Circulaire Levensloopregeling

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2013 en zichtdatum 29-11-2024.
Geldend van 20-02-2008 t/m heden

Circulaire Levensloopregeling

Inleiding

In deze circulaire worden enkele wijzigingen op de levensloopregeling rijkspersoneel aangekondigd. Het gaat om aanpassing van de pensioenopbouw tijdens levensloopverlof en om het toevoegen van de eindejaarsuitkering aan:

  • a. de bronnen van waaruit voor levensloopverlof kan worden gespaard;

  • b. de berekeningsgrondslag voor de maandelijkse uitkering tijdens het levensloopverlof.

1. Pensioenopbouw tijdens levensloopverlof

Op 8 maart 2006 zijn in de Pensioenkamer afspraken gemaakt over de pensioenopbouw tijdens levensloopverlof. Op dat moment waren er al afspraken gemaakt binnen sommige sectoren, waaronder de sector Rijk. In de Pensioenkamer werd daarom overeengekomen, dat bestaande afspraken in de sectoren worden gerespecteerd, maar dat voor 1 januari 2008 in de sectoren overleg moet plaatsvinden om de levensloopregeling aan te passen aan de afspraken in de Pensioenkamer.

In verband met het vorenstaande is in het overleg met de Sectorcommissie Overleg Rijkspersoneel van 6 februari 2008 overeengekomen dat alsnog aangesloten wordt bij de afspraken in de Pensioenkamer. Dit betekent dat:

  • tijdens levensloopverlof de periode gedurende welke pensioenopbouw op collectieve basis (tegen doorsneepremie en gebruikelijke premieverdeling) plaatsvindt, wordt beperkt tot 12 maanden (was 18 maanden);

  • volledige pensioenopbouw plaatsvindt als tijdens het levensloopverlof de uitkering uit het levenslooptegoed 70% of meer bedraagt van de pensioengrondslag (was evenredige pensioenopbouw).

Vorenbedoelde afspraak met de sectorcommissie geldt vanaf 1 januari 2008.

Voor werknemers die reeds met levensloopverlof zijn en voor werknemers die hun aanvraag voor levensloopverlof hebben ingediend voor de datum waarop deze circulaire in de Staatscourant is gepubliceerd, blijft echter de periode gedurende welke pensioenopbouw tijdens levensloopverlof plaatsvindt gehandhaafd op maximaal 18 maanden.

Voorts geldt dat volledige pensioenopbouw ook van toepassing is op reeds opgenomen levensloopverlof met een uitkering van 70% of meer van de pensioengrondslag. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk. De pensioenopbouw bij levensloopverlof met een uitkering van minder dan 70% van de pensioengrondslag blijft plaatsvinden op basis van het lagere inkomen. Mede gelet op de ter zake geldende fiscale bepalingen dient voor werknemers, ten aanzien van wie in de laatstbedoelde situatie in de bestaande uitvoeringspraktijk toch een volledige pensioenopbouw heeft plaatsgevonden, met ingang van 1 januari 2008 alsnog de evenredige pensioenopbouw te worden toegepast.

2. Berekeningsgrondslag versus pensioengrondslag

Zoals hiervoor is aangegeven vindt volledige pensioenopbouw tijdens het levensloopverlof eerst plaats bij een uitkering uit het levenslooptegoed van 70% of meer van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het pensioengevende inkomen, zoals is beschreven in het pensioenreglement. Het pensioengevende inkomen komt echter niet overeen met de berekeningsgrondslag uit de Levensloopregeling rijkspersoneel. Laatstbedoelde berekeningsgrondslag bestaat immers uit het salaris verhoogd met de aanspraak op vakantiegeld en – met ingang van 1 januari 2008 – de eindejaarsuitkering (zie punt 3 van deze circulaire), terwijl het pensioengevende inkomen bestaat uit praktisch alle bruto looncomponenten. Bovendien wordt het pensioengevende inkomen één keer per jaar bepaald op de peildatum 1 januari, terwijl de berekeningsgrondslag uit de Levensloopregeling rijkspersoneel wordt vastgesteld in de maand direct voorafgaande aan de datum van ingang van het levensloopverlof. Het opnemen van een levenslooptegoed van 70% van de berekeningsgrondslag kan leiden tot een niet volledige opbouwen van pensioen, omdat dit niet hetzelfde hoeft te zijn als 70% van de pensioengrondslag. In de communicatie met de ambtenaar die levensloopverlof aanvraagt is het belangrijk te wijzen op deze situatie, zodat de ambtenaar zich bewust is van de consequenties voor pensioenopbouw.

3. Eindejaarsuitkering als bron en onderdeel van de berekeningsgrondslag

In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2007–2010 is onder andere afgesproken, dat de eindejaarsuitkering gefaseerd in een aantal jaren verhoogd wordt tot uiteindelijk 8,3% in 2010. Gelet op de toenemende omvang van de eindejaarsuitkering lijkt het passend deze uitkering toe te voegen aan de bronnen die voor het sparen van het levenslooptegoed kunnen worden gebruikt. Dit betekent dat de eindejaarsuitkering, die in november 2008 betaalbaar gesteld wordt (ook het gedeelte dat in december 2007 is opgebouwd), voor de eerste keer als bron kan worden ingezet.

Daarnaast wordt het redelijk geoordeeld 1/12 van de eindejaarsuitkering toe te voegen aan de berekeningsgrondslag voor de maandelijkse uitkering tijdens het levensloopverlof.

4. Levenslooptegoed bij een beheerder van een beleggingsinstelling

In de Levensloopregeling rijkspersoneel is thans rekening gehouden met een tweetal uitvoerders van levensloopregelingen, te weten een kredietinstelling of een verzekeraar. Nadat de levensloopregeling met de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Staatsblad 2005, 115) werd ingevoerd is met het Belastingplan 2006 alsnog bewerkstelligd, dat naast banken en verzekeraars ook beheerders van beleggingsinstellingen de levensloopregeling kunnen uitvoeren. (Bron: 15-12-2005, Stb. 683. Belastingplan 2006 Iwtr: 01-01-2006 Kamerstukken: 30306).

Hoewel er uit de praktijk nog geen behoefte bij ambtenaren gesignaleerd is om levenslooptegoed bij beheerders van beleggingsinstellingen op te bouwen, geeft de Wet arbeid en zorg de werknemer wel het recht om dat te doen. In de levensloopregeling rijkspersoneel wordt daarom het begrip levensloopinstelling uitgebreid met ‘beheerder van een beleggingsinstelling’.

6. Slotopmerking

Ik hoop u met deze aanvullende informatie van dienst te zijn en verzoek u om vooruitlopend op de formele aanpassing van de regelgeving, die waar nodig met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 zal plaatsvinden, uitvoering te geven aan de in deze circulaire genoemde wijzigingen.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de

directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk

,

R.IJ.M. Kuipers