Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-12-2001.
Geldend van 23-12-2001 t/m 20-11-2007

Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 15, derde lid, van de Archiefwet 1995,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. het ministerie: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • c. de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2

  • 1 Er is een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die zich thans in bezit van de Staat der Nederlanden bevinden.

  • 2 De commissie heeft voorts tot taak op verzoek van de minister advies uit te brengen over geschillen over teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar die door omstandigheden die direct verband hielden met het nazi-regime onvrijwillig het bezit verloor of diens erfgenamen en de huidige bezitter niet zijnde de Staat der Nederlanden.

  • 3 De minister dient een verzoek om advies als bedoeld in het tweede lid uitsluitend in bij de commissie, indien de oorspronkelijke eigenaar of diens erfgenamen en de huidige bezitter gezamenlijk de minister daarom gevraagd hebben.

  • 4 De commissie verricht de adviestaak, bedoeld in het eerste lid, met inachtneming van het rijksbeleid ter zake.

  • 5 De commissie verricht de adviestaak, bedoeld in het tweede lid, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Artikel 3

  • 1 De commissie bestaat uit ten hoogste 7 leden, waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter bezitten de hoedanigheid van meester in de rechten.

  • 3 Tenminste een lid van de commissie bezit een zodanige historische deskundigheid over de Tweede Wereldoorlog dat een wezenlijke bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden geleverd.

  • 4 Tenminste een lid van de commissie bezit een zodanige kunsthistorische of museale deskundigheid dat een wezenlijke bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden geleverd.

  • 5 De minister benoemt de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de andere leden voor een periode van ten hoogste 3 jaar. Zij maken geen deel uit van het ministerie en zijn ook overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister.

  • 6 De voorzitter, vice-voorzitter en de andere leden kunnen eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 4

  • 1 De commissie behandelt een verzoek om advies met ten minste drie leden in een door de voorzitter te bepalen samenstelling met dien verstande dat bij de behandeling in ieder geval de voorzitter of de vice-voorzitter betrokken is.

  • 2 De commissie kan een reglement omtrent de verdere werkwijze vaststellen.

Artikel 5

  • 1 De minister voegt aan de commissie een secretariaat toe.

  • 2 Aan het hoofd van het secretariaat staat de secretaris van de commissie, die de hoedanigheid van meester in de rechten bezit.

  • 3 De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie.

Artikel 6

  • 1 Ter uitvoering van haar taak, kan de commissie degene die een verzoek om teruggave als bedoeld in artikel 2, eerste lid, heeft gedaan alsmede een vertegenwoordiger van de minister dan wel de partijen van wie het geschil, bedoeld in artikel 2, tweede lid, ter advisering aan de commissie is voorgelegd, in een vergadering horen.

  • 2 Ter uitvoering van haar taak kan de commissie zich voorts rechtstreeks wenden tot derden voor het verkrijgen van inlichtingen en hen zo nodig ter vergadering uitnodigen om hun mening te vernemen.

  • 3 De minister draagt er zorg voor dat de commissie over alle stukken die zij in verband met de uitoefening van haar taak nodig heeft en die zich op het ministerie bevinden, tijdig en volledig kan beschikken.

  • 4 Iedere ambtenaar van het ministerie geeft aan een oproep of een verzoek van de commissie gehoor.

  • 5 De beperkingen die zijn gesteld aan de openbaarheid van archiefbescheiden, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1 en 2 van de Archiefwet 1995, die de commissie ter uitvoering van haar taak nodig heeft en die bewaard worden in een rijksarchiefbewaarplaats, blijven voor de commissie buiten toepassing.

Artikel 7

  • 1 De commissie brengt ieder jaar verslag uit aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de stand van zaken met betrekking tot de in artikel 2 genoemde taken.

  • 2 Het eerste verslag wordt in januari 2003 uitgebracht.

Artikel 8

De leden van de commissie ontvangen vacatiegelden alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten volgens de bestaande rijksregelingen.

Artikel 9

De archiefbescheiden van de commissie worden na opheY ng van de commissie of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van de Directie Cultureel Erfgoed van het ministerie.

Artikel 10

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn voor een periode van drie jaar benoemd:

  • a. mr. J.M. Polak te Ede als voorzitter;

  • b. mr. B.J. Asscher te Baarn als vice-voorzitter;

  • c. prof. mr. J. Leyten te Nijmegen;

  • d. dr. E. van Straaten te Beekbergen;

  • e. prof. J.Th.M. Bank te Amsterdam;

  • f. mr. H.M. Verrijn-Stuart te Amsterdam.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg