4.2. Een middellijk aanmerkelijk belang in de werkmaatschappij van ten minste 5%
[Regeling vervallen per 14-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]
De faciliteit geldt als de verkregen aandelen, tot het tijdstip van de vererving of
schenking voor de erflater of schenker, behoorden tot een aanmerkelijk belang in de
zin van afdeling 4.3 van de Wet IB 2001 (artikel 35b, tweede lid, onderdeel b, van de Successiewet). Volgens de wettelijke bepalingen is bij de verkrijging van aandelen in een houdstermaatschappij
die geen materiële onderneming drijft, de faciliteit bij een middellijk belang van
5% in de werkmaatschappij alleen van toepassing als de houdstermaatschappij voldoet
aan de beleidseis.
Goedkeuring
Ik keur, vooruitlopend op wetswijziging, goed dat de toerekeningsregeling ook geldt
als de erflater/schenker, die de aandelen in een houdstermaatschappij overdraagt,
tot het tijdstip van de vererving of schenking middellijk ten minste 5% van het nominaal
geplaatste kapitaal bezat in de deelneming van die houdstermaatschappij die een onderneming
drijft.
Voorbeeld 1
De erflater had 100% van de aandelen in een houdstermaatschappij. De houdstermaatschappij
heeft 5% van de aandelen in een werkmaatschappij die een onderneming drijft. De erflater
had een middellijk aanmerkelijk belang van ten minste 5% in de werkmaatschappij. De
goedkeuring is van toepassing.
Voorbeeld 2
De erflater had 5% van de aandelen in een houdstermaatschappij. De houdstermaatschappij
heeft 50% van de aandelen van een werkmaatschappij die een onderneming drijft. De
toerekeningsregel is van toepassing omdat er vanuit kan worden gegaan dat is voldaan
aan de beleidseis (onderdeel 4.1. ten eerste).
Voorbeeld 3
De erflater had 50% van de aandelen in een houdstermaatschappij. De houdstermaatschappij
heeft 20% van de aandelen in een werkmaatschappij die een onderneming drijft. De erflater
had een middellijk aanmerkelijk belang van ten minste 5% in de werkmaatschappij. De
goedkeuring is van toepassing.