De ambtenaar die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft met ingang van 29 december
2005, ingeval sprake is van inkomensverlies omdat hij minder uren moet werken, toelagen/toeslagen
verliest of op een lager salarisniveau moet werken, voor een periode van maximaal
vijf jaar recht op een uitkering.
De uitkering bedraagt 70% van het verschil tussen:
-
– de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering zoals
die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet
ongeschikt zou zijn geweest tot werken; en
-
– de bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.
Met bezoldiging wordt bedoeld de bezoldiging zoals beschreven in artikel 2 van het BBRA 1984. De uitkering zelf is geen onderdeel van de bezoldiging.
De uitkering maakt deel uit van het pensioengevende inkomen en behoort tot het loon
voor de berekening van de loonheffingen.
Een toegekende uitkering wordt bij een algemene salarisherziening herzien door het
hiervoor beschreven verschil opnieuw vast te stellen, rekening houdend met de algemene
salarisherziening. Ook een algemene verhoging van de eindejaarsuitkering wordt hierin
betrokken. Dit zal er in de praktijk toe leiden dat de uitkering wordt verhoogd met
het percentage van de algemene salarisherziening en de herziening van de eindejaarsuitkering.
Andere verhogingen van de bezoldiging in de nieuwe functie gaan ten koste van de uitkering,
met uitzondering van periodieken.
Periodieken, verkregen in de nieuwe functie, leiden niet tot herberekening van de
uitkering en leiden derhalve niet tot een korting op de uitkering.
Voorwaarde voor toekenning van de aanvullende uitkering is dat er een keuring is van
het UWV met als uitkomst een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.
Daarnaast moet er sprake zijn van een daling van de bezoldiging door plaatsing in
de eigen functie of een andere gelijkgewaardeerde functie voor minder uren, door verlaging
of niet langer van toepassing zijn van toeslagen/toelagen, dan wel inkomensverlies
door herplaatsing (al dan niet voor minder uren) in een functie waaraan een lagere
salarisschaal is verbonden dan aan de oude functie.
De genoemde periode van maximaal 5 jaar geldt voor iedere ambtenaar die tussen 29 december
2005 en 1 januari 2011 op basis van een beslissing van het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt
is en herplaatst is. Een onderbreking van de uitkeringsperiode in verband met – onder
andere – een periode van buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging, het opnemen
van levensloopverlof of de situatie dat de betrokken ambtenaar tijdelijk een zodanige
bezoldiging ontvangt dat deze op of boven zijn oorspronkelijke bezoldiging ligt, schort
de periode van maximaal 5 jaar niet op, noch doet dit een nieuwe periode van 5 jaar
aanvangen.
Voor de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte arbeidsongeschikt
is geworden geldt deze maximumduur van 5 jaar niet.