8.1.2 Organisatie en Beheer
8.1.2.1 Algemene Bepalingen
13.
Handeling: het doen van voordracht tot KB inzake aanwijzing van gemeenten met gemeentepolitie
Grondslag: art. 1b Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Product: KB houdende aanwijzing van gemeenten met gemeentepolitie van 22 december
1945 (Stb. 1945, F 250) en nadere aanwijzingen
Waardering: B5
14.
Handeling: het aanwijzen van burgerlijke of militaire korpsen of onderdelen daarvan,
tot politie
Grondslag: art. 1c Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Opmerking: Dit is alleen geschied voor de Koninklijke Marechaussee in de grenscorrectiegebieden
Elten en Tüddern
Waardering: B4
15.
Handeling: het vaststellen van het tijdstip van overgang van gemeenten van rijks-
naar gemeentepolitie en omgekeerd
Grondslag: art. 2.4 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), gewijzigd bij wet van 14 december
1988 (Stb. 567)
Periode: 1957–1968, 1974–1983, 1988–1993
Opmerking: Van 1969 tot 1973 en van december 1983 tot december 1988 waren de wetten
tot opschorting van de overgang van gemeenten van rijks- naar gemeentepolitie en omgekeerd
van kracht (de zogenaamde Stopwetten in respectievelijk Stb. 1968, 733 en Stb. 1983,
640)
Waardering: B4
16.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de samenwerking
indien bij de wet wordt bepaald dat in twee of meer gemeenten een gemeenschappelijk
korps van gemeentepolitie is
Grondslag: art. 2.5 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
17.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van nadere algemene regels voor rijks- en gemeentepolitie ten aanzien van, rechtspositie,
tucht, benoembaarheidseisen, opleiding en onderricht, rangindeling, en overige personeelsaangelegenheden
Grondslag: – art. 4.1 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
– art. 7.3 Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie (Stb. 1953, 74)
– art. 7.3 Ambtenarenreglement voor het korps rijkspolitie (Stb. 1953, 75)
Periode: 1945–1957
Product: bijvoorbeeld:
– Rangenbesluit politiepersoneel (Stb. 1946, G 339)
– Politieambtenarenreglement (Stb. 1947, H 144)
– Politietuchtreglement (Stb. 1947, H 145)
– Besluit reserve Rijks- en gemeentepolitie (Stb. 1948, I 350).
– Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– Besluit aanstellingseisen politieambtenaren (Stb. 1949, J 474)
– Besluit Surveillancehonden Politie (Stb. 1951, 143)
– Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie (Stb. 1953, 74)
– Besluit bekwaamheidseisen bevordering politieambtenaren (Stb. 1953, 551)
– Besluit bevorderingseisen hoger politiepersoneel (Stb. 1956, 370)
Opmerking: - Zie voor de handelingen op grond van de politiewet 1957 die aansluiten
op deze handeling de paragrafen 3.2.2 en 3.2.4
– Zie voor de handelingen die uit bovenstaande producten voortgevloeid zijn de paragrafen
3.2.5 e.v.
– In de Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244) (Artikel II, sub 2) was bepaald dat de voorschriften
ingevolge dit artikel van kracht bleven.
Waardering: B5
18.
Handeling: het bij gemeenschappelijke beschikking vaststellen, wijzigen of intrekken
van nadere algemene regels voor rijks- en gemeentepolitie ten aanzien van indeling
en sterkte, werving, kleding en bewapening, geneeskundige keuring en controle, huisvesting
en overige uitrusting
Grondslag: art. 5.1 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Product: bijvoorbeeld:
– Voorlopige uniformbeschikking voor de Rijkspolitie (Beschikking van 8 november 1946,
APB 1946/12)
– Voorschrift verstrekking kleding gemeentepolitie (Stcrt. 1949, 6)
Waardering: B5
19.
Handeling: het bij gemeenschappelijke beschikking vaststellen, wijzigen of intrekken
van nadere algemene regels zowel voor het korps rijkspolitie als voor de gemeentepolitie
ten aanzien van de toekenning van rangen
Grondslag: art. 19.1 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Waardering: B5
20.
Handeling: het binnen zes maanden na het inwerkingtreden van het Politiebesluit 1945
overplaatsen van ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie naar een andere gemeente
of een ander korps
Grondslag: art. 19.2 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1946
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
21.
Handeling: het binnen zes maanden na het inwerkingtreden van het Politiebesluit 1945
in rang verlagen van ambtenaren van rijks- of gemeentepolitie
Grondslag: art. 19.2 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1946
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
22.
Handeling: het vaststellen van voorschriften die voor een juiste uitvoering van het
Politiebesluit 1945 worden gevorderd
Grondslag: art. 20 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Waardering: B5
8.1.2.2 Gemeentepolitie
23.
Handeling: het doen van voordracht tot KB inzake benoeming, schorsing en ontslag van
(hoofd)commissarissen van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 3a Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
– art. 4.1a Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1945–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
26.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels terzake van het aannemen van vrijwilligers voor de reserve-gemeentepolitie
door de burgemeester
Grondslag: art. 4.2 Wet Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
27.
Handeling: het goedkeuren van de benoeming of aanwijzing van een korpschef in gemeenten
waar geen commissaris van gemeentepolitie is
Grondslag: art 4.3 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
29.
Handeling: het bepalen van de sterkte en de rangindeling van de gemeentepolitie
Grondslag: art. 5.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: Neerslag met betrekking tot sterkte: B5
Overige neerslag (waaronder neerslag met betrekking tot rangen): V, 10 jaar
31.
Handeling: het plaatsen van ambtenaren van gemeentepolitie bij onderdelen meer in
het bijzonder belast met recherchewerkzaamheden en het toezicht op vreemdelingen
Grondslag: art. 5.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Product: Ministeriële beschikking
toelichting: dit gebeurt in overleg met de Procureur-Generaal en de directeur van
politie van het Ministerie van Justitie
Opmerking: Voor de bewaring van bepaalde dossiers is een aparte handeling in het BSD
P-direct geformuleerd. Deze handeling, nummer 27, betreft dossiers van ambtenaren
die voor het werkterrein van het betrokken departement of enig andere gebied van bijzondere
betekenis zijn geweest, of waarvan de stukken voor het inzicht in de ontwikkeling
van een functie en de organisatie van bijzonder belang wordt geacht en daarom blijvend
bewaard worden. Aan de hand van de bij de handeling beschreven criteria kan worden
beoordeeld welke dossiers voor bewaring moeten worden aangewezen.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag (zie opmerking)
33.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels ten aanzien van de gemeentepolitie
over de inrichting en uitrusting van de onderdelen, meer in het bijzonder belast met
recherche-werkzaamheden, alsmede over de aanschaf, het gebruik en onderhoud van middelen
ten dienste van de verreberichtgeving
Grondslag: art. 5.3 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), gewijzigd bij wet van 21 juni
1990 (Stb. 1990, 414)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
34.
Handeling: het bepalen van de sterkte en de rangindeling van de reserve-gemeentepolitie
Grondslag: art. 5.4 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
35.
Handeling: het doen van voordrachten tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels voor de gemeentepolitie, onbezoldigde ambtenaren van gemeentepolitie en
reserve-gemeentepolitie ten aanzien van rechtspositie, beëdiging, rangen, bezoldiging,
tucht, benoembaarheidseisen en bevorderingsvereisten
Grondslag: art. 6.1 en 6.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Product: – Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958 (Stb. 1957, 547)
– Besluit Surveillancehonden Politie 1958 (Stb. 1957, 553).
– Besluit Reservepolitie 1958 (Stb. 1957, 559)
– Beloningsreglement reservepolitie (Stb. 1964, 474)
– Rangenbesluit politiepersoneel 1958 (Stb. 1957, 549)
– Rechtspositieregeling onbezoldigde ambtenaren van gemeentepolitie (Stb. 1957, 556)
– Besluit benoemingseisen politieambtenaren 1958 (Stb. 1957, 550)
– Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– Besluit bevorderingseisen hoger politiepersoneel (Stb. 1957, 552)
Opmerking: - Zie voor de hieraan voorafgaande handeling paragraaf 3.2.1
– Zie voor de handelingen die uit bovenstaande producten voortvloeien de paragrafen
3.2.5 e.v.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
36.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels voor de (reserve)gemeentepolitie
over werving, opleiding en onderricht, kleding, bewapening en overige uitrusting,
keuring en controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid
Grondslag: art. 7.1 en 7.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), gewijzigd bij wet van
21 juni 1990 (Stb. 1990, 414) en wet van 24 juni 1992 (Stb. 1992, 320)
Periode: 1958–1993
Product: Ministerieel besluit, onder andere:
– Voorschrift verstrekking kleding gemeentepolitie 1958 (Stcrt. 1957, 252)
– Bewapenings- en uitrustingsbeschikking gemeentepolitie 1968
– Beschikking onderhouden schietvaardigheid pistool gemeentepolitie, nr EA69/U266
van 10 februari 1969
– Beschikking instelling Centrale Wervingscommissie gemeentepolitie (Stcrt. 1972,
82)
– Kledingvoorschrift gemeentepolitie 1968
– Beschikking politiekleding commissie (Stcrt. 1977, 186)
– Opleidings- en examenbeschikking reservepolitie 1982 (Stcrt. 1983, 23)
– Beschikking voortgezette vuurwapenopleiding gemeentepolitie 1983 (Stcrt. 1983, 104)
– Regeling uitrusting Mobiele Eenheden Gemeentepolitie 1986 (Stcrt. 12)
Opmerking: Zie de opmerkingen bij de vorige handeling
Waardering: B5
38.
Handeling: het verplichten dat een door de burgemeester aangestelde ambtenaar van
gemeentepolitie, die niet is aangesteld om uitsluitend administratief of technisch
werkzaam te zijn overgaat naar een ander gemeentelijk korps
Grondslag: art. 8.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
39.
Handeling: het bij gezamenlijk besluit verplichten dat een ambtenaar van gemeentepolitie,
die niet is aangesteld om uitsluitend administratief of technisch werkzaam te zijn,
overgaat naar het korps rijkspolitie
Grondslag: art. 8.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
8.1.2.3 Financiering (gemeente)politie
Handelingen ingevolge artikel 9 en 9a Politiewet
40.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van nadere regels ten aanzien van de verdeling van politiekosten
Grondslag: art. 18 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
Periode: 1945–1957
Product: Tijdelijk politiekostenbesluit 1946 (Stb. 1946, G 311)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
41.
Handeling: het vaststellen van het bedrag dat gemeenten waarin de politiedienst door
marechaussee of rijkspolitie wordt waargenomen aan het rijk verschuldigd zijn
Grondslag: art. 2.4 Tijdelijk politiekostenbesluit 1946 (Stb. 1946, G 311)
Periode: 1943–1947
Waardering: V 7 jaar
42.
Handeling: het vaststellen van het bedrag dat gemeenten met gemeentepolitie van het
rijk ontvangen
Grondslag: art. 4.3 en 5.3 Tijdelijk politiekostenbesluit 1946 (Stb. 1946, G 311)
Periode: 1943–1947
Waardering: V 7 jaar
43.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels volgens welke aan gemeenten met gemeentepolitie een rijksbijdrage beschikbaar
gesteld wordt ter tegemoetkoming in of tot goedmaking van de gemeentelijke kosten
terzake van de politie
Grondslag: a. art. III Wet van 15 juli 1948 tot het treffen van een noodvoorziening
voor de gemeentefinanciën (Stb. I 307), vervallen bij Wet van 20 juli 1968 (Stb. 734)
b. art. 9a Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), zoals ingevoegd bij Wet van 20 december
1968 (Stb. 734)
Periode: 1948–1993
Product: a. Besluit Vergoeding Politiekosten 1950
– Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954
b. Besluit van 10 september 1973 (Stb. 481) houdende dat het Besluit Vergoeding Politiekosten
1950 strekt ter uitvoering van artikel 9a van de Politiewet 1957
– Besluit van 5 oktober 1978 (Stb 550, 1978) houdende dat het Besluit Vergoeding kosten
reservepolitie 1954 strekt ter uitvoering van artikel 9a van de Politiewet 1957
– Besluit Vergoeding Politiekosten 1986
– Regeling Bijzondere Opsporingskosten Politie 1989 (Stcrt. 91, 1989)
Waardering: B5
45.
Handeling: het vaststellen van een bijdrage die wordt toegekend ter tegemoetkoming
in de kosten voor personeel, opleiding, materieel en exploitatie van de gemeentelijke
(reserve)politie
Grondslag: – art. 3 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384)
– art. 6bis Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), zoals ingevoegd bij
Besluit van 19 juli 1955 (Stb. 333)
– art. 6 Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954 (Stb. 54)
– art. 4 en artt. 7-9 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1948–1993
Waardering: V 7 jaar
46.
Handeling: het vaststellen van de gemeentelijke politiekosten voor personeel, kindertoelagen,
materieel en opleiding en het zonodig vaststellen van voorlopige uitkeringsbedragen
Grondslag: art. 3 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), zoals ingevoegd
bij besluit van 17 oktober 1961 (Stb. 397)
Periode: 1961–86
Waardering: V 7 jaar
47.
Handeling: het vaststellen van een model volgens welke de burgemeester regelmatig
opgave moet doen van de feitelijke sterkte van de gemeentelijke (reserve)politie
Grondslag: – art. 6 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384)
– en art. 6 Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954 (Stb. 54)
Periode: 1948–1985
Waardering: V 10 jaar
48.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de vergoeding van
kosten voortvloeiend uit het verlenen van bijstand door gemeentelijke politiekorpsen
Grondslag: art. 6ter Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), zoals ingevoegd
bij Besluit van 17 oktober 1961 (Stb. 397), gewijzigd bij Besluit van 10 september
1973 (Stb. 481) en ingetrokken bij besluit van 13 november 1986 (Stb. 610)
Periode: 1961–1985
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
49.
Handeling: het vaststellen van het bedrag van de bijdrage ter tegemoetkoming in de
kosten voor verlening van bijstand door gemeentelijke politiekorpsen
Grondslag: – art. 5.1 Beschikking Bijstandskosten Gemeentepolitie (Stcrt. 240, 1964),
(Stcrt. 239, 1973) en 1980 (Stcrt, 153, 1980)
– art. 6.1 Interimregeling Bijstandskosten gemeentepolitie 1989 (Stcrt. 223, 1989)
Periode: 1964–1993
Waardering: V 7 jaar
50.
Handeling: het overeenstemmen over het vergoeden van bijzondere bijstandskosten van
gemeentelijke politiekorpsen
Grondslag: art. 3.1f Beschikking Bijstandskosten Gemeentepolitie (Stcrt. 240, 1964),
(Stcrt. 239, 1973)
Periode: 1964–1980
Waardering: B5
51.
Handeling: het vaststellen van de berekeningswijze van de bijdrage ter tegemoetkoming
in de kosten voor verlening van bijstand door gemeentelijke politiekorpsen
Grondslag: art. 10.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1986–1993
Waardering: V, 10 jaar
52.
Handeling: het vaststellen van de bijdrage die wordt toegekend ter tegemoetkoming
in de kosten van een gemeente waar het politiekorps is aangesloten op de telexverbindingen
van de Technische Verbindingsdienst
Grondslag: art. 7.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), vervallen
bij besluit van 4 december 1979 (Stb. 753, 1979)
Periode: 1948–1979
Waardering: V 7 jaar
53.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over het aan gemeenten
verlenen van bijdragen ter tegemoetkoming in de investeringskosten voor huisvesting,
automatisering, verbindingen en overige bijzondere uitrusting alsmede voor voorziening
die voor samenwerking noodzakelijk zijn
b. Minister van Binnenlandse Zaken (1986–1993)
Grondslag: a. art. 7.1 en 7.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384),
zoals ingevoegd bij besluit van 4 december 1979 (Stb. 753, 1979) en ingetrokken bij
besluit van 13 november 1986 (Stb. 610, 1986)
b. art. 12.1 en 12.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1980–1993
Product: – bijdrageregeling automatisering gemeentepolitie (Stcrt. 251, 1988)
– Besluit Vaststelling ruimtelijke, bouwkundige en financiële normen voor nieuwbouw
van politiebureaus voor gemeentelijke korpsen (Stcrt. 5, 1987)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
54.
Handeling: het aan gemeenten verlenen van bijdragen ter tegemoetkoming in de investeringskosten
voor huisvesting, automatisering, verbindingen en overige bijzondere uitrusting alsmede
voor voorziening die voor samenwerking noodzakelijk zijn
b. Minister van Binnenlandse Zaken (1986–1993)
Grondslag: a. art. 7.1 en 7.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384),
zoals ingevoegd bij besluit van 4 december 1979 (Stb. 753, 1979) en ingetrokken bij
besluit van 13 november 1986 (Stb. 610, 1986)
b. art. 12.1 en 12.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1980–1993
Waardering: V 7 jaar
55.
Handeling: het in plaats van een bijdrage in de investeringskosten aan gemeenten ter
beschikking stellen van bijzondere materiële voorzieningen
Grondslag: – art. 7.3 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), zoals ingevoegd
bij besluit van 4 december 1979 (Stb. 753, 1979) en ingetrokken bij besluit van 13 november
1986 (Stb. 610, 1986)
– art. 13.1 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1980–1993
Waardering: V 7 jaar
56.
Handeling: het in bijzondere gevallen toekennen aan een gemeente van een buitengewone
uitkering, alsmede het vaststellen van het bedrag van die uitkering
b. Minister van Binnenlandse Zaken (1986–1993)
Grondslag: a. art. 8 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), ingetrokken
bij besluit van 13 november 1986 (Stb. 610)
a. art. 7 Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954 (Stb. 54), ingetrokken bij
besluit van 13 november 1986 (Stb. 610)
b. art. 14.1 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1948–1993
Product: Compensatieregeling PKP (Project Kwantificering Politiewerk) Sterktereductie
(Stcrt. 157, 1989)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
57.
Handeling: het opnemen van bijzondere bijdragen in de algemene bijdragen aan gemeenten
indien daartoe aanleiding is
Grondslag: art. 15 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1986–1993
Waardering: V, 7 jaar
58.
Handeling: het beslissen op een bezwaar inzake vaststelling of weigering van een uitkering
Grondslag: – art. 9.3 Besluit Vergoeding Politiekosten 1950 (Stb. K 384), gewijzigd
bij besluit van 14 oktober 1963 (Stb. 44)
– art. 8.3 Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954 (Stb. 54), gewijzigd bij
besluit van 5 oktober 1978 (Stb. 550, 1978)
– art. 16.3 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
– art. 13.2 Besluit Bijdragen Bestuurlijke Preventie Criminaliteit
Periode: 1948–1993
Waardering: V 7 jaar
60.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels met betrekking tot de
verrekening van kosten welke eerder aan gemeenten waren verstrekt
Grondslag: art. 10 Besluit Vergoeding Kosten Reservepolitie 1954 (Stb. 54)
Periode: 1955–1985
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
61.
Handeling: het verlenen aan een gemeente van een bijdrage ter tegemoetkoming in bijzondere
opsporingskosten
Grondslag: art. 11.1 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1986–1993
Waardering: V 7 jaar
62.
Handeling: het vaststellen van de omstandigheden en voorwaarden waaronder een gemeente
in aanmerking komt voor een bijdrage ter tegemoetkoming in bijzondere opsporingskosten
Grondslag: art. 11.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1986–1993
Waardering: B5
64.
Handeling: het jaarlijks vaststellen van het bedrag dat voor de uitvoering van de
regeling bijzondere opsporingskosten van rijks- en gemeentepolitie bestemd is
Grondslag: art. 2.1 regeling bijzondere opsporingskosten 1989 (Stcrt. 91, 1989)
Periode: 1989–1993
Waardering: V 7 jaar
65.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de inhoud en inrichting
van de door gemeenten te verstrekken financiële informatie
Grondslag: – art. 17.5 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
– art. 17a.2 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986), zoals ingevoegd
bij besluit van 8 juli 1991 (Stb. 1991, 408)
Periode: 1986–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
66.
Handeling: het jaarlijks publiceren van een jaarverslag van de gemeentepolitie
Grondslag: art. 18 Besluit Vergoeding Politiekosten 1986 (Stb. 610, 1986)
Periode: 1986–1993
Waardering: B5: publicaties
Overig: V, 5 jaar
67.
Handeling: het toekennen van een bijdrage tot vergoeding van aanloopkosten van projecten
ter voorkoming van kleine criminaliteit
Grondslag: art. 8 Besluit bijdragen bestuurlijke preventie criminaliteit (Stb. 1987,
313)
Periode: 1987–1990
Waardering: V 7 jaar
8.1.2.4 Rijkspolitie
71.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels volgens welke bij het korps rijkspolitie vrijwilligers voor de reserve-rijkspolitie
worden aangenomen
Grondslag: art. 10.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
74.
Handeling: het doen van voordracht tot KB inzake benoeming, schorsing of ontslag van
de Algemeen Inspecteur van het korps rijkspolitie
Grondslag: – art. 2.1 Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
– art. 12.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), zoals gewijzigd bij wet van 14 december
1988 (Stb. 576)
Periode: 1945–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
76.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake de vaststelling
van de instructie voor de Algemeen Inspecteur van het korps rijkspolitie
Grondslag: – art. 39.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
– art. 12.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244) zoals bijgevoegd bij Wet 14 december
1988 (Stb. 576)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
94.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake de bepaling van
de gezamenlijke sterkte van de groepen die meer dan een gemeente omvatten, van de
reserve-rijkspolitie, van de verkeersgroepen, van de algemene verkeersdienst rijkspolitie
en de Rijkspolitie te water
Grondslag: art. 15 en art. 18.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), gewijzigd bij Wet
van 20 december 1968 (Stb. 734)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
95.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels terzake van de bepaling
van een minimumsterkte voor groepen van de rijkspolitie
Grondslag: art. 19.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: B5
98.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie t.a.v. de voordracht tot
KB inzake benoeming, schorsing en ontslag van de officieren van het korps Rijkspolitie
Grondslag: – art. 2.3a Politiebesluit 1945 (Stb. 1945, F 250)
– art. 20a Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1945–1993
Waardering: V, 10 jaar
100.
Handeling: het aanwijzen van een officier als districtscommandant, als commandant
van de Algemene Verkeersdienst Rijkspolitie of als districtscommandant van de Rijkspolitie
te water
Grondslag: art. 21.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), gewijzigd bij Wet van 20 december
1968 (Stb. 734)
Periode: 1958–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
105.
Handeling: het beslissen omtrent de aanwijzing van een groeps- of postcommandant als
bedoeld in artikel 13 Politiewet 1957 bij gebrek aan overeenstemming tussen de Algemeen
Inspecteur van het korps Rijkspolitie en de Procureur-Generaal, fungerend directeur
van politie
Grondslag: art. 21.5 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 10 jaar
107.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij AMvB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels voor het korps rijkspolitie ten aanzien van rechtspositie, beëdiging, rangen,
bezoldiging, tucht, benoembaarheidseisen en bevorderingseisen
Grondslag: art. 22.1 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Product: – Besluit Surveillancehonden Politie 1958 (Stcrt. 1957, 553).
– Rangenbesluit politiepersoneel 1958 (Stb. 1957, 549)
– Besluit benoemingseisen politieambtenaren 1958 (Stb. 1957, 550)
– Besluit bevorderingseisen hoger politiepersoneel (Stb. 1957, 552)
Opmerking: - Zie voor de hieraan voorafgaande handeling paragraaf 3.2.1
– Zie voor de handelingen die uit bovenstaande producten voortvloeien de paragrafen
3.2.5 e.v.
Waardering: B1
108.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij AMvB vaststellen, wijzigen of intrekken
van regels voor de onbezoldigde ambtenaren van het korps rijkspolitie en de reserve-rijkspolitie,
ten aanzien van rechtspositie, beëdiging, rangen, bezoldiging, tucht, benoembaarheidseisen
en bevorderingsvereisten
Grondslag: art. 22.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Product: – Besluit Reservepolitie 1958 (Stb. 1957, 559)
– Beloningsreglement reservepolitie (Stb. 1964, 474)
– Rechtspositieregeling onbezoldigde ambtenaren van het korps rijkspolitie (Stb. 1957,
557)
Opmerking: - Zie voor de hieraan voorafgaande handeling paragraaf 3.2.1
– Zie voor de handelingen die uit bovenstaande producten voortvloeien de paragraaf
3.2.6
Waardering: B1
110.
Handeling: het overleggen met de Minister van Justitie over regels voor (reserve-)
rijkspolitie ten aanzien van werving, opleiding en onderricht, kleding, bewapening
en overige uitrusting, keuring en controle op lichamelijke en geestelijke geschiktheid
Grondslag: art. 23.2 Wet Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 10 jaar
111.
Handeling: het verplichten van rijkspolitie-ambtenaar, door de Minister van Justitie
benoemd, over te gaan naar een gemeentelijk politiekorps
Grondslag: art. 24.2 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1958–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
8.1.2.5 Taakuitvoering
119.
Handeling: het houden van toezicht op vreemdelingen
rondslag art. 27b Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244), ingevoegd bij wet van 24 juni
1992 (Stb. 1992, 326)
Periode: 1945–1993
Opmerking: het betreft hier de uitvoering van vreemdelingenvoorschriften: het gaat
om handhaving.
Waardering: V, 10 jaar
120.
Handeling: het bevorderen van de verkeersveiligheid op de weg
Grondslag: art. 34 Politiewet 1957 (Stb. 1957, 244)
Periode: 1945–1993
Opmerking: voor wat betreft het Korps Rijkspolitie wordt deze taak uitgevoerd door
de Algemene Verkeersdienst van het korps Rijkspolitie: het gaat om handhaving.
Waardering: V, 10 jaar
8.1.2.6 Rechtspositie
Handelingen voortvloeiend uit regelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel
4.1 Politiebesluit en de artikelen 6.1 en 26.1 Politiewet
8.1.2.7 Aanstelling en bevordering
128.
Handeling: het in zeer bijzondere gevallen verlenen van een machtiging tot verlenging
van de proeftijd van een ambtenaar van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 2.3 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 2.3 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
130.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van een model-aanstellingsakte van
een ambtenaar van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 4.1 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 4.1 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 5 jaar na wijziging
8.1.2.8 Bezoldiging
133.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB stellen van nadere regels omtrent
de bezoldiging van politieambtenaren tijdens de vervulling van de dienstplicht
Grondslag: – art. 16.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 16.2 ARRP (Stb. 1953, 75)
Periode: 1953–1957
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
8.1.2.9 Diensttijden
138.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake het vaststellen,
wijzigen of intrekken van richtlijnen inzake de inrichting van de diensttijden en
de uitvoering van de toekenning van vergoedingen voor overwerk aan (bijzondere) rijkspolitieambtenaren
Grondslag: – art. 39 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
– art. 18.5, 19b.3 en 19e ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1967–1993
Waardering: V, 10 jaar
141.
Handeling: het overleggen met de Minister van Justitie inzake de toekenning van een
overwerkvergoeding aan bijzondere ambtenaren van rijkspolitie die werkzaam zijn bij
de Veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis
Grondslag: art. 21.3 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
Periode: 1967–1976
Waardering: V, 10 jaar
8.1.2.10 Vakantie en verlof
144.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels omtrent de diensttijd
van ambtenaren van gemeentepolitie ter vaststelling van verlof
Grondslag: art. 19.4 ARGP (Stb. 1953, 74)
Periode: 1953–1957
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
146.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake de vaststelling,
wijziging of intrekking van nadere regels omtrent de toepassing van de bepaling omtrent
vakantie, vakantie-uitkering en (bijzonder) verlof van (bijzondere) ambtenaren van
rijkspolitie
Grondslag: – art. 34, 39, 50.2 ARRP 1958 (Stb. 1957, 548)
– art. 44 en 55.2 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
– art. 32, 39, 50.2 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 10 jaar
147.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere regels omtrent de toepassing
van de bepalingen omtrent vakantie, vakantie-uitkering en verlof van ambtenaren van
gemeentepolitie
Grondslag: art. 34, 39, 50,2 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
150.
Handeling: het geven van toestemming aan de burgemeester tot het verlenen van buitengewoon
verlof van langer dan drie maanden aan commissarissen en hoofdcommissarissen van gemeentepolitie
Grondslag: art. 43.3 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1958–1993
Waardering: V, 5 jaar
8.1.2.11 Ziekte en geneeskundige keuring
151.
Handeling: het met betrekking tot politieambtenaren die bij KB benoemd zijn, doen
van voordracht tot KB inzake het gelasten van een geneeskundig onderzoek
Grondslag: – art. 32.1, 33.1, 35.3, 39, 40.1, 40.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 32.1, 33.1, 35.3, 39, 40.1, 40.2 ARRP (Stb. 1953, 75)
– art. 59.1, 60.1, 62.3, 66, 67.1 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 10 jaar
155.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels voor ambtenaren van gemeentepolitie
omtrent het jaarlijks geneeskundig onderzoek naar het voorkomen van tuberculose
Grondslag: – art. 34 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 61 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
157.
Handeling: het in bijzondere gevallen bepalen dat de bezoldiging tijdens afwezigheid
door ziekte betaald wordt aan een ander dan de ambtenaar van gemeentepolitie die is
aangesteld bij KB
Grondslag: – art. 43 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 70 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
159.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake het vaststellen,
wijzigen of intrekken van voorschriften omtrent periodiek geneeskundig onderzoek van
ambtenaren van rijkspolitie die aan bijzonder gevaar voor hun gezondheid blootstaan,
dan wel aan bijzondere gezondheidseisen moeten voldoen
Grondslag: art. 66.3 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1975–1993
Waardering: B5
8.1.2.12 Overige rechten en plichten
161.
Handeling: het detacheren van een ambtenaar van gemeentepolitie bij het Korps Rijkspolitie
of van een ambtenaar van het Korps Rijkspolitie bij een gemeentelijk politiekorps
Grondslag: – art. 58 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 58 ARRP (Stb. 1953, 75)
– art. 85 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
– art. 85 ARRP 1958 (Stb. 1957, 548)
– art. 85 ARRP 1975 (Stb. 1977, 1772)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
162.
Handeling: het detacheren van een ambtenaar van gemeentepolitie in een andere gemeente
Grondslag: – art. 58 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 85 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
164.
Handeling: het te zijner beschikking stellen van een ambtenaar van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 59 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 86 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
166.
Handeling: het verlenen of intrekken van een machtiging aan een ambtenaar van gemeentepolitie
tot het bekleden van een openbaar ambt waartoe de benoeming niet bij KB geschiedt
Grondslag: – art. 63.1 en 63.1 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 90.1 en 90.2 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
170.
Handeling: het bepalen dat een politie-ambtenaar die op kosten van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken een opleiding heeft genoten, de opleidingskosten terug dient
te betalen wanneer hij binnen drie jaar de dienst verlaat
Grondslag: – art. 95.2 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
– art. 94a.2 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1967–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
171.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels ten aanzien van de berekening
van opleidingskosten en de beperking van de betalingsplicht
Grondslag: – art. 95.2 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
– art. 94a.2 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1967–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
174.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels omtrent de uitvoering
van de toekenning van vergoedingen wegens dienstreis- en verblijfskosten en het vaststellen
van tarieven
Grondslag: – art. 71.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 97.2 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Opmerking: De Minister dient hiertoe vooraf advies in te winnen bij het centraal orgaan
bedoeld in artikel 12 van het Reisbesluit 1956 (Stb. 43). Dit orgaan beslist ook in
individuele gevallen waarin de regelingen niet voorzien. Zie hiervoor het rapport
over personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid voor ambtenaren.
Product: regeling
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
175.
Handeling: het beslissen op een bezwaar van een ambtenaar van gemeentepolitie tegen
een beslissing van het centraal orgaan bedoeld in artikel 12 van het Reisbesluit 1956
(Stb. 43) inzake vergoeding van reis- en verblijfskosten
Grondslag: art. 97.3 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1958–1993
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
177.
Handeling: het op voordracht van de burgemeester toekennen van beloningen wegens bijzondere
verdiensten aan hoofdcommissarissen en commissarissen van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 76.3 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 102.4 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 5 jaar
180.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels omtrent de diensttijd
ter vaststelling van ambtsjubilea
Grondslag: – art. 77.6 ARGP (Stb. 1953, 74)
– 103.4 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V 10 jaar na wijziging of intrekking
8.1.2.13 Straffen
182.
Handeling: het opleggen van straffen aan hoofdcommissarissen en commissarissen van
gemeentepolitie
Grondslag: – art. 79.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 105.3 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
8.1.2.14 Schorsing en ontslag
186.
Handeling: het voorbereiden van bij KB te stellen regels voor de werkwijze van de
commissie bedoeld in het Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie en het Ambtenarenreglement
voor het Korps Rijkspolitie
Grondslag: – art. 93.5 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 93.3 ARRP (Stb. 1953, 75)
– art. 120.5 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
– art. 119.5 ARRP 1958 (Stb. 1957, 548)
– art. 121.5 ARBARP 1967 (Stb, 1967, 391)
– art. 119.3 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1953–1993
Waardering: B4
188.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij KB benoemen van de (plaatsvervangende)
leden en (plaatsvervangende) secretaris van de commissie bedoeld in het Ambtenarenreglement
voor de gemeentepolitie en het Ambtenarenreglement voor het Korps Rijkspolitie
Grondslag: art. 3.2 en 4 Besluit van 28 januari 1993 (Stb. 1993, 102)
Periode: 1993
Waardering: V, 10 jaar na benoeming
191.
Handeling: het overeenstemmen met de voordracht tot KB van de Minister van Justitie
inzake het opschorten van de ingangsdatum van het ontslag bij pensionering van rijkspolitieambtenaren
Grondslag: art. 114a.3 ARRP 1975 (Stb. 1977, 172)
Periode: 1975–1993
Waardering: V, 5 jaar
193.
Handeling: het toestaan van uitzondering op de regel dat de vrouwelijke ambtenaar
van gemeentepolitie eervol ontslag verleend wordt daags na haar huwelijk
Grondslag: – art. 92.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 119.2 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1975
Waardering: B5
195.
Handeling: het verlenen van medewerking of machtiging tot het in bijzondere gevallen
verlenen van eervol ontslag aan een niet bij KB benoemde ambtenaar van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 93.3 of art. 95.1 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 120.3 of 122.1 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
197.
Handeling: het doen van voordracht tot het treffen van een regeling of het treffen
van een regeling waarbij een ambtenaar van gemeentepolitie die wegens bijzondere omstandigheden
eervol is ontslagen een redelijke uitkering verzekerd wordt
Grondslag: – art. 95.2 ARGP (Stb. 1953, 74)
– art. 122.1 ARGP 1958 (Stb. 1957, 547)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 7 jaar
201.
Handeling: het (doen van voordracht tot het) stellen van nadere algemene regels ter
uitwerking of aanvulling van het ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie
Grondslag: art. 101 ARGP (Stb. 1953, 74)
Periode: 1953–1957
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
8.1.2.15 Handelingen ingevolge het Besluit Reserve Rijks- en gemeentepolitie
Handelingen voortvloeiend uit de regelingen op grond van artikel 4 Politiebesluit
en de artikelen 4.2, 6.2, 10.2 en 22.2 Politiewet.
203.
Handeling: het verlenen van toestemming aan de burgemeester om in bijzondere gevallen
vrijwilligers van de reserve-gemeentepolitie tot hulpdiensten op te roepen bij de
uitoefening van de algemene taak van de gemeentepolitie
Grondslag: art. 2.3 Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1964–1993
Waardering: B5
205.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van medische eisen waaraan vrijwilligers
van reservepolitie moeten voldoen
Grondslag: – art. 3.1c en 17.1c Besluit Reservepolitie 1954 (Stb. 1954, 363)
– art. 3.1c en 19.1b Besluit Reservepolitie 1958 (Stb. 1957, 559)
– art. 4.1c Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1954–1993
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
207.
Handeling: het in overeenstemming met de Minister van Defensie bepalen dat bepaalde
categorieën van personen die tot zee-, land,- of luchtmacht behoren kunnen worden
aangeworven als vrijwilliger van reserve-gemeentepolitie
Grondslag: art. 4.1d en 40b Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1964–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
209.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels inzake de vaststelling
en toekenning van vergoedingen, beloningen en gratificaties voor vrijwilligers in
werkelijke rijkspolitiedienst
Grondslag: – Besluit Reserve Rijks- en gemeentepolitie (Stb. 1948, I 350)
– Besluit Reservepolitie 1954 (Stb. 1954, 363), 1958 (Stb. 1957, 559)
– Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
– Beloningsreglement reserve-politie (Stb. 1964, 474)
Periode: 1948–1993
Product: Bijvoorbeeld:
– Beschikking oefenvergoeding leden reserve-politie (Stcrt. 1976, 208)
– Maximumuitkeringsbeschikking reserve-politie 1969 (Stcrt. 1969, 160)
– Beschikking vakantiebonnen reserve-politie (Stcrt. 1969, 160)
– Gratificatiebeschikking Reservepolitie
Waardering: V 10 jaar na wijziging of intrekking
210.
Handeling: het uitvoeren van de regels inzake de vaststelling en toekenning van vergoedingen,
beloningen en gratificaties voor vrijwilligers in werkelijke rijkspolitiedienst
Grondslag: – Beschikking oefenvergoeding leden reserve-politie (Stcrt. 1976, 208)
– Maximumuitkeringsbeschikking reserve-politie 1969 (Stcrt. 1969, 160)
– Beschikking vakantiebonnen reserve-politie (Stcrt. 1969, 160)
– Gratificatiebeschikking Reservepolitie
Periode: 1948–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
211.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van andere rechten en verplichtingen
voor de vrijwilliger van politie
Grondslag: art. 38 Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1964–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
212.
Handeling: het bepalen van een tijdstip waarop de verbintenissen vervallen met vrijwilligers
van wie het verband, aangegaan onder een vorige regeling, van kracht is gebleven.
Grondslag: – art. 14.4 Besluit Reservepolitie 1954 (Stb. 1954, 363)
– art. 25.2 Besluit Reservepolitie 1958 (Stb. 1957, 559)
– art. 53.2 Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1954–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
213.
Handeling: het aanwijzen van een object in het kader van een bewakingskern
Grondslag: – art. 22.2 Besluit Reservepolitie 1954 (Stb. 1954, 363)
– art. 24.2 Besluit Reservepolitie 1958 (Stb. 1957, 559)
– art. 2.1b en c Rechtstoestandregeling reservepolitie (Stb. 1964, 473)
Periode: 1954–1993
Waardering: V, 5 jaar
215.
Handeling: het uitvoeren van het Besluit adviesraden burgerlijke reserve-organen voor
wat vrijwilligers bij de reservepolitie betreft
Grondslag: Besluit adviesraden burgerlijke reserve-organen (Stb. 1964, 478)
Periode: 1965–1993
Waardering: V, 10 jaar
8.1.2.16 Surveillancehonden
Handelingen voortvloeiend uit regelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel
4.1 van het Politiebesluit en de artikelen 6.1, 22.1 van de Politiewet 1957.
217.
Handeling: het aanwijzen van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging welke
het africhten van honden voor surveillancedienst tot doel heeft
Grondslag: art. 3.1 Besluit Surveillancehonden Politie (Stb. 1951, 143), 1958 (Stcrt.
1957, 553)
Periode: 1951–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
218.
Handeling: het vaststellen van een gemeenschappelijke beschikking inzake een vergoeding
als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, onderhoud en africhting van een hond
die in de politiedienst gebruikt wordt
Grondslag: art. 4.3 Besluit Surveillancehonden Politie 1958 (Stcrt. 1957, 553)
Periode: 1958–1993
Product: – Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie dd. 7/17 februari
1975, nr. 162 S 575/EA75/225
– Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie 1977 (Stcrt. 1978, 15)
– Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie 1982 (Stcrt. 1983, 21)
– Beschikking renteloos voorschot aankoop surveillancehonden politie (Stcrt. 1978,
43)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
219.
Handeling: het toekennen van een vergoeding als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf,
onderhoud en africhting van een hond die in de politiedienst gebruikt wordt
Grondslag: – art. 4.1 en 4.2 Besluit Surveillancehonden Politie (Stb. 1951, 143)
– Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie dd. 7/17 februari 1975, nr.
162 S 575/EA75/225
– Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie 1977 (Stcrt. 1978, 15)
– Beschikking tegemoetkoming surveillancehonden politie 1982 (Stcrt. 1983, 21)
– Beschikking renteloos voorschot aankoop surveillancehonden politie (Stcrt. 1978,
43)
Periode: 1951–1993
Waardering: V, 7 jaar
220.
Handeling: het goedkeuren van de bij het geschiktheidsonderzoek van surveillancehonden
te stellen eisen en van de aanwijzing van africhters
Grondslag: art. 3.3 Besluit Surveillancehonden Politie (Stb. 1951, 143), 1958 (Stcrt.
1957, 553)
Periode: 1951–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
221.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere voorschriften ter uitvoering
van het Besluit Surveillancehonden Politie
Grondslag: art. 3.1 en 5 Besluit Surveillancehonden Politie (Stb. 1951, 143), 1958
(Stcrt. 1957, 553)
Periode: 1951–1993
Product: Bijvoorbeeld:
– Beschikking surveillancehonden politie 1958 (Stcrt. 1957, 252)
– Beschikking Surveillancehonden Korps rijkspolitie (Stcrt. 1958, 40/58; 203/58)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
222.
Handeling: het uitvoeren van de Beschikking Surveillancehonden politie en de Beschikking
Surveillancehonden Korps rijkspolitie
Grondslag: – Beschikking surveillancehonden politie 1958 (Stcrt. 1957, 252)
– Beschikking Surveillancehonden Korps rijkspolitie (Stcrt. 1958, 40/58; 203/58)
Periode: 1951–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
8.1.2.17 Geneeskundige verzorging
Handelingen voortvloeiend uit regelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel
4.1f Politiebesluit en de artikelen 6.1, 22.1 en 26.1 Politiewet.
642.
Handeling: Het instellen van een ziekenfonds voor het politiepersoneel.
Grondslag: – Voorlopige Beschikking Kosten Geneeskundige Verzorging, 15 maart 1946
– Besluit tot instelling van de Dienst Geneeskundige Verzorging voor de Politie
Product: instellingsbesluit
Waardering: B4
223.
Handeling: het bepalen dat het Besluit Geneeskundige Verzorging Politie van toepassing
is op andere dan in het besluit genoemde groepen ambtenaren of arbeidscontractanten
Grondslag: – art. 2.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22),
zoals bijgevoegd bij KB van 4 maart 1952 (Stb. 1952, 96)
– art. 1.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 2.2 en 2.3 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 2.3 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
Periode: 1952–1993
Waardering: V 2 jaar na wijziging
225.
Handeling: het geven van nadere aanwijzingen omtrent hetgeen onder een volledige dagtaak
dient te worden verstaan van deelnemers
Grondslag: – art. 2.4 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607),
zoals gewijzigd bij KB van 7 september 1974 (Stb. 1974, 555)
– art. 5.1b Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
Periode: 1975–1993
Waardering: V, 5 jaar
226.
Handeling: het nader aanwijzen van uitkeringen, toelagen en dergelijke die tot de
bezoldiging van politie-ambtenaren gerekend worden
Grondslag: – art. 3.II.a.3 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951,
22), zoals bijgevoegd bij KB van 24 september 1957 (Stb. 1957, 392)
– art. 1.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
Periode: 1957–1971
Waardering: V, 7 jaar
228.
Handeling: het beslissen dat wanneer op grond van het besluit GVP 1984 het deelnemerschap
dan wel de hoedanigheid van gezinslid zou moeten worden beëindigd, de betrokkene als
deelnemer of gezinslid in de zin van dit besluit gehandhaafd blijft
Grondslag: art. 6.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
Periode: 1984–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
229.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere regels volgens welke
aan (gepensioneerde) politieambtenaren een uitkering inzake geneeskundige verzorging
wordt toegekend
Grondslag: – art. 3.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie (Stb. 1949, J 171)
– art. 7.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22)
– art. 6.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 6.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 6.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
– art. 4.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 7.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
Periode: 1949–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
230.
Handeling: het uitvoeren van de Uitvoeringsbeschikkingen GVP en Regelingen GVP
Grondslag: – Eerste Uitvoeringsbeschikking Geneeskundige Verzorging Politie 1951 en
1958 (Stcrt. 1957, 252)
– Regeling geneeskundige verzorging politie 1975 (Stcrt. 1974, 250)
Periode: 1949–1993
Waardering: V, 10 jaar
231.
Handeling: het toekennen van vergoedingen van of tegemoetkomingen in de kosten voor
geneeskundige verzorging van politieambtenaren
Grondslag: – art. 3.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie (Stb. 1949, J 171)
– art. 7.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22)
– art. 6.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 2.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 2.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
– art. 4.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 7.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
Periode: 1949–1993
Waardering: V, 7 jaar
232.
Handeling: het vaststellen van een modelverklaring inzake de aanvraag van een uitkering
ter tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verzorging voor gepensioneerde politieambtenaren
Grondslag: – art. 4.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 4.1 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
Periode: 1949–1971
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
233.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels volgens welke de Dienst
Geneeskundige Verzorging Politie de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken
bijstaat bij de uitvoering van de besluiten inzake de geneeskundige verzorging van
de politie
Grondslag: – art. 8 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie (Stb. 1949, J 171)
– art. 4.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22)
– art. 3.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 8.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 10.1 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343)
– art. 3 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel (Stb.
1954, 95)
– art. 3 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel 1958
(Stb. 1957, 555)
Periode: 1949–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
234.
Handeling: het geven van aanwijzingen aan de commissie GVP inzake:
a. het comptabele beheer van de DGVP
b. het overige beheer van de DGVP
b. Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken
Grondslag: art. 1.1 Instructie voor de commissie GVP (Stcrt, 1953, 62), (Stcrt 1957,
252), (Stcrt. 1972, 194)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
237.
Handeling: het goedkeuren van de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening van
de Commissie GVP
Grondslag: art. 11 of 12 Instructie voor de commissie GVP (Stcrt, 1953, 62), (Stcrt
1957, 252), (Stcrt. 1972, 194)
Periode: 1953–1993
Waardering: B3: jaarverslag
Overige stukken: V 7 jaar
238.
Handeling: het instellen van een commissie die leiding geeft aan de Dienst Geneeskundige
Verzorging Politie
Grondslag: – art. 9.1 of 10 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie (Stb. 1949, J
171)
– art. 5.1 en 5.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22)
– art. 4.1 en 4.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 9 en 10 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 11.2, 11.4, 11.5 en 12 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb.
1984, 343)
Periode: 1949–1993
Waardering: B4
243.
Handeling: het vaststellen of wijzigen van het percentage van de bijdrage aan de DGVP
voor een deelnemer, die het lichaam dat belast is met de uitbetaling van de bezoldiging
verhaalt op de deelnemer, en het vaststellen van een maximumbedrag waarboven de betaling
niet geschiedt
Grondslag: – art. 11 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1951 (Stb. 1951, 22)
– art. 7.4 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 10 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stb. 1957, 554)
– art. 7.3 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
– art. 7.4 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 9.4 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343), vernummerd
tot art. 9.1 en 9.4 bij KB van 3 april 1989 (Stb. 1989, 87)
Periode: 1951–1993
Product: Bijvoorbeeld:
– Tweede Uitvoeringsbeschikking Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stcrt. 1957,
252)
– Tweede Uitvoeringsbeschikking Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stcrt. 1957, 252)
– Tweede Uitvoeringsbeschikking Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stcrt. 1971,
238)
– Derde Uitvoeringsbeschikking Geneeskundige Verzorging Politie 1958 (Stcrt. 1971,
255)
– Beschikking premie en plafonds GVP 1975 (Stcrt. 1975, 166), en opeenvolgende jaren
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
244.
Handeling: het voorzien in de betaling aan de DGVP van het resterende deel van de
bijdrage voor een gepensioneerde deelnemer
Grondslag: art. 9.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343),
zoals gewijzigd bij KB van 7 januari 1988 (Stb. 1988, 3)
Periode: 1981–1993
Opmerking: Dit gewijzigde artikel werkte terug tot 1 oktober 1984 en is bovendien
van toepassing op de periode van 1 oktober 1981 tot en met 30 september 1984.
Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende personen
die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein van
de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als Wiarda,
Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
246.
Handeling: het vaststellen of wijzigen van een percentage van de heffingsgrondslag
dat de bijdrage aan de DGVP voor een deelnemer bedraagt
Grondslag: art. 9.3 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343),
zoals gewijzigd bij KB van 3 april 1989 (Stb. 1989, 87)
Periode: 1989–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
247.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels omtrent de berekening
en wijze van betaling en verhaal van de eigen bijdrage in de kosten van geneeskundige
verzorging
Grondslag: – art. 7.4 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 7.5 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
– art. 7.4 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607)
– art. 9.8 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343), vernummerd
tot art. 9.7 bij KB van 3 april 1989 (Stb. 1989, 87)
Periode: 1954–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
249.
Handeling: het vaststellen van het nominale bedrag dat een deelnemer verschuldigd
is aan de DGVP, en van de wijze waarop en de termijnen waarin het nominale bedrag
door de deelnemer dient te worden afgedragen
Grondslag: art. 9.8 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343),
zoals gewijzigd KB van 3 april 1989 (Stb. 1989, 87)
Periode: 1989–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
251.
Handeling: het vaststellen van peildata vanaf wanneer een deelnemer een nominale bijdrage
verschuldigd is
Grondslag: art. 9.10 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343),
zoals bijgevoegd bij KB van 3 april 1989 (Stb. 1989, 87)
Periode: 1989–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
252.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van voorschriften ter uitvoering
of nadere regeling van de geneeskundige verzorging voor gepensioneerden
Grondslag: – art. 11 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
(Stb. 1954, 95)
– art. 7.5 Interimbesluit Geneeskundige Verzorging Gepensioneerd Politiepersoneel
1958 (Stb. 1957, 555)
Periode: 1954–1971
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
255.
Handeling: het geven van regels over de wijze waarop beroep moet worden ingesteld,
behandeld en geregeld
Grondslag: – art. 10a.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971,
607), zoals ingevoegd bij KB van 7 september 1974 (Stb. 1974, 555), en gewijzigd bij
KB van 31 mei 1979 (Stb. 1979, 783)
– art. 15 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343), vervallen
bij KB van 15 januari 1993 (Stb. 1993, 93)
Periode: 1975–1993
Product: – Regeling instellen van beroep (Stcrt. 1980, 30)
– Vaststelling vacatiegelden leden en plv. leden commissie van beroep (Stcrt. 1980,
30)
Waardering: B5
256.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de samenstelling
van de commissie van beroep GVP
Grondslag: art. 10a.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971, 607),
zoals gewijzigd bij KB van 31 mei 1979 (Stb. 1979, 783)
Periode: 1980–1984
Waardering: V 2 jaar na wijziging
257.
Handeling: het benoemen, schorsen en ontslaan van (plaatsvervangende) leden, het aanwijzen
van de (plaatsvervangend) voorzitter alsmede het toevoegen van een (waarnemend) secretaris
van de Commissie van beroep GVP
Grondslag: – art. 10a.2 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1971 (Stb. 1971,
607), zoals ingevoegd bij KB van 7 september 1974 (Stb. 1974, 555), en gewijzigd bij
KB van 31 mei 1979 (Stb. 1979, 783)
– art. 14.1 en 14.4 Besluit Geneeskundige Verzorging Politie 1984 (Stb. 1984, 343),
vervallen bij KB van 15 januari 1993 (Stb. 1993, 93)
– art. 2.1 of 3 Regeling instellen van beroep (Stcrt. 1980, 30)
Periode: 1980–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
8.1.2.18 Bezoldiging
Handelingen voortvloeiend uit regelingen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen
6.1, 22.1 en 26.1 Politiewet.
258.
Handeling: het instellen van werkgroepen, commissies etc. met betrekking tot het onderzoeken
van de bezoldiging van de gemeente/ en rijkspolitie
Periode: 1954–1993
Opmerking: - Interdepartementale Commissie Herziening Bezoldiging Politiepersoneel
ICHBP (Commissie Boot) 1946
– Commissie Werkclassificatie Politiefuncties 1957
– Commissie Taakverzwaring 1970
Waardering: B4
259.
Handeling: het voor de gemeentepolitie vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere
regels ter uitvoering van het bezoldigingsreglement politie
Grondslag: – art. 8.3 en 20.1 Bezoldigingsreglement Politie (Stb. 1947, H 111)
– art. 22.4 Bezoldigingsreglement Politie 1948 (Stb. 1948, I 151)
– art. 11.1 en 21.4 Bezoldigingsreglement Politie 1949 (Stb. 1949, J 502)
– art. 13 Toelagebesluit politie (Stb. 1951, 328)
– art. 27 Bezoldigingsregeling politie 1954/1956 (Stb. 1956, 368)
– art 11.4b en art. 32 Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25)
– art. 1.1 Besluit toekenning extra salarisanciënniteit politieambtenaren (Stb. 1962,
74)
Periode: 1946–1993
Waardering: V 10 jaar na wijziging of intrekking
260.
Vervallen (zelfde als 259)
261.
Handeling: het bij gemeenschappelijke beschikking treffen van bijzondere regelingen
of bepalingen ter uitvoering van het bezoldigingsreglement politie
Grondslag: – art. 6a Bezoldigingsreglement Politie 1949 (Stb. 1949, J 502, zoals toegevoegd
Stb. 1954, 197)
– art. 4 Eerste aanvulling Bezoldigingsreglement Politie 1949 (Stb. 1954, 198)
– art. 8 en art. XVIII Bezoldigingsregeling politie 1954/1956 (Stb. 1956, 368)
– art. 8, 21d en art. 37 Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25)
– art. 3 KB van 21 december 1972 houdende vaststelling van regelen tot toekenning
van een uitkering-ineens aan het politiepersoneel (Stb. 1972, 770)
Periode: 1954–1993
Product: bijvoorbeeld:
– Beschikking docententoelage (Stcrt. 1970, 119)
– Vaststelling berekeningsbasis aflopende toelage, etc. (Stcrt. 1980, 119)
Waardering: V 10 jaar na wijziging of intrekking
264.
Handeling: het overeenstemmen met de Minister van Justitie inzake de toekenning van
een vaste toelage aan ambtenaren van rijkspolitie
Grondslag: art. 21b Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25), zoals toegevoegd
bij KB van 7 januari 1963 (Stb. 1963, 3)
Periode: 1963–1993
Waardering: V, 5 jaar
265.
Handeling: het vaststellen, toekennen, verhogen of verlagen van het salaris, de salaris-anciënniteit,
de toelagen en de kortingsbedragen van bij KB benoemde ambtenaren van gemeentepolitie
Grondslag: – art. 4 Bezoldigingsreglement Politie 1948 (Stb. 1948, I 151)
– art. 4 Bezoldigingsreglement Politie 1949 (Stb. 1949, J 502)
– art. 3.1 Bezoldigingsregeling politie 1954/1956 (Stb. 1956, 368)
– Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25)
Periode: 1947–1993
Opmerking: In het bezoldigingsreglement is deze bepaling nader uitgewerkt. Ondergeschikte
handelingen die uit deze uitwerking voortvloeien zijn hier niet opgenomen.
Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende personen
die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein van
de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als Wiarda,
Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
266.
Handeling: het toekennen van een garantietoelage aan adspiranten van politie
Grondslag: art. III Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25), zoals bijgevoegd
bij KB van 10 januari 1974 (Stb. 1974, 51)
Periode: 1974–1993
Product: Garantietoelageregeling adspiranten rijks- en gemeentepolitie (Stcrt. 1974,
54)
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
268.
Handeling: het aanwijzen van algemene landelijke vakorganisaties van politiepersoneel
om te adviseren over wijziging, intrekking en aanvulling van het bezoldigingsreglement
politie
Grondslag: – art. 20.1 Bezoldigingsreglement Politie 1948 (Stb. 1948, I 151)
– art. 20.1 Bezoldigingsreglement Politie 1949 (Stb. 1949, J 502)
– art. 22.1 Bezoldigingsregeling politie 1954/1956 (Stb. 1956, 368)
– art. 25 Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 1959, 25)
Periode: 1947–1993
Opmerking: Zie verder de paragraaf over Georganiseerd Overleg
Waardering: B4
269.
Handeling: het ten aanzien van gemeentepolitie beslissen in gevallen waarin het bezoldigingsreglement
politie niet voorziet
Grondslag: – art. 23.1 Bezoldigingsreglement Politie (Stb. 1947, H 111)
– art. 29.1 Bezoldigingsreglement Politie 1948 (Stb. 1948, I 151
Periode: 1946–1956
Waardering: V 10 jaar na beslissing
270.
Vervallen (dezelfde handeling als 269)
271.
Handeling: het toekennen van gratificaties op grond van het Gratificatiebesluit Politie
Grondslag: Gratificatiebesluit Politie 1948 (Stb. 1948, I 353), 1949 (Stb. 1949, J
330), 1950 (Stb. 1950 K 250), 1951 (Stb. 1952, 189), 1952 (Stb. 1952, 470) en 1953
(1953, 282)
Periode: 1948–1953
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
272.
Handeling: het toekennen van uitkeringen ineens aan politieambtenaren
Grondslag: bijvoorbeeld:
– KB van 21 december 1972, houdende vaststelling van regelen tot toekenning van een
uitkering-ineens aan het politiepersoneel (Stb. 1972, 770)
– KB van 14 oktober 1991, houdende regels betreffende toekenning van een uitkering
ineens aan ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie voor 1989 en 1990 (Stb. 1991,
656)
Periode: 1945–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
273.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de vergoeding van
verplaatsingskosten voor de politie
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit politie (Stb. 1992, 248)
Periode: 1992–1993
Product: Verplaatsingskostenregeling politie (Stcrt. 1992, 123)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
274.
Handeling: het toekennen van vergoedingen op grond van de Verplaatsingskostenregeling
politie (Stcrt. 1992, 123)
Grondslag: Verplaatsingskostenregeling politie (Stcrt. 1992, 123)
Periode: 1992–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
275.
Handeling: het toekennen van vergoedingen op grond van het verplaatsingskostenbesluit
politie
Grondslag: Verplaatsingskostenbesluit politie (Stb. 1992, 248)
Periode: 1992–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
276.
Handeling: het bepalen van de bedragen ter vergoeding van of tegemoetkoming in de
opleidingskosten van een politieambtenaar
Grondslag: art. 3 en 4 Regeling vergoeding opleidingskosten politieambtenaren (Stb.
1961, 281)
Periode: 1961–1979
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
277.
Handeling: het toekennen van vergoedingen op grond van de Regeling vergoeding opleidingskosten
politieambtenaren
Grondslag: Regeling vergoeding opleidingskosten politieambtenaren (Stb. 1961, 281)
Periode: 1961–1979
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
8.1.2.19 Georganiseerd Overleg
Handelingen voortvloeiend uit regelingen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen
6.1, 22.1 en 26.1 Politiewet.
278.
Handeling: het aanwijzen van de overheidsvertegenwoordiging in de Commissie voor Georganiseerd
Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP)
Grondslag: art. 2.1a Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
Periode: 1961–1974
Opmerking: de voorzitter van de overheidsvertegenwoordiging is tevens de voorzitter
van de commissie
Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende personen
die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein van
de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als Wiarda,
Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
279.
Handeling: het aanwijzen van een ander dan de Directeur-Generaal voor Openbare Orde
en Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken als voorzitter van het Georganiseerd
Overleg
Grondslag: – art. 4.1 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 4.1 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 5.1 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1974–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
280.
Handeling: het aanwijzen van functionarissen die bij het Georganiseerd Overleg de
voorzitter terzijde staan
Grondslag: – art. 4.2 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 4.3 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 5.4 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1974–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
281.
Handeling: het benoemen van de (adjunct)secretaris van de Commissie GOP
Grondslag: – art. 3 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 4.4 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 4.5 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 5.6 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1961–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
283.
Handeling: het uitnodigen van een vertegenwoordiger van de burgemeesters van gemeenten
met gemeentepolitie tot het bijwonen van het georganiseerd overleg
Grondslag: – art. 4.3 en 10.4 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 4.4 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1974–1993
Waardering: V, 1 jaar
284.
Handeling: het uitnodigen van een vertegenwoordiger van het LSOP tot het bijwonen
van het Georganiseerd Overleg als waarnemer
Grondslag: art. 5.5 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk
Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1990–1993
Waardering: V, 1 jaar
285.
Handeling: het benoemen van twee (plaatsvervangende) bijzondere leden van de commissies
voor Georganiseerd Overleg voor de behandeling van geschillen inzake het overleg met
de commissies
Grondslag: – art. 13e.2 en 13e.6 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb.
1985, 571), zoals ingevoegd bij Besluit van 16 februari 1989 (Stb. 1989, 83)
– art. 17.2 en 17.6 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk
Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1989–1993
Waardering: V, 7 jaar na ontslag uit de commissie
286.
Handeling: het doen van voordracht tot KB inzake het tot de commissie GOP toelaten,
schorsen of intrekken van de toelating van representatieve ambtenarenverenigingen
Grondslag: – art. 4.1d en 4.2 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 2.4f en 3.2 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 3.1e en 3.3 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1961–1993
Waardering: V, 10 jaar
287.
Handeling: het uitsluiten van een lid van de personeelsvertegenwoordiging van deelname
aan het Georganiseerd Overleg
Grondslag: – art. 4.4 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 3.4 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 3.5 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 4.1 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1961–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
290.
Handeling: het aanwijzen van de voorzitter, de leden en de (adjunct)secretaris van
het overleg met de commissie-afdeling voor aangelegenheden die alleen ambtenaren van
gemeentepolitie betreffen
Grondslag: – art. 6.2 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 6.2 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 6.2 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1961–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
291.
Handeling: het verklaren dat een ambtenarenvereniging niet meer voldoende representatief
is voor toelating tot de afdelingen
b. Minister van Binnenlandse Zaken, voor wat betreft de afdeling voor aangelegenheden
die alleen ambtenaren van gemeentepolitie betreffen
Grondslag: – art. 6.3 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 6.3 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 6.3 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1961–1993
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
293.
Handeling: het alvorens te beslissen overleggen met de Commissie voor Georganiseerd
Overleg Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (CGO LOSP) over aangelegenheden
van belang voor de rechtspositie van de ambtenaar die specifiek en uitsluitend verband
houden met de verzelfstandiging van de uitvoering van taken op het gebied van werving,
selectie en onderwijs voor de politie
Grondslag: art. 2.2 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk
Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
Periode: 1990–1993
Waardering: V, 10 jaar
295.
Handeling: het aanwijzen van functionarissen voor vaste werkgroepen die tot taak hebben
voorbereidende besprekingen te voeren of in het Georganiseerd Overleg genomen besluiten
uit te werken
Grondslag: – art. 10.1 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 10.1 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 9.1 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1974–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
296.
Handeling: het alvorens te beslissen in aangelegenheden, welke van belang zijn voor
de bijzondere rechtstoestand van respectievelijk de ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie
deze ter behandeling voorleggen aan de betreffende afdeling van de commissie GOP alleen
ambtenaren van rijkspolitie aangaan
b. Minister van Binnenlandse Zaken, voor wat betreft de afdeling voor aangelegenheden
die alleen ambtenaren van gemeentepolitie aangaan
Grondslag: – art. 7.1 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
– art. 2.1 en 7.1 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 2.1 en 7.1 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Waardering: V, 5 jaar
297.
Handeling: het overleggen met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in
Ambtenarenzaken over specifieke politie-aangelegenheden indien de Minister van Binnenlandse
Zaken, de Minister van Justitie of de Commissie GOP dit wenselijk achten
Grondslag: – art. 2.3 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 2.3b Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1974–1993
Waardering: B5
299.
Handeling: het geven van opdrachten en aanwijzingen aan de overheidsvertegenwoording
in de Commissie GOP
Grondslag: art. 7.6 Regeling GOP (Stb. 1960, 623)
Periode: 1961–1974
Waardering: V, 10 jaar
300.
Handeling: het verlenen van bemiddeling om ten behoeve van het Georganiseerd Overleg
een lokaliteit in een rijksgebouw ter beschikking te stellen
Grondslag: – art. 9 Regeling GOP 1973 (Stb. 1974, 52)
– art. 9 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
– art. 8 Besluit instelling Commissie voor Georganiseerd Overleg Landelijk Selectie-
en Opleidingsinstituut Politie (Stb. 1992, 319)
Periode: 1974–1993
Waardering: V, 5 jaar
301.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere voorschriften ter uitvoering
of aanvulling van het Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie
Grondslag: art. 75.1 en 75.5 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985,
571)
Periode: 1985–1993
Waardering: V 5 jaar na wijziging of intrekking
302.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere voorschriften inzake
de dienstcommissie voor zover de bijzondere verhoudingen aan de primaire politie-opleiding
daartoe aanleiding geven
Grondslag: art. 75.4 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1985–1993
Waardering: V 5 jaar na wijziging of intrekking
304.
Handeling: het vier jaren na inwerkingtreding van het Besluit Overleg en Medezeggenschap
Politie instellen van een onderzoek naar de wijze waarop het besluit is toegepast
Grondslag: art. IV.C.1 Besluit Overleg en Medezeggenschap Politie (Stb. 1985, 571)
Periode: 1985–1993
Waardering: B2
8.1.2.20 Dienstcommissie
305.
Handeling: het doen van voordracht tot het bij of krachtens KB instellen van dienstcommissies
voor het Korps Rijkspolitie, voor de bijzondere ambtenaren van rijkspolitie en voor
gemeentelijke politiekorpsen
Grondslag: art. 18 Regeling GOP (Stb. 1960, 623), gewijzigd en vernummerd tot art.
39 bij KB van 31 januari 1963 (Stb. 1963, 38)
Periode: 1961–1963
Waardering: V, 10 jaar
8.1.2.21 Bekwaamheid, benoeming, bevordering en opleiding
333.
Handeling: het instellen en opheffen van commissies en werkgroepen met betrekking
tot de inrichting van het politieonderwijs
Grondslag: begrotingen
Periode: 1945–1993
opmerkingen: Stuurgroep herziening Primaire Politieopleiding 16 oktober 1979
Waardering: B4
335.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van eisen waaraan kandidaten voor
een aanstelling bij de politie moeten voldoen
Grondslag: – art. 1.1.3, art. 1.1.6, art. 3.1 en art. 3.4 Besluit aanstellingseischen
politiepersoneel (Stb. 1947, H 146)
– art. 1.1c en 1.1i Besluit aanstellingseisen politieambtenaren (Stb. 1949, J 474)
– art. 1c en 2i Besluit benoemingseisen politieambtenaren 1958 (Stb. 1957, 550)
Periode: 1947–1993
Waardering: V, 10 jaar
336.
Handeling: het laten verrichten van geneeskundig onderzoek
Grondslag: Bijvoorbeeld:
– Geneeskundige keuringsbeschikking gemeentepolitie (Stcrt, 1956, 220) en 1958 (Stcrt.
1957, 251)
– Geneeskundige keuringsbeschikking korps rijkspolitie 1963 (Stcrt. 1963, 212)
Periode: 1949–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
338.
Handeling: het in bijzondere gevallen afwijken van de aanstellings- of bevorderingseisen
voor zover het de gemeentepolitie betreft
Grondslag: – art. 1.2 en art. 4 Besluit aanstellingseischen politiepersoneel (Stb.
1947, H 146)
– art. 4 Besluit aanstellingseisen politieambtenaren (Stb. 1949, J 474)
– art. 6 Besluit benoemingseisen politieambtenaren 1958 (Stb. 1957, 550)
– art 1.5 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 1.5 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 2.5 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
– Besluit bevorderingseisen hoger politiepersoneel (Stb. 1956, 369)
– Besluit bevorderingseisen hoger politiepersoneel 1958 (Stb. 1957, 552)
Periode: 1949–1993
Waardering: V, 10 jaar
341.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere voorschriften met betrekking
tot de examens voor de politievaardigheidsdiploma’s
Grondslag: – art. 4 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 4 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 4.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
Periode: 1953–1993
Product: bijvoorbeeld:
– Beschikking Politie-examens 1956 (Stcrt. 1956, 113), 1958 (Stcrt. 1958, 134)
– Beschikkingen examens politiediploma 1964 en 1970 (Stcrt. 1970, 164)
– Beschikking toelaten leden van het wapen der Koninklijke Marechaussee tot deelneming
aan de examens ter verkrijging van het politiediploma (Stcrt. 1970, 164)
– Experimenteerbeschikking examens politiediploma 1976 (Stcrt. 1976, 113)
– Beschikking examen politiediploma B 1977 (Stcrt. 1977, 19)
– Beschikking politie-examens voor de talen 1978 (Stcrt. 1978, 91)
– Beschikking regeling deelneming examen politiediploma B (Stcrt. 1984, 224)
– Opleidings- en examenbeschikking Reservepolitie 1982 (Stcrt. 1983, 23)
– Beschikking regeling deelneming politie-examens voor de talen (Stcrt. 1986, 201),
1989 (Stcrt. 1990, 35)
Waardering: B 5
342.
Handeling: het benoemen van de leden van de examencommissies voor de examens voor
de politievaardigheidsdiploma’s
Grondslag: – art. 5.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 5.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 5.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
Periode: 1953–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
343.
Handeling: het aanwijzen van gecommitteerden om toezicht te houden op de examens voor
de politievaardigheidsdiploma’s
Grondslag: art. 5.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964,
397)
Periode: 1965–1993
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
344.
Handeling: het vaststellen van een vergoeding voor de leden van de examencommissies
en de gecommitteerden
Grondslag: – art. 5.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 5.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 5.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 7 jaar
345.
Handeling: het aanwijzen van de examenplaatsen
Grondslag: – art. 6.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 6.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
Periode: 1953–1964
Waardering: V, 7 jaar
346.
Handeling: het vaststellen van een bedrag voor het examengeld
Grondslag: – art. 6.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 6.2 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 6.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 7 jaar
348.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van het programma van het examen
voor het politievaardigheidsexamen
Grondslag: – art. 7 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 7 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
Periode: 1953–1964
Waardering: V, 10 jaar
349.
Handeling: het aanwijzen van een taalexamen
Grondslag: – art. 8 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie (Stb. 1953, 551)
– art. 8 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1958 (Stb. 1957, 551)
– art. 4.1 Besluit bekwaamheidseisen bevordering politie 1964 (Stb. 1964, 397)
Periode: 1953–1993
Waardering: V, 10 jaar
350.
Handeling: het vaststellen van de beschikking primair politie-onderwijs
Grondslag: Beschikking primair politie-onderwijs (Stcrt. 1983, 214)
Periode: 1983–1993
Waardering: B5
8.1.2.22 Algemeen Politieblad
351.
Handeling: het uitgeven van het Algemeen Politieblad (APB)
1975–1993 Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken
Grondslag: – circulaire van de Minister van Justitie van 10 maart 1947 Pol. Kab 3022
(APB 1947, 11)
– art. 1 en 3 Beschikking Algemeen Politieblad (Stcrt. 1975, 204)
Waardering: B5: publicaties / eindproducten
V, 7 jaar: overig
352.
Handeling: het benoemen van de leden van de Adviescommissie APB
Grondslag: art. II Beschikking instelling Adviescommissie APB (APB 1947, 16)
Periode: 1947–1975
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
353.
Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter en de leden van de redactieraad
van het APB en van een eindredacteur
Grondslag: art. 6, 7.1, 8.1 Beschikking Algemeen Politieblad (Stcrt. 1975, 204)
Periode: 1975–1993
Product: Bijvoorbeeld: Beschikking benoeming leden redactieraad en eindredacteur APB
(Stcrt. 1977, 71)
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
8.1.2.23 Opleiding hogere politieambtenaren
361.
Handeling: het (mede namens de Minister van Justitie) voeren van het beheer van het
Rijksinstituut tot opleiding van hogere ambtenaren voor het korps rijkspolitie en
de gemeentepolitie/Nederlandse Politie Academie (NPA)
Grondslag: – art. 2.1 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963,
75)
– art. 4.1 Beschikking Nederlandse Politie Academie (Stcrt. 1980, 149)
– art. 3.1 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1963–1992
Waardering: V, 7 jaar
366.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels voor het overleg in de
commissie van overleg aan de NPA
Grondslag: art. 3 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
367.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels over de taak, samenstelling
en werkwijze van het curatorium NPA
Grondslag: art. 20.2 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1992
Waardering: B5
368.
Handeling: het benoemen of ontslaan van de leden van de Raad van Beheer Rijksopleidingsinstituut
Grondslag: art. 2.2 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
Periode: 1949–1963
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
369.
Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter, de leden en de secretaris van
de Raad van Bestuur
Grondslag: art. 3.3 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1963–1973
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
370.
Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter, de leden en de secretaris van
het Curatorium voor de NPA
Grondslag: – art. 3.2 en 4.1 Beschikking Curatorium NPA (Stcrt. 1973, 217 en Stcrt.1978,
220)
– art. 19.2 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1973–1992
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
371.
Handeling: het treffen van voorzieningen voor vrouwelijke leerlingen die niet in internaatsverband
een opleiding volgen aan het instituut
Grondslag: art 2.3 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1963–1979
Waardering: V, 7 jaar
372.
Handeling: het geven van aanwijzingen aan de directeur van de NPA inzake het bepalen
van welke studenten in het internaat worden gehuisvest
Grondslag: art. 4 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 5 jaar
373.
Handeling: het goedkeuren van het door de directeur van de NPA vastgestelde studierooster
Grondslag: art. 6.1 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 5 jaar
374.
Handeling: het benoemen, aanstellen, schorsen of ontslaan van de (onder)directeur
en docerend personeel van het Rijksopleidingsinstituut
Grondslag: – art. 3.1 en 3.5 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949,
J 473)
– art. 2 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb. 1963, 104)
Periode: 1949–1992
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
375.
Handeling: het benoemen, aanstellen, schorsen of ontslaan van niet-leidinggevend en
niet-onderwijzend personeel
Grondslag: art. 3 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb.
1963, 104)
Periode: 1963–1996
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
376.
Handeling: het vaststellen van de salariëring van het docerend personeel waaraan bij
aanstelling geen rang wordt toegekend
Grondslag: art. 4.4 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb.
1963, 104), zoals toegevoegd Stb. 1967, 489.
Periode: 1963–1969
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
377.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels volgens welke de leerlingen
van het instituut een maandgeld of salaris ontvangen
Grondslag: – art. 13 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb.
1963, 104), zoals gewijzigd Stb. 1967, 489.
– art. 7 Ambtenarenreglement NPA 1971 (Stb. 1973, 119)
– art. 9 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1963–1992
Product: bijvoorbeeld:
– Vaststelling maandgeld van de leerlingen aan de NPA (Stcrt. 1967, 237)
– Vaststelling maandgeld adspirant hogere politieambtenaar (Stcrt. 1981, 169)
Waardering: V, 7 jaar
378.
Handeling: het vaststellen van de dienstkleding van leerlingen van de NPA
Grondslag: – art. 14 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb.
1963, 104)
– art. 8 Ambtenarenreglement NPA 1971 (Stb. 1973, 119)
– art. 11 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1963–1992
Waardering: B5
379.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van de instructie voor de Raad van
Beheer, de (onder)directeur en de leraren van het Rijksopleidingsinstituut
Grondslag: – art. 4 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 7 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb. 1963, 104)
Periode: 1949–1963
Waardering: V 10 jaar na wijziging of intrekking
382.
Handeling: het afwijken van de eisen tot toelating tot de opleiding aan het Rijksopleidingsinstituut
Grondslag: – art. 5.2 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 12.3 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
– Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1949–1992
Waardering: V, 10 jaar
384.
Handeling: het beslissen over toelating van leerlingen tot de opleiding aan de NPA
Grondslag: – art. 2 Beschikking toelating NPA (Stcrt. 1973, 249)
– art. 6 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
– art. 5 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1973–1992
Waardering: V, 7 jaar
385.
Handeling: het aanstellen tot ambtenaar in tijdelijke dienst of ontslaan van tot het
instituut toegelaten leerlingen
Grondslag: – art. 8 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren (Stb.
1963, 104)
– art. 2 Ambtenarenreglement NPA 1971 (Stb. 1973, 119)
– art. 7 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1963–1992
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
387.
Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter, de leden en de secretaris van
de commissie van voorbereiding
Grondslag: – art. 5.3 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 13.2 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1973
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
388.
Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter, de (buitengewone) leden en
de secretaris van de selectiecommissie
Grondslag: – art. 5.1 Beschikking toelating NPA (Stcrt. 1973, 249)
– art. 9.1 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
– art. 7.1 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1973–1992
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
389.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van nadere regels met betrekking
tot de samenstelling en werkwijze van de selectiecommissie en de subcommissies
Grondslag: – art. 4.1 Beschikking toelating NPA (Stcrt. 1973, 249)
– art. 8 en 9.4 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
– art. 7.1 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1973–1992
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
391.
Handeling: het vaststellen of goedkeuren van het leerplan van het Rijksopleidingsinstituut/NPA
Grondslag: – art. 6.2 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 16 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
– art. 12.1 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
– art. 11 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1949–1992
Waardering: V, 10 jaar
393.
Handeling: het verlenen van ontheffing van de verplichting tot het betalen van schoolgeld
Grondslag: – art. 7.1 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 17 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1980
Waardering: V, 7 jaar
394.
Handeling: het verlenen van ontheffing van de verplichting tot het betalen van een
tegemoetkoming in de studiekosten
Grondslag: art. 10.2 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 7 jaar
395.
Handeling: het bepalen van de hoogte van het bedrag dat leerlingen van de NPA als
tegemoetkoming in de studiekosten verschuldigd zijn
Grondslag: art. 10.2 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 7 jaar
398.
Handeling: het aan een leerling van de NPA verlenen van ontslag bij wijze van straf
Grondslag: art. 13.4 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 7 jaar
399.
Handeling: het verlenen van vrijstelling van het afleggen van examens in bepaalde
vakken alsmede van het volgen van opleidingsonderdelen
Grondslag: – art. 16 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
– art. 14 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 10 jaar
400.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van algemene regels omtrent voortgang,
doublering en beëindiging van de studie
Grondslag: art. 17.1 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1990
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
401.
Handeling: het goedkeuren van door de directeur van de NPA vastgestelde regels omtrent
voortgang, doublering en beëindiging van de studie
Grondslag: art. 15.1 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1990–1992
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
403.
Handeling: het ontzeggen van verdere deelneming aan de opleiding
Grondslag: art. 18.1 en 18.3 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1990
Waardering: V, 7 jaar
404.
Handeling: het ontzeggen van verdere deelneming aan de opleiding
Grondslag: art. 16.1b en 16.2 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1990–1992
Waardering: V, 7 jaar
405.
Handeling: het beslissen op een bezwaarschrift van een leerling tegen het door de
directeur uitgebrachte advies omtrent beëindiging van de studie
Grondslag: art. 19.3 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1979–1990
Waardering: V, 7 jaar
406.
Handeling: het beslissen op een bezwaarschrift van een leerling tegen het door de
directeur uitgebrachte advies omtrent beëindiging van de studie
Grondslag: art. 17.3 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1990–1992
Waardering: V, 7 jaar
407.
Handeling: het aanwijzen van een examencommissie
Grondslag: – art. 10.1 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 20.1 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1967
Waardering: V, 10 jaar
408.
Handeling: het aanwijzen van anderen dan de (plaatsvervangend) directeur en leraren
van het rijksopleidingsinstituut tot lid van de examencommissie
Grondslag: art. 20.3c Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963,
75), zoals gewijzigd Stcrt. 1967, 113)
Periode: 1967–1980
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
411.
Handeling: het aanwijzen van een commissie van gecommitteerden om toezicht te houden
op het afnemen van de examens
Grondslag: – art. 20.4 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963,
75), zoals toegevoegd 1967, 113
– art. 23.2 Beschikking NPA (Stcrt. 1980, 149)
Periode: 1967–1990
Waardering: V, 10 jaar
412.
Handeling: het aanwijzen van twee hoofdambtenaren op toezicht te houden op het afnemen
van de examens
Grondslag: art. 28.1 Regeling NPA (Stcrt. 1991, 102)
Periode: 1990–1992
Opmerking: Alle neerslag is met V gewaardeerd, met uitzondering de neerslag betreffende
personen die van invloed zijn geweest op (beleids) ontwikkelingen op het beleidsterrein
van de Politie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hoofdcommissarissen als
Wiarda, Nordholt en Straver.
Waardering: V, 7 jaar na administratieve afhandeling ontslag
414.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van een model van het diploma voor
de opleiding tot inspecteur van gemeentepolitie en officier van rijkspolitie
Grondslag: art. 20.7 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963,
75), zoals toegevoegd 1967, 113
Periode: 1967–1980
Waardering: V, 10 jaar
415.
Handeling: het vaststellen, wijzigen of intrekken van regels omtrent de inrichting
van en toelating tot het examen, alsmede omtrent het examenprogramma van het examen
voor inspecteur van gemeentepolitie en officier van rijkspolitie moeten voldoen
Grondslag: – art. 10.2 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 20.2 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1980
Product: Bijvoorbeeld: Examenbeschikking Hogere Politieambtenaren 1967 (Stcrt. 1967,
113) of 1971 (Stcrt. 1971, 170)
Waardering: V 10 jaar
417.
Handeling: het stellen, wijzigen of intrekken van voorwaarden inzake de toelating
van extraneï tot de examens voor inspecteur van gemeentepolitie en officier van rijkspolitie
Grondslag: – art. 13.1 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 21.1 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1980
Waardering: V 10 jaar
418.
Handeling: het opstellen van een geschiktheidsverklaring voor geslaagde extraneï
Grondslag: – art. 13.2 Besluit opleiding hogere politieambtenaren (Stb. 1949, J 473)
– art. 21.3 Beschikking opleiding hogere politieambtenaren (Stcrt. 1963, 75)
Periode: 1949–1980
Waardering: V, 10 jaar
419.
Handeling: het bemiddelen bij de plaatsing van geslaagde leerlingen bij een gemeentelijk
politiekorps
Grondslag: – art. 17 Ambtenarenreglement Rijksinstituut hogere politieambtenaren Stb.
1963, 104)
– art. 14 Ambtenarenreglement NPA 1971 (Stb. 1973, 119)
Periode: 1963–1979
Waardering: V, 7 jaar
420.
Handeling: het bemiddelen bij de plaatsing van geslaagde leerlingen bij het korps
rijkspolitie dan wel bij een gemeentelijk politiekorps
Grondslag: art. 22 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 7 jaar
421.
Handeling: het toekennen van een uitkering aan niet-geplaatste en ontslagen adjunct-inspecteurs
van gemeentepolitie
Grondslag: art. 23.1 Ambtenarenreglement NPA 1979 (Stb. 1980, 215)
Periode: 1979–1992
Waardering: V, 7 jaar
8.1.2.24 Bewapening, kleding en overige uitrusting
422.
Handeling: het vaststellen van regelingen voor kleding en overige uitrusting voor
de politie
Grondslag: art. 5.1 van het Politiebesluit en art. 7.1, 23.1, 27 en 63 van de Politiewet
1957.
Periode: 1945–1993
Product: Bijvoorbeeld:
– Voorschrift verstrekking kleding gemeentepolitie 1948 (Stcrt. 1949, 6), 1958 (1957,
252) en 1968
– Beschikking invoering kledingverstrekking van dienstwege aan het politiepersoneel
(Stcrt. 1977, 103)
– Kledingbeschikking politie 1980 (Stcrt. 1980, 234) en 1987 (Stcrt. 1987, 118)
– Beschikking Instelling Politieverbindingsdienst (Stcrt. 1966, 31)
– Beschikking Politietechnische Dienst der Rijkspolitie (APB 1952, 23))
– Beschikking Rijksspeurhonden (APB 1949, nr. 14)
Waardering: B5
425.
Handeling: het vaststellen van de bewapeningsregelingen voor de politie
Grondslag: art. 5.1 van het Politiebesluit en art. 7.1, 23.1, 27 en 63 van de Politiewet
1957.
Periode: 1945–1993
Product: Bijvoorbeeld:
– Beschikking bewapening beroepspersoneel in politierang Korps Rijkspolitie (Stcrt.
1970, 31)
– Beschikking bewapening parketwachters, velddienstassistenten en reserve-rijkspolitie
(Stcrt. 1972, 76)
– Beschikking bewapening bijzondere ambtenaren van Rijkspolitie (Stcrt. 1957, 219
en 1973, 14)
– Bewapeningsbeschikking Rijkspolitie (Stcrt. 1988, 233)
– Bewapenings- en uitrustingsbeschikking gemeentepolitie 1968
– Regeling uitrusting Mobiele Eenheden Gemeentepolitie 1971 (Stcrt. 9) en 1986 (Stcrt.
12)
Waardering: B5
432.
Handeling: het aanwijzen van andere meetmiddelen dan snelheidscontrolemeters, remvertragingsmeters
en wiellastmeters
Grondslag: art. 2d Beschikking Verkeersmeetmiddelen Politie (Stcrt. 1976, 79)
Periode: 1976–1993
Waardering: V, 7 jaar