3.1. Voorwaarden voor aanwijzing
[Regeling vervallen per 17-09-2010]
Aan de aanwijzing verbind ik de volgende voorwaarden.
Voorwaarden
1. Toepasselijk recht
Op de regeling zijn de bepalingen van hoofdstuk IIB en hoofdstuk VIII van de Wet LB van overeenkomstige toepassing. Dit is alleen anders voorzover de aard van een pensioenvervangende
regeling zich daartegen verzet of als de hierna volgende voorwaarden anders bepalen.
2. Wijze van opbouw
De opbouw van pensioenvervangende uitkeringen geschiedt op basis van te storten spaarbedragen.
3. Hoogte spaarbedragen
De spaarbedragen zijn gelijk aan de pensioenpremies voor niet-gemoedsbezwaarde werknemers.
4. Hoogte spaarbedragen bij afwezigheid pensioenregeling
Als de werkgever alleen een pensioenvervangende regeling voor gemoedsbezwaarden heeft,
ontbreekt de vergelijkingsmaatstaf van voorwaarde 3. In dat geval geldt dat de spaarbedragen
ten hoogste gelijk zijn aan de premiebedragen uit het staffelbesluit (het besluit van 28 april 2003, nr. CPP2003/308M). Daarbij moeten de staffels uit de bijlage bij dat besluit worden
geschoond van de daarin opgenomen opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
5. Verzekeraar
De werkgever stort de spaarbedragen op een rekening ten name van de werknemer bij
een verzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet LB.
6. Uitkering
De verzekeraar keert het gespaarde bedrag uit in gelijke termijnen vanaf de pensioeningangsdatum
in de pensioenregeling. Er blijft in deze en de volgende voorwaarden sprake van ‘gelijke
termijnen’ bij variaties overeenkomstig artikel 18d, eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid, van de Wet LB. De uitkeringsperiode is ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Bij afwezigheid van
een pensioenregeling van de werkgever geldt een door de Wet LB toegestane ingangsdatum.
7. Overlijden werknemer vóór pensionering
Als de uitkeringsgerechtigde werknemer overlijdt voordat de pensioenvervangende uitkeringen
zijn ingegaan, geldt het volgende:
-
a. De verzekeraar keert het gespaarde bedrag uit in gelijke termijnen aan de partner
als bedoeld in artikel 18b van de Wet LB. De looptijd bedraagt ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar.
-
b. Bij het ontbreken van een partner (of bij diens overlijden) keert de verzekeraar het
(restant van het) spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan de wezen in de zin van
artikel 18c van de Wet LB. Voor de periode van uitkering aan de wezen sluit de verzekeraar aan bij de pensioenregeling
of – bij afwezigheid daarvan – bij artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet LB.
-
c. Als geen partner of uitkeringsgerechtigde wezen (meer) zijn aan te wijzen, keert de
verzekeraar het (restant van het) spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
Dat bedrag wordt belast overeenkomstig artikel 18a, negende lid, van de Wet LB.
8. Overlijden werknemer na pensionering
Als de ex-werknemer overlijdt nadat de pensioenvervangende uitkeringen zijn ingegaan
zet de verzekeraar de betaling van de uitkering voor de nog resterende looptijd voort
ten behoeve van de partner als bedoeld in artikel 18b van de Wet LB. De voorwaarden 7b en 7c zijn van overeenkomstige toepassing.
9. Overgangsrecht 55-minners; apart spaartegoed voor vervanging van tijdelijk overbruggingspensioen
en prepensioen
Werknemers van gemoedsbezwaarde werkgevers en gemoedsbezwaarde werknemers die op 31 december
2004 nog niet de leeftijd van 55 jaar hadden bereikt, konden uiterlijk tot en met
31 december 2005 apart sparen voor uitkeringen die een tijdelijk overbruggingspensioen
of een prepensioen vervangen. In dat geval keert de verzekeraar de vóór de genoemde
datum in dergelijke regelingen gespaarde bedragen inclusief rendement uit aan de werknemer.
De uitkeringen vinden plaats in gelijke termijnen. De ingangsdatum van de uitkeringen
is gelijk aan de destijds in de pensioenregeling opgenomen pensioenleeftijd. De uitkeringsperiode
is gelijk aan de periode tot aan de datum waarop de ouderdomspensioenvervangende uitkering
ingaat of uiterlijk tot aan de datum waarop de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Uitkering ingevolge de vervangende regeling voor een tijdelijk overbruggingspensioen
of een prepensioen is echter niet noodzakelijk. Men kan ook de gespaarde bedragen
toevoegen aan het spaarbedrag voor ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen
waarop de voorwaarden 1 tot en met 8 van toepassing zijn. De toegevoegde bedragen
volgen dan uiteraard ook de uitkeringsregels die voor die pensioenvervangende uitkeringen
gelden.
10. Overgangsrecht 55-plussers
Voor gemoedsbezwaarde werknemers of werknemers van gemoedsbezwaarde werkgevers die
voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, geldt het volgende:
-
a. De werknemers kunnen het sparen in hun bestaande pensioenvervangende regeling ook
na 1 januari 2006 voortzetten. Dit geldt zowel voor de spaartegoeden die een ouderdomspensioen,
een partnerpensioen en een wezenpensioen vervangen als voor de tegoeden die een tijdelijk
overbruggingspensioen of een prepensioen vervangen. De regeling die het ouderdomspensioen
vervangt mag voorts een vroegpensioen vervangen als bedoeld in artikel 38e van de Wet LB.
-
b. De verzekeraar administreert de stortingen voor uitkeringen die een tijdelijk overbruggingspensioen
of een prepensioen vervangen gescheiden van de stortingen voor de overige pensioenvervangende
uitkeringen.
-
c. De verzekeraar keert de gespaarde bedragen voor de tijdelijke overbruggingsuitkering
of voor de vervanging van het prepensioen inclusief rendement uit aan de werknemer.
De uitkeringen vinden plaats in gelijke termijnen. De ingangsdatum van de uitkeringen
is gelijk aan de in de pensioenregeling opgenomen pensioenleeftijd. De uitkeringsperiode
is gelijk aan de periode tot aan de datum waarop de ouderdomspensioenvervangende uitkering
ingaat of uiterlijk tot aan de datum waarop de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
-
d. Voorwaarden 1 tot en met 8 zijn van toepassing op de gespaarde bedragen die een ouderdomspensioen
(vroegpensioen), een partnerpensioen en een wezenpensioen vervangen.
-
e. De pensioenvervangende regeling voorziet in de mogelijkheid van gedeeltelijke pensionering.