Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 17-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-02-2008.
Geldend van 10-02-2008 t/m 17-01-2009

Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 13 september 2007 tot vaststelling van erkenningsvoorwaarden en werkwijzen voor HOSOWO-instanties (Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007)

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;

Gelet op de artikelen 2, artikel 3, artikel 6, artikel 7, en artikel 8, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;

Besluit:

2. Erkenning

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor het uitvoeren van een hygiënogram op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 2 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 2 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor het uitvoeren van een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella of Campylobacter op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 3 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 3 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor het uitvoeren van een drinkwateronderzoek op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 4 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 4 De voorzitter kan de erkenning als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, tijdelijk en onder voorwaarden verlenen, en kan de erkenning intrekken indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Door of namens de voorzitter kan voorafgaand aan de erkenning een inspectie bij de HOSOWO-instantie worden uitgevoerd.

  • 2 Nadat de HOSOWO-instantie op basis van een inspectie als bedoeld in het eerste lid door de voorzitter erkend is, wordt jaarlijks door of namens de voorzitter een vervolginspectie uitgevoerd.

3. Werkwijzen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De HOSOWO-instantie voert een hygiënogram op een pluimveebedrijf uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage II.

  • 2 De HOSOWO-instantie voert een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella of Campylobacter op een pluimveebedrijf uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage III.

4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, waarin het wordt geplaatst.

Zoetermeer, 13 september 2007

R.J. Gijsen

plv. voorzitter

B.M. Dellaert

secretaris

Bijlage I. Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Hoofdstuk 1. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A. Een HOSOWO-instantie (hierna: instantie) die erkend wil worden, dient een schriftelijke aanvraag voor erkenning in bij het productschap.

B. De instantie geeft blijk van goed management en is zodanig georganiseerd dat het vermogen om haar werkzaamheden op goede wijze te vervullen op peil blijft.

C. De instantie verleent volledige medewerking aan de inspecties die in het kader van dit besluit door of namens de voorzitter worden uitgevoerd.

D. Per instantie is ten minste één medewerker verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit. Deze medewerker functioneert op directieniveau of is door de directie gedelegeerd en heeft bij voorkeur geen productieverantwoordelijkheid. Bovendien maakt de instantie aannemelijk dat deze medewerker, hetzij door opleiding, hetzij door ervaring, in staat is om deze taak te vervullen.

E. De instantie beschikt over een door het productschap goedgekeurd kwaliteitsbeheerssysteem, dat is vastgelegd in een handboek of een andere vorm van kwaliteitsdocumentatie.

F. Het kwaliteitsbeheerssysteem bevat tenminste de volgende onderdelen:

  • beschrijving van taken/verantwoordelijkheden van alle betrokken functies en de hiërarchische structuur (organisatieschema) van de instantie;

  • procedures en voorschriften voor de monstername met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek in het kader van dit besluit;

  • procedures en voorschriften voor de laboratoriumwerkzaamheden met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek in het kader van dit besluit;

  • beschrijving van de interne kwaliteitsborging van monstername en laboratoriumwerkzaamheden;

  • procedures voor het beheer van het handboek.

G. De instantie en de medewerkers van de instantie hebben, teneinde de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de instantie te waarborgen, behoudens de normale opdrachtgever-uitvoerder-relatie geen commerciële, financiële of andere banden, in welke vorm dan ook met de onderneming waar een onderzoek in het kader van dit besluit wordt uitgevoerd.

H. De onderzoekswerkzaamheden in het kader van dit besluit worden steeds gescheiden uitgevoerd van de overige, al dan niet aanverwante, activiteiten van het bedrijf. Het verband tussen deze activiteiten wordt duidelijk beschreven.

l. De monsters, die worden genomen in kader van dit besluit, worden direct na monstername van een unieke identificatie voorzien ten einde te voorkomen dat er op enig moment verwarring kan ontstaan omtrent de identiteit van de monsters.

J. Medewerkers belast met de uitvoering van monstername, hebben de basiscursus ‘Monstername hygiëne-onderzoek’ van het productschap of een gelijkwaardige opleiding gevolgd.

K. Het bedrijf beschikt over een opleidingssysteem zodanig, dat verzekerd is dat de opleiding van de medewerkers met betrekking tot de technische aspecten van het werk aan de eisen blijft voldoen.

L. De instantie voert een duidelijke en volledige administratie, welke tenminste het volgende te omvat:

  • alle correspondentie betreffende het verzoek tot uitvoeren van een monstername;

  • alle registraties van waarnemingen;

  • alle eventueel gemaakte berekeningen en afgeleide gegevens;

  • het eindrapport van het uitgevoerde onderzoek, inclusief eventuele aanvullingen of wijzigingen;

  • resultaten interne kwaliteitscontroles, uitgevoerd door de instantie en de resultaten van eventuele herstelacties.

  • controlerapport van de door of namens de voorzitter uitgevoerde inspectie.

M. De administratie genoemd onder L blijft minimaal 2 jaar beschikbaar.

Hoofdstuk 2. Uitvoeren hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A. De instantie voert een hygiënogram uit op een pluimveebedrijf overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage II.

B. Medewerkers belast met de uitvoering het laboratoriumonderzoek, beschikken over de juiste technische kwalificaties, de nodige opleiding, scholing en ervaring alsmede over voldoende kennis van de voorschriften nodig om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

C. De instantie heeft één van de volgende erkenningen:

  • ISO/IEC 17020;

  • ISO/IEC 17025;

  • ISO-9001;

  • Labcode van het Productschap Diervoeder.

Met dien verstande dat de monstername of het laboratoriumonderzoek deel moeten uitmaken van de scope.

D. Indien de instantie wel de monstername verzorgt, maar de analysewerkzaamheden uitbesteedt, zorgt de instantie er voor dat dit gebeurt bij een laboratorium dat een erkenning heeft als genoemd bij punt C van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 3. Onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella en Campylobacter

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A. De instantie voert een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella en Campylobacter uit op een pluimveebedrijf overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage III.

B. De instantie draagt er zorg voor dat de onderzoeken worden geanalyseerd door een, op grond van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2007, erkend laboratorium.

Hoofdstuk 4. Drinkwateronderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A. De instantie voert een drinkwateronderzoek uit overeenkomstig hetgeen is bepaald in het Hygiënebesluit drinkwateronderzoek (PPE) 2007.

B. Medewerkers belast met de uitvoering het laboratoriumonderzoek beschikken over de juiste technische kwalificaties, de nodige opleiding, scholing en ervaring alsmede over voldoende kennis van de voorschriften nodig om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

C. De instantie heeft voor het uitvoeren van de analyse één van de volgende erkenningen:

  • ISO/IEC 17025;

  • ISO-9001.

Met dien verstande dat de analyse deel moet uitmaken van de scope.

Bijlage II. Werkvoorschrift voor het uitvoeren van een hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De werkwijze die in dit voorschrift is vastgelegd, heeft enkel betrekking op het gebruik van Rodac-plaatjes met een doorsnede van circa 5, 5 cm. Wanneer andere methoden met agar gebruikt worden, dient hiervoor een afgeleid voorschrift vooraf ter goedkeuring aan het productschap worden voorgelegd.

1. Bemonsteringen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

a. Te gebruiken materialen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Agar

Plate count agar (PL-agar) voor totaal koloniegetal telling.

Aangezien er restanten ontsmettingsmiddel op de te bemonsteren oppervlakken aanwezig kunnen zijn, dienen ter inactivering hiervan aan deze agar de volgende stoffen in de aangegeven hoeveelheden per liter te worden toegevoegd:

Nutrient Broth no. 2

25 gram

Agar

16 gram

Natriumthiosulfaat

0, 5 gram

Tween 80

1 ml

Ammoniumcarbonaat

1 gram

Lecithine

2 gram

L-Histidine

1 gram

2. Vullen

Deze agar dient in steriele Rodac-plaatjes te worden gegoten en wel zodanig dat de agar het volledige plaatje vult met een bolle spiegel.

De datum waarop de plaatjes zijn aangemaakt dient op elke verpakking aangegeven te worden, tenzij door de fabrikant op elke verpakking een ‘THT-datum’ vermeld wordt die aangeeft tot wanneer de Rodac-plaatjes uiterlijk te gebruiken zijn.

3. Opslag

De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes moeten worden opgeslagen bij een temperatuur tussen 0 °C en 20 °C. Tocht en temperatuurschommelingen moeten voorkomen worden. De plaatjes dienen altijd met de agar aan de bovenzijde te worden geplaatst. De op voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes kunnen niet meer gebruikt worden wanneer:

  • zij bewaard zijn geweest bij een temperatuur lager dan 0 °C of hoger dan 25 °C, of

  • er condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes, of

  • wanneer de plaatjes geopend zijn geweest en daarna weer gesloten zonder dat direct afdrukken gemaakt zijn, of

  • wanneer er groei op de agar waar te nemen is, of

  • wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt, tenzij de door de fabrikant vermelde ‘THT-datum’ nog niet is verstreken, of

  • wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.

4. Codering

Elk individueel plaatje is vooraf voorzien van het nummer of wordt voorafgaand aan het afdrukken voorzien van het nummer dat correspondeert met de bemonsteringsplaats, zoals aangegeven in onderdeel la, blad 2, 1b, blad 2 of 1c, blad 2 ‘Bemonsteringsschema’. Kies het schema voor het betreffende staltype.

b. Monstername en visuele controle

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. De monsternemer dient zich ervan te vergewissen dat de juiste materialen worden gebruikt.

2. Neem hygiënische en beschermende maatregelen voordat de stal betreden wordt.

Gebruik bedrijfskleding, hokschoeisel en eventueel een gasmasker.

3. Wanneer een ruimte moet worden bemonsterd die daarvoor gedesinfecteerd is, mag het hygiënogram pas worden uitgevoerd nadat de ruimte minstens twee uur is gelucht.

4. Invullen formulier ‘Hygiënogram’: kies het formulier voor het betreffende staltype (onderdeel 1.a, 1.b of 1.c). De visuele beoordeling dient u op het formulier aan te geven. Indien u bepaalde onderdelen als ‘slecht’ beoordeelt, dient u aan te geven welke bemonsteringsplaatsen dit betreft.

5. Bemonstering: na de visuele beoordeling dienen de bemonsteringen te worden uitgevoerd conform het ‘ Bemonsteringsschema hygiënogram’ van onderdeel 1.a, blad 2, onderdeel 1.b, blad 2 of onderdeel 1.c, blad 2 (al naar gelang het staltype).

Open na aankomst op het bedrijf, maar voor het betreden van de stal het pakje met Rodac-plaatjes. Neem vervolgens het dekseltje van het plaatje en inspecteer het oppervlak van het Rodac-plaatje. Het plaatje wordt niet gebruikt indien één van de punten, zoals vermeld bij 1.a.3 aan de orde is. Tevens geldt dat natte plekken niet worden bemonsterd. Nummer de plaatjes en neem vervolgens de monsters.

Druk het plaatje met agar één keer met telkens gelijke druk gedurende 15 seconden op het te onderzoeken oppervlak. De agar mag hierbij niet met de handen aangeraakt worden en het afdrukken mag niet met een draaiende beweging gebeuren. Plaats daarna het dekseltje terug. Draai het Rodac-plaatje om en plaats het met de agar aan de bovenzijde in een beschermend omhulsel.

6. Naast de hiervoor genoemde bemonsteringen dient één plaatje niet bemonsterd te worden (negatief monster) en één plaatje binnen de ‘poort van het bedrijf’, maar buiten de stal (positief monster). De analyse van deze twee plaatjes dienen als referentie voor de stalmonsters. De uitslagen van deze monsters dienen op het hiervoor bestemde formulier vermeld te worden.

7. Visuele controle: de visuele controle dient te worden uitgevoerd bij pluimveebedrijven. De monsternemer beoordeelt de stal op de volgende aspecten:

reinheid inventaris

:

goed/voldoende/matig/slecht

reinheid vloer

:

goed/voldoende/matig/slecht

reinheid muren/plafond

:

goed/voldoende/matig/slecht

ongediertewering

:

goed/voldoende/matig/slecht

ongediertesporen

:

afwezig/schade/uitwerpselen/kevers/vliegen/larven

De norm voor de visuele beoordeling is als volgt:

Goed

:

geen zichtbare afwijking aanwezig.

Voldoende

:

lichte verontreiniging met losliggend vuil / voldoende werking /enigszins schade door ongedierte.

Matig

:

algemeen voorkomen van losliggend vuil en incidenteel vuil vastzittend in scheuren, kieren of gaten of diverse weringsproblemen, diersporen aanwezig.

Slecht

:

algemeen voorkomen van vastzittend vuil / grote weringsproblemen / levend(e) ongedierte, kevers, vliegen of uitwerpselen aanwezig.

c. Vervoer van de afdrukken naar het laboratorium

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Verpak en vervoer de plaatjes dusdanig dat zij niet herbesmet kunnen worden.

2. Vervoer en eventuele opslag (gedurende maximaal 12 uur) dient bij een temperatuur tussen 0 °C en 20 °C plaats te vinden. Bij hogere temperaturen dienen de plaatjes binnen 4 uur verder verwerkt te worden. Wanneer vervoer en eventuele opslag langer duurt dan 12 uur dient hiervoor een afgeleid voorschrift vooraf ter goedkeuring aan het productschap voorgelegd te worden.

2. Werkzaamheden in laboratorium

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

a. Bebroeden van genomen afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Rodac-plaatjes worden gedurende 18-24 uur bij 37 °C ( ± 1 °C) bebroed.

b. Aflezing van bebroede afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Lees de Rodac-plaatjes direct na 18-24 uur bebroeding af of plaats de plaatje gedurende maximaal 24 uur in een koelkast bij een temperatuur tussen 2 en 8 °C.

2. Lees de Rodac-plaatjes af en tel het aantal kolonies (kve = kolonie vormende eenheid).

Let op de aanwezigheid van schimmelgroei. Wanneer duidelijk blijkt dat de plaat overgroeid is door één enkele spreider dient dit als één kolonie beschouwt te worden.

Wanneer door het optreden van schimmelgroei het plaatje niet meer eenvoudig af te lezen is, dient deze als ongeschikt geclassificeerd te worden en niet meegeteld te worden voor de berekening van het gemiddelde. Wanneer drie of meer plaatjes als ongeschikt geclassificeerd worden, wordt het volledige onderzoek als ongeschikt beschouwd.

c. Interpretatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. 0

kolonies (kve) per plaatje

score: 0

1 t/m 40

kolonies (kve) per plaatje

score: 1

41 t/m 120

kolonies (kve) per plaatje

score: 2

121 t/m 400

kolonies (kve) per plaatje

score: 3

> 400

kolonies (kve) per plaatje

score: 4

ontelbaar

kolonies (kve) per plaatje

score: 5

2. De afzonderlijke scores worden op het formulier ‘ Hygiëneonderzoek’ vermeld. De uitslag wordt berekend door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters. De uitslag wordt op één cijfer achter de komma afgerond en op het formulier vermeld.

d. Afvoer van afgelezen afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Na aflezing worden de plaatjes gedurende minstens 20 minuten bij een temperatuur van 120 °C geplaatst, teneinde alle kiemen te doden.

2. Bebroede Rodac-plaatjes dienen beschouwd te worden als chemisch afval en dienovereenkomstig te worden afgevoerd of verwerkt. Afhankelijk van de plaatselijke gemeentelijke verordening, kunnen Rodac-plaatjes die gesteriliseerd zijn, afgevoerd worden met het gewone afval.

3. Berichtgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Berichtgeving aan de pluimveehouder vindt uiterlijk 4 dagen na aflezing plaats. Hiertoe wordt het volledig ingevulde formulier ‘Hygiënogram’ of een ander, analoog aan dit formulier, aan de pluimveehouder geretourneerd. Het formulier dient voorzien te zijn van een adresstempel van het laboratorium. Wanneer de uitslag op briefpapier van het laboratorium wordt afgedrukt, kan de adresstempel van het laboratorium achterwege blijven. Verder dient de uitslag voorzien te zijn van naam en handtekening van een medewerker van het laboratorium.

Onderdeel 1.a, blad 1 ‘Hygiënogram in grondstallen’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ondernemer

:

reinigingsmiddel gebruikt: ja/nee *

Bedrijfsadres

:

ontsmettingsmiddel gebruikt: ja/nee *

Postcode/plaats

:

naam ontsmettingsmiddel: …………

Hoknummer

:

duur ontsmetting: …………

monsternemer en naam organisatie

:

temperatuur ontsmetting: …………

tijd tussen begin ventilatie en monstername

:

 

datum bemonstering

:

naam ontsmettingsbedrijf/zelf: …………

Visuele beoordeling: goed/matig/voldoende/slecht (doorhalen wat niet van toepassing is)

Indien de visuele beoordeling als slecht wordt beoordeeld, dient u met kruisjes in het onderstaande schema de bemonsteringsplaatsen aan te geven waarop deze betrekking heeft.U dient wel een hygiëneonderzoek uit te voeren.

Controle Bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 
 

Bemonsteringsplaatsen

1

2

3

4

5

6

1

Vloer

           

2

Voersysteem

       

nvt

nvt

3

Drinksysteem

       

nvt

nvt

4

Wand

     

nvt

nvt

nvt

5

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

nvt

6

inlaat binnen

   

nvt

nvt

nvt

nvt

7

Hopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

8

Voorruimte

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

UITSLAG: …………

De uitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Deze uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel van het laboratorium en handtekening.

Onderdeel 1.a, blad 2 ‘Bemonsteringsschema hygiënogram in grondstallen’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven. Iedere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding van de monsters worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m 8 genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel A t/m F wordt een afdruk van de vloer gemaakt, die genummerd zijn van 1.1 t/m 1.6.

  • 2. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 2.1 t/m 2.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen. De monsters worden genomen van de binnenkant (voerpannen of -goten).

  • 3. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het drinksysteem gemaakt, die genummerd zijn van 3.1 t/m 3.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 4. Van elk deel 1, 2 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de wand (één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte), die genummerd zijn als 4.1 t/m 4.3.

  • 5. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 5.1 en 5.2.

  • 6. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd zijn als 6.1. en 6.2.

  • 7. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 8.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

Schema:
 

A

B

C

D

E

F

1

           

2

           

3

           

Onderdeel 1.b, blad 1 ‘Hygiënogram op kooibedrijven’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ondernemer

:

reinigingsmiddel gebruikt: ja/nee*

Bedrijfsadres

:

ontsmettingsmiddel gebruikt: ja/nee*

Postcode/plaats

:

naam ontsmettingsmiddel: …………

Hoknummer

:

duur ontsmetting: …………

Monsternemer en naam organisatie

:

temperatuur ontsmetting: …………

Tijd tussen begin ventilatie en monstername

:

 

Datum bemonstering

:

naam ontsmettingsbedrijf/zelf: …………

Visuele beoordeling: goed/matig/voldoende/slecht (doorhalen wat niet van toepassing is)

Indien de visuele beoordeling als slecht wordt beoordeeld, dient u met kruisjes in het onderstaande schema de bemonsteringsplaatsen aan te geven waarop deze betrekking heeft. U dient wel een hygiëne-onderzoek uit te voeren.

Controle bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 
 

Bemonsteringsplaatsen

1

2

3

4

5

6

1

Vloersysteem

       

nvt

nvt

2

Kooibodem

     

nvt

nvt

nvt

3

Kooiwand

     

nvt

nvt

nvt

4

Drinksysteem

     

nvt

nvt

nvt

5

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

nvt

6

Tussenpad

   

nvt

nvt

nvt

nvt

7

inlaat binnen

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

8

Voerhopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

9

Voorruimte

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Wanneer in de batterijen leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

10

Eierband

   

nvt

nvt

nvt

nvt

11

Eierbewaarlokaal

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

UITSLAG: …………

De uitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen.

Deze uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel van het laboratorium en handtekening.

Onderdeel 1.b, blad 2 ‘Bemonsteringsschema hygiënogram op kooibedrijven’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven. Iedere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m .l .l genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 1.1 t/m 1.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen. De monsters worden genomen van de binnenkant (voerpannen of -goten).

  • 2. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van een kooibodem gemaakt, die genummerd zijn van 2.1 t/m 2.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 3. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van een kooiwand gemaakt, die genummerd zijn van 3.1 t/m 3.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 4. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het drinksysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 5. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 5.1. en 5.2.

  • 6. Van elk deel 2 en 3 wordt een afdruk gemaakt van een tussenpad, die genummerd zijn als 6.1. en 6.2.

  • 7. Van deel 1 of 3 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 8.1.

  • 9. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 9.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

Wanneer in de kooien leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

  • 10. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de eierband, genummerd als 10.1 en 10.2.

  • 11. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van het eierbewaarlokaal een afdruk gemaakt, die genummerd is als 11.1. De uitslag van het eierbewaarlokaal wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijk eierbewaarlokaal, wordt het eierbewaarlokaal niet bemonsterd.

Schema:
 

A

B

C

D

E

F

1

           

2

           

3

           

Onderdeel 1.c, blad 1 ‘Hygiënogram in roosterstallen en volièrestallen’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ondernemer

:

reinigingsmiddel gebruikt: ja/nee *

Bedrijfsadres

:

ontsmettingsmiddel gebruikt ja/nee *

Postcode/plaats

:

naam ontsmettingsmiddel: …………

Hoknummer

:

duur ontsmetting: …………

Monsternemer en naam organisatie

:

temperatuur ontsmetting: …………

Tijd tussen begin ventilatie en monstername

:

 

Datum bemonstering

:

naam ontsmettingsbedrijf/zelf: …………

Visuele beoordeling: goed/matig/voldoende/slecht (doorhalen wat niet van toepassing is)

Indien de visuele beoordeling als slecht wordt beoordeeld, dient u met kruisjes in het onderstaande schema de bemonsteringsplaatsen aan te geven waarop deze betrekking heeft. U dient wel een hygiëneonderzoek uit te voeren.

Controle bemonsteringen

Uitslag

Positief monster

 

Negatief monster

 
 

Bemonsteringsplaatsen

1

2

3

4

5

6

1

Vloer

       

nvt

nvt

2

Rooster

   

nvt

nvt

nvt

nvt

3

Voersysteem

     

nvt

nvt

nvt

4

Drinksysteem

     

nvt

nvt

nvt

5

Wand

   

nvt

nvt

nvt

nvt

6

Plafond

   

nvt

nvt

nvt

nvt

7

inlaat binnen

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

8

Voerhopper

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

9

Voorruimte

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Wanneer in de rooster- of volièrestal leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

10

Legnest

     

nvt

nvt

nvt

11

Eierbewaarlokaal

 

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

UITSLAG: …………

     

De uitslag wordt bepaald door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Deze uitslag is alleen geldig indien voorzien van een stempel van het laboratorium en handtekening.

Onderdeel 1.c, blad 2 ‘Bemonsteringsschema hygiënogram in roosterstallen en volièrestallen’

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven. Iedere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in twee gelijke segmenten (1 en 2). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m 11 genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel ABC en DEF worden twee afdrukken van de vloer gemaakt, die genummerd zijn van 1.1. t/m 1.4. De monsters zijn, indien mogelijk, gelijkelijk verdeeld over ABC en DEF.

  • 2. Van elk deel ABC en DEF wordt één afdruk van het rooster gemaakt, die genummerd zijn als 2.1 en 2.2.

  • 3. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het drinkwatersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3.

  • 4. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3.

  • 5. Van elk deel 1 en 2 wordt een afdruk gemaakt van de wand (van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte)) die genummerd zijn als 5.1. en 5.2.

  • 6. Van elk deel 1 en 2 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 6.1 en 6.2.

  • 7. Van deel 1 of 2 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 8.1.

  • 9. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 9.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

Wanneer in de rooster- of volièrestal leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

  • 10. Van elk deel AB, CD en EF wordt één afdruk gemaakt van een legnest, waarbij twee afdrukken worden gemaakt in segment 1 en één afdruk in segment 2, die genummerd zijn van 10.1 t/m 10.3

  • 11. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van het eierbewaarlokaal een afdruk gemaakt, die genummerd is als 11.1. De uitslag van het eierbewaarlokaal wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijk eierbewaarlokaal, wordt het eierbewaarlokaal niet bemonsterd.

Schema:
 

A

B

C

D

E

F

1

           

2

           

Bijlage III. Werkvoorschrift voor het uitvoeren van een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella en Campylobacter (Swab-onderzoek)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Doel van het onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het onderzoek is bedoeld voor de controle van pluimveestallen op de aanwezigheid van Salmonella en Campylobacter na reiniging en ontsmetting.

Benodigdheden

  • wattenstaafjes (swabs)

  • fysiologisch zoutoplossing

  • plastic potten of individuele verpakkingen

  • etiketten

  • plastic handschoenen

Werkwijze bemonstering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Algemeen

  • De te onderzoeken ruimte dient na een ontsmetting volledig afgesloten te zijn. De duur van de periode dat de ruimte afgesloten moet blijven is afhankelijk van het gebruikte ontsmettingsmiddel.

  • Wanneer een ruimte moet worden bemonsterd die daarvoor gedesinfecteerd is, mag het onderzoek pas worden uitgevoerd nadat de ruimte minstens twee uur is gelucht.

  • Neem beschermende maatregelen voordat de stal betreden wordt (gasmasker).

Aantal en locaties te nemen monsters

  • Voor Salmonella- of Campylobacteronderzoek moeten 2 × 25 swabs per stal worden genomen. Deel hiervoor de stal overlangs in twee gelijke segmenten (1 en 2). Neem in elk segment 25 monsters.

  • De monsters worden genomen op plaatsen waar het op het oog niet geheel schoon lijkt te zijn, hiermee wordt bedoeld dat in eerste instantie gezocht moet worden naar plaatsen waar zich nog resterend vuil bevindt. Indien deze plaatsen reeds bemonsterd zijn en swabs nog niet zijn gebruikt of indien deze plaatsen met resterend vuil niet aanwezig zijn moeten in ieder geval monsters genomen worden op de locaties die per stalsoort beschreven staan in Bijlage II: ‘Uitvoering hygiëneonderzoek’.

Uitvoering monstername

  • Bevochtig een swab in fysiologisch zout oplossing.

  • Strijk met het swab over het te bemonsteren oppervlak ter grootte van een Rodacplaatje (5,5 cm2), indien mogelijk op een op het oog niet geheel schoon oppervlak.

  • Plaats het swab in een plastic pot en breek het bovenste deel van het stokje af (daar waar de handen het stokje hebben geraakt), of plaats de swab terug in de individuele verpakking.

  • Herhaal dit met de andere swabs.

  • Plaats maximaal 25 swabs in één pot.

  • Sluit iedere pot direct na het vullen af.

  • Voorzie de pot van een etiket met daarop minimaal de volgende gegevens:

    monsterdatum, KIP-nummer en stalnummer.

Monstername voor Campylobacter dient te geschieden met behulp van swabs die ofwel:

  • 1. Individueel een houder met transportmedium worden gedaan, óf:

  • 2. Gepoold in plastic pot waarin Campylobacter ophopingsmedium (Preston bouillon) zit

Verzending monsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Vervoer van de swabs naar het laboratorium moet plaatsvinden zoals beschreven in bijlage II: ‘Uitvoering hygiëneonderzoek’. Indien de swabs voor gebruik in steriel water worden gedoopt en na bemonstering van de stal in een potje worden geplaatst mag er maximaal 48 uur tussen bemonstering en ontvangst op het laboratorium zijn.

Analyse van de monsters moet plaatsvinden op door een de voorzitter van het productschap erkend laboratorium.

Analyse

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de analyse op het laboratorium wordt voor Salmonella verwezen naar de ‘PVE Branchemethode voor het aantonen van Salmonella met behulp van MSRV in dons, mest en vlees, afkomstig van pluimvee’ (PVE-SALMONELLA-MSRV-140607) en voor Campylobacter ‘PVE Branchemethode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter met behulp van Preston en CCDA in mest en vlees, afkomstig van pluimvee’ (PVE-CAMPYLOBACTER-.l 40607) die in Bijlage II van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2007 of diens opvolgers zijn opgenomen.