1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-04-2010]
Een belangrijk aspect van de handhaving van het milieurecht vormt de strafrechtelijke
transactiebevoegdheid in handen van het bestuur onder toezicht van het OM (hierna:
bestuurlijke transactie). Deze bevoegdheid is gebaseerd op art. 37 van de Wet op de economische delicten (WED). Dit artikel biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur lichamen
en personen belast met een publieke taak (hierna: het bestuur) aan te wijzen en dezelfde
(transactie)bevoegdheid te verlenen als aan de officier van justitie op basis van
art. 74 WvSr. Het bestuur dient de transactiebevoegdheid uit te oefenen binnen de in het Transactiebesluit milieudelicten van 8 juli 2000 (Stb. 2000, 320) bepaalde grenzen alsmede onder toezicht van en volgens
de richtlijnen van het openbaar ministerie (art. 37, lid 2 WED). Ook mag van het bestuur worden verwacht dat het bij de toepassing van de bestuurlijke
transactiebevoegdheid gebruik maakt van het algemeen kader dat geldt binnen het OM
(zie de aanwijzing handhaving milieurecht, reg. nr 1999A026). Deze bevoegdheid geldt
vooralsnog voor een zestal pilots en voor een beperkte periode. De periode beslaat
tweeënhalf jaar, te rekenen vanaf 1 mei 2000. De pilots betreft de arrondissementen:
Leeuwarden, Zwolle, Den Bosch, Rotterdam, Middelburg en Haarlem. De bestuurlijke organisaties
die aan de pilots deelnemen zijn: De directeur-generaal van Rijkswaterstaat en het
dagelijks bestuur van het waterschap Friesland, de directeur van de Algemene Inspectiedienst,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, de hoofdinspecteur
van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne
van het milieu, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Veere
en Vlissingen, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beverwijk,
Castricum, Heemskerk en Velzen alsmede de directeur van de directie Douane van de
Belastingdienst. Na evaluatie van de pilots zal worden overgegaan tot verdere implementatie.
Al naar gelang de omstandigheden en afhankelijk van het feit of tegen overtreding
van het desbetreffende milieudelict de bestuurlijke weg openstaat, kan het bestuur
voortaan een keuze maken tussen toepassing van een bestuursrechtelijk (bijv. dwangsom
of bestuursdwang) of een strafrechtelijk handhavingsinstrument of van beide instrumenten.
Hierdoor is een gedifferentieerde aanpak van milieudelicten mogelijk. Het bestuur
heeft, onverlet de bevoegdheden van het OM, voortaan de mogelijkheid zelf strafrechtelijk
handhavend op te treden in situaties waarin dat met de bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen
voorheen niet goed of niet mogelijk was. De transactiebevoegdheid aan het bestuurlijk
bevoegd gezag op basis van art. 37 WED past in het streven naar een snelle afdoening van eenvoudige milieuovertredingen.
Het feit dat het bestuur de bevoegdheid heeft een transactie aan te bieden ten aanzien
van de delicten genoemd in het Transactiebesluit, impliceert niet dat het OM voor deze delicten geen transactie meer zal kunnen aanbieden.
Daar waar het bestuur geen gebruik maakt van zijn transactiebevoegdheid kan het OM
in beginsel zelf (al dan niet via de politie) een transactie aanbieden.