-
a. de commissie, bedoeld in artikel 8 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, ten behoeve van het nemen van een beslissing op een verzoek tot uitkering uit het
schadefonds geweldsmisdrijven;
-
b. de stichting slachtofferhulp Nederland, ten behoeve van het behartigen van belangen
van slachtoffers van strafbare feiten of verkeersongevallen;
-
c. de Stichting Processen Verbaal, voor zover het gegevens betreft inzake aanrijdingen
of aanvaringen, ten behoeve van een goede uitvoering van haar taak;
-
d. het Waarborgfonds Motorverkeer, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor zover het betreft gegevens omtrent de personalia en de verblijfplaats van benadeelden
en zij deze gegevens behoeven voor de hulp aan benadeelden ten behoeve van het geldend
maken van een recht op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van die wet;
-
e. de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, ten behoeve van:
-
f. Halt-bureaus, voor zover zij zijn aangewezen door Onze Minister van Justitie op grond
van artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies, ten behoeve van de alternatieve afdoening van de strafbare feiten, gepleegd door
minderjarigen;
-
g. reclasseringswerkers als bedoeld in artikel 6 van de Reclasseringsregeling 1995, ten behoeve van het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 3 van die Regeling en de indicatiestelling ten behoeve van de forensische zorg;
-
h. de Dienst Wegverkeer, ten behoeve van het uitvoeren van de taken van de dienst op
grond van artikel 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer;
-
i. de stichting, bedoeld in artikel 1, van de Wet op de jeugdzorg, ten behoeve van de uitvoering van één van de taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van die wet of een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aanvaarde rechtspersoon, bedoeld
in de artikelen 254, tweede lid, en 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ten behoeve van de uitvoering van één van de taken als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op de jeugdzorg;
-
j. de raad voor de kinderbescherming, ten behoeve van de uitvoering van één van de bij
wet aan de raad opgedragen taken;
-
k. Onze Minister van Justitie, ten behoeve van:
-
1°. het verwerken van gegevens over jeugdigen in het Cliënt Volgsysteem jeugdcriminaliteit,
ter ondersteuning van de voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit;
-
2°. het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van verdachten en veroordeelden in
de strafrechtsketendatabank en de verdere verstrekking van die gegevens aan de functionarissen
en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast, ten behoeve van de
vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden;
-
3°. het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen in de Basisvoorziening
Vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn
betrokken bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen, en aan andere
instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie
en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie.
-
l. de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van de uitvoering van de in die wet opgedragen taken;
-
m. de door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen dienst,
bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover het betreft gegevens met betrekking tot het proces-verbaal en de kennisgeving
van inbeslagneming, ten behoeve van een goede toepassing van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen;
-
n. benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met
die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake
van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens
behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;
-
o. de Inspectie voor de Openbare Orde en Veiligheid van Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, ten behoeve van het toetsen van de taakuitvoering dan
wel het beheer van de politie of het verrichten van onderzoek, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de Politiewet 1993;
-
p. de Minister van Justitie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties
en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen door het Centraal
Justitieel Incassobureau;
-
q. de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen
die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in de
artikelen 46 en 47 van de Vreemdelingenwet 2000, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer
of het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
-
r. de Algemene Inspectiedienst van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
ten behoeve van het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 67 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;
-
s. een verzekeringsmaatschappij of de Minister van Defensie, ten behoeve van de beoordeling
van de wettelijke aansprakelijkheid van het desbetreffende politiekorps of van de
Minister van Defensie en de vaststelling van een verplichting tot schadeloosstelling
van derden;
-
t. het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, ten behoeve
van het opstellen van de rapportages pro justitia en de indicatieadvisering;
-
u. de leden van een commissie als bedoeld in artikel 61, tweede lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993, die zijn belast met de behandeling van, en advisering over, klachten over gedragingen
van ambtenaren van politie, en de personen die zijn belast met de ondersteuning van
de leden van die commissie;
-
v. het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, ten behoeve van de huisvesting van een vreemdeling
en de handhaving van de orde en veiligheid in het aanmeldcentrum;
-
w. het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, voor wat betreft gegevens over de
verblijfplaats van een persoon, ten behoeve van de inning van bijdragen of uitkeringen,
bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;
-
x. de Minister van Defensie, ten behoeve van het nemen van een beslissing over de ongeldigverklaring
van een door die minister afgegeven militair rijbewijs of rijmachtiging.