Aanwijzing artikel 6 WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-04-2008.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2006 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-04-2004 t/m 31-03-2008

Aanwijzing artikel 6 wegenverkeerswet 1994

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) heeft betrekking op het meest ernstige verkeersmisdrijf dat de WVW 1994 kent.

Deze aanwijzing beoogt een kader te schetsen voor het OM en de politie bij de beoordeling respectievelijk behandeling van dit zwaarste verkeersmisdrijf. De straftoemeting met betrekking tot dit delict zal nog dit jaar afzonderlijk worden opgenomen in een Polarisrichtlijn voor strafvordering artikel 6 WVW 1994. Deze aanwijzing beoogt richtinggevend te zijn met betrekking tot het OM-beleid aan de hand van een reeks specifieke aandachtspunten.

Vanuit de sturende rol van het OM op grond van artikel 148 Sv is bij deze aanwijzing een bijlage opgenomen met betrekking tot aan het opsporingsonderzoek door de politie te stellen kwaliteitseisen.

Naast een vervolging ter zake het misdrijf van artikel 6 WVW 1994 kan het OM bij de zware verkeersongevallen vaak ook vervolgen voor andere delicten. Zo zal er bij handelen in strijd met artikel 6 WVW 1994 ook bijna per definitie sprake zijn van overtreding van artikel 5 WVW 1994, maar ook artikel 287 Sr (doodslag) zal regelmatig in beeld komen.

In deze aanwijzing ligt het accent op de gevallen, waarin alleen tenlastelegging van artikel 6 WVW 1994 in de rede ligt. Maar ook wordt aandacht besteed aan de opsporing en de vervolging van zware verkeersongevallen, waarin niet schuld, maar voorwaardelijk opzet als uitgangspunt geldt en aan de zaken die tot een artikel 5 WVW 1994 tenlastelegging beperkt blijven.

2. Reikwijdte artikel 6 WVW 1994

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Met betrekking tot de reikwijdte van de delictsomschrijving in artikel 6 WVW 1994 valt het volgende op te merken:

  • De bepaling richt zich tot ‘een ieder’ die aan het verkeer deelneemt en beperkt zich dus niet tot uitsluitend bestuurders van motorvoertuigen, maar heeft ook betrekking op andere weggebruikers, zoals fietsers, bromfietsers, voetgangers etc.

  • De bepaling heeft ook betrekking op verkeersongevallen die buiten de weg plaatsvinden, zoals terreinen, weilanden etc.

  • De bepaling is ook van toepassing op verkeersongevallen begaan in het buitenland (artikel 5, lid 1 sub 2 Sr.)Vgl. HR. 15 april 1975, NJ 1975, 90

  • Het in de bepaling opgenomen begrip verkeersongeval kent een ruimere strekking dan uitsluitend de begrippen botsing of aanrijding, immers ook als het voertuig te water raakt is sprake van een verkeersongeval.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

3. Opzet van de aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

In de aanwijzing worden in de hierna aangegeven hoofdstukken de volgende onderwerpen kort toegelicht.

4. Begrippen in artikel 6 WVW 1994.

4.1 Schuld.

4.2 Lichamelijk letsel.

4.3 Dood.

5. Artikel 175 WVW 1994

5.1 Nieuw.

5.2 Strafverhogende omstandigheden.

6. Opsporing.

6.1 slachtoffer en nabestaanden.

6.2 medische verklaringen.

6.3 voorrangsvoertuigen.

6.4 afgevallen lading/technische gebreken.

6.5 minderjarigen.

6.6 levertijd.

7. Strafvervolging.

7.1 rijbewijzen.

7.2 schorsing en ongeldigverklaring door CBR.

7.3 strafverminderingsfactoren.

7.4 straftoemeting en forum.

7.4.1 artikel 6 WVW 1994.

7.4.2 artikel 287 Sr.

7.4.3 artikel 5 WVW 1994.

Bijlage: Kwaliteit opsporingsonderzoek

1. inleiding.

2. onderzoek op de plaats van het ongeval.

2.1 opname verklaringen.

3. voertuigonderzoek.

3.1 bepaling zichtveld bij vrachtauto’s.

4. reconstructie en analyse van het verkeersongeval.

5. proces-verbaal.

5.1 situatietekening op schaal.

5.2 foto’s.

6. onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut.

7. zorgvuldig sporenonderzoek/eenduidige werkwijze.

8. alcohol gebruik/drugs en of medicijnengebruik door de verdachte.

4. Begrippen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

4.1. Schuld

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Voor bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 is vereist dat minimaal sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en/of aanmerkelijke onoplettendheid en/of aanmerkelijk onachtzaamheid.

Voor de toepassing van deze aanwijzing wordt tussen de schuldvarianten die binnen het bereik van artikel 6 WVW vallen een driedeling gemaakt. Daarmee wordt beoogd een rangorde in zwaarte van dit schuldverwijt aan te geven. De omvang van het schuldverwijt is een van de factoren bij het bepalen van de eis.

Soorten van schuld:

  • a. aanmerkelijke verkeersfouten

  • b. grove verkeersfouten

  • c. roekeloosheid; wegpiraterij

ad a.

Binnen 6 WVW 1994 de lichtste vorm van schuldverwijt. Gedacht moet worden aan situaties waarin een fout gemaakt wordt die op grond van de maatschappelijke verantwoordelijkheid – in de literatuur ‘Garantenstellung’ genoemd – van de verkeersdeelnemer niet gemaakt had mogen worden. In deze gevallen is vaak sprake van het door de verkeersdeelnemer niet waarnemen van de andere weggebruiker of het niet hebben ingeschat van het eventuele risico dat zal ontstaan door een bepaalde handeling. Voorbeeld: geen voorrang verlenen aan een op een voorrangsweg rijdende motorrijder, die objectief gezien en rekening houdend met de afstand tussen betrokkenen en het moment van waarneming wel waarneembaar is geweest voor verdachte. Zo’n op zich voorstelbare fout, waarvan gezegd zou kunnen worden dat iedereen die zou kunnen maken, dient niettemin in beginsel tot vervolging te leiden. Vervolging onderstreept naar verdachte toe in het bijzonder en de samenleving in het algemeen het veiligheidsbelang van het naleven van die verkeersregels. Een goede loop van het verkeer is immers ondenkbaar zonder dat iedere verkeersdeelnemer mag uitgaan van de verwachting dat de collega-verkeersdeelnemers zich zullen houden aan juist die elementaire regels. Als die verwachting niet wordt gehonoreerd dient door vervolging op de waarde van de overtreden norm gewezen te worden. Hoewel RemmelinkHoofdwegen door het Verkeersrecht, 5e druk, p.67 er voor pleitte de zogenaamde onbewuste schuld in zwaarte als gelijk en misschien wel zwaarder te beschouwen als de bewuste schuld, schaart deze aanwijzing de onbewuste schuld – op basis van straftoemetingservaringen in de praktijk – tot het terrein van het lichtste schuldverwijt.

Even niet goed opletten kan zeer ernstige gevolgen meebrengen. Bedacht moet worden dat niet vervolgen door het OM, juist vanwege die gevolgen, een mogelijke klacht ex artikel 12 Sv. kan meebrengen.

Bedoelde fouten die iedereen kan maken, dienen met inachtneming van alle betrokken feiten en belangen te worden beoordeeld.

Ad b.

Van de middelste vorm van schuld verwijt is sprake wanneer grove verkeersfouten zijn gemaakt. Daarvan is onder meer sprake wanneer de verkeersdeelnemer het risico van een ongeval weliswaar heeft onderkend, zich daaraan ook welbewust bloot stelt, maar rekent op de goede afloopZe: H.R. 4-12-1979 NJ 1980,151 en HR 10-91991, NJ 1991,839, evenals HR 8-4-1975, NJ 1975,281.. Voorbeeld: het oversteken van een voorrangsweg, terwijl een vrachtauto nadert. De bestuurder van het overstekend voertuig heeft de vrachtwagen gezien, maar denkt er nog wel voor langs te kunnen. Er ontstaat echter een botsing. Dit is het terrein van de zogenaamde bewuste schuldAndere voorbeelden van grove verkeersfouten:= Bestuurder van een auto, met lekke linkervoorband blijft met een snelheid van ongeveer 70 km per uur rijden langs een bochtige weg, gelegen naast een kanaal. De bestuurder raakt met zijn voertuig eerst in de berm en daarna in het kanaal. De passagier verdrinkt..

Ad c.

Van deze zwaarste vorm van schuld verwijt is sprake als grenzen van veilig wegverkeer in ernstige mate zijn overschreden. Daarbij moet gedacht worden aan een combinatie van fouten, zoals bijvoorbeeld te hard rijden en onvoldoende rechts houden of hard rijden en intussen de routeplanner bedienen. Maar ook wanneer uit sluitend één verkeersregel – zij het in ernstige mate – wordt overtreden kan sprake zijn van roekeloosheid.

Verder kan aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van het begrip ‘roekeloosheid’ in het ontwerp voor een nieuw artikel 175 Wegenverkeerswet (zie deze aanwijzing onder 5.1)Voorbeeld: Bestuurder van Porsche haalt onder invloed van alcohol op drukke tweebaansweg een voor hem rijdende andere auto in, op een moment dat een hem tegemoetkomende auto reeds zeer dicht is genaderd. Een verkeersongeval volgt. De passagier, alsmede vier inzittenden van de tegemoetkomende auto overlijden. (zie: H.R. 15 oktober 1996, NJ 1997, 1999)..

In een aantal gevallen kan sprake zijn van het naderen dan wel overschrijden van de grens van het voorwaardelijk opzet. In de lagere rechtspraak zijn veroordelingen gevolgd voor 287 Sr in geval van voorwaardelijk opzet in een verkeerscasus. Ook in de jurisprudentie van de Hoge Raad na 1996 is in een aantal gevallen de kwalificatie doodslag van het Hof in stand geblevenHR 17 december 1996, NJ 1997,245..

Bij de bepaling van de mate van het schuldverwijt dient in alle drie de categorieën bedacht te worden dat het rijden onder invloed en het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid niet alleen een formele strafverhogende omstandigheid oplevert, maar ook een de schuld constituerende factor vormt. Dat laatste moet dan ook als zodanig in de tenlastelegging worden opgenomen.

4.2. Lichamelijk letsel

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Psychisch letsel is ander letstel dan lichamelijk letsel en valt niet onder letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994.

Altijd dient in het proces-verbaal en/of de geneeskundige verklaring de herstelduur te worden vermeld indien sprake is van letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994.

4.3. Dood

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Artikel 6 WVW 1994 kent als ‘gevolgdelict’ een dubbele causaliteit. De verdachte dient schuld te hebben aan het verkeersongeval, maar ook dient het gevolg (dood of letsel) van het verkeersongeval de verdachte te kunnen worden verweten. In hoeverre de dood als gevolg van een verkeersongeval aan de schuld van de verdachte valt te toe te rekenen is uitgemaakt door de Hoge Raad in zijn arrest HR 12-9-1978, NJ 1979,60.

Naarmate de tijdstippen tussen het ongeval en het overlijden verder uit elkaar liggen is het de vraag in hoeverre dit overlijden nog een gevolg is van het ongevalCausale toerekenbaarheid in de zin van artikel 6 WVW 1994 staat volstrekt los van de statistische definitie die de Adviesdienst Verkeer en Vervoer hanteert bij de registratie van verkeersdoden, welke definitie internationaal is vastgelegd in de Vienna Road Traffic Convention van 1968. Statistisch geldt dat het overlijden als gevolg van het ongeval plaatsvindt binnen 30 dagen na het ongeval.. In een dergelijk geval dient een forensisch arts en niet een behandelend arts te worden geraadpleegd.

Teneinde de causaliteit met betrekking tot de dood te bewijzen dient uit het verslag van de lijkschouwer te blijken, dat het slachtoffer aan de gevolgen van het verkeersongeval is overleden. Het verdient de voorkeur een forensisch arts (GGD) in te schakelen boven de behandelend (huis)arts voor het vastleggen van het letsel of de dood na tijdsverloop of ten gevolge van medisch falen.

Indien niet onmiddellijk duidelijk is dat het slachtoffer is overleden aan de gevolgen van het ongeval, heeft het Openbaar Ministerie de mogelijkheid een opdracht tot sectie te geven.Zie artikel 73 Wet op de Lijkbezorging en de verplichting in artikel 73 lid 2 om ouders/familie te informeren over de beslissing tot sectie (zie brief van College PG’s d.d. 22.01.2002, PaG/BJZ/2353. Voorts wordt verwezen naar de Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood n.l. organen pas verwijderen na toestemming van de officier van justitie).Zie NJ 1997/563 waarbij slachtoffer af zag van medische behandeling en overleed m.b.t. de toerekenbaarheid aan de verdachte.Bijvoorbeeld: a. als iemand stilstaat op de rijbaan van een brug, terwijl aldaar een vluchtstrook ontbreekt. Betrokkene had de ANWB gebeld dat hij pech had. Een vrachtauto rijdt vervolgens achter op de auto. Een verpleegkundige die ter plaatse komt zegt dat het slachtoffer koud aanvoelde en dat zij van mening was dat het slachtoffer reeds langer was overleden.b. een oudere dame met een enorm zwakke gezondheid, die als inzittende meerijdt in de auto van haar zoon. De auto wordt aangereden. Enkele dagen na het ongeval komt de vrouw te overlijden. De vraag is of dat als gevolg van het ongeval is.

5. Strafverhogende omstandighedenIn het wetsvoorstel nr. 28484 is een nieuwe tekst van artikel 175 WVW 1994 voorgesteld en is naast de reeds bestaande strafverhogingsgronden een nieuwe grond toegevoegd namelijk die van roekeloosheid, die een hogere strafbedreiging meebrengt dan bij het misdrijf van 6 W VW 1994 bij een als minder te kwalificeren vorm van schuld, zoals aanmerkelijk onachtzaam of aanmerkelijk onoplettend.

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Hiervan is sprake als ten gevolge van een verkeersongeval iemand is gedood of aan een ander lichamelijk letsel is toegebracht en daarbij sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden:

Voor de uitleg van het begrip ernstige snelheidsovertredingen kan aangesloten worden bij wat de wetgever hieromtrent heeft bepaald in artikel 164 lid 2 onder c van de WVW 1994, namelijk overschrijding van de vastgestelde maximumsnelheid van 50 km/h of meer.

6. Opsporing

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

6.1. Het slachtoffer/nabestaanden

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De hier besproken verkeersongevallen hebben soms doden of zwaar gewonde slachtoffers tot gevolg. Op politie en justitie rust de plicht uiterst behoedzaam en zorgvuldig met belangen van nabestaanden en slachtoffers om te gaan. Correcte bejegening staat voorop.

In de aanwijzing slachtofferzorg wordt nader ingegaan op slachtofferzorg. Door het OM moet in die zaken, waarin het slachtoffer is overleden dan wel blijvende gevolgen ondervindt van het verkeersongeval door het OM schriftelijk een slachtoffergesprek worden aangeboden aan de nabestaanden of het slachtoffer.

De politie onthoudt zich van inhoudelijke uitspraken betreffende de vervolging in de strafzaak aan nabestaanden of slachtoffers. Dit is specifiek aan het OM voorbehouden en voorkomt dat het OM door de rechter mogelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Als tussen de politie en de nabestaanden van het slachtoffer contacten zijn geweest dient daarvan een korte vermelding omtrent de inhoud in het proces-verbaal te worden opgenomen. In het geval daarvan door de politie is afgezien of contacten hebben ontbroken, dient daarvan eveneens in het proces-verbaal melding te worden gemaakt.

In een aantal gevallen zal de politie om duidelijkheid te krijgen over de herstelduur contact opnemen met de behandelend arts van het slachtoffer. Om privacyredenen dient voor het verkrijgen van deze informatie vooraf door het slachtoffer toestemming te worden verleend. Deze toestemmingsvraag en verleende toestemming moeten expliciet worden vermeld in het proces-verbaal, omdat deze informatieverzameling primair tot doel heeft het verzamelen van bewijs betreffende het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel of…..’.

Het kan dienstig zijn dat het OM de rechter op de hoogte brengt van de emotionele gevolgen voor de nabestaanden van een overleden slachtoffer of het slachtoffer en diens gezinsleden. Het is daarbij van belang dat de verdediging en de rechter inzicht krijgen betreffende de actuele stand van zaken van het letsel of de gezondheidstoestand van het slachtoffer.

Het is voor de rechter ook van belang te weten in hoeverre de verdachte contact heeft opgenomen met nabestaanden of het slachtoffer.

Als sprake is van een wegsituatie, waarvan bekend is dat daarop herhaaldelijk ongevallen plaatsvinden, kan het voor slachtoffers of nabestaanden van belang zijn om eventueel van de wegbeheerder te vernemen welke maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn genomen.

6.2. Medische verklaringen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Naast de eigen verklaring van het slachtoffer over aard en duur van het letsel is de bewijswaarde van de medische verklaring bij artikel 6 WVW 1994 zaken essentieel. De rapportage/medische verklaring dient tenminste aan de volgende eisen te voldoen.

  • vermelding van datum en tijdstip waarop de arts het slachtoffer/de gewonde heeft onderzocht;

  • een gedetailleerde/exacte beschrijving van het/de waargenomen letsel(s); zulks in leesbaar/ontcijferbaar handschrift en in voor de medische leek begrijpelijk Nederlands. Medisch jargon en termen in het Latijn mogen ook, doch behoeven uitleg;

  • een duidelijke omschrijving van de (eventuele) medische ingrepen die hebben plaatsgevonden (aantal hechtingen (cq) operaties, reanimatie e.d.);

  • de duur van de herstelperiode of een reële schatting/prognose;

  • een prognose omtrent al dan niet volledig herstel en/of de suggestie om (na een nader aan te geven periode) tot een medisch vervolgonderzoek over te gaan;

  • de vermelding van voorzienbare blijvende of tijdelijke ongeschiktheid of verhindering van de normale bezigheden;

  • de vermelding van een (eventuele) ziekenhuisopname en de te verwachten duur daarvan;

  • de beschrijving van een (eventueel) behandelplan en/of de vervolgbehandelingen;

  • de vermelding van (eventuele) consequenties op langere termijn (bijvoorbeeld de noodzaak van plastische chirurgie).

Het is van belang dat de medische verklaringen aan de politie worden toegezonden en niet aan de parketten omdat de zaken nog niet bij parketten ingeschreven zijn. Het strekt voorts tot aanbeveling dat parketten met de lokale ziekenhuisdirecties afspraken maken die kunnen leiden tot een centrale helpdesk of contactpersoon bij het ziekenhuis tot wie de medewerkers van de parketten zich kunnen richten m.b.t. eventuele vragen over de inhoud van medische verklaringen. Het is mogelijk om na verkregen toestemming van de betrokkene betreffende de herstelduur, navraag te doen bij een ARBO-arts.

NB Het standaard aanvraagformulier medische informatie is vastgesteld in overleg met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de geneeskunst. Dit formulier dient te worden ingevuld en ingezonden door een opsporingsambtenaar en is bekend bij de Politie en de Koninklijke Marechaussee.

6.3. Voorrangsvoertuigen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Brandweer, politie, ambulance en een aantal door de Minister van VenW aangewezen hulpverleningsdiensten voeren blauw zwaai of knipperlicht en een twee- of drietonige hoorn om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen. Indien deze diensten dergelijke signalen voeren wordt van overige weggebruikers verwacht dat voorrang en vrije doorgang wordt verleend aan deze ‘hulpverleningsdiensten’. Daarnaast stelt het gebruik van signalen, de rijsnelheid, de mate van spoed en de intensiteit van het overige verkeer hoge eisen aan de bestuurder van een dergelijk voertuig.

Het rijden met een voorrangsvoertuig vrijwaart de bestuurder niet van vervolging voor artikel 5 of artikel 6 WVW 1994, wanneer een aanrijding ontstaat. Het is ook daarom bij aanrijdingen met voorrangsvoertuigen van groot belang dat op zorgvuldige wijze sporen en verklaringen worden vastgelegd. De behandelend officier van justitie dient daarbij telkens een afweging te maken of en in hoeverre het onderzoek door het lokale politiekorps dient te worden verricht, dan wel dat in het kader van een zo integer mogelijke procedure het onderzoek (deel) dient te worden opgedragen aan een ander korps of het KLPD.

Als uitgangspunt bij ongevallen met een politievoertuig kan daarbij door het OM worden gehanteerd dat het onderzoek in beginsel en bij voorkeur nooit door hetzelfde onderdeel van de lokale politie wordt verricht, maar altijd door een ander onderdeel dan datgene waarvan de betrokken functionaris deel uitmaakt. Ten behoeve van het onderzoek kan een politievoertuig technisch worden onderzocht door eveneens een niet betrokken dienstonderdeel van politie. Het OM kan ook overwegen om de Rijksrecherche onderzoek te laten doen naar de betrokkenheid van de politiefunctionaris/het politievoertuig bij het ongeval.

Indien voertuigen van hulpdiensten betrokken zijn bij een verkeersongeval is het zowel voor de politie gedurende het opsporingsonderzoek als voor het OM ter zake de strafrechtelijke vervolging van dergelijke ongevallen van belang rekening te houden met het gestelde in de regeling optische en geluidssignalen van 15 december 1997, zoals deze laatstelijk is gewijzigd d.d. 9 juni 2000, Stcrt. 111 en de inhoud van de artikelen 29 en 91 RVV 1990. Ook bestaan brancherichtlijnen die werkgevers en personeel een handreiking bieden bij het op verantwoorde wijze toepassen van regelgeving inzake het gebruik van optische en geluidssignalen en de opleiding daarvoor.B.v. Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer Stcrt. 9/7/2002, nr. 128., alsmede de rijtechnische richtlijn ambulancezorg.

Onder omstandigheden kan aanleiding bestaan om naast de feitelijke bestuurder ook de zogenaamde wagencommandant vanwege medeplichtigheid te horen als de feitelijke bestuurder opdracht of een commando heeft gekregen om b.v. snel te rijden of de optische en geluidssignalen te voeren. Bij het opmaken van het proces-verbaal dient daarmee direct rekening te worden gehouden.Zie m.b.t. medeplegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht d.d. 1 juli 2002, LJN nummer: AE 4779, zaaknr. 03/005263.

6.4. Afgevallen lading/technische gebreken

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Zware ongevallen ontstaan soms door afgevallen lading. Naast culpa bij de bestuurder dient tevens bij een oorzakelijk verband tussen afgevallen lading/technische gebreken en verkeersongevallen in het opsporingsonderzoek aandacht te worden besteed aan de rol van de werkgever en/of vervoerder.

Daarom dient altijd in zaken waarin de afgevallen lading/het technische gebrek een rol speelt tevens de werkgever en/of vervoerder te worden gehoord en – indien nodig – proces-verbaal tegen deze laatste(n) te worden opgemaakt. Binnen de vervoersbranche wordt gebruik gemaakt van het handboek: ‘Ladingzekering’. Het is aan te bevelen dat de politie in het opsporingsonderzoek aangeeft of dit handboek en de daarin gestelde verladingseisen zijn nageleefd. Bij technische gebreken is denkbaar dat de werkgever van de vrachtwagenbestuurder wordt vervolgd voor uitlokking ex 47 Sr. van 6 WVW 1994.

6.5. Minderjarige verdachten

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Personen vanaf 12 jaar die een zwaar verkeersongeval hebben veroorzaakt dienen te worden aangemerkt als verdachte en te worden verhoord. Altijd dienen bij strafrechtelijk minderjarigen, ouders, voogd of bewindvoerder in kennis te worden gesteld en van deze kennisgeving door de politie in het proces-verbaal melding te worden gemaakt.

6.6. Levertijd proces-verbaal

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Uit het bovenstaande komt onder meer naar voren dat het van belang is zorgvuldig rekening te houden met de belangen van slachtoffers en nabestaanden. In het algemeen kan worden gesteld dat een spoedige afhandeling van de strafzaak dat belang ook ten dienste komt.

Het OM zal lokaal afspraken moeten maken met de politie om bij zware verkeersongevallen het opsporingsonderzoek te doen afronden, inclusief inzending van het volledige proces-verbaal. Als uitgangspunt dient 60 dagen na de pleegdatum te worden gehanteerd.

N.B. Indien de officier van justitie heeft besloten tot inhouding van het rijbewijs op grond van zijn bevoegdheid in artikel 164 lid 4 WVW 1994, dient het onderzoek van de zaak op de terechtzitting echter wel binnen zes maanden na de dag van invordering te zijn aangevangen.

7. Strafvervolging

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

7.1. Rijbewijzen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Indien de verkeersdeelnemer die ter zake het misdrijf van artikel 6 WVW 1994 wordt vervolgd, geen rijbewijs had of diens rijbewijs ongeldig of geschorst was, zal dit door het OM in de tenlastelegging dienen te worden verweten, omdat het niet hebben van een rijbewijs onderdeel vormt van de culpa in de zin van artikel 6 WVW 1994. Bij verdenking van artikel 6 WVW, waarbij strafverzwarende omstandigheden als alcohol en snelheid in het geding zijn kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot invordering op grond van artikel 164 derde lid WVW 1994

7.2. Schorsing en ongeldigverklaring van rijbewijzen door het CBR

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Indien sprfawake is van een als gevolg van het ongeval door het CBR geschorst of ongeldig verklaard (aantal categorieën) rijbewijs kan daarmee ter bepaling van de strafmaat in het strafproces in beginsel geen rekening worden gehouden, omdat het administratieve maatregelen betreft in de zin van de Awb, waartegen administratiefrechtelijke rechtsmiddelen open staan.

7.3. Strafvermindering

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of zich in een bepaalde zaak strafverminderende omstandigheden voordoen, zijn met name de volgende:

  • medeschuld benadeelde,

  • eigen letsel verdachte,

  • door de verdachte betaalde schadevergoeding,

  • door de verdachte gelegde contacten met nabestaanden of slachtoffer,

  • broodrijder.

7.4. Straftoemeting en forum

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

7.4.1 Artikel 6 WVW 1994

In beginsel wordt de strafzaak aangebracht bij een meervoudige kamer, indien er doden te betreuren zijn, het uit een oogpunt van behoorlijke slachtofferbejegening aangewezen lijkt of de zaak bewijstechnisch complex is. In genoemde gevallen zal het OM de zaak op de gebruikelijke wijze ter appointering aanbieden. Alle overige zaken worden aan de politierechter voorgelegd.

Een punt van discussie is soms de verkeersfout die iedereen wel eens maakt (de onbewuste verkeersschuld). De beslissing tot vervolging kan met name worden gebaseerd op de normbevestigende betekenis van de straf. Aan het verkeer deelnemen brengt risico’s met zich. Een kleine fout heeft soms enorme consequenties (zie hiervoor onder 4.1.a). Juist dit gevolg moet reden zijn tot vervolging over te gaan. In dit verband is de annotatie van RölingUit deze annotatie blijkt dat een sepotgrond: door het feit en/of gevolgen getroffen op zijn minst discutabel is. onder het zogenaamde Verpleegstersarrest nog steeds actueel: ‘De zin van de bestraffing van dit soort misdrijven kan nauwelijks gezocht worden in de beïnvloeding van de dader (het leed van de straf verzinkt in het niet tegenover het zelfverwijt voortvloeiende uit de gebeurtenissen zelf). Het gaat hier om de normdemonstratie tegenover de rechtsgenoten’ (HR 19 december 1963 NJ 1963, 512).

Deze zaken dienen niet terzijde te worden gelegd, of te worden ‘afgewaardeerd’ naar een artikel 5 WVW-zaak, doch tenminste aan de politierechter te worden voorgelegd.

7.4.2 Artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht

Er dient sprake te zijn van evident a-sociaal weggedrag (vergelijk het zogenaamde Porsche-arrest) Een dergelijke zaak dient aan de meervoudige kamer bij de rechtbank te worden voorgelegd.

Voor de bepaling van de vraag of vervolging ter zake artikel 287 Sr. mogelijk is dient te worden aangesloten bij het gangbare criterium voor voorwaardelijk opzet of kansopzet, namelijk: het welbewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel in het verkeer. Altijd dient subsidiair 6 WVW 1994 in ter-men van roekeloosheid in de tenlastelegging te volgen en is ook overigens (meer subsidiair) artikel 5 WVW1994 mogelijk.

De situatie is denkbaar dat de auto bij een moord of zuivere doodslag als ‘wapen’ is gebruikt. Hoewel ook dergelijke zaken onder het verzamelbegrip ernstige verkeersongevallen kunnen worden geschaard, is de Polarisrichtlijn 6 WVW voor dergelijke zaken niet bedoeld.

7.4.3 Artikel 5 WVW 1994

Aan de onderkant van het strafmaatbeleid bij zware verkeersongevallen geldt hetzelfde voor overtreding van artikel 5 WVW 1994.

Indien een bij aanvang van het proces aanvankelijk als misdrijf geregistreerde zaak om bewijstechnische redenen aan de afdeling belast met kantonzaken op het parket wordt overgedragen liggen aan die overdracht eveneens specifiek casuïstische beoordelingen ten grondslag, die zich minder goed lenen voor een geautomatiseerde straftoemeting. In beginsel dient echter te worden uitgegaan van de volgende overwegingen:

  • 1. Een transactievoorstel dient niet te worden aangeboden, tenzij te verwachten is dat slechts een boete wordt opgelegd,

  • 2. De zaak dient op de gebruikelijke wijze aan de sector kanton van de rechtbank te worden voorgelegd. Ook is het hierbij van belang om een goede inschatting van de behandeltijd te maken.

  • 3. Eventuele nabestaanden of slachtoffers dienen door het OM tijdig en passend bij de strafprocedure te worden betrokken.

  • 4. Als uitgangspunt geldt dat niet slechts wordt volstaan met een slachtoffer- of nabestaandengesprek. De zaak dient in beginsel aan de sector kanton van de rechtbank op de gebruikelijke wijze te worden voorgelegd, omdat het van belang is dat in de justitiële documentatie – indien van toepassing – aantekening van de afloop van dit feit wordt gemaakt, almede een mogelijke afloop voor de registratie m.b.t. beginnende bestuurders van belang is. Behandeling door de sector kanton van de rechtbank is ook om reden van generale preventie van belang.

  • 5. In de strafmaat dient in beginsel niet te worden volstaan met het eisen van een kale geldboete, maar een geheel of gedeeltelijk onvoorwaardelijke ontzegging te worden geëist.

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Kwaliteit opsporingsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Bij verkeersongevallen met (ernstig) letsel is het soms moeilijk naderhand een uitspraak te doen over de toedracht. Indien bij deze ongevallen sprake is van (ernstige) snelheidsovertredingen is het naderhand ook vaak een probleem om de gereden snelheid ten tijde van het ongeval te reconstrueren.

Voor een goed onderbouwde uitspraak over de toedracht dan wel de gereden snelheid is het noodzakelijk dat de verkeersongevallendiensten van de politie een adequaat sporenonderzoek op de plaats van het ongeval en een onderzoek aan de betrokken voertuigen uitvoeren.

Het is van belang dat de politie de onderzoeken kwalitatief goed, reproduceerbaar en controleerbaar uitvoert. Dit is het geval wanneer de betreffende functionaris werkt volgens specifieke richtlijnen (Forensisch Technische normen, verder te noemen FT normen). Deze normen zijn speciaal voor de betreffende onderzoeken ontwikkeld. De kwaliteit van het onderzoek, zowel onderzoek plaats ongeval als het voertuigonderzoek, is zo goed mogelijk gewaarborgd wanneer de functionaris beschikt over de competenties voortvloeiend uit de kernopgaven deeluitmakend van de leergang politieel verkeersspecialist, met als afstudeerrichting onderzoek verkeersongevallen. Dit moet blijken uit het door de betrokken opsporingsambtenaar behaalde diploma (volledige leergang) c.q. certificaat (afzonderlijke kernopgave).

Genoemde leergang maakt deel uit van het recent ontwikkelde en door de Ministers van Binnenlandse Zaken/Koninkrijksrelaties en Justitie vastgestelde nieuwe politieonderwijs. Dit nieuwe onderwijs – een coproducties tussen genoemde departementen, de politieregio’s en het LSOP – richt zich met name op all-round politiemedewerkers die vanaf 2002 zijn ingestroomd.

Politiemedewerkers die zich thans reeds bezighouden met het onderzoeken van verkeersongevallen worden middels applicaties in de gelegenheid gesteld zich de vereiste competenties, voortvloeiend uit eerdergenoemde kernopgaven eigen te maken.

Gelet op het feit dat zowel de instroom van nieuwe all-round politiemedewerkers als de om-/bijscholing van zittende politiemedewerkers de nodige tijd vergt, zal gedurende twee jaar na invoering van deze aanwijzing sprake zijn van een overgangsperiode.

2. Onderzoek op de plaats van het ongeval

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Dit onderzoek is erop gericht dat alle van belang zijnde informatie controleerbaar en reproduceerbaar wordt vastgelegd. Dit zijn bijvoorbeeld alle ter plaatse aangetroffen sporen (ook de sporen die niet in de hypothese van de opnemer passen), eindposities van voertuigen enz, controleerbaar en reproduceerbaar vast te leggen. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van hulpmiddelen ten behoeve van fotogrammetrische uitwerking. Om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren moet de betreffende politiefunctionaris in het bezit zijn van het certificaat ‘Opnemen en interpreteren plaats ongeval’, Politieonderwijs Post Initieel of gelijkgestelde opleidingen cq. reeds eerder verworven competenties. Bij het onderzoek moet gebruik worden gemaakt van de FT norm 750.01.

2.1 Opname verklaringen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Het is naast deze ‘fysieke sporen’ ook uitermate belangrijk dat van aanwezige getuigen/verdachten een mondelinge verklaring wordt opgenomen of dat spoedig na het ongeval contact wordt opgenomen met personen, die zich van de plaats van het ongeval hebben verwijderd, maar wel verklaringen kunnen afleggen omtrent het ongeval.

3. Voertuigonderzoek

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Ook dit onderzoek is erop gericht alle van belang zijnde informatie controleerbaar en reproduceerbaar vast te leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld specifieke sporen zijn die in combinatie met de resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval, het bewegingsverloop bepalen van een voertuig na de botsing. Verder valt bijvoorbeeld ook te denken aan het fotograferen van de schades, d.m.v. video-opnames, of digitale fotografie.

Om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren moet de betreffende politiefunctionaris al naar gelang de bij het ongeval betrokken voertuigen in bezit zijn van de certificaten:

  • ‘Voertuigonderzoek personenauto’s m.b.t. ongevallen’

  • ‘Voertuigonderzoek vrachtauto’s m.b.t. ongevallen’

  • ‘Voertuigonderzoek bijzondere voertuigen m.b.t. ongevallen’

  • ‘Voertuigonderzoek tweewielers m.b.t. ongevallen’

van het Politieonderwijs Post Initieel of gelijkgestelde opleidingen c.q. reeds eerder verworven competenties.

Bij het onderzoek moet gebruik worden gemaakt van de FT norm 760.01 dan wel FT norm 740.01 (in geval van voertuigonderzoek tweewielers m.b.t. ongevallen). Aanvullend onderzoek zal in deze vaak het uitvoeren van remproeven ter bepaling van de opgetreden remvertraging kunnen zijn. Deze proeven moeten worden uitgevoerd volgens FT 730.01.

3.1 Bepaling zichtveld bij vrachtauto’s

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Wanneer beperking van het zicht van een vrachtautochauffeur een mogelijke ( mede) oorzaak van het ongeval kan zijn geweest dient de ongevallendienst een onderzoek naar het zicht van de vrachtautobestuurder uit te voeren door het vastleggen van de zichtvelden conform norm FT 765.01. Dit onderzoek zal vaak nodig zijn wanneer een fietser of een voetganger tijdens een rechtsafslaande manoeuvre van een vrachtauto wordt overreden.

4. Reconstructie en analyse van het verkeersongeval

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval en van het voertuigonderzoek kunnen aanleiding zijn voor een ‘feitelijk’’ reconstructie van het verkeersongeval of onderdelen daarvan (scenario-onderzoek). Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan schade-inpassing, rijproeven, enz. De kennis voor deze reconstructie wordt aangereikt in de kernopgave ‘Reconstructie verkeersongevallen’, Politieonderwijs Post Initieel. Het gaat dan om de beantwoording van aanvullende onderzoeksvragen. Deze kunnen ook ontstaan naar aanleiding van de analyse, zie hieronder.

In de kernopgave ‘Analyse verkeersongevallen’, Politieonderwijs Post Initieel, worden de medewerker van de verkeersongevallendienst rekenmethoden aangereikt aan de hand waarvan een eerste indruk kan worden gekregen van onder andere de rijsnelheden van betrokken voertuigen. Het is van belang bij de beoordeling van deze berekeningen door het Openbaar Ministerie goed te letten op de gehanteerde nauwkeurigheden. Ook moet de politiefunctionaris aangeven hoe betrouwbaar de uitkomst van de gepresenteerde berekening is. Voor het uitvoeren van de genoemde activiteiten moet men in het bezit zijn van de betreffende certificaten.

Bepaalde medewerkers van de verkeersongevallendienst maken steeds meer gebruik van geavanceerde computerprogramma’s om verkeersongevallen te simuleren. In dit verband kan bijvoorbeeld het programma PC-Crash worden genoemd. Het is van groot belang dat het Openbaar Ministerie zich realiseert dat de hiermee gepresenteerde uitkomst bij de huidige uitvoeringen van deze programma’s in principe indicatief is. In die zin dat de uitkomst wel kan dienen voor een eerste beoordeling maar dat lagere of hogere snelheden niet zijn uitgesloten. Voor het werken met deze computerprogramma’s moet de politiefunctionaris in het bezit zijn van het certificaat ‘Analyse verkeersongevallen met computersimulatie’, Politieonderwijs Post Initieel en werken volgens de bijbehorende FT norm, FT 770.01 of gelijkgestelde opleidingen c.q. reeds eerder verworven competenties.

Het is van belang dat de verkeersongevallendienst van de politie conform de opleiding van het opleidingsinstituut werkt, aangevuld met FT-normen. In deze situatie levert de politie immers de vanuit technisch oogpunt relevante bouwstenen voor een kwalitatief goede reconstructie van het verkeersongeval.

5. Proces-verbaal

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De ongevallenanalist dient bij het opstellen van het proces verbaal gebruik te maken van de landelijk geldende standaard. Hij kan hierbij kiezen uit een verkort of een uitgebreid proces-verbaal. Het verkorte proces-verbaal is voor het Openbaar Ministerie bedoeld om een eerste indruk van de zaak te krijgen. Er kan op basis van dit proces-verbaal worden besloten tot het zetten van bepaalde vervolgstappen. Op verzoek van het OM kan dan de ongevallenanalist een uitgebreid proces-verbaal opstellen.

In het uitgebreide proces-verbaal moet alle verzamelde informatie zijn opgenomen (zoveel mogelijk ondersteund door foto- of beeldmateriaal), de uitgevoerde onderzoeken cq. reconstructies en de daaruit volgende resultaten. Het is van groot belang dat bij deze rapportage in het proces-verbaal door de verbalisant ruim aandacht wordt besteed aan de reden van wetenschap die tot bepaalde conclusies hebben geleid. Dit houdt in dat foto’s, checklisten en bijlagen van FT normen moeten worden bijgevoegd.

Ter bevordering van de kwaliteit van het proces-verbaal dienen tenminste de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • niet alleen conclusies, maar vooral ook reden van wetenschap dienen te worden verwoord;

  • het is van belang ook te vermelden waarom iets niet kon worden onderzocht of werd onderzocht;

  • van elke waarneming het resultaat geven, ook als dit geen bijzonderheid lijkt te zijn (bijvoorbeeld: lekke banden, niet alleen opschrijven welke banden lek waren, maar ook dat de andere niet lek waren);

  • als bepaalde metingen worden gedaan ook de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van deze metingen aangeven;

  • indien getuigenverklaringen niet zijn opgenomen, of getuigen niet zijn gehoord, dient daarvan de reden te worden aangegeven in het proces-verbaal.

5.1 Situatietekening op schaal

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

In het strafproces is het noodzakelijk dat ten behoeve van de reconstructie van het verkeersongeval een situatietekening op schaal wordt gemaakt, voorzien van een kompas of noord-pijl. De basis van deze tekening moet een vastlegging zijn van de plaats ongeval (inclusief sporen, eindposities enz.) door middel van foto’s, die naderhand fotogrammetrisch moeten worden uitgewerkt. In deze situatietekening dienen naast aangetroffen sporen ook onder meer voertuigen, rijrichtingen, voorrangsaanduidingen, wegmarkeringen, straatmeubilair etc te worden vermeld. Op de tekening dient te worden vermeld welke schaal van toepassing is en de naam van de verbalisant/opsteller.

5.2 Foto’s

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Het is van het grootste belang dat zo snel mogelijk na het ongeval van de aangetroffen ongevalsituatie foto’s of beeldmateriaal worden gemaakt. Op deze wijze zijn zoveel mogelijk de voorwaarden geschapen voor een goed vervolgonderzoek en krijgen de belanghebbenden, het OM, alsmede de rechter de mogelijkheid om zich een goed beeld te vormen van de feiten en/of omstandigheden waaronder zich een en ander heeft afgespeeld, sporen, schade, positie voertuigen etc. Verder moeten ook alle van belang zijnde sporen aan de voertuigen (beschadigingen, enz.) fotografisch of beeldtechnisch worden vastgelegd. Indien bij een ongeval meerdere betrokkenen zijn wordt aanbevolen foto’s te nemen vanuit de (rij)richtingen van betrokkenen. Ook foto’s deeluitmakende van het proces-verbaal zijn bewijsmiddelen in de zin van artikel 339 jo 344 Sv. .

6. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Door het NFI is moeilijk in het algemeen aan te geven in welke van de gevallen, waarop deze aanwijzing betrekking heeft, een NFI-onderzoek meerwaarde heeft voor de beoordeling van de zaak. In het algemeen kan worden gesteld dat in die gevallen dat naast de door de politie aangeleverde informatie bij het Openbaar Ministerie voor de bewijsvoering nog behoefte bestaat aan vervolgonderzoek, het NFI kan worden geconsulteerd.

Bij eventuele onderzoeksaanvragen door het OM aan het NFI dient altijd voorafgaand en bij voorkeur telefonisch overleg plaats te vinden. Tijdens dit overleg kan dan de vraagstelling worden geformuleerd en kan de NFI-onderzoeker op basis van de verstrekte informatie een eerste indruk geven van het te verwachten onderzoeksresultaat en van de afleverdatum van het deskundigenrapport.Indien een onderzoek naar de gereden snelheden wordt gevraagd, kan het NFI in veel gevallen een aanzienlijk beter onderbouwde uitspraak doen dan de hiervoor genoemde indicatieve uitspraak van de medewerker van de verkeersongevallendienst. Dit onderzoek wordt dan – indien mogelijk – uitgevoerd met PC-Crash, uitgebreid met een Monte Carlo simulatie. Hierbij wordt een snelheidsinterval gegenereerd met daaruit volgende waarschijnlijkheidsverdeling die in de vorm van een overschrijdingskansgrafiek in de rapportage wordt gepresenteerd. Aan de hand van dit resultaat kan een betrouwbare uitspraak worden gedaan over de kans dat een bepaalde rijsnelheid werd overschreden. Zowel de doorlooptijd van het NFI-onderzoek als de bandbreedte van de door het NFI gerapporteerde snelheid is sterk afhankelijk van de nauwkeurigheid en volledigheid van de door de politie verzamelde gegevens.

7. Zorgvuldigheid sporenonderzoek/eenduidige werkwijze

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Uit hetgeen hiervoor is opgemerkt kan worden afgeleid dat het van groot belang is dat zo snel mogelijk onderzoek op de plaats van het ongeval wordt uitgevoerd. Daarnaast is het sporenonderzoek, zoals verwoord in de Aanwijzing verkeersongevallen, van belang omdat het een algemeen maatschappelijke functie vervult en dat onderzoek slechts a. ter plaatse en b. door de politie kan plaatsvinden. Vaak zijn politieambtenaren uit BPZ (de Basis Politiezorg) als eerste aanwezig.Op het hoofdwegennet bestaat de mogelijkheid dat KLPD als eerste aanwezig is en dan zijn de regelingen en afspraken betreffende Incidentmanagement van toepassing. Er dient door hen bij voorkeur aan het consolideren van sporen te worden gedaan in afwachting van de komst van specialisten. Bij ernstige ongevallen dient daaraan altijd hoge prioriteit te worden gegeven. In de praktijk kan dat meebrengen dat de aangetroffen situatie dient te worden bevroren ten behoeve van sporen en ten nadele van de doorstroming. Het lokale OM dient aandacht te besteden aan een dergelijke aanpak. In de rapportage van AEF( Andersson Elffers en Felix) omtrent verkeersongevalsafhandeling onder de naam: ‘kwaliteitsinstrument afhandeling verkeersongevallen’, ter beschikking gesteld aan de Nederlandse Politie wordt een blauwdruk gegeven van verkeersongevalsafhandeling. Dit rapport beveelt de aanstelling van een herkenbare aanrijdingscoördinator aan. Het lokale OM kan in overleg met de politie aanstelling van dergelijke coördinatoren bevorderen. Ook strekt het tot aanbeveling om het totale proces van ongevalafhandeling als werkproces, zoals bijvoorbeeld omschreven in het AEF rapport invulling te geven binnen elke politieregio. Het lokale OM heeft daarin een sturende rol.

Het belang van een zorgvuldig sporenonderzoek verdient zich in het strafproces als regel terug. In de praktijk blijkt dat bij vragen achteraf in het geval van een gebrekkig sporenonderzoek, beantwoording niet eenvoudig of vaak niet meer mogelijk is. Dit gaat ten koste van de mogelijkheid een betrouwbare (snelheids)analyse te kunnen maken en daaruit volgend te komen tot een veroordeling. De geloofwaardigheid van politie en justitie komt daarmee ongewenst onder druk, omdat bij dodelijke slachtoffers en a-sociaal rijgedrag emoties en publiciteit een essentiële rol spelen. Hierom dient altijd vanaf het eerste optreden bij een ernstig verkeersongeval uiterst zorgvuldig te worden opgetreden.

8. Alcoholgebruik/ drugs en/of medicijngebruik door de verdachte

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

In het geval de verdachte ten tijde van het ongeval kennelijk onder invloed verkeerde dient naast het proces-verbaal voor tenminste artikel 6 WVW 1994, tevens proces-verbaal voor artikel 8/163 WVW 1994 te worden aangezegd. Ook dient, als de in de aanwijzing invordering rijbewijzen gerelateerde grenzen zijn overschreden, een invorderingsproces-verbaal te worden opgemaakt en het rijbewijs aan het OM te worden gezonden. Het is van belang om zowel artikel 6 als artikel 8 WVW 1994 in hetzelfde proces-verbaal te verwoorden, om te voorkomen dat eerst het proces-verbaal van het verkeersongeval op het parket wordt ontvangen en pas later het proces-verbaal terzake artikel 8 WVW 1994. Op deze manier wordt bevorderd dat het OM de voor de beoordeling relevante stukken in handen heeft en wordt door gezamenlijke inspanning gewerkt aan een zo zorgvuldig mogelijke beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden. Indien terzake 8WVW 1994 door een geautomatiseerd systeem een proces-verbaal afzonderlijk wordt aangemaakt dient dit altijd gebundeld en gelijktijdig met het proces-verbaal terzake 6 WVW aan het arrondissementsparket te worden gezonden. Tevens wordt op deze wijze een nebis-in-idem voorkomen, omdat in voorkomende gevallen mogelijk reeds een transactie is aangeboden op grond van de feiten en/of omstandigheden die in het alcoholproces-verbaal en/of proces-verbaal zijn vermeld.

Het criterium botsen is blazen brengt bovendien mee dat in het proces-verbaal ter zake artikel 6 WVW ook de uitslag P wordt vermeld van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.