2. Het verrichten van strafrechtelijk onderzoek en het nemen van strafrechtelijke
maatregelen
[Regeling vervallen per 01-04-2016]
Uit de omzetting van de EG-richtlijn in de Nederlandse rechtsorde vloeien formeel
geen verplichtingen voort voor het OM. Gelet op het maatschappelijke belang van een
adequate reactie van de overheid op een zwaar ongeval, is het College van procureurs-generaal
echter van mening dat de mogelijkheden waarover het OM en de opsporingsdiensten beschikken
om door het verrichten van onderzoek de nodige gegevens voor de analyse van het zware
ongeval te completeren of door gebruik van strafvorderlijke bevoegdheden te verzekeren
dat de nodige maatregelen door degene die de inrichting drijft, worden getroffen,
hierbij niet onbenut mogen blijven.
De in het kader van deze aanwijzing belangrijkste verplichtingen voor het OM zijn
dat indien zich een zwaar ongeval, in de zin van de EG-richtlijn heeft voorgedaan
én er sprake is van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan, het in
de rede ligt dat:
-
a. een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld en
-
b. zo nodig, met gebruikmaking van de bevoegdheden op grond van de Wet op de economische delicten (o.a. artt. 7, 8, 28 of 29), ervoor wordt gezorgd dat degene die de inrichting drijft, de nodige maatregelen
treft en
-
c. zo nodig en mogelijk tegen degenen die strafrechtelijk verantwoordelijk worden geacht
voor het ongeval, een vervolging wordt ingesteld.
De resultaten van het strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt om de analyse
van het zware ongeval te completeren en aanbevelingen te doen voor toekomstige preventieve
maatregelen. Over een voornemen tot het gebruik van bevoegdheden op grond van de Wet op de economische delicten, zoals het in dringende gevallen treffen of vorderen van een voorlopige maatregel
als bedoeld in de artt. 28 en 29, wordt, zoveel mogelijk, overleg gepleegd met het bestuursrechtelijk bevoegd gezag
met het oog op een afstemming van de ten aanzien van degene die de inrichting drijft,
te nemen maatregelen.
Het bevoegd gezag voor de onder deze aanwijzing begrepen inrichtingen is ingevolge
de milieuwetgeving in de regel het college van burgermeesters en wethouders (bij inrichtingen
met relatief geringe milieurisico’s), dan wel het college van gedeputeerde staten
(bij inrichtingen met relatief grote milieurisico’s). Bij inrichtingen die lozen op
het oppervlaktewater, is tevens de minister van V en W (i.c. Rijkswaterstaat) of het
dagelijks bestuur van een waterschap bevoegd gezag. Zij beschikken over toezichthouders
die gegevens kunnen verzamelen. Tevens kan ook de ter plaatse bevoegde inspecteur
voor de milieu-hygiëne gegevens verzamelen. Het bevoegd gezag is ook belast met controles
en het, zo nodig, treffen van bestuursrechtelijke maatregelen om naleving te verzekeren.
Het bevoegd gezag voor de gezondheid van mensen binnen de inrichting is de Minister
van SZW, hierin bijgestaan door de Arbeidsinspectie. Bevoegd gezag voor de gezondheid
van mensen buiten de inrichting zijn de Minister van VWS, hierin bijgestaan door de
Inspectie voor de Volksgezondheid, en de Minister van BZK (bij rampen) en de burgemeester,
bijgestaan door de brandweer.