inburgeringsvereiste ontheven (artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering), nadat een onafhankelijke arts terzake een medisch advies heeft uitgebracht (zie in dit verband artikel 2.8 van het Besluit inburgering). Deze beslissing van DUO heeft voor deze (gewezen) inburgeringsplichtige op grond van de onderdelen d en aanheffen van het tweede lid van de artikelen 3.80a, 3.96a, 3.107a van het Vreemdelingenbesluit 2000 dus ook tot gevolg dat het inburgeringsvereiste niet wordt gesteld in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voortgezet verblijf of onbepaalde tijd. De verleende ontheffing zal blijken uit een afschrift van de beschikking waarbij DUO de ontheffing heeft verleend, dat de vreemdeling bij de aanvraag zal moeten overleggen. In dit verband wordt er nog op het derde lid van de genoemde artikelen van het Vreemdelingenbesluit 2000 gewezen. Betreft het een volgens de Wet inburgering niet-inburgeringsplichtige vreemdeling die wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen, dan wordt de ontheffing niet verleend door DUO maar door de IND die bij de beoordeling eveneens gebruik maakt van het medische advies van de onafhankelijke arts (artikel 2.8 van het Besluit inburgering).

Ad C. Rijkswet op het Nederlanderschap

Voor de verlening van het Nederlanderschap komt slechts in aanmerking de verzoeker die in de Nederlandse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, alsmede van de Nederlandse staatsinrichting en maatschappij en hij zich ook overigens in de Nederlandse samenleving heeft doen opnemen.

De vreemdeling die wil naturaliseren moet aan het inburgeringsvereiste voldoen. De verzoeker hoeft de naturalisatietoets niet af te leggen indien hij heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. De verzoeker moet hiertoe een medisch advies overleggen van een door DUO aangewezen onafhankelijke arts. Hiermee zal zijn gewaarborgd dat dezelfde kring van artsen die adviseert over medische ontheffingen in het kader van de Wet inburgering, ook over medische belemmeringen bij het afleggen van het inburgeringsexamen in het kader van de naturalisatieprocedure adviseert.

1.4. Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur

In het kader van de Wet inburgering

De inburgeringsplichtige is zelf verantwoordelijk voor het op tijd voldoen aan het inburgeringsvereiste (i.e. het behalen van het inburgeringsexamen of één van de andere genoemde examens).

De inburgeringsplichtige kan (conform artikel 6 Wet inburgering) door DUO worden ontheven van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de inburgeringsplichtige het examen blijvend niet zal kunnen behalen.

DUO zal over deze aanvraag een besluit nemen op basis van een medisch advies over betrokkene.

Dit medisch advies wordt opgesteld door de medisch adviseur die daartoe door DUO is gecontracteerd. De medisch adviseur dient een onafhankelijk arts te zijn – derhalve niet zijnde een behandelend arts van betrokkene – die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De medisch adviseur dient op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen (waarvan het medisch protocol deel uit maakt) en van de mogelijke examenomstandigheden. Daarnaast kan DUO extra eisen stellen aan de medisch adviseur, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van scholing. DUO en de medisch adviseur kunnen werkafspraken maken over onder andere de wijze van betaling van het medisch advies (voor rekening van betrokkene), informatieverschaffing aan betrokkene en de verdere gang van zaken.

Op het moment dat een inburgeringsplichtige zich meldt bij DUO of de IND met het verzoek om ontheffing, zal deze de betrokkene verwijzen naar deze medisch adviseur.

De medisch adviseur stelt vervolgens vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is waardoor de betrokkene het examen binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan behalen. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.

De inburgeringsplichtige zal vervolgens het medisch advies bij zijn aanvraag tot ontheffing moeten voegen, waarna DUO conform artikel 2.8, tweede lid Besluit inburgering binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking geeft. DUO heeft een vergewisplicht (conform art. 3:9 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies. De vergewisplicht houdt in dat DUO naast het controleren van de formulieren op het juist en volledig invullen hiervan, zich er van moet vergewissen dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap

De uitwerking en toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap gebeurt door de IND namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, resp. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De desbetreffende Minister beslist formeel op de aanvraag voor een verblijfsvergunning en het verzoek om naturalisatie.

Betrokkene kan door DUO of de IND op basis van een medisch advies worden ontheven van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de betrokkene het inburgeringsexamen blijvend niet zal kunnen behalen. Degene die een ontheffing van het inburgeringsexamen wil, kan voor een medisch advies naar de medisch adviseur waarmee DUO afspraken heeft gemaakt. DUO en de IND verstrekken betrokkene hier desgewenst informatie over. Betrokkene richt zich voor een medisch advies rechtstreeks tot de medisch adviseur. De medisch adviseur zal vervolgens een advies opstellen over de medische toestand van betrokkene in het kader van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen binnen een termijn van vijf jaar.

Het advies wordt rechtstreeks aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal dit advies voegen bij de aanvraag tot een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf, een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel of regulier of bij het verzoek om naturalisatie. Het advies mag op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder zijn dan zes maanden.

Betrokkene kan, indien hij reeds door DUO is ontheven, een afschrift van de betreffende beschikking tezamen met zijn verzoek voor een verblijfsvergunning of voor naturalisatie overleggen aan de IND. Deze beslissing van DUO geldt tevens als ontheffing van het inburgeringsvereiste in het kader van een aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf,een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en in het kader van een naturalisatieverzoek. In beide situaties mag de beschikking niet ouder zijn dan drie jaar op de dag van indiening van de aanvraag voor een van de genoemde verblijfsvergunningen respectievelijk het naturalisatieverzoek.

De IND heeft net als DUO een vergewisplicht (conform art. 3:10 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies.

Verificatie medisch advies door DUO of IND

Het medisch advies wordt door de medisch adviseur aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal vervolgens het medisch advies overleggen aan DUO of aan de IND. Mocht er bij DUO of de IND twijfel bestaan over de authenticiteit van het advies dan kan er contact gezocht worden met de medisch adviseur. DUO of de IND zal het advies waarover twijfel bestaat aan de medisch adviseur toesturen, waarna de medisch adviseur de authenticiteit kan vaststellen.

De medisch adviseur bewaart de gegeven adviezen tenminste tien jaar.

Verkorte procedure

Een verkorte procedure kan volstaan indien aan de hand van medische stukken of bekendheid bij DUO een advies kan worden opgesteld. Dit betekent dat naar het oordeel van de medisch adviseur evident vaststaat dat betrokkene niet in staat zal zijn om het inburgeringsexamen te behalen, zodat betrokkene niet (apart hiervoor) in persoon behoeft te worden gezien.

Voor de niet evidente situaties is het gebruikelijk dat betrokkene tijdens een spreekuur in persoon door de medisch adviseur wordt opgeroepen. De te volgen procedure is ter beoordeling aan de medisch adviseur die het advies opstelt.

1.5. Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’

Aangezien ontheffing op grond van een wezenlijke belemmering of handicap gedurende de gehele periode waarin het inburgeringsvereiste op grond van de Wet inburgering bestaat relevant is en ook op ieder moment tijdens de periode kan ontstaan, worden geen regels gesteld over de termijn waarbinnen een ontheffingsverzoek moet worden ingediend. De aanvraag kan dus aan het begin, tijdens of aan het einde van de termijn waar binnen aan het inburgeringsvereiste moet zijn voldaan worden ingediend.

De medisch adviseur adviseert over de vraag of betrokkene blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Op grond van artikel 2.8, vierde lid, van het Besluit inburgering is sprake van het blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen te behalen, indien in redelijkheid verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de belemmering of verstandelijke handicap zodanig zijn dat het behalen van het inburgeringsexamen binnen vijf jaar niet mogelijk is. Deze termijn van vijf jaar wordt gerekend vanaf het moment van de aanvraag van het advies.

Indien te verwachten is dat de betrokkene wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap niet binnen vijf jaar het examen kan behalen, dan wordt er vanuit gegaan dat er reden tot ontheffing bestaat.

1.6. Bezwaar en beroep

Beschikking ontheffing i.h.k.v. de Wet inburgering

Tegen een negatieve beschikking van DUO kan de inburgeringsplichtige binnen zes weken in bezwaar gaan. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking geïnformeerd.

DUO kan conform artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht een adviescommissie ten behoeve van de beslissing op het bezwaar instellen

Deze commissie gaat na of DUO op zorgvuldige wijze en in redelijkheid en billijkheid tot de beslissing is gekomen. De commissie oordeelt hierbij niet inhoudelijk over het medisch advies dat aan de beschikking ten grondslag ligt. De medisch adviseur kan wel gevraagd worden om een nadere toelichting bij het medisch advies te geven door bijvoorbeeld aan te geven hoe het protocol is toegepast. Een overweging hiertoe kan zijn dat vanuit de behandelende sector verklaringen worden overlegd waardoor twijfel ontstaat of DUO de juiste beslissing heeft kunnen nemen. Daarnaast kan sprake zijn van een inmiddels gewijzigde medische situatie waarop de medisch adviseur kan reageren.

De commissie brengt een advies uit aan DUO, waarna DUO het uiteindelijke besluit neemt.

Inburgeringsplichtige kan bezwaar maken tegen het besluit. De afdeling Bezwaar en beroep van DUO draagt zorg voor de afhandeling van het bezwaar. Bij een negatieve beslissing op bezwaar kan de inburgeringsplichtige in beroep bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking op bezwaar geïnformeerd.

Beschikking ontheffing i.h.k.v. verblijfsvergunning of naturalisatie

Bij de aanvraag om één van de genoemde verblijfsvergunningen of een naturalisatieverzoek is de situatie anders. Daar is het medisch advies een onderdeel van het verzoek tot een verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De beschikking gaat over de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De verzoeker kan bij de IND in bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek, waarbij er argumenten tegen onderdelen, bijvoorbeeld geen ontheffing van het inburgeringsvereiste, van de beschikking kunnen worden gegeven.

1.7. Het inburgeringsexamen

Met het inburgeringsexamen wordt getoetst of betrokkene voldoende is ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Bij het examen is een aantal uitgangspunten van belang:

  • Inburgering moet perspectief bieden op integratie en vormt een eerste stap naar volwaardige deelname aan de samenleving. Basis voor het kunnen functioneren in de samenleving is het beheersen van de Nederlandse taal op een bepaald niveau, om in de dagelijkse omgang te kunnen communiceren in het Nederlands, en bekendheid te verkrijgen met de Nederlandse samenleving, waaronder vigerende normen en waarden.

  • Het inburgeringsexamen is voor alle betrokkenen van gelijke opzet.

  • De vereiste mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid is gesteld op het niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen (Common European Framework of Reference for Languages, CEF).

Het taalverwervingniveau A2 is in het CEF als volgt geformuleerd:

Betrokkene kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Hij kan communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen. In eenvoudige bewoordingen kan hij aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

Het inburgeringsexamen wordt centraal afgenomen en bestaat uit de volgende vijf onderdelen:

  • KNS = Kennis van de Nederlandse Samenleving (netto 45 minuten)

  • TGN = Toets Gesproken Nederlands (netto 15 minuten)

  • Lezen (netto 50 minuten)

  • Luisteren (netto 35 minuten)

  • Schrijven (netto 35 minuten)

  • De totale afnametijd van het examen, inclusief 15 minuten instructietijd per examen, bedraagt 255 minuten. De kandidaat mag alle onderdelen op één dag afleggen; hij kan er ook voor kiezen de verschillende onderdelen over meerdere dagen te verspreiden.

De verschillende examenonderdelen worden als volgt afgenomen:

  • het examenonderdeel KNS wordt met een computer afgenomen. De kennis van de Nederlandse samenleving op verschillende domeinen als werk en inkomen, gezondheidszorg, onderwijs, geschiedenis en staatsinrichting, normen en waarden, wordt aan de hand van meerkeuzevragen getoetst. De examenkandidaat leest de vragen op het beeldscherm en hoort ze tevens via een hoofdtelefoon. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel TGN toetst op directe wijze de spreekvaardigheid waarbij de kandidaat door een hoofdtelefoon mondelinge opdrachten krijgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een telefoonverbinding met een (sprekende) computer. De kandidaat moet in een microfoon zinnen nazeggen, vragen kort beantwoorden, een woord met een tegenovergestelde betekenis noemen en in eigen woorden een kort verhaal navertellen.

  • Het examenonderdeel Lezen wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de leesvaardigheid getoetst. De examenkandidaat leest teksten op het beeldscherm en krijgt daarover vragen. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Luisteren wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen wordt de luistervaardigheid getoetst. De examenkandidaat hoort via een koptelefoon gesproken tekstfragmenten en krijgt daarover vragen. De mogelijke antwoorden worden ook getoond op het beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis aan te klikken.

  • Het examenonderdeel Schrijven wordt op papier afgenomen. Middels het aanvullen van zinnen, het invullen van formulieren en het maken van korte schrijfopdrachten wordt de schrijfvaardigheid getest. De examenkandidaat krijgt bij aanvang van het examenonderdeel een ‘boekje’ met daarin de vragen / opdrachten. De antwoorden dient de kandidaat in het zelfde ‘boekje’ op te schrijven.

Afname van de examens

Het examen wordt afgelegd bij DUO op één van de examenlocaties in Amsterdam, Rotterdam, Rijswijk , Eindhoven, Nijmegen en Zwolle.

Bijzondere examenomstandigheden

Een kandidaat die door een belemmering of handicap niet in staat is om het inburgeringsexamen op de gebruikelijke wijze af te leggen, kan door DUO in de gelegenheid worden gesteld om het examen op een aan zijn belemmering of handicap aangepaste manier af te leggen. De mogelijke bijzondere omstandigheden waarin DUO kan voorzien, worden genoemd en beschreven in hoofdstuk 2.

2. MEDISCH PROTOCOL

2.1. Begrippen

2.2. Algemeen

Dit medisch protocol bevat ten behoeve van de medisch adviseur aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van het inburgeringsexamen.

De medisch adviseur kan al dan niet tot de overtuiging komen dat betrokkene op grond van medische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is het gehele inburgeringsexamen, binnen vijf jaar, ondanks de bijzondere examenomstandigheden (succesvol) te behalen.

Bij deze beoordeling wordt ook het voorbereidingstraject tot het afleggen van het inburgeringsexamen betrokken. Wanneer betrokkene niet zonder lichte aanpassingen in dit voorbereidingstraject het inburgeringsexamen kan behalen, zal hij moeten worden ontheven. Zijn de aanpassingen in het voorbereidingstraject gering, dan is dat geen reden voor een ontheffing.

Er wordt vanuit gegaan dat voor het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject dezelfde vaardigheden van belang zijn als bij het kunnen behalen van het inburgeringsexamen. Mochten lichte aanpassingen nodig zijn voor het afleggen van het voorbereidingstraject dan zal de medisch adviseur dit in het advies aangeven.

Naast het protocol gelden uiteraard de gedragsregels van artsen zoals die door de KNMG zijn vastgesteld en tevens de in de medische adviespraktijk gangbare inzichten (indicerende en adviserende artsen, verzekeringsartsen). Zo zal het onderzoek door de medisch adviseur op een voor betrokkene zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden. Lichamelijk onderzoek zal achterwege kunnen blijven indien de medisch adviseur op grond van de anamnese voldoende overtuiging voor zijn oordeel heeft verkregen. Bovendien zal reeds beschikbare informatie van de behandelsector in de overwegingen worden betrokken en kan indien nodig en met gerichte toestemming van betrokkene nadere informatie bij de behandelaar worden ingewonnen. De medisch adviseur zal (verdere) medicalisering zoveel mogelijk vermijden.

Bij evidente gronden voor ontheffing kan sprake zijn van een verkorte procedure. De medisch adviseur stelt een medisch advies op aan de hand van bekendheid bij DUO, eerdere sociaal-medische adviezen en/of medische documentatie waaruit blijkt dat iemand niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In het geval betrokkene bijvoorbeeld doof en/of blind is of het syndroom van Down heeft, kan sprake zijn van een evidente ontheffing. Bij evidente gronden voor ontheffing is het niet nodig dat betrokkene persoonlijk door de medisch adviseur wordt gezien.

2.3. Beperkingen

Er zijn meerdere beperkingen die tot gevolg kunnen hebben dat betrokkene het voorbereidingstraject op het afleggen van het inburgeringsexamen niet kan doen of het inburgeringsexamen niet kan halen.

Er zijn vele verschillende stoornissen waaruit beperkingen kunnen voortkomen die invloed kunnen hebben op de stem en/of de spraak, de visus, het gehoor, de motoriek en/of het cognitief functioneren.

De aard en de ernst van de stoornissen en beperkingen dienen altijd geobjectiveerd te worden door de medisch adviseur. In het advies zal worden gemotiveerd in hoeverre deze stoornissen en beperkingen leiden tot belemmeringen en kan een advies voor ontheffing voor deelname aan het inburgeringsexamen worden gegeven.

2.4. Anamnese en lichamelijk onderzoek

Hieronder zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de gerichte anamnese. Deze vragen zijn niet uitputtend. Per geval zullen de specifieke vragen verschillen. De medisch adviseur zal tot de overtuiging moeten komen dat betrokkene wel, niet of met aanpassingen in staat is zich voor te bereiden op het afleggen van het examen en het examen zelf met goed gevolg af te leggen.

Inleiding

Waarom een aanvraag voor ontheffing op dit moment?

Specifiek

Ter bepaling van de subjectieve belemmering:

  • Wat is volgens betrokkene de oorzaak van de belemmering?

  • Hoe redt betrokkene zich in het dagelijks leven?

  • Welke problemen/belemmeringen ondervindt betrokkene door stoornis of beperking?

Ter objectivering van de beperkingen:

  • Sinds wanneer heeft betrokkene de stoornis of beperking?

  • Wat is de medische voorgeschiedenis?

  • Wat is het medicijngebruik?

  • Is de stoornis/beperking van blijvende aard?

  • Wanneer en door welke arts is de oorzaak vastgesteld?

  • Is betrokkene onder behandeling voor de stoornis of beperking?

  • Welke hulpmiddelen zijn in gebruik (bril, loep, hoortoestel etc)?

  • Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd (wanneer, waar, diploma)?

  • Welke werkzaamheden zijn of worden verricht, voor/na de stoornis?

Gevolgen beperkingen

Welke beperkingen ondervindt betrokkene ten aanzien van:

  • Visus: inschatting mate gezichtsverlies

Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een voorbeeld van het beeldscherm dat betrokkene zal moeten kunnen aflezen.

  • Gehoor: inschatting mate gehoorverlies

Maakt betrokkene gebruik van een hoortoestel? Beoordeling verstaanbaarheid gewone spraak tijdens spreekuur.

  • Spraak: beschrijving waaruit spraakproblemen bestaan;

Is het mogelijk om een gesprek te voeren waarin beide personen in staat zijn elkaar te begrijpen.

  • Motoriek voor computerbediening en schrijfvaardigheid: beschrijving problemen motoriek;

Is het mogelijk om een muis en toetsenbord te bedienen, en pen en papier te gebruiken. Mocht betrokkene geen pen en papier kunnen gebruiken maar wel kunnen typen, dan kan de schrijfvaardigheid met behulp van de computer worden getoetst3.

  • Tekst/beeldbegrip: beschrijving problemen tekst/beeldbegrip.

Is het mogelijk om de tekst en beelden goed waar te nemen op een beeldscherm.

Heeft betrokkene een dyslexieverklaring.

  • Verstandelijke handicap: beschrijving verstandelijke handicap.

Is het mogelijk om met de verstandelijke handicap alle facetten van het inburgeringsexamen goed af te ronden. Is reeds verblijf in een instelling geïndiceerd, wordt speciaal onderwijs gevolgd, is een IQ test gedaan.

  • Psychiatrische stoornis: beschrijving stoornis

Is het mogelijk om met de geestelijk stoornis alle onderdelen van het inburgeringsexamen succesvol af te ronden.

2.5. Weging en beoordeling

Beoordelingsnormen

Naast aandoeningen die blijvend van aard zijn, zijn er aandoeningen die tijdelijk zijn. Het is hierbij van belang om vast te stellen op welke termijn een dermate verbetering zal optreden waarna iemand wel in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In sommige gevallen zullen behandeling en/of hulpmiddelen nodig zijn om een verbetering te bewerkstelligen. Hierbij wordt alleen uitgegaan van algemeen gebruikelijke behandelingen en/of hulpmiddelen. Er mag niet van betrokkene verwacht worden dat hij buitensporige inspanningen zal verrichten ten aanzien van de (medische) behandeling.

Er komen situaties voor waarbij het zeer onduidelijk is hoe de prognose zal zijn, als een ziekte binnen korte termijn aanzienlijk kan verbeteren of verslechteren. De medisch adviseur kan in zo’n geval met toestemming van betrokkene besluiten het medisch advies eenmalig voor maximaal drie maanden aan te houden. Het aanhouden van het advies – in feite het opschorten van de conclusie van het advies – is alleen mogelijk indien de medisch adviseur dit redelijkerwijs noodzakelijk acht en kan motiveren.

Prognose van de beperkingen

Het gaat bij de medische advisering niet primair om het stellen van een diagnose met de daarbij behorende prognose. Aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen stelt de medisch adviseur een advies op ten aanzien van het wel of niet kunnen voorbereiden op het inburgeringsexamen (met lichte aanpassingen), het behalen van het examen, dan wel het examen afleggen met gebruikmaking van bijzondere examenomstandigheden. Het gaat hierbij, zoals eerder gesteld, om de overtuiging van de medisch adviseur.

2.6. Bijzondere examenomstandigheden

De volgende bijzondere examenomstandigheden zijn mogelijk:

  • a. Aangepaste locatie

Het examen wordt in een andere locatie dan de standaard examenlocatie afgenomen (te denken valt aan vestiging Visio, ziekenhuis, ander "soort" gebouw). Van belang is te onderkennen dat de specifieke technische mogelijkheden ter plaatse moeten voldoen aan de eisen van de digitale examens.

Daarnaast is het mogelijk dat het examen in een andere examenzaal dan de standaardexamenzaal (examen in apart lokaal) wordt afgenomen. Deze voorziening is standaard aanwezig in de toetslocaties van de DUO.

  • b. Verlenging examentijd

De examenkandidaat mag, indien mogelijk, langer over het examen doen. Dit kan bij de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven. Bij het examenonderdeel TGN is dit niet mogelijk.

  • c. Onderbroken examenafname

De kandidaat mag rustmomenten tijdens de examenonderdelen nemen. Dit kan bij de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven . Bij het examenondedeel TGN kan dit niet.

  • d. Aangepaste inroostering

De kandidaat wordt bijvoorbeeld aan het begin van de dag of juist aan het eind van de dag ingeroosterd, de kandidaat krijgt meer tijd tussen de examensessies door, de kandidaat wordt apart gehouden van andere kandidaten. Dit is bij alle examens mogelijk. De aangepaste inroostering kan tot gevolg hebben dat de kandidaat niet alle examens op een of twee dagen kan afleggen.

  • e. Examenhulp;

Een medewerker van DUO dan wel een door DUO aangewezen begeleider die de kandidaat helpt bij het examen. Voorbeelden hiervan zijn hulp bij inloggen, muisklikken, headset opzetten als mede persoonlijke begeleiding. Dit is bij alle examens mogelijk.

  • f. Grootbeeld;

De kandidaat kan het examen maken achter een groter beeldscherm dan standaard is voorzien. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren. Het standaard beeldscherm is 15 of 17 inch.

  • g. Grootschrift;

Het examenonderdeel Schrijven, evenals de instructie voor het examenonderdeel TGN, kunnen in de papieren versie worden vergroot.

  • h. Loepfunctie;

Bij de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren kan met behulp van een loep via een standaard Windows functionaliteit een gedeelte van een scherm worden uitvergroot. Bij deze aanpassing kan gebruik worden gemaakt van 2 monitoren.

  • i. Typen in plaats van schrijven;

Bij het examenonderdeel Schrijven kan de kandidaat het examen afleggen met behulp van (een regulier) toetsenbord en monitor. Dit in plaats van de gebruikelijke wijze van afnemen middels pen op papier.

  • j. Voorleesfunctie;

In dit geval krijgt de kandidaat de geschreven teksten op het beeldscherm voorgelezen middels een koptelefoon. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren

Een en ander is vervat in het volgende overzicht:

 

KNS

Lezen

Luisteren

Schrijven

TGN

a. aangepaste

         

locatie 

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

b. verlenging

         

examentijd

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

c. onderbroken

         

examenafname

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

d. aangepaste

         

inroostering

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

e. examenhulp

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

mogelijk

f. grootbeeld

mogelijk

mogelijk

mogelijk

nvt

nvt

g. grootschrift

         

(papier)

nvt

nvt

nvt

mogelijk

Mogelijk (alleen instructie)

h. loepfunctie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

niet mogelijk

i. typen i.p.v.

         

schrijven

nvt

nvt

nvt

mogelijk

nvt

j. voorleesfunctie

mogelijk

mogelijk

mogelijk

niet mogelijk

nvt

BIJLAGE 1

Begrippen- en afkortingenlijst

  • Betrokkene: Degene die het inburgeringsexamen moet afleggen in het kader van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap.

  • Inburgeringsexamen: Examen waarmee aan het minimum inburgeringsvereiste kan worden voldaan. In het examen worden zowel de Nederlandse taalvaardigheid (spreken, lezen, luisteren, schrijven) op taalniveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen getoetst, als kennis van de Nederlandse samenleving.Het examen wordt afgenomen door DUO.

  • IND: Immigratie- en Naturalisatiedienst.

  • DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

  • KNS: Examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving.

  • Lezen: Examenonderdeel lezen

  • Luisteren: Examenonderdeel luisteren

  • Schrijven: Examenonderdeel schrijven

  • Taalniveau Het inburgeringsexamen wordt voor het onderdeel Nederlands als Tweede taal op taalniveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen afgenomen. Op dit niveau wordt er vanuit gegaan dat iemand zich sociaal redt.

  • TGN Examenonderdeel Toets Gesproken Nederlands. Toetst spreek- en luistervaardigheid.

  • WI Wet Inburgering

BIJLAGE 2

Bijlage 251506.png
Bijlage 251507.png

BIJLAGE 3

Bijlage 251508.png

Bijlage 5. bij artikel 2.5 (eindtermen kennis van de Nederlandse samenleving)

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Justitie.]

Bijlage 6. , behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering

Inburgeringsdiploma

(voor- en achternaam)

geboren (geboortedatum) te (geboorteplaats, geboorteland),

heeft met goed gevolg het inburgeringsexamen afgelegd.

Het inburgeringsexamen, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a van de Wet inburgering, is behaald op niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.

Het inburgeringsexamen omvat de volgende examenonderdelen:

Leesvaardigheid

Luistervaardigheid

Schrijfvaardigheid

Spreekvaardigheid (Toets Gesproken Nederlands)

Kennis Nederlandse Samenleving

     

Plaats

 

Datum

Groningen

 

(datum diplomagerechtigd)

     

Namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor deze

 

Handtekening van de kandidaat

     

.....

 

.....

(naam van de ondertekenaar)

   

(functie van de ondertekenaar)

   
     
   
 

Diplomanummer: (unieke klantsleutel alleen bekend in ISI)

Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit diplomamodel ongeldig.

Bijlage 8. Model portfolio Werk deel 1 algemeen, bij artikel 3.5, eerste lid, van de Regeling inburgering

[Vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 10. bij artikel 3.7, derde lid (eindtermen aanvullend en bijzonder praktijkdeel voor geestelijke bedienaren)

[Vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 15. Model Portfolio Geestelijke bedienaren, bij artikel 3.7, vijfde lid, van de Regeling inburgering

[Vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 16. Handleiding assessments SMPD bij artikel 3.7, zesde lid, van de Regeling inburgering

[Vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 18. behorende bij artikel 3.10, vierde lid, van de Regeling inburgering

Geheimhoudingsverklaring Inburgeringsexamen DUO

Verklaring met betrekking tot de geheimhoudingsplicht

Ondergetekende,

   

Naam:

.....

   

Geboortedatum:

.....

   
  • verklaart dat krachtens deze geheimhoudingsplicht het aan hem/haar verboden is om op enigerlei wijze, direct of indirect, in welke vorm dan ook, enige mededeling te doen over de inhoud van de inburgeringsexamens.

Bij overtreding van deze geheimhoudingsverklaring houdt de minister van SZW zich het recht voor om over te gaan tot het treffen van maatregelen.

  • verklaart tevens op de hoogte te zijn dat het auteursrecht van het inburgeringsexamen is voorbehouden aan de Staat (Ministerie van SZW).

Plaats:

Datum:

Handtekening:

  1. In de genoemde wetten wordt, afhankelijk van de desbetreffende wet, de ene keer de term ‘inburgeringsplicht’ gebruikt en de andere keer de term ‘inburgeringsvereiste’. Materieel gezien komen de beide termen op hetzelfde neer. In dit protocol wordt de term ‘inburgeringsvereiste’ gebruikt. ^ [1]
  2. Bij de zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf gaat het voornamelijk om de (huwelijks)partner van een persoon die voor een niet-tijdelijk doel in Nederland verblijft. Aan deze (huwelijks)partner kan na drie jaar verblijf in Nederland een zelfstandige verblijfsvergunning worden verleend onder de beperking verband houdend met voortgezet verblijf.De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de asielgerechtigde persoon die vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de persoon die vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad en in het bezit is van een niet-tijdelijke verblijfsvergunning. Voor de overige voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de genoemde verblijfsvergunningen wordt verwezen naar de Vreemdelingenwet 2000. ^ [2]
  3. Onder voorbehoud van technische realisatie door DUO. ^ [3]