Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten

Geraadpleegd op 15-12-2024.
Geldend van 02-02-2009 t/m 10-02-2009

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2007, nr. TRCJZ/2007/3828, houdende tijdelijke maatregelen bij het weren, de preventie en de bestrijding van dierziekten (Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L 10);

– beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

– beschikking 2006/474/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2006 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (PbEU L 187);

richtlijn 2000/75/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (PbEU L 327);

verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor richtlijn 2000/75/EG van de Raad wat betreft bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op de verplaatsingen van bepaalde dieren van vatbare soorten in verband met bluetongue (PbEU L 283);

– artikel 10, eerste lid, van richtlijn 90/425 van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEU L 224);

– de artikelen 10, 17, 18, 19, 29, 30, eerste en derde lid, 31, 32, 100, 107 en 114 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

– de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. dierentuin: dierentuin als bedoeld in artikel 2, tweede alinea, van beschikking 2006/474/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2006 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (PbEU L 187);

  • b. evenhoevigen: herkauwers en varkens;

  • c. gevogelte: pluimvee, alsmede andere gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de eendvogels ( Anseriformes), tot de families van de struisvogels ( Struthionidae), emoes ( Dromaiidae) en nandoes ( Rheidae) en de familie van de duiven ( Columbidae);

  • d. hobbypluimvee: gevogelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop;

  • e. richtlijn 2000/75/EG: richtlijn 2000/75/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (PbEU L 327);

  • f. richtlijn 2005/94/EG: Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEG L10);

  • g. verordening (EG) nr. 1266/2007: verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor richtlijn 2000/75/EG van de Raad wat betreft bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op de verplaatsingen van bepaalde dieren van vatbare soorten in verband met bluetongue;

  • h. vervoermiddel: voertuig, waaronder mede begrepen een combinatie van een voertuig met één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;

  • i. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

  • j. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • k. DR: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • l. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

  • m. derde land: land, niet zijnde Nederland en niet zijnde een lidstaat.

§ 2. Aviaire Influenza

Artikel 2.1

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig gevogelte te houden.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien wordt voldaan aan artikel 2.2.

Artikel 2.2

  • 1 De houder van bedrijfsmatig gehouden gevogelte draagt ervoor zorg dat:

    • a. voedsel en water aan het gevogelte wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt, en

    • b. het gevogelte geen water krijgt dat afkomstig is van oppervlaktewateren waartoe wilde vogels toegang hebben, tenzij dat water behandeld is om eventueel aanwezig virus te inactiveren.

  • 2 De houder die zowel bedrijfsmatig gehouden gevogelte als niet-bedrijfsmatig gehouden eenden of ganzen houdt, neemt passende maatregelen om te voorkomen dat zijn eenden of ganzen in contact komen met het bedrijfsmatig gehouden gevogelte.

Artikel 2.5

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het tijdelijk op één plaats verzamelen ten behoeve van wedvluchten, culturele evenementen, tentoonstellingen, keuringen of andere tijdelijke verzamelingen, anders dan markten waar gevogelte worden verhandeld, indien:

    • a. degene, die voornemens is gevogelte van verschillende plaatsen tijdelijk op één plaats te verzamelen de VWA van dit voornemen ten minste 8 dagen van tevoren kennis heeft gegeven;

    • b. [Red: vervallen;]

    • c. het gevogelte, alvorens dit wordt toegelaten bij de plaats van aanvoer, op de kosten van degene, die voornemens is gevogelte van verschillende plaatsten tijdelijk op één plaats te verzamelen, wordt onderzocht door één of meer dierenartsen, en

    • d. voor zover het een wedvlucht voor postduiven, of een tentoonstelling of keuring van gevogelte betreft, slechts gevogelte wordt toegelaten dat vergezeld gaat van een op deze vogels betrekking hebbende, volledig ingevulde en ondertekende verklaring van enting tegen Newcastle Disease zoals bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

  • 3 In afwijking van het tweede lid is degene die voornemens is postduiven voor een wedvlucht te verzamelen, gehouden van dit voornemen jaarlijks een overzicht aan de VWA te doen toekomen. De Minister kan besluiten de postduiven, alvorens deze bij de wedvlucht worden toegelaten, bij de plaats van aanvoer te laten onderzoeken door één of meer dierenartsen, op kosten van degene die de postduiven voor de wedvlucht heeft verzameld.

Artikel 2.6

  • 1 Een vervoermiddel dat kennelijk is gebruikt voor het vervoeren van gevogelte of broedeieren in derde landen, alsmede in lidstaten van de Europese Unie waar een uitbraak van hoogpathogene aviaire Influenza is bevestigd, en vanuit deze derde landen of lidstaten, anders dan in doorvoer leeg in Nederland wordt gebracht, wordt gereinigd en ontsmet op een reinigings- en ontsmettingsplaats voor vervoermiddelen die is geregistreerd overeenkomstig artikel 26 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. De vervoerder overlegt binnen 24 uur na binnenkomst in Nederland aan de VWA een bewijs van de reiniging en ontsmetting.

  • 2 Voor de werking van dit artikel wordt onder een uitbraak van hoogpathogene aviaire Influenza in een lidstaat niet verstaan een uitbraak in een circus, een dierentuin, een vogelwinkel, een wildpark, een omheind terrein waar gevogelte voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de bescherming van zeldzame pluimveerassen wordt gehouden, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2005/94/EG.

  • 3 Het bewijs van de laatste reiniging en ontsmetting, bedoeld in het eerste lid, dient in ieder geval een datum, tijdstip van reiniging en ontsmetting en kenteken van het gereinigde vervoermiddel te bevatten en is ten allen tijde in het vervoermiddel aanwezig.

  • 4 De reiniging en ontsmetting, bedoeld in het eerste lid, geschiedt met een toegelaten ontsmettingsmiddel en op zodanige wijze dat de bioveiligheid niet in gevaar komt.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan vervoermiddelen te reinigen en te ontsmetten op andere plaatsen dan die, bedoeld in het eerste lid, indien deze plaatsen zodanig zijn ingericht en uitgerust dat de reiniging en ontsmetting met het oog op de wering van aviaire Influenza op adequate wijze plaatsvinden.

Artikel 2.6a

Artikel 2.7

  • 1 Het is verboden een vervoermiddel als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, dat in een derde land is gebruik om gevogelte of broedeieren te vervoeren, alsmede in lidstaten van de Europese Unie waar een uitbraak van hoogpathogene aviaire Influenza is bevestigd, vanuit deze derde landen en lidstaten, anders dan in doorvoer, leeg in Nederland te brengen.

  • 2 Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.6.

Artikel 2.9

Deze paragraaf is niet van toepassing op gevogelte, gehouden in dierentuinen.

§ 3. Bluetongue

Artikel 3.1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt geheel Nederland aangemerkt als beperkingsgebied.

Artikel 3.2

De Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in:

  • a. artikel 7, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007;

  • b. artikel 8, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007;

  • c. artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007;

  • d. bijlage III, hoofdstuk A, onderdeel 5, van verordening (EG) nr. 1266/2007.

Artikel 3.3

De VWA is de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 8, derde lid, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007.

Artikel 3.4

  • 1 Het is verboden herkauwers te verplaatsen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de te verplaatsen dieren op de dag van vervoer geen klinische tekenen van bluetongue vertonen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een verplaatsing vanuit een beschermingsgebied, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 2000/75/EG naar een toezichtsgebied, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 2000/75/EG, mits voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007.

Artikel 3.5

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de voorwaarden van artikel 8, eerste, derde, vierde en vijfde lid en lid 5bis van verordening (EG) nr. 1266/2007.

  • 2 Het is verboden herkauwers die oorspronkelijk afkomstig zijn uit gebieden waar een ander bluetongue serotype voor komt dan serotype 6 of serotype 8 in Nederland te brengen.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op herkauwers, jonger dan 90 dagen, indien wordt voldaan aan:

    • a. de voorwaarden van artikel 9 bis, eerste lid, onderdelen b en c, van verordening (EG) nr. 1266/2007, of

    • b. de toepasselijke voorwaarden van artikel 8 van verordening (EG) nr. 1266/2007.

  • 4 Het is verboden herkauwers te houden die niet overeenkomstig het derde lid in Nederland zijn binnengebracht.

  • 5 Het tweede, derde en vierde lid, zijn van toepassing tot en met 31 december 2009.

Artikel 3.6

  • 1 De doorvoer van herkauwers is verboden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, b, of c, van verordening (EG) nr. 1266/2007.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing in de periode, bedoeld in artikel 9, derde lid, van verordening (EG) nr. 1266/2007.

§ 3.1. Vaccinatie bluetongue

Artikel 3.1.1

  • 1 Van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het toepassen van het diergeneesmiddel “Bovilis BTV8” van de firma Intervet International BV te Boxmeer voor het vaccineren van herkauwers of kameelachtigen, en met het oog daarop het bereiden, het voorhanden of in voorraad hebben en het afleveren van dit middel onder de voorwaarden, gesteld in artikel 3.1.4.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 juli 2009.

Artikel 3.1.2

Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 3.1.1, wordt voor de toepassing van deze regeling aangewezen als:

Artikel 3.1.3

Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt vrijstelling verleend tot 1 juli 2009 voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van herkauwers of kameelachtigen.

Artikel 3.1.4

  • 1 De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 3.1.1, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

  • 2 Indien runderen op grond van deze regeling worden gevaccineerd, draagt de houder van de runderen ervoor zorg dat zijn dieren tweemaal worden gevaccineerd, waarbij de tweede vaccinatie minimaal drie weken nadat de eerste vaccinatie is verricht, wordt uitgevoerd.

§ 3.2. Export gevaccineerde dieren

Artikel 3.2.1

  • 1 De houder van gevaccineerde herkauwers die bestemd zijn voor export overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in bijlage III, punt 5, van verordening (EG) nr. 1266/2007, ondertekent terstond na de vaccinatie van deze dieren een volledig en naar waarheid ingevuld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstrekt exportformulier en laat dit formulier mede ondertekenen door de dierenarts die de dieren heeft gevaccineerd.

  • 2 De houder vermeldt op het formulier, bedoeld in het eerste lid, tenminste de locatie waar de dieren zijn gevaccineerd en gegevens over de identificatie van de gevaccineerde herkauwers.

Artikel 3.2.2

  • 1 Export van gevaccineerde runderen overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in bijlage III, punt 5, van verordening (EG) nr. 1266/2007 vindt plaats:

    • a. vanaf de locatie waar de dieren zijn gevaccineerd rechtstreeks naar een buiten Nederland gelegen locatie, of

    • b. vanaf een exportverzamelcentrum.

  • 2 Ingeval van export, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, stuurt de houder van de gevaccineerde runderen het exportformulier, bedoeld in artikel 3.2.1, naar DR ten behoeve van registratie van de vaccinatie in het I&R-systeem rund, bedoeld in artikel 14, onderdeel a, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, met dien verstande dat het formulier niet eerder wordt verstuurd dan nadat de tweede vaccinatie is verricht en niet later dan twee weken na de tweede vaccinatie.

Artikel 3.2.3

  • 1 Voor de registratie, bedoeld in artikel 3.2.2, tweede lid, is de houder van de gevaccineerde runderen aan de Minister een tarief verschuldigd van € 4,75 per exportformulier als bedoeld in artikel 3.2.1, en € 0,75 per rund.

  • 2 De hoogte van het totaal verschuldigde bedrag wordt vastgesteld door de Minister.

Artikel 3.2.4

Gevaccineerde schapen en geiten die bestemd zijn voor export overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in bijlage III, punt 5, van verordening (EG) nr. 1266/2007 worden rechtstreeks vervoerd van het bedrijf waar deze dieren zijn gevaccineerd naar een buiten Nederland gelegen locatie.

§ 3.3. Subsidie vaccinatie bluetongue

Artikel 3.3.1

  • 1 De Minister stelt op aanvraag een subsidie vast voor de kosten die door de houder van herkauwers of kameelachtigen zijn gemaakt voor het voor 1 januari 2009 door een dierenarts overeenkomstig deze regeling laten vaccineren van zijn dieren tegen bluetongue.

Artikel 3.3.2

  • 1 De houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen ondertekent de volledige en naar waarheid ingevulde door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstrekte vaccinatieverklaring terstond na de laatste vaccinatie op zijn bedrijf en laat deze verklaring mede ondertekenen door de dierenarts die de dieren heeft gevaccineerd.

  • 2 De houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen vermeldt tenminste de volgende gegevens op de verklaring, bedoeld in het eerste lid:

    • a. naam, adres, woonplaats en bankrekeningnummer van de houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen;

    • b. het door de Minister toegewezen uniek bedrijfsnummer, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren;

    • c. gegevens over de locatie, waar de dieren zijn gevaccineerd;

    • d. gegevens over de dierenarts die de dieren heeft gevaccineerd;

    • e. de datum van de vaccinatie;

    • f. het aantal gevaccineerde dieren en de diersoort;

    • g. het totaal bedrag van de factuur van de dierenarts, die de dieren heeft gevaccineerd, exclusief BTW.

Artikel 3.3.3

  • 3 De aanvraag is op uiterlijk 15 februari 2009 in het bezit van DR.

Artikel 3.3.4

De houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen bewaart de factuur van de dierenarts, die betrekking heeft op de vaccinatie overeenkomstig deze regeling, gedurende drie jaren vanaf dagtekening.

Artikel 3.3.5

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, bedraagt:

    • a. per gevaccineerd rund: € 4,00;

    • b. per gevaccineerd(e) schaap of geit: € 1,50;

    • c. per gevaccineerde overige herkauwer of kameelachtige: € 4,00.

  • 2 De in het eerste lid genoemde bedragen zijn exclusief BTW.

§ 5.1. Q-koorts

Artikel 5.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. tijdstip: tijdstip waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte als bedoeld in artikel 24 van de wet;

  • b. verdachte dieren: dieren die op basis van artikel 2, onderdeel a, van het Besluit verdachte dieren zijn aangemerkt als verdacht van een besmetting met Q-koorts;

  • c. lammerperiode: periode waarin schapen of geiten jongen werpen;

  • d. mest: mest geproduceerd door een schaap of geit;

  • e. composteren: proces waarin mest wordt afgebroken met behulp van micro-organismen om te worden omgezet een homogeen en zodanig stabiel eindproduct waarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt.

Artikel 5.1.2

Het is gedurende 90 dagen gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden om mest te verwijderen uit een stal waar verdachte dieren zijn of worden gehouden.

Artikel 5.1.3

  • 1 Het is voor bezoekers van een bedrijf, waar verdachte dieren zijn of worden gehouden, gedurende 90 dagen gerekend vanaf het tijdstip waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts is ontstaan, verboden de stal waar deze dieren zijn of worden gehouden, te betreden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf, noodzakelijk is de stal te betreden.

Artikel 5.1.5

  • 1 Het is verboden meer dan 50 schapen en geiten te houden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de desbetreffende houder handelt overeenkomstig het derde tot en met het zevende lid.

  • 3 De houder:

    • a. bestrijdt ongedierte op zijn bedrijf adequaat;

    • b. verwijdert geen mest uit de stal vanaf de aanvang van de lammerperiode op zijn bedrijf tot en met een maand na afloop daarvan;

    • c. draagt er zorg voor dat mest bij opslag en afvoer adequaat wordt afgedekt;

    • d. brengt geen mest op of in de bodem van zijn bedrijf, tenzij:

      • i. de mest onmiddellijk wordt ondergewerkt, of

      • ii. de mest ten minste drie maanden gecomposteerd is;

    • e. zorgt voor voldoende bakken in de stallen, waar schapen of geiten worden gehouden, waarin categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB L 237), overeenkomstig de Regeling dierlijke bijproducten 2008 moet worden verzameld.

  • 4 Het onderwerken van de mest, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, geschiedt in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen op zodanige wijze dat de mest direct nadat deze op het grondoppervlak is gebracht ofwel in de grond wordt gebracht, ofwel intensief met de grond wordt vermengd, met als gevolg dat de mest als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

  • 5 De houder houdt een administratie bij van:

    • a. de datum dat de mest uit de stal wordt verwijderd;

    • b. de begin- en einddatum van de composteringsperiode op het bedrijf;

    • c. de datum van het uitrijden van de mest op het eigen bedrijf.

  • 6 De houder vermeldt in de administratie, bedoeld in het vijfde lid, telkens de desbetreffende hoeveelheid mest, uitgedrukt in kubieke meters.

  • 7 De houder bewaart de administratie, bedoeld in het vijfde lid, gedurende een jaar.

Artikel 5.1.6

  • 1 Het is verboden om mest die is afgevoerd van een bedrijf waar meer dan 50 schapen en geiten worden gehouden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie, te vervoeren, op te slaan of op of in de bodem te brengen.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het vervoer van mest, indien:

    • a. de mest adequaat is afgedekt,

    • b. de mest rechtstreeks, zonder tussenopslag, wordt vervoerd naar een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, alwaar het op of in de bodem wordt gebracht, en

    • c. voor zover het mest betreft die ten minste drie maanden gecomposteerd is, de mest vergezeld gaat van een verklaring van het bedrijf, bedoeld in het eerste lid, waarin de composteringsperiode vermeld staat.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het opslaan van mest, indien deze adequaat is afgedekt.

  • 4 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het op of in de bodem brengen van mest, indien:

    • a. de mest onmiddellijk wordt ondergewerkt, of

    • b. de mest ten minste drie maanden gecomposteerd is.

§ 5.2. Vaccinatie Q-koorts

Artikel 5.2.1

  • 1 Van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het toepassen van het diergeneesmiddel ‘Coxevac’ van de firma CEVA te Brussel voor het vaccineren tegen Q-koorts van schapen en geiten, en met het oog daarop het bereiden, het voorhanden of in voorraad hebben en het afleveren van dit middel onder de voorwaarden, gesteld in artikel 5.2.4.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten aanwezig op een locatie gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden die:

    • a. bedrijfsmatig worden gehouden ten behoeve van de melkproductie;

    • b. op een locatie worden gehouden waar meer dan 50 schapen of geiten aanwezig zijn;

    • c. op een zorgboerderij worden gehouden;

    • d. op een kinderboerderij worden gehouden.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend vanaf 3 november 2008 tot 1 januari 2009 voor schapen en geiten aanwezig op een locatie gelegen in de in de bijlage opgenomen gebieden, niet zijnde de schapen en geiten, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 5.2.2

Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt voor de toepassing van deze regeling aangewezen als:

Artikel 5.2.3

Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van schapen en geiten.

Artikel 5.2.4

  • 1 De dierenarts past het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

  • 2 Het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 5.2.1, wordt niet toegepast bij drachtige schapen en geiten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 december 2007

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Bijlage , als bedoeld in artikel 5.2.1, tweede lid en derde lid

Eerste drie cijfers van postcodegebieden

390–392

394–396

400–406

410–411

414–415

417–419

421

426–428

450

470

476

480

500–510

512–517

521–560

562–576

580–587

592

594

596–600

602–604

608–609

650–672

674

680–682

684–687

691–693