2.3.1 Regelgeving
Wettekst
Wetboek van Strafvordering
Artikel 126n
-
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen
gegevens te verstrekken over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking
tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij
algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die:
-
a. ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel
-
b. na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
-
2. Onder een gebruiker van telecommunicatie wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke
persoon of rechtspersoon die met de aanbieder een overeenkomst is aangegaan met betrekking
tot het gebruik van een openbaar telecommunicatienetwerk of de levering van een openbare
telecommunicatiedienst, alsmede de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daadwerkelijk
gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst.
-
3. De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van
een openbaar telecommunicatienetwerk, onderscheidenlijk iedere aanbieder van een openbare
telecommunicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
4. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste drie maanden.
-
5. De officier van justitie maakt van de vordering proces-verbaal op, waarin hij vermeldt:
-
a. het misdrijf en, indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding
van de verdachte;
-
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid, eerste volzin, zijn vervuld;
-
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon
omtrent wie gegevens worden gevorderd;
-
d. de gegevens die worden gevorderd;
-
e. indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
-
6. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, wordt de vordering beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in het eerste lid, eerste volzin. Van een wijziging, aanvulling, verlenging
of beëindiging van de vordering maakt de officier van justitie proces-verbaal op.
-
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze waarop de gegevens door de officier van justitie worden gevorderd.
Artikel 126na
-
1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang
van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken ter zake van naam, adres,
postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van telecommunicatie.
Artikel 126n, tweede en derde lid, is van toepassing.
-
2. Indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, bij de aanbieder niet bekend zijn en
zij nodig zijn voor de toepassing van artikel 126m of artikel 126n kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek vorderen dat de aanbieder
de gevorderde gegevens op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze achterhaalt
en verstrekt.
-
3. In geval van een vordering als bedoeld in het eerste of tweede lid is artikel 126n, vijfde lid, onder a, b, c en d, van overeenkomstige toepassing en blijft artikel 126bb buiten toepassing.
-
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze waarop de gegevens door de opsporingsambtenaar of de officier van justitie
worden gevorderd.
Artikel 126nb
-
1. Teneinde toepassing te kunnen geven aan artikel 126m of artikel 126n kan de officier van justitie met inachtneming van artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet bevelen dat met behulp van in dat artikel bedoelde apparatuur het nummer waarmee de gebruiker van telecommunicatie kan worden
geïdentificeerd, wordt verkregen.
-
2. Het bevel wordt gegeven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 3.10, vierde lid, onder a, van de Telecommunicatiewet en is schriftelijk. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven.
In dat geval stelt de officier van justitie het bevel binnen drie dagen op schrift.
-
3. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week en vermeldt:
-
a. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor
toepassing van artikel 126m of artikel 126n en
-
b. de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van telecommunicatie
van wie het nummer moet worden verkregen.
-
4. De officier van justitie doet te zijnen overstaan de processen-verbaal of andere voorwerpen,
waaraan een gegeven kan worden ontleend dat is verkregen door toepassing van het eerste
lid vernietigen indien dat gegeven niet gebruikt wordt voor de toepassing van artikel 126m of artikel 126n.
Artikel 126u
-
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen
gegevens te verstrekken over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking
tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij
algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die:
-
a. ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel
-
b. na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
-
2. Onder een gebruiker van telecommunicatie wordt in dit artikel verstaan de natuurlijke
persoon of rechtspersoon die met de aanbieder een overeenkomst is aangegaan met betrekking
tot het gebruik van een openbaar telecommunicatienetwerk of de levering van een openbare
telecommunicatiedienst, alsmede de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daadwerkelijk
gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst.
-
3. De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van
een openbaar telecommunicatienetwerk, onderscheidenlijk iedere aanbieder van een openbare
telecommunicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
4. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste drie maanden.
-
5. De officier van justitie maakt van de vordering proces-verbaal op, waarin hij vermeldt:
-
a. een omschrijving van het georganiseerd verband;
-
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid, eerste volzin, zijn vervuld;
-
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon
omtrent wie gegevens worden gevorderd;
-
d. de gegevens die worden gevorderd;
-
e. indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
-
6. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,
onder b, wordt de vordering beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in het eerste lid, eerste volzin. Van een wijziging, aanvulling, verlenging
of beëindiging van de vordering maakt de officier van justitie proces-verbaal op.
-
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze waarop de gegevens door de officier van justitie worden gevorderd.
Artikel 126ua
-
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens
te verstrekken terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst
van een gebruiker van telecommunicatie. Artikel 126u, tweede en derde lid, is van toepassing.
-
2. Indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, bij de aanbieder niet bekend zijn en
zij nodig zijn voor de toepassing van artikel 126t of artikel 126u, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek vorderen dat de aanbieder
de gevorderde gegevens op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze achterhaalt
en verstrekt.
-
3. In geval van een vordering als bedoeld in het eerste of tweede lid is artikel 126u, vijfde lid, onder a, b, c en d, van overeenkomstige toepassing en blijft artikel 126bb buiten toepassing.
-
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze waarop de gegevens door de opsporingsambtenaar of de officier van justitie
worden gevorderd.
Artikel 126ub
Teneinde toepassing te kunnen geven aan artikel 126t of artikel 126u kan de officier van justitie bevelen dat met behulp van de apparatuur, bedoeld in
artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet het nummer waarmee een gebruiker van telecommunicatie kan worden geïdentificeerd,
wordt verkregen. Artikel 126nb, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Overige regelgeving
2.3.2 Begripsbepaling
Op vordering van de officier van justitie moet een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk,
onderscheidenlijk een aanbieder van openbare telecommunicatiediensten gegevens verstrekken
over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker.
Welke gegevens hier precies onder vallen wordt uitgewerkt in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie. Telecommunicatie omvat zowel conventionele spraaktelefonie als bijvoorbeeld ook
datatransmissie door middel van internet.
2.3.3 Betekenis
-
• Het doel van het opsporingsonderzoek is het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Hieronder vallen onder andere alle beslissingen als bedoeld in de artt. 348-350 Sv, het nemen van vervolgingsbeslissingen en het aanhouden van verdachten. Volledigheidshalve
heeft de wetgever opgenomen dat de bevoegdheden neergelegd in de artikelen 126n, 126na, 126u en 126ua dienen te worden uitgeoefend ‘in het belang van het onderzoek’. Dit accentueert nog
eens dat de bevoegdheden alleen mogen worden gehanteerd indien deze bijdragen aan
de opsporing van het delict of van het in georganiseerd verband beramen of plegen
van misdrijven als bedoeld in art. 67 lid 1 Sv. Het vorenstaande brengt mee dat wanneer niet (meer) wordt beoogd de zaak op strafrechtelijke
wijze af te doen, het onderzoek dient te worden gestaakt, ook al is de verdenking
nog niet opgehelderd.
-
• Van de aanbieder van telecommunicatie kan op grond van de artt. 126n en 126u Sv worden gevorderd de officier van justitie gegevens te verstrekken over een gebruiker
en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker.
-
• Van de aanbieder van telecommunicatie kan op grond van de artt. 126na en 126ua Sv worden gevorderd de opsporingsambtenaar gegevens te verstrekken betreffende naam,
adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van telecommunicatie.
-
• Van een aanbieder van telecommunicatie kan op grond van art. 126na en 126ua lid 2 Sv worden gevorderd dat de gebruikersgegevens, indien deze niet bij de aanbieder bekend
zijn, worden achterhaald op bij Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie bepaalde wijze. Als de telecommunicatieaanbieder beschikt over ten minste twee tijdstippen
waarop en locaties waar de gebruiker kennelijk gebruik heeft gemaakt van telecommunicatie,
kan een bestandsanalyse worden uitgevoerd. Zie verder onder 2.3.4. ‘Vorderen gegevens
telefonie’.
-
• Op grond van artt. 126nb en 126ub Sv jo. 3.10 lid 4 Telecommunicatiewet kan de officier van justitie de bij Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie aangewezen ambtenaren bevelen de IMSI-catcher in te zetten, waarmee het nummer wordt
verkregen waarmee de gebruiker van telecommunicatie kan worden geïdentificeerd. Zie
verder onder 2.3.4. ‘Vorderen gegevens telefonie’.
-
• In art. 13.2a Telecommunicatiewet wordt de aanbieder van telecommunicatie verplicht te voldoen aan een vordering op
grond van art. 126n of art. 126u Sv. In art. 13.4 Telecommunicatiewet wordt de aanbieder van telecommunicatie verplicht te voldoen aan een vordering op
grond van art. 126na of art. 126ua Sv.
2.3.4 Procedure
Algemeen
-
• In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen gegevens ‘over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer
met betrekking tot die gebruiker’, en gegevens ‘ter zake van naam, adres, postcode,
woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van telecommunicatie’. Deze twee
categorieën gegevens worden (onder andere in de Memorie van toelichting bij de Wet
vorderen gegevens telecommunicatie) ook wel aangeduid als verkeersgegevens respectievelijk
gebruikersgegevens. ‘Verkeersgegevens’ is het bredere begrip dat gebruikersgegevens
omvat.
-
• De volgende categorieën gegevens zijn in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie aangewezen als verkeersgegevens (limitatieve opsomming):
-
– Naam, adres en woonplaats van de gebruiker;
-
– nummers van de gebruiker;
-
– naam, adres en woonplaats en het nummer van de natuurlijke persoon of rechtspersoon
met wie de gebruiker verbinding heeft, heeft gehad of heeft getracht tot stand te
brengen, of van de natuurlijk persoon of rechtspersoon die heeft getracht met de gebruiker
verbinding tot stand te brengen;
-
– de datum en het tijdstip waarop de verbinding met de gebruiker tot stand is gebracht
en beëindigd en de duur van de verbinding, dan wel, ingeval er geen verbinding tot
stand is gekomen, de datum en het tijdstip waarop is getracht verbinding met de gebruiker
tot stand te brengen, alsmede de afwijking van dit tijdstip van de wettelijke tijd,
bedoeld in art. 1, eerste lid van de Wet van 16 juli 1958 tot nadere regeling van de wettelijke
tijd (Stb. 352);
-
– de locatiegegevens van het netwerkaansluitpunt dan wel gegevens betreffende de geografische
positie van de randapparatuur van een gebruiker ingeval van een verbinding of poging
daartoe;
-
– de nummers van de randapparatuur waarvan de gebruiker gebruik maakt of heeft gemaakt;
-
– de soorten diensten waarvan de gebruiker gebruik maakt of heeft gemaakt evenals de
daarbij behorende gegevens;
-
– naam, adres en woonplaats van degene die de rekening betaalt voor de openbare telecommunicatiediensten
en telecommunicatienetwerken die de gebruiker ter beschikking heeft of heeft gehad,
indien deze een ander is dan de gebruiker.
-
• Er kunnen alleen gegevens worden gevorderd die de aanbieder in het kader van zijn
eigen bedrijfsvoering bewaart (historische gegevens) of ter beschikking krijgt (actuele
gegevens).
-
• Bij dit hoofdstuk zijn de modellen gevoegd (zie paragraaf 6.5) die gebruikt dienen
te worden om verkeersgegevens en gebruikersgegevens te vorderen. Er zijn aparte modellen
voor internet en voor telefonie (vast of mobiel).
-
• Deze hierboven vermelde categorieën verkeersgegevens worden verder uitgewerkt in de
Nota van toelichting bij het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie. In de modellen (opgenomen in paragraaf 6.5) zijn deze categorieën verkeersgegevens
vertaald naar in de praktijk gehanteerde begrippen. Gegevens die in het Besluit wel als verkeersgegevens zijn aangewezen maar niet in het model terugkomen (zoals
NAW-gegevens van degene die de rekening betaalt voor de gebruiker) kunnen worden gevorderd
onder het kopje ‘Anders, namelijk…’ (zie modellen art. 126n en art. 126u Sv). ‘De soorten telecommunicatiediensten waarvan de gebruiker gebruik maakt of heeft
gemaakt evenals de daarbij behorende gegevens’ slaan niet alleen op vaste telefonie,
mobiele telefonie of internet, maar ook op de diensten die daar weer onder vallen.
Deze nader geconcretiseerde diensten kunnen in voorkomende gevallen in het model art. 126n Sv en het model art. 126u Sv voor telefonie ook onder het kopje ‘Anders, namelijk ...’ worden gevorderd.
-
• Verkeersgegevens worden gevorderd door de officier van justitie. Gebruikersgegevens
betreffende een gebruiker van vaste of mobiele telefonie worden door tussenkomst van
het Centraal Informatiepunt voor Onderzoek aan Telecommunicatie (CIOT) gevorderd door
de op grond van het ‘Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie’ aangewezen opsporingsambtenaar.
-
• Van een vordering verkeersgegevens, een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging
daarvan en een vordering bestandsanalyse wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier
van justitie. Van een vordering gebruikersgegevens wordt proces-verbaal opgemaakt
door de opsporingsambtenaar. De achtergrond van het verplicht opmaken van een proces-verbaal
is dat (vooraf) verantwoording wordt afgelegd over de toepassing van de bevoegdheid
(Kamerstukken II 2001/02, 28059 nr. 3, p. 16 en nr. 5, p. 7). Nu de vordering wordt
gericht aan een aanbieder van telecommunicatie wordt die verantwoording immers niet,
zoals bij andere bijzondere bevoegdheden tot opsporing, afgelegd door een schriftelijk
bevel aan een opsporingsambtenaar te geven. Bij dit hoofdstuk zijn modellen gevoegd
die gebruikt kunnen worden om proces-verbaal op te maken.
Vorderen gegevens telefonie
-
• Het bevragen van gebruikersgegevens bij telefonieaanbieders vindt plaats door tussenkomst
van het Centraal Informatiepunt voor Onderzoek aan Telecommunicatie (CIOT). Het CIOT
beheert een database met gebruikersgegevens die worden aangeleverd door de aanbieders.
Op de verstrekking via het CIOT is het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie van toepassing. De volgende gegevens zijn op te vragen:
-
– naam, adres, postcode en woonplaats van de gebruiker;
-
– aansluitnummer van de gebruiker;
-
– de telecommunicatiedienst die wordt afgenomen.
-
– Ook wordt bekend welke aanbieder het nummer uitgeeft.
-
• Gegevens die bij het CIOT kunnen worden opgevraagd, behoeven door telecommunicatieaanbieders
niet op andere wijze (bijvoorbeeld via de fax) te worden verstrekt. De officier van
justitie (in geval van art. 126n/u Sv) of de op basis van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie geautoriseerde opsporingsambtenaar (in geval van art. 126na/ua Sv) vordert de gebruikersgegevens; de feitelijke bevraging van het CIOT geschiedt in
beide gevallen door laatstgenoemde ambtenaren. Het informatiesysteem van het CIOT
is zodanig ingericht dat uitsluitend geautoriseerd personeel toegang heeft tot het
systeem.
-
• Ook bij een CIOT-bevraging wordt een proces-verbaal van de vordering opgemaakt.
-
• Het kan voorkomen dat de CIOT-bevraging geen ‘hit’ oplevert (bijvoorbeeld omdat het
nummer is afgesloten of omdat de betreffende aanbieder nog niet op het CIOT-systeem
is aangesloten). Om de gegevens alsnog te verkrijgen wordt de ‘no hit’-uitdraai met
toelichting naar de aanbieders gestuurd. De aanbieder bij wie het nummer hoort, kan
de gegevens dan alsnog leveren.
-
• Er is een aantal situaties waarin een telecomaanbieder niet zonder meer in staat is
NAW-gegevens te leveren, bijvoorbeeld in geval van prepaid telefonie. Deze gegevens
kunnen toch nodig zijn in verband met het vorderen van verkeersgegevens en het opnemen
van telecommunicatie. In deze situaties heeft de aanbieder op grond van art. 13.4 lid 2 Telecommunicatiewet de plicht om bepaalde gegevens, aangewezen in art. 7 Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie, drie maanden te bewaren. Als aan een aanbieder een aantal locaties en tijdstippen
(met een marge van + en – 5 minuten) wordt aangeleverd waarop de gebruiker aan het
telecommunicatieverkeer heeft deelgenomen, kan de aanbieder door vast te stellen bij
welke masten de communicatie is afgewikkeld en toepassing van een bestandanalyse,
de gebruikte SIM-kaart en vervolgens de daaraan gekoppelde gebruikersgegevens achterhalen.
Hiertoe wordt (binnen kantoortijden) aan alle aanbieders van mobiele telecommunicatie
een vordering verstrekking gebruikersgegevens (bestandsanalyse) (art. 126 na lid 2 jo. 126m/n c.q. 126ua lid 2 jo. 126t/u Sv) afgegeven. Buiten kantoortijden kan de bestandsanalyse niet worden uitgevoerd en
kan de officier van justitie zich in spoedeisende gevallen rechtstreeks tot het Landelijk
parket wenden voor de inzet van de IMSI-catcher. Met de aanbieders is afgesproken
dat binnen twee uur na indiening van de vordering tot bestandsanalyse (en telefonische
attendering) wordt aangegeven of en binnen welke tijd de aanbieder aan deze vordering
gevolg kan geven. De officier van justitie kan dan afwegen of de resultaten van de
bestandsanalyse afgewacht kunnen worden dan wel een directe inzet van de IMSI-catcher
aangewezen is.
-
• In art. 3.10 Telecommunicatiewet staat beschreven in welke gevallen afwijkend gebruik van de frequentieruimte door
middel van de IMSI-catcher is geoorloofd, zodat gegevens verkregen kunnen worden die
nodig zijn in verband met het vorderen van verkeersgegevens en het opnemen van telecommunicatie.
In lid 4 staat dat dit mogelijk is teneinde toepassing te kunnen geven aan de strafvorderlijke
bevoegdheden tot het onderzoek van telecommunicatie, mits aan bepaalde voorwaarden
is voldaan. In art. 3.10, vierde lid, sub c wordt de voorwaarde gesteld dat het door de aanbieder voldoen aan de vordering gebruikersgegevens
en de vordering bestandsanalyse onvoldoende het belang van de strafvordering dient
(bijvoorbeeld omdat de telecommunicatieaanbieder niet aan de vordering gebruikersgegevens
kan voldoen en het afwachten van het resultaat van de bestandsanalyse te lang duurt).
-
• Er bestaat geen bevoegdheid alle telecommunicatieverkeer dat binnen een bepaalde tijdspanne
via een bepaalde mast plaatsvindt, te vorderen. Hiertoe dient in uitzonderlijke gevallen
een verzoek op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens te worden gedaan.
-
• Het nummer met wie de gebruiker verbinding heeft, wordt ook wel het B-nummer genoemd.
Van de aanbieder die bij de gebruiker hoort, kunnen de B-nummers gevorderd worden
(A-analyse). Van de B-nummers die ook bij diezelfde aanbieder horen, kunnen de NAW-gegevens
worden geleverd, maar van de overige B-nummers niet. Door middel van het CIOT-systeem
kan dan worden achterhaald welke NAW-gegevens bij die overige B-nummers horen. Als
het B-nummer niet in het CIOT-systeem is opgenomen kan via de OPTA (Onafhankelijke
Post en Telecommunicatie Autoriteit, die onder andere verantwoordelijk is voor het
uitgeven van blokken telefoonnummers aan telecommunicatie-aanbieders) worden achterhaald
welke aanbieder dat nummer heeft uitgegeven. Vervolgens kan bij de aanbieder van het
B-nummer de bijbehorende NAW-gegevens worden gevorderd.
Vorderen gegevens internet
De Internet Service Providers (ISP) zijn niet aangesloten bij het CIOT. De vordering
wordt dus ‘gewoon’ naar de ISP gestuurd. Zie voor het Telecommunicatieaanbieders overleg
met de ISP’s onder 2.3.6. ‘Bijzonderheden’.
2.3.5 Uitvoering
Besluit bewaren en vernietigen nietgevoegde stukken
-
• In art. 126cc Sv is geregeld de bewaring en de vernietiging van processen-verbaal en andere voorwerpen
waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door onder meer het opnemen
van telecommunicatie of het vorderen van gegevens over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer
met betrekking tot die gebruiker, voor zover die niet bij de processtukken zijn gevoegd.
-
• Zolang de zaak niet is geëindigd, bestaat voor de officier van justitie de verplichting
de processen-verbaal en bovengenoemde voorwerpen te bewaren en ter beschikking van
het onderzoek te houden. Deze stukken moeten worden geregistreerd en dienen te worden
bewaard op een door de officier van justitie aangewezen beveiligde plaats.
-
• Twee maanden nadat de zaak is geëindigd, geeft de officier van justitie op grond van
art. 126cc, tweede lid Sv het bevel om de processen-verbaal en andere voorwerpen zo spoedig mogelijk te vernietigen.
-
• Op grond van art. 126dd, tweede lid Sv kan het bevel tot vernietiging van de processtukken achterwege blijven indien de
gegevens die blijken uit de processen-verbaal of andere voorwerpen kunnen worden gebruikt
in een ander strafrechtelijk onderzoek dan waartoe de bevoegdheid is uitgeoefend.
Zo spoedig mogelijk nadat het andere strafrechtelijk onderzoek is beëindigd, beveelt
de officier van justitie de vernietiging van de processen-verbaal en andere voorwerpen.
2.3.6 Bijzonderheden
-
• In het verleden is gebleken dat sommige Internet Service Providers (ISP) vorderingen/verzoeken
niet in behandeling nemen als de tenaamstelling niet juist is. Om problemen te voorkomen
is bij de portefeuillehouder telecommunicatie bij het Landelijk parket de correcte
aanduiding van de ISP’s op te vragen (zie ook www.opta.nl).
-
• De gegevens in de CIOT-databank (zie onder 2.3.4. ‘Procedure’) worden elke 24 uur
ververst.
-
• Het is voor aanbieders van mobiele telefonie en internet technisch niet mogelijk om
bij een tap de inhoud van de communicatie los te koppelen van de verkeersgegevens.
Daarom wordt een bevel tot het opnemen van telecommunicatie (126m/t Sv) in die gevallen vergezeld van een vordering verstrekking verkeersgegevens (126n/u Sv).
-
• Voorheen waren telecommunicatie-aanbieders verplicht om identificerende gegevens te
verstrekken in geval dat noodzakelijk was om een tap of vordering verstrekking verkeersgegevens
uit te voeren. Buiten die gevallen werden telecommunicatieaanbieders soms verzocht
persoonsgegevens te verstrekken op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Nu in art. 126na Sv een bevoegdheid is neergelegd om in geval van verdenking van een misdrijf in het
belang van het onderzoek gebruikersgegevens te vorderen, zal van de constructie om
op grond van de WBP een verzoek om persoonsgegevens te doen vrijwel geen gebruik meer
worden gemaakt. De mogelijkheid bestaat nog wel (te denken valt aan overtredingen
en openbare orde problemen) maar dient met grote terughoudendheid gebruikt te worden.
Immers, indien gegevens niet op grond van art. 126na Sv gevorderd kunnen worden, dient de telecommunicatieaanbieder zélf een belangenafweging
te maken en aan de hand hiervan te beslissen of er gegevens worden verstrekt. Het
begrip ’noodzakelijk’ in artikel 43 WBP vereist dat de telecommunicatieaanbieder aan de hand van de beginselen van proportionaliteit
en subsidiariteit afweegt of het verstrekken van de gegevens in het concrete geval
noodzakelijk is voor een van de in artikel 43 genoemde doelen. Hiertoe worden hem dan ook inlichtingen omtrent de zaak verstrekt.
De strekking van de wet Vorderen gegevens telecommunicatie, waarmee onder andere de
huidige artikelen 126n/u Sv en 126na/ua Sv zijn ingevoerd, is juist de verantwoordelijkheid voor de belangenafweging bij de
telecommunicatieaanbieder (als houder van de gegevens) weg te halen. Telecommunicatieaanbieders
konden voorheen bij een WBP-verzoek door de staat worden gevrijwaard van aansprakelijkheid,
deze vrijwaring was dan ook opgenomen in het model ‘Verzoek verstrekking persoonsgegevens’.
Deze vrijwaring wordt níet meer gegeven.
-
• Er vindt periodiek overleg plaats tussen het openbaar ministerie, de telecommunicatieaanbieders
en enkele andere partijen in het veld. In dit overleg, bekend als het Telecommunicatieaanbieders
coördinatie overleg (TACO) wordt informatie uitgewisseld over het interceptieproces.
Ook wordt een nadere invulling gegeven aan de in het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie neergelegde begrippen. De in dat overleg gemaakte afspraken zullen worden neergelegd
in een Vademecum, dat binnenkort zal verschijnen. Naast het TACO met de telefonieaanbieders
wordt ook een dergelijk overleg met de Internet Service Providers (ISP) gehouden.
Dit overleg is echter in een minder ver stadium, waardoor er op korte termijn nog
geen vademecum voorhanden zal zijn. Bij problemen kan contact worden opgenomen met
de officier van justitie portefeuillehouder telecommunicatie bij het Landelijk parket.
-
• De kosten van het vorderen van gegevens telecommunicatie zijn in het algemeen kosten
van opsporing en komen voor rekening van de opsporingsinstantie. De kosten voor een
CIOT bevraging op grond van 126na/ua drukken vooralsnog op de CIOT-begroting (de opsporingsinstantie krijgt hier geen
factuur voor). Op grond van de circulaire afbakening tussen politie- en justitiekosten
(d.d. 10 mei 2004, kenmerk 5147451/502, Staatscourant 2004, nr. 92) kunnen echter
een aantal kosten bij wijze van uitzondering, in rekening gebracht worden bij Justitie.
Het betreft met name kosten taps van het verstrekken van inlichtingen op vordering/bevel
van de officier van justitie. De kosten van de overige vorderingen zijn voor rekening
van de opsporingsinstantie.
2.3.7 Jurisprudentie
HR 07.04.1998, NJ 1998, 559
Art. 125f (oud) Sv kan betrekking hebben op inlichtingen inzake telecommunicatieverkeer
dat nog moet plaatsvinden en waarvan het vermoeden bestaat dat verdachte er aan zal
gaan deelnemen. Informatie over een semafoonoproep kan eerst worden verkregen nadat
de oproep is gedaan en er dus verkeer in de zin van art. 125f Sv heeft plaatsgevonden. Onder gevorderde inlichtingen terzake van het verkeer (art. 125f Sv) vallen inlichtingen omtrent de wijze van totstandkoming en afwikkeling van het telecommunicatieverkeer,
waaronder de bij het verkeer betrokken aansluitnummers, de bij het verkeer gebruikte
apparatuur, het tijdstip van de aanvang en de duur van het verkeer en de vraag of
daadwerkelijke communicatie heeft plaatsgevonden. Niet onder zodanige inlichtingen
vallen gegevens die betrekking hebben op de al dan niet gecodeerde inhoud van telecommunicatieverkeer.
Alsdan is art. 125g (oud) Sv van toepassing. NB In de nota van toelichting bij het
Besluit vorderen gegevens telecommunicatie wordt verwezen naar deze uitspraak. De in deze uitspraak genoemde gegevens zijn onder
de in het Besluit genoemde categorieën verkeersgegevens begrepen.
2.3.8 Schematisch overzicht
Vorderen gebruikersgegevens
(NAW-gegevens, nummer en soort dienst van een gebruiker van telecommunicatie)
• Elk misdrijf: 126na Sv / georganiseerd verband zoals bedoeld in art. 126o: 126ua Sv
Vordering t.a.v. vaste/mobiele telefonie (via CIOT), door aangewezen opsporingsambtenaar:
model nr. 7, 126na
model nr. 9, 126ua jo. 126o
Vordering t.a.v. internet, door aangewezen opsporingsambtenaar:
model nr. 8, 126na
model nr. 10, 126 ua jo. 126o
Proces-verbaal t.a.v. vaste mobiele telefonie (via CIOT), door aangewezen opsporingsambtenaar:
model nr. 15, 126na/ua, lid 3 jo. 126n/u, lid 5
Proces-verbaal van justitie t.a.v. internet, door aangewezen opsporingsambtenaar:
model nr. 15, 126na/ua, lid 3 jo. 126n/u, lid 5
• Indien de aanbieder niet zonder meer in staat is NAW-gegevens te leveren, dan heeft
deze op vordering van de officier van justitie een haal-/ zoekplicht (bestandsanalyse)
als het gaat om toepassing van 126m/126t (tappen) of van 126n/126u (verkeersgegevens).
Vordering door officier van justitie:
model nr. 11, 126na lid 2 jo.126m/n
cq126ua lid 2 jo. 126t/u
Proces-verbaal door officier van justitie:
model nr. 16, 126na/ua, lid 3 jo.
126n/u, lid 5
• Indien een bestandsanalyse onvoldoende het belang van strafvordering dient kan de
IMSI-catcher worden ingezet (126nb).
Vordering door officier van justitie:
model nr. 12, 126 nb/ub
Vorderen verkeersgegevens
(gegevens over de gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die
gebruiker; de categorieën gegevens die hier onder vallen zijn aangewezen bij AMvB)
• Misdrijf voorlopige hechtenis: 126n Sv / georganiseerd verband zoals bedoeld in art. 126o Sv: 126u Sv
Vordering door officier van justitie:
model nr. 1, mobiele/vaste telefonie, 126n
model nr. 2, internet, 126n
model nr. 3, mobiele en vaste telefonie, 126u
model nr. 4, internet 126u
Proces-verbaal door officier van justitie:
model nr. 13, 126n/u, lid 5
2.3.9 Modellen
Zie paragraaf 6.5: