Artikel 1
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. besluit: Frequentiebesluit;
-
b. frequentieplan: het in artikel 3.1 van de wet bedoelde frequentieplan;
-
c. Radioreglement: Radioreglement 1979 met bijlagen, behorende bij de op 22 december
1989 te Nice tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale
Telecommunicatie Unie (Trb. 2001, 159);
-
d. Regionale Regeling: Regionale Regeling betreffende het radiotelefonieverkeer op de
binnenwateren, tot stand gekomen in Basel op 6 april 2000 (Stcrt. 2003, 153);
-
e. radiozendamateur: degene die vanuit een persoonlijke belangstelling en zonder financieel
oogmerk gebruik maakt van frequentieruimte ten behoeve van het opdoen van vaardigheden,
het communiceren via de radio en het doen van technisch onderzoekingen;
-
f. pleziervaart: scheepvaart voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;
-
g. binnenvaart: scheepvaart op de binnenwateren, niet zijnde pleziervaart;
-
h. zeevaart: scheepvaart, niet zijnde binnenvaart of pleziervaart;
-
i. frequentiegebruik met een primaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening
van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een primaire status heeft;
-
j. frequentiegebruik met een secundaire status: gebruik van frequentieruimte voor de
uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een secundaire status
heeft;
-
k. frequentiegebruik met een NIB-status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening
van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een NIB-status heeft;
-
l. radiostation: een of meer radiozendapparaten met de daartoe behorende antenne-inrichtingen,
noodzakelijk voor het op een locatie uitvoeren van een radiocommunicatiedienst in
de zin van artikel 1.19 van het Radioreglement;
-
m. maritiemmobiele communicatie: radiocommunicatie tussen radiostations op schepen onderling
en tussen radiostations op schepen en op land, met inbegrip van het gebruik van noodbakens;
-
n. EPIRB (Emergency Position Indicating Radio Beacon): radiozendapparaat bestemd voor
noodalarmering in de 406 MHz band en voor het lokaliseren van het baken op de frequentie
121,5 MHz;
-
o. marifoon: radiozendapparaat bestemd voor gebruik in de maritieme VHF frequentieband;
-
p. portofoon: radiozendapparaat bestemd voor draagbaar gebruik in de maritieme VHF en
UHF frequentieband;
-
q. MMSI: de Maritime Mobile Service Identity, omschreven in paragraaf 6 van artikel 19
van het Radioreglement;
-
r. uitzendingsklasse: uitzendingsklasse zoals bedoeld in bijlage 1 van deel 2 van het
Radioreglement;
-
s. zeemijl: 1852 meter.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
-
1 Geen vergunning is vereist voor gebruik van frequentieruimte als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder a, van de wet indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de in het tweede lid aangewezen categorieën
van radiozendapparaten.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Een rechtspersoon kan slechts gebruik maken van frequentieruimte die ingevolge het
frequentieplan de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ heeft, indien het betreft:
-
a. een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van radiozendamateurs waarvan het
ledental en de samenstelling voldoende representatief zijn voor de door de vereniging
te behartigen belangen;
-
b. een rechtspersoon waarvan een onderwijsinstelling uitgaat die van rijkswege wordt
gefinancierd of een onderwijsinstelling die door de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap is erkend, voor zover het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten
essentieel is voor het geven van onderwijs door deze instelling;
-
c. een stichting die zich blijkens de statutaire doelstelling richt op het doen van onderzoekingen
met radiozendapparaten en die de belangen van radiozendamateurs behartigt.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
-
1 Degene die een radiozendapparaat bedient ten behoeve van maritiemmobiele communicatie
beschikt over een certificaat van bediening als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig het bepaalde
in bijlage 11, en heeft een leeftijd van ten minste zestien jaren.
-
2 De radiozendamateur die een radiozendapparaat bedient, heeft met goed gevolg een examen
als bedoeld in artikel 7 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 afgelegd, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig
het bepaalde in bijlage 10, en heeft een leeftijd van ten minste veertien jaren voor het geval van volledige
toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 10 aangeduid als registratie F, en een leeftijd van ten minste twaalf jaren voor het
geval van beperkte toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 10 aangeduid als registratie N.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
-
4 Degene die voor de eerste maal een melding langs elektronische weg doet en die niet
eerder een melding voor het gebruik van frequentieruimte langs elektronische weg heeft
gedaan, geeft daarbij een DigiD-code of persoonlijke code op. De persoonlijke code
wordt na aanvraag door middel van een daartoe strekkend formulier verstrekt aan de
aanvrager.
-
5 Indien als gevolg van gewijzigde omstandigheden de gegevens die bij de melding zijn
verstrekt niet langer overeenkomen met de feitelijke situatie, stelt degene die de
melding heeft gedaan Agentschap Telecom in kennis van de actuele gegevens. Het derde
en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
-
1 De Minister registreert het voorgenomen frequentiegebruik overeenkomstig de melding
tenzij niet wordt voldaan aan de artikelen 3 tot en met 6 en 8, en bericht hierover degene die de melding heeft gedaan, onder verstrekking van een
bewijs van registratie aan degene wiens melding is geregistreerd.
-
4 Degene die op grond van de melding als frequentiegebruiker geregistreerd is, draagt
er voor zorg dat indien het geregistreerde radiozendapparaat door een ander wordt
bediend, daarbij de in deze regeling bepaalde voorschriften worden nageleefd.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Bij het gebruik van frequentieruimte wordt voldaan aan de beperkingen en voorschriften
ten aanzien van de beschikbare frequentieruimte, de toepassingen, het zendvermogen
en de bekwaamheid die:
-
a. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’
zijn opgenomen in bijlage 10;
-
b. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’
zijn opgenomen in bijlage 11.
Artikel 8a
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Artikel 9
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Bij frequentiegebruik wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
-
a. het bewijs van registratie en, in geval van maritiemmobiele communicatie, het certificaat
van bediening zijn aanwezig bij het radiozendapparaat;
-
b. bij frequentiegebruik met een secundaire status wordt te allen tijde voorrang verleend
aan frequentiegebruik met een primaire status;
-
c. bij frequentiegebruik met een NIB-status wordt te allen tijde voorrang verleend aan
frequentiegebruik met een primaire status of met een secundaire status;
-
d. er wordt zo weinig mogelijk storing of belemmering veroorzaakt in het gebruik van
frequentieruimte door anderen;
-
e. er worden geen valse of bedrieglijke alarmeringen, noodseinen, -oproepen of -berichten
uitgezonden.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’
aan boord van een schip is het radiozendapparaat dat aan boord van het schip gebruikt
wordt, geregistreerd voor gebruik aan boord van dat schip en wordt, onverlet artikel 9, voldaan aan de volgende voorschriften:
-
a. het berichtenverkeer wordt kort en zakelijk gehouden en het zendgedeelte van het radiozendapparaat
wordt niet onnodig ingeschakeld;
-
b. bij een radiozendapparaat met een alarmeringsfunctie dat abusievelijk in werking is
getreden, herroept de geregistreerde de melding voor zover daartoe communicatiemiddelen
beschikbaar zijn;
-
c. een EPIRB wordt uitsluitend gebruikt voor alarmering indien sprake is van onmiddellijk
dreigend gevaar voor bemanning en schip en indien alarmering met andere middelen niet
of niet meer mogelijk is;
-
d. radiozendapparaten die een alarmerings- of noodfunctie hebben, zijn zodanig geprogrammeerd
dat zij bij gebruik automatisch het MMSI-nummer uitzenden;
-
e. versleutelde radiocommunicatie door middel van een MF- of MF/HF-radiozendapparaat
vindt uitsluitend plaats op frequenties bestemd voor radiotelefonieverkeer tussen
schepen onderling, zij het dat aan boord van vissersschepen versleuteling bovendien
kan plaatsvinden op de VHF- frequenties 155.775 MHz en 155.825 MHz;
-
f. bij versleutelde radiocommunicatie als bedoeld in onderdeel e wordt tijdens de uitzending
en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten de in artikel 7, derde lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers onversleuteld uitgezonden;
-
g. bij gebruik van een marifoon of portofoon is de antenne hiervan verticaal polariserend
en rondstralend;
-
h. in het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de marifoon en de portofoon voorzien
van een systeem voor automatische zenderidentificatie en geprogrammeerd met de toegewezen
combinatie van letters of cijfers;
-
i. een portofoon in de VHF-band wordt alleen gebruikt in combinatie met een marifoon,
met dien verstande dat de pleziervaart in het werkingsgebied van de Regionale Regeling
kan volstaan met het gebruik van alleen een portofoon;
-
j. er vinden geen uitzendingen door een maritiem mobiel radiozendapparaat plaats met
een onjuiste of misleidende identificatie.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
-
4 Voor een vereniging van radiozendamateurs geldt dat de geregistreerde een radiozendamateur
die voldoet aan het in artikel 5, tweede lid, bedoelde vereiste, aanwijst die namens de geregistreerde vereniging het radiostation
beheert.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Artikel 14
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Artikel 15
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
[Red: Wijzigt de Examenregeling frequentiegebruik.]
Artikel 17
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning
2008.
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van, dan wel bestemd zijn voor aansluiting
op, een mobiel elektronisch communicatienetwerk (basisstation) aan boord van schepen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Additionele voorschriften
|
Randapparaten:
|
A
|
880–915 MHz
|
5 dBm
|
Voorschriften voor toegang tot en bezetting van het kanaal:
Om interferentie te onderdrukken moeten technieken worden gebruikt die ten minste
evengoed presteren als de volgende onderdrukkingsfactoren gebaseerd op gsm-normen:
– tussen twee en drie zeemijlen van de basislijn, de gevoeligheid van de ontvangstapparatuur
en de drempel voor het verbre+7+7ken van de verbinding (ACCMIN(1) en min RXLEV (2)-niveau) van het randapparaat dat gebruikt wordt aan boord van het vaartuig moet gelijk
zijn aan of hoger dan – 70 dBm/200 kHz en tussen drie en twaalf zeemijl van de basislijn
gelijk aan of hoger dan – 75 dBm/200 kHz;
– in de uplink-richting van het Mobiele Communicatie aan boord van Vaartuigen (MCV)-systeem
moet onderbroken zending (3) geactiveerd zijn;
– de timing advance (4)-waarde van het basisstation aan boord van vaartuigen moet op de minimale waarde zijn
ingesteld.
(1) ACCMIN (RX_LEV_ACCESS_MIN); zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 144 018.
(2) RXLEV (RXLEV-FULL-SERVING-CELL); zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 148 008.
(3) Onderbroken zending of DTX; zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 148 008.
(4) Timing advance; zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 144 018.
|
B
|
1710–1785 MHz
|
0 dBm
|
Basisstations.1
|
C
|
925–960 MHz
|
–80 dBm/200 kHz 2, 3
|
D
|
1805–1880 MHz
|
–80 dBm/200 kHz2, 3
|
1 Basisstations dienen te worden uitgeschakeld op een afstand van minder dan twee zeemijl
van de basislijn zoals gedefinieerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
het recht van de zee.
2 Voor basisstations aan boord van vaartuigen, de maximale vermogensdichtheid gemeten
in externe zones van het vaartuig, gecorrigeerd voor een meetantenne met een antennewinst
van 0 dBi.
3 In het bereik tussen twee en twaalf zeemijl van de basislijn mogen alleen binnenantenne(s)
bij basisstations aan boord van vaartuigen worden gebruikt.
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)
Categorie 1
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor telemetrie, telecommand, alarmering, data in het algemeen,
en andere soortgelijke toepassingen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
6765–6795 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
B
|
13,553–13,567 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
C
|
26,957–27,283 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand of 10 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
D
|
40,660–40,700 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
E
|
433,050–434,790 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
< 10%
|
e1
|
433,050–434,790 MHz
|
1 mW e.r.p. ¹
|
–
|
–
|
e2
|
434,040–434,790 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
–
|
F
|
863,000–865,000 MHz
|
25 mW e.r.p
|
–
|
< 0,1% ²
|
G
|
865,000–868,600 MHz
|
25 mW e.r.p.
|
–
|
< 1,0% ²
|
H
|
868,700–869,200 MHz
|
25 mW e.r.p.
|
–
|
< 0,1% ²
|
I
|
869,300–869,400 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
–
|
K1
|
869,400–869,650 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
25 kHz ³
|
< 10 % ²
|
K2
|
869,400–869,650 MHz
|
25 mW e.r.p.
|
–
|
< 0,1% ²
|
L1
|
869,700–870,000 MHz
|
5 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
L 2
|
869,700–870,000 MHz
|
25 mW e.r.p.
|
–
|
< 1,0% ²
|
M
|
2400–2483,5 MHz
|
10 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
N
|
5725–5875 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
O
|
24,00–24,25 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
P
|
61,0–61,5 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
Q
|
122–123 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
R
|
244-246 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
1 Voor breedband kanalen is de vermogensdichtheid begrensd op –13 dBm/10 kHz.
2 In plaats van de duty-cycle mag er ook gebruik worden gemaakt van technieken om toegang
te krijgen tot spectrum en interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten
minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde
normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur
en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
3 De gehele frequentieband mag eveneens worden gebruikt als 1 enkel kanaal voor dataoverdracht
met hoge transmissiesnelheid.
Categorie 2
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor spoorweg gerelateerde toepassingen (Automatic Vehicle
Identification (AVI))
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
2446–2454 MHz1
|
500 mW e.i.r.p.
|
–2
|
–
|
B
|
27,095 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
C
|
984–7484 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 1%
|
D
|
7,3–23,0 MHz3
|
–7 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
1 Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.
2 5 kanalen, elk van 1,5 MHz breed, in de frequentieband 2446–2454 MHz.
3Maximum veldsterkte gespecificeerd in een bandbreedte van 10 kHz, gemiddeld over elke
200 meter van de lus. Zenden is alleen toegestaan als een trein binnen bereik is.
Categorie 3
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor breedband datasystemen
|
Frequentieband
|
Maximaal vermogen
|
Aanvullende parameters, onderdrukkingsvoorschriften of gebruiksbeperkingen
|
A
|
2400–2483,5 MHz
|
100 mW e.i.r.p ¹
|
Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te
onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken
die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader
van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur
en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
|
B
|
57,0–66,0 GHz
|
40 dBm e.i.r.p. en 13 dBm/MHz e.i.r.p. dichtheid.
|
Vaste installaties buitenshuis worden uitgesloten.
|
1 100 mW e.i.r.p. en 100 mW/100 kHz e.i.r.p. dichtheid is van toepassing wanneer gebruik
wordt gemaakt van frequency-hoppingmodulatie, 10 mW/MHz e.i.r.p. dichtheid is van
toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van andere soorten modulatie.
Categorie 4
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor breedband toegangssystemen (data) inclusief Local
Area Netwerken, RLANs
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Vermogensdichtheid
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
5150 – 5250 MHz1
|
200 mW e.i.r.p.2
|
10 mW/MHz
|
–
|
–
|
B
|
5250 – 5350 MHz3, 4
|
200 mW e.i.r.p.5
|
10 mW/MHz
|
–
|
–
|
C
|
5470 – 5725 MHz6
|
1 W e.i.r.p.7
|
50 mW/Mhz
|
–
|
–
|
D
|
17,1 – 17,3 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
–
|
1 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw
met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen
een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt
voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.
2 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een
burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender
indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.
3 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er
gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale
toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt,
wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid
van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te
worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-,
operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde
een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.
4 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw
met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen
een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt
voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.
5 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een
burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender
indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.
6 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er
gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale
toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt,
wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid
van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te
worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-,
operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde
een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.
7 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een
burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender
indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.
Categorie 5
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor wegtransport en verkeerstelematica
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
63-64 GHz ¹
|
40 dBm e.i.r.p.
|
–
|
–
|
B
|
76-77 GHz ²
|
315 W (55 dBm) e.i.r.p. piek vermogen ²
|
–
|
–
|
1 Beschikbaar voor ‘voertuig naar voertuig’, ‘voertuig naar infrastructuur’ en ‘infrastructuur
naar voertuig’ systemen.
2 Beschikbaar voor terrestrische voertuig- en infrastructuursystemen.
3 Het gemiddelde vermogen mag maximaal 100 W (50 dBm) e.i.r.p. bedragen en voor een
pulserende radar mag het gemiddelde vermogen maximaal 223 mW (23,5 dBm) bedragen.
Categorie 6
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor bewegingsdetectie en signalering
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Aanvullende parameters of onderdrukkingsvoorschriften
|
Overige gebruiks-beperkingen
|
A
|
2400–2483,5 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
B
|
9200–9500 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
C
|
9500–9975 MHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
D
|
10,5–10,6 GHz
|
500 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
E
|
13,4–14,0 GHz
|
25 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
F
|
17,1–17,3 GHz
|
26 dBm e.i.r.p.
|
Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te
onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken
die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader
van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur
en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
|
Deze gebruiksvoor-waarden zijn alleen van toepassing op systemen op de grond.
|
G
|
24,05–24,25 GHz
|
100 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
Categorie 7
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor alarmering
Alarmering voor beveiliging en veiligheid
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
868,60–868,70 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz1
|
< 1,0%
|
B
|
869,25–869,30 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
< 0,1%
|
C
|
869,30–869,40 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
< 1,0%
|
D
|
869,65–869,70 MHz
|
25 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
< 10%
|
Sociale Alarmering
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
E
|
869,20–868,25 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
< 0,1%
|
F
|
169,4750–169,4875 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
–
|
G
|
169,5875–169,6000 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
–
|
Categorie 8
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor actieve medische implantaten met een extreem laag
vermogen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
401–402 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz1
|
–2
|
B
|
402–405 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz3
|
–
|
C
|
405–406 MHz
|
25 µW e.r.p.
|
25 kHz1
|
–2
|
D
|
9–315 kHz
|
30 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
E
|
315–600 kHz4
|
–5 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
F
|
12,5–20 MHz4
|
–7 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
< 10%
|
G
|
30,0–37,5 MHz5
|
1 mW e.r.p.
|
–
|
< 10%
|
1Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte tot
ten hoogste 100 kHz.
2Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken
met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven
in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr.
1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999
betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning
van hun conformiteit (PbEG L 91) zijn verplicht. Eventueel kan ook een maximale duty
cycle van 0,1% worden gebruikt.
3 Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte
tot ten hoogste 300 kHz. Andere technieken om toegang te krijgen tot spectrum of om
interferentie te onderdrukken, met inbegrip van bandbreedtes van meer dan 300kHz,
kunnen worden gebruikt mits zij een vermogen hebben dat ten minste equivalent is aan
dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn
vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en
de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur
en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91) zodat deze verenigbaar
zijn met andere gebruikers en met name met meteorologische radiosondes
4 Deze frequentieband is alleen bestemd voor dier-implantaten.
5 Deze frequentieband is bestemd voor medische implantaten om de bloeddruk te meten.
Categorie 9
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor draadloze audio-overdracht
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
863–865 MHz
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
B
|
87,5–108 MHz
|
50 nW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
Categorie 10
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor oproepsystemen
|
Werkfrequentie (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
A
|
26,500
|
500 mW e.r.p.
|
25 kHz
|
–
|
|
26,600
|
|
|
|
|
26,700
|
|
|
|
|
26,800
|
|
|
|
|
26,900
|
|
|
|
Categorie 11
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor laagvermogen draadloze audioverbindingen
|
Frequentieband (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
Modulatie
|
A
|
36,600 – 36,800
37,000 – 37,200
37,480 – 37,6001
37,800 – 38,000
38,200 – 38,400
38,600 – 38,800
|
10 mW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
Fase- of frequentie modulatie of amplitude modulatie met constante draaggolf.
|
B
|
863 – 865
|
10 mW e.r.p.
|
–
|
–
|
–
|
C
|
195 – 202
|
50 mW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
FM2
|
D
|
470 – 557
614–637
638 – 701
702 – 862
|
50 mW e.r.p.
|
200kHz
|
–
|
FM2
|
E
|
1785 – 1800
|
50 mW e.r.p.
|
600 kHz
|
–
|
–
|
1 Voor deze frequentieband geldt een maximale kanaalbreedte van 50 kHz.
2 Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante
draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed
Frequency Modulation (GTFM).
Microfonen voor hulpbehoevende
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
F
|
173,05–175,05 MHz
|
2 mW e.r.p.
|
50 kHz
|
–
|
G
|
169,4000–169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
Max. 50 kHz
|
–
|
H
|
169,4875–169,5875 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
Max. 50 kHz
|
–
|
Categorie 12
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor modelbesturing
|
Werkfrequentie (MHz)
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
A
|
26,995
27,045
27,095
27,145
27,195
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
–
|
B
|
40,665
40,675
40,685
40,695
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
C
|
30,085
30,095
30,105
30,115
30,185
30,195
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
D
|
40,715
40,725
40,735
40,765
40,775
40,785
40,815
40,825
40,835
40,865
40,875
40,885
40,915
40,925
40,935
40,965
40,975
40,985
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
|
|
|
|
|
|
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
E
|
34,995 – 35,225 MHz1
|
100 mW e.r.p.
|
10 kHz
|
–
|
1 Het gebruik van deze frequentieband is exclusief voorbehouden aan de besturing van
vliegende modellen.
Categorie 13
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor inductieve systemen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Antenne
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
9–90 kHz
|
72 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
–
|
B
|
90–119 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
–
|
C
|
119–135 kHz
|
66 dBµA/m op 10 m afstand1
|
–
|
–
|
–
|
D
|
135–140 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
E
|
140–148,5 kHz
|
37,7 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
F1
|
6615–6765 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
F2
|
6765–6795 kHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
F3
|
6795–6945 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
G
|
7400–8800 kHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
H1
|
13,403–13,553 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
H2
|
13,553–13,567 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
H3
|
13,553–13,567 MHz2
|
60 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
H4
|
13,567–13,712 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
I
|
26,957–27,283 MHz
|
42 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
J
|
10,2–11 MHz
|
9 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
K
|
3155–3400 kHz
|
13,5 dBµA/m op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
L
|
148,5–5000 kHz
|
–15 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3
|
–
|
–
|
–
|
M
|
5–30 MHz
|
–20 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3
|
–
|
–
|
–
|
N
|
400–600 kHz2
|
–8 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
1 Het vermogen moet worden gereduceerd tot 42 dBµA/m op 10 meter afstand van het radiozendapparaat
op de volgende frequenties:
Frequentie
|
60 kHz +/- 250 Hz
|
77,5 kHz +/- 250 Hz
|
129,1 kHz +/- 500 Hz
|
2 Alleen voor identificatie toepassingen (RFID en anti-diefstal systemen).
3 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter
dan 10 kHz is –5 dBµA/m op een afstand van 10 meter van het radiozendapparaat.
Categorie 14
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor identificatie toepassingen (RFID)
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
2446 – 2454 MHz
|
500 mW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
B
|
2446 – 2454 MHz
|
4 W e.i.r.p.1
|
–
|
< 15 %2
|
C
|
865 – 865,6 MHz
|
100 mW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
D
|
865,6 – 867,6 MHz
|
2 W e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
E
|
867,6 – 868 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
200 kHz
|
–
|
1 Alleen binnenshuis. De veldsterkte op 10 m afstand van het gebouw mag niet groter
zijn dan de veldsterkte die geproduceerd zou worden door een zendapparaat met 500
mW e.i.r.p. gemonteerd buiten op het gebouw en eveneens gemeten op 10 m afstand. Indien
het gebouw bestaat uit diverse panden zoals bijvoorbeeld een winkelcentrum dan wordt
de referentie veldsterkte bepaald buiten het pand van de gebruiker.
2 Gemeten over een periode van 200 ms (30 ms aan / 170 ms uit).
Categorie 15
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor het opsporen van lawineslachtoffers
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Antenne
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
457 kHz
|
7 dBµA/m op
10 m afstand
|
–
|
–
|
–
|
Categorie 16
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor vaste verbindingen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Antenne
|
Kanaalraster
|
Duty-cycle
|
A
|
57,2 – 58,2 GHz
|
15 dBW e.i.r.p.
|
–
|
–
|
–
|
Categorie 17
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Vermogensdichtheid 1
|
Duty-cycle
|
A
|
77–81 GHz
|
55 dBm e.i.r.p. piekvermogen
|
–3 dBm/MHz e.i.r.p. 2
|
–
|
B
|
21,65–22 GHz 3
|
–
|
–61,3 dBm/MHz e.i.r.p. 4
|
–
|
C
|
22–24,05 GHz 3
|
–
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p. 45
|
–
|
D
|
24,05–24,25 GHz 6
|
20 dBm e.i.r.p.
Piekvermogen, dit voorschrift geldt alleen bij smalbandzendmodus /component 7
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p., dit voorschrift geldt voor het ultrabreedbanddeel van kortbereikapparatuur
4
|
–
|
E
|
24,25–26,65 GHz 8
|
–
|
–41,3 dBm/MHz e.i.r.p. 4
|
–
|
1 Dit is de maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid.
2 De maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van 1 korte afstandsradarsysteem
is buiten het voertuig begrensd op–9 dBm/MHz e.i.r.p.
3 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur
in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel
geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 30 juni 2013 is geregistreerd,
op de markt gebracht of in dienst gesteld in een van de lidstaten van de Europese
Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte.
4 De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.
5 n de band 23,6–24 GHz moet het signaalniveau 30 graden boven horizontale vlak minimaal
25 dB onderdrukt zijn voor apparatuur die voor 2010 op de markt is gebracht. Voor
apparatuur die later op de markt is gebracht geldt een onderdrukking van 30 dB.
6 Het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur wordt uitsluitend gebruikt in
de voertuigen, bedoeld in voetnoot 3.
7 Voor piekvermogens groter dan –10 dBm e.i.r.p. is de duty-cycle beperkt tot maximaal
10 %.
8 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur
in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel
geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 1 januari 2018 is geregistreerd,
op de markt gebracht of in dienst gesteld in een van de lidstaten van de Europese
Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte. De datum van 1 januari 2018 wordt met vier jaar verlengd voor
kortbereikradarapparatuur in motorvoertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 6, van
Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad een aanvraag om typegoedkeuring
is ingediend en vóór 1 januari 2018 is verleend.
Categorie 18
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor toezicht, meting en besturing van nutssystemen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
A
|
169,4000 – 169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
< 10 %
|
Categorie 19
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor opsporing- en goederenvolgsystemen
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Kanaalbreedte
|
Duty-cycle
|
A
|
169,4000 – 169,4750 MHz
|
500 mW e.r.p.
|
12,5 kHz
|
< 1 %
|
Categorie 20
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Maritiemmobiele radar, RTE (Radar Target Enhancer) en SART (Search And rescue Radar
Transponder)
|
Frequentieband
|
Vermogen
|
Radar (S-band)
|
2920 – 3266 MHz
|
5 kW e.i.r.p.
|
Radar (X-band)
|
9,3 – 9,5 GHz
|
5 kW e.i.r.p.
|
RTE (X-band)
|
9,3 – 9,5 GHZ
|
10 Watt e.i.r.p.
|
SART
|
9,3 – 9,5 GHz
|
–
|
Categorie 21
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Radiozendapparaten bestemd voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente
vervoerssystemen (ITS)
|
Frequentieband
|
Maximale totale zendvermogen (gemiddelde e.i.r.p.)
|
Maximale spectrale vermogensdichtheid (gemiddelde e.i.r.p.)
|
|
A
|
5875–5905 MHz1
|
33 dBm
|
23 dBm/MHz
|
–
|
1 Technieken om interferentie te onderdrukken, die ten minste gelijkwaardig presteren
als de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld
in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende
radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van
hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284), zijn verplicht. Hiervoor
is een transmitter power control (TPC) nodig met een bereik van ten minste 30 dB.
Categorie 22
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Grenswaarden voor het vermogen van eindstations in de frequentieband 2500–2690 MHz
|
Frequentie-band
|
Maximaal gemiddeld vermogen (met inbegrip van het ATPC-bereik (bereik voor automatische
regeling van het zendvermogen))
|
Aanvullende parameters, onderdrukkingsvoorschriften en gebruiksvoorschriften
|
A
|
2500–2690 MHz
|
Totaal uitgestraald vermogen (TRP)
|
31 dBm/5 MHz1
|
1. Apparatuur dient bestemd te zijn voor aansluiting op een elektronische communicatienetwerk
dat gebruik maakt van frequentieruimte in de band 2500–2690 MHz, voor zover voor het
gebruik van de door dat netwerk gebruikte frequentieruimte een vergunning is verleend.
2. Apparatuur die wordt gebruikt in deze band kan ook gebruikmaken van andere e.i.r.p.-grenswaarden
(equivalent isotroop uitgestraald vermogen) dan die welke hier naast zijn vermeld,
mits geschikte onderdrukkingstechnieken worden toegepast in overeenstemming met richtlijn
nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart
1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit die ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming
bieden als wordt geboden door deze technische parameters.
|
E.i.r.p.
|
35 dBm/5 MHz1
|
1E.i.r.p. moet worden gebruikt voor vaste of geïnstalleerde eindstations en het TRP
moet worden gebruikt voor mobiele of nomadische eindstations. TRP meet het vermogen
dat een antenne werkelijk uitstraalt. TRP wordt gedefinieerd als de integraal van
het uitgezonden vermogen in verschillende richtingen in de volledige stralingssfeer.
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Opmerkingen bij de tabellen
– e.r.p. (Effective Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de
zendinrichting ten opzichte van een halve golf dipool.
– e.i.r.p. (Equivalent Isotropically Radiated Power) is het effectief uitgestraald
vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een isotrope straler.
Kanaalraster
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
– Indien er een kanaalraster binnen een frequentieband van toepassing is, grenst het
eerste kanaal aan de laagst genoemde frequentie. De centrale frequentie van het eerste
radiokanaal bevindt zich een half raster-kanaal hoger in frequentie.
– De breedte van het kanaal is gelijk aan de gestelde waarde voor het kanaalraster.
Kanaalbreedte
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
– De maximale kanaalbreedte wordt gespecificeerd, kleinere kanaalbreedten zijn dus
toegestaan
– Binnen de gestelde frequentieband mag de gebruiker zelf de werkfrequenties bepalen,
daarbij rekening houdend met de gekozen kanaalbreedte.
Duty-cycle
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
De duty-cycle is gedefinieerd als de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen
de maximale uitzendtijd op 1 of meer frequenties relatief ten opzichte van een periode
van 1 uur.
Indien erg geen duty-cycle is genoemd dan is iedere duty-cycle mogelijk.
Duty-cycle
|
Maximum uitzendtijd
(in seconden)
|
Minimum tijd dat er niet uitgezonden wordt
(in seconden)
|
Uitleg: Voor het overgrote deel van de toepassingen is de ‘aan’ periode korter dan
de ‘uit’ periode. Vaak duurt een enkele uitzending slechts enkele milliseconden.
|
< 0,1%
|
0,72
|
0,72
|
Bijvoorbeeld: 5 uitzendingen van 0,72 seconden binnen het uur
|
< 1,0%
|
3,6
|
1,8
|
Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 3,6 seconden binnen het uur
|
< 10%
|
36
|
3,6
|
Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 36 seconden binnen het uur
|
Deze bijlagen behoren bij artikelen 5 en 8
Bijlage 10. Radiozendamateurs
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Categorie registratie1
|
Toegestane zendvermogen in watt (PEP)2
|
Frequentiebanden in MHz
|
Bijzondere bepalingen3
|
F
|
400
|
0,1357
|
–
|
0,1378
|
Alleen de klasse A1A
|
100
|
0,472
|
–
|
0,479
|
Vanaf 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.
|
100
|
0,501
|
–
|
0,505
|
Tot 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.
|
400
|
1,81
|
–
|
1,85
|
|
400
|
1,85
|
–
|
1,88
|
|
400
|
3,5
|
–
|
3,8
|
|
400
|
7,0
|
–
|
7,1
|
|
400
|
7,1
|
–
|
7,2
|
|
400
|
10,1
|
–
|
10,15
|
Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan
|
400
|
10,14
|
–
|
10,15
|
Data, bandbreedte max, 500 Hz
|
400
|
14,0
|
–
|
14,35
|
|
400
|
18,068
|
–
|
18,168
|
|
400
|
21,0
|
–
|
21,45
|
|
400
|
24,89
|
–
|
24,99
|
|
400
|
28,0
|
–
|
29,7
|
|
120
|
50,0
|
–
|
50,45
|
Alleen A1A en J3E
|
30
|
50,0
|
–
|
50,45
|
|
30
|
50,45
|
–
|
52,0
|
Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan
|
50
|
70,0
|
–
|
70,5
|
Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan.
|
400
|
144,0
|
–
|
146,0
|
|
400
|
430,0
|
–
|
436,0
|
|
400
|
436,0
|
–
|
440,0
|
|
120
|
1240,0
|
–
|
1300,0
|
|
120
|
2320,0
|
–
|
2400,0
|
|
120
|
2400,0
|
–
|
2450,0
|
Uitsluitend satellietverkeer (aarde naar ruimte)
|
120
|
3400,0
|
–
|
3410,0
|
|
120
|
5650,0
|
–
|
5850,0
|
|
120
|
10000,0
|
–
|
10500,0
|
|
|
120
|
24000,0
|
–
|
24050,0
|
|
120
|
24050,0
|
–
|
24250,0
|
|
120
|
47000,0
|
–
|
47200,0
|
|
120
|
75500,0
|
–
|
76000,0
|
|
120
|
76000,0
|
–
|
77500,0
|
|
120
|
77500,0
|
–
|
78000,0
|
|
120
|
78000,0
|
–
|
81500,0
|
|
120
|
122250,0
|
–
|
123000,0
|
|
120
|
134000,0
|
–
|
136000,0
|
|
120
|
136000,0
|
–
|
141000,0
|
|
120
|
241000,0
|
–
|
248000,0
|
|
120
|
248000,0
|
–
|
250000,0
|
|
N
|
25
|
7,050
|
–
|
7,1
|
|
25
|
14,0
|
–
|
14,25
|
|
25
|
28,0
|
–
|
29,7
|
|
25
|
144,0
|
–
|
146,0
|
|
25
|
430,0
|
–
|
436,0
|
|
25
|
436,0
|
–
|
440,0
|
|
1 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Examenregeling frequentiegebruik worden de examens voor radiozendamateurs onderscheiden in twee categorieën, radiotechniek
en voorschriften I, en radiotechniek en voorschriften II. Het met een goed gevolg
afgelegd hebben van examen I is vereist voor volledige toegang van de voor radiozendamateurs
beschikbare frequentieruimte.
Radiozendamateurs die examen II met goed gevolg hebben afgelegd kunnen slechts frequentieruimte
gebruiken onder de in de tabel vermelde beperkingen. Een registratie met volledige
toegang wordt aangemerkt als F (full), terwijl een registratie met beperkte toegang
wordt aangemerkt als N (novice). Degene aan wie in het verleden een zogenaamde A-
of C-vergunning was verleend, had dezelfde rechten als vergunninghouders van de categorie
F en zal derhalve thans, bij de omzetting van vergunningen in registraties, een F-registratie
verkrijgen.
2 zendvermogen: het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van het
radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over één periode van de hoogfrequente
uitgangswissel-spanning tijdens het maximum van de omhullende (Peak Envelope Power);
3 De gebruiker van een zelfgebouwd radiozendapparaat voorkomt dat een vermogen wordt
geproduceerd dat de onderstaande limieten overschrijdt voor de onderdrukking van ongewenste
hoogfrequente uitstralingen.
Limieten zelfgebouwde amateurapparatuur
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Tabel 1: Antenne-uitgangslimieten in zendmode
Frequentieband
|
Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)
|
Opmerkingen
|
0,15 MHz tot 1,7 MHz
|
–36 dBm of –60 dBc
|
|
1,7 MHz tot 35 MHz
|
–36 dBm of –40 dBc
|
|
35 MHz tot 50 MHz
|
–40 tot –60 dBc of –36dBm De hoogste waarde is van toepassing
|
(opmerking 1)
|
50 MHz tot 1 000 MHz
|
–36 dBm of –60 dBc De hoogste waarde is van toepassing
|
|
1 000 MHz tot 40 GHz
|
–30 dBm of –50 dBc De hoogste waarde is van toepassing
|
|
Opmerking 1: De limiet in dBc neemt lineair af met de logaritme van de frequentie
in het bereik van 35 MHz tot 50 MHz.
Voor de limieten aangegeven in dBc geldt dat het referentieniveau het maximale RF-outputsignaal
in PEP van de zender is, gemeten aan de antenne-uitgang.
Tabel 2: Antenne-uitgangslimieten in ontvangst- of zendstandbymode
Frequentieband
|
Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)
|
Opmerkingen
|
0,15 MHz tot 1 000 MHz
|
–57 dBm
|
|
1 000 MHz tot 40 GHz
|
–47 dBm
|
|
Voor metingen aan frequenties hoger dan 40 GHz zijn geen testlimieten vastgesteld.
Begrippen:
PEP is het daadwerkelijke toegepaste zendvermogen;
Ongewenste hoogfrequente uitstralingen zijn: alle uitstralingen op andere frequenties
dan:
dBc. Decibel ten opzichte van het vermogen van de draaggolf (carrier).
dBm. Decibel met als referentieniveau 1 milliwatt, gemeten bij een impedantie van 50 ohm.
Bijlage 11. Maritiemmobiele communicatie
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 8, onder b, en examenvereiste als bedoeld in artikel 5, eerste lid
1. Frequentiegebruik in de MF/HF-banden
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
1.1 Frequenties voor het nood- , spoed- en veiligheidsverkeer (GMDSS) en internationale
(DSC) aanroepfrequenties
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale
Regeling, in de volgende frequentiebanden.
Frequentie
band
|
Frequentie schip (kHz)
|
Frequentie kuststation
(kHz)
|
Opmerkingen
|
VHF
|
kanaal 70
|
kanaal 70
|
Internationaal Noodkanaal DSC
|
|
kanaal 16
|
kanaal 16
|
Radiotelefonie Noodkanaal
|
|
kanaal 67
|
kanaal 67
|
SAR kanaal (on-scene)
|
MF 2 MHz
|
2182,0
|
2182,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
2174,5
|
2174,5
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
2187,5
|
2187,5
|
DSC Nood- aanroepfrequentie
|
|
2177,0
|
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal schip/schip)
|
|
2189,5
|
2177,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 4 MHz
|
4125,0
|
4125,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
4177,5
|
4177,5
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
4207,5
|
4207,5
|
DSC Noodfrequentie
|
|
4208,0
|
4219,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
4208,5
|
4220,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
4209,0
|
4220,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 6 MHz
|
6215,0
|
6215,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
6268,0
|
6268,0
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
6312,0
|
6312,0
|
DSC Noodfrequentie
|
|
6312,5
|
6331,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
6313,0
|
6331,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
6313,5
|
6332,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 8 MHz
|
8291,0
|
8291,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
8376,5
|
8376,5
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
8414,5
|
8414,5
|
DSC Noodfrequentie
|
|
8415,0
|
8436,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
8415,5
|
8437,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
8416,0
|
8437,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 12 MHz
|
12290,0
|
12290,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
12520,0
|
12520,0
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
12577,0
|
12577,0
|
DSC Noodfrequentie (radiotelefonie)
|
|
12577,5
|
12657,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
12578,0
|
12657,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
12578,5
|
12658,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 16 MHz
|
16420,0
|
16420,0
|
Radiotelefonie Noodfrequentie
|
|
16695,0
|
16695,0
|
Radiotelex Noodfrequentie
|
|
16804,5
|
16804,5
|
DSC Noodfrequentie
|
|
16805,0
|
16903,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
16805,5
|
16903,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
16806,0
|
16904,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 18/19 MHz
|
18898,5
|
19703,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
18899,0
|
19704,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
18899,5
|
19704,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 22 MHz
|
22374,5
|
22444,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
22375,0
|
22444,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
22375,5
|
22445,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
HF 25/26 MHz
|
25208,5
|
26121,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
25209,0
|
26121,5
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
|
25209,5
|
26122,0
|
DSC Aanroepfrequentie (internationaal)
|
1.2 Internationale telefoniefrequenties
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
1.1.1 Voor het internationale verkeer bestaan de volgende mogelijkheden.
1.1.2
Frequentieband
(kHz)
|
ITU-regio
|
Klasse van
uitzending
|
Stations waarmee kan worden gewerkt
|
2045
|
1
|
J3E
|
Buitenlandse kuststations
|
2048
|
1
|
J3E
|
Buitenlandse schepen en buitenlandse kuststations
|
2051
|
1
|
J3E
|
Buitenlandse kuststations
|
2054
|
1
|
J3E
|
Buitenlandse kuststations
|
2057
|
1
|
J3E
|
Buitenlandse kuststations
|
2635
|
2 en 3
|
J3E
|
Schepen onderling
|
2638
|
2 en 3
|
J3E
|
Schepen onderling
|
1.1.3 Opmerkingen
1.1.4 Regio 1 omvat Europa, Afrika en de voormalige U.S.S.R. met aangrenzende zeegebieden
1.1.5 Regio 2 omvat Noord- en Zuid-Amerika met aangrenzende zeegebieden
1.1.6 Regio 3 omvat de overige gebieden
1.3 Frequenties voor radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Hiervoor mogen uitsluitend de volgende frequenties in de korte golf en de middengolf
worden gebruikt. De genoemde frequenties zijn de draaggolf-frequenties in kHz.
Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale
Regeling
2 MHz band
2263
|
2266
|
2269
|
2272
|
2275
|
2278
|
2281
|
2284
|
2287
|
2290
|
2293
|
2296
|
2299
|
2302
|
2305
|
2308
|
2311
|
2314
|
2317
|
2320
|
2323
|
2326
|
2329
|
2332
|
2335
|
2338
|
2341
|
2344
|
2347
|
2350
|
2353
|
2356
|
2359
|
2362
|
2365
|
2368
|
2371
|
2374
|
2377
|
2380
|
2383
|
2386
|
2389
|
2392
|
2395
|
2398
|
2401
|
2404
|
2407
|
2410
|
2413
|
2416
|
2419
|
2422
|
2425
|
2428
|
2431
|
2434
|
2437
|
2440
|
2443
|
2446
|
2449
|
2452
|
2455
|
2458
|
2461
|
2464
|
2467
|
2470
|
2473
|
2476
|
2479
|
2482
|
2485
|
2488
|
2491
|
2494
|
|
|
3 MHz band
3340
|
3343
|
3346
|
3349
|
3352
|
3355
|
3358
|
3361
|
3364
|
3367
|
3370
|
3373
|
3376
|
3379
|
3382
|
3385
|
3388
|
3391
|
3394
|
3397
|
4 MHz
band
|
6 MHz
band
|
8 MHz
band
|
12 MHz
band
|
4146
|
6224
|
8294
|
12353
|
4149
|
6227
|
8297
|
12356
|
|
6230
|
|
12359
|
|
|
|
12362
|
|
|
|
12365
|
16 MHz
band
|
18/19 MHz
band
|
22 MHz
band
|
25/26 MHz
band
|
16528
|
18825
|
22159
|
25100
|
16531
|
18828
|
22162
|
25103
|
16534
|
18831
|
22165
|
25106
|
16537
|
18834
|
22168
|
25109
|
16540
|
18837
|
22171
|
25112
|
16543
|
18840
|
22174
|
25115
|
16546
|
18843
|
22177
|
25118
|
2. Frequentiegebruik in de VHF-banden
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Overzicht van VHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie,
met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):
Kanaal
nummer
|
Schip
|
Wal
|
Toepassing in het werkingsgebied van de regionale regeling (Nederlandse binnenwateren)
(4, 5, 6)
|
Toepassing buiten het werkingsgebied van de regionale regeling (op zee) (12)
|
60
|
156,025
|
160,625
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
01
|
156,050
|
160,650
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
61
|
156,075
|
160,675
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
02
|
156,100
|
160,700
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
62
|
156,125
|
160,725
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
03
|
156,150
|
160,750
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
63
|
156,175
|
160,775
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
04
|
156,200
|
160,800
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
64
|
156,225
|
160,825
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
05
|
156,250
|
160,850
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
65
|
156,275
|
160,875
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
06 (7)
|
156,300
|
156,300
|
Nautisch intership verkeer
|
Intership
|
66
|
156,325
|
160,925
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
07
|
156,350
|
160,950
|
Verkeersbegeleiding
|
Openbare correspondentie
|
67 (9)
|
156,375
|
156,375
|
Opsporing/redding
|
Intership
|
08
|
156,400
|
156,400
|
Nautisch intership verkeer
|
Intership
|
68
|
156,425
|
156,425
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
09
|
156,450
|
156,450
|
Divers nautisch gebruik
|
Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging
|
69
|
156,475
|
156,475
|
Verkeersbegeleiding
|
Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging
|
10 (1, 9))
|
156,500
|
156,500
|
Nautisch intership verkeer
|
Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging
|
70
|
156,525
|
156,525
|
DSC
|
Digital Selective Calling voor nood spoed, veiligheid en aanroep
|
11
|
156,550
|
156,550
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
71
|
156,575
|
156,575
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
12
|
156,600
|
156,600
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
72
|
156,625
|
156,625
|
Nautisch intership verkeer tbv bergings- en sleepactiviteiten
Sociaal verkeer
|
Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging
|
13 (2, 10))
|
156,650
|
156,650
|
Nautisch intership verkeer
|
Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging
|
73 (9)
|
156,675
|
156,675
|
Nautisch informatie tbv bestrijding verontreinigingen
|
Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging
|
14
|
156,700
|
156,700
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
74
|
156,725
|
156,725
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
15 (8)
|
156,750
|
156,750
|
Intraschip
|
Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging
|
75 (11)
|
156,775
|
156,775
|
Havenoperaties
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
16 (3)
|
156,800
|
156,800
|
Nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal
|
Nood, spoed / veiligheid en aanroep
|
76 (11)
|
156,825
|
156,825
|
Divers nautisch gebruik
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
17 (8)
|
156,850
|
156,850
|
Intraschip
|
Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging (g
|
77
|
156,875
|
156,875
|
Sociaal verkeer/proviandering
|
Intership
|
18
|
156,900
|
161,500
|
Bruggen en sluizen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
78
|
156,925
|
161,525
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
19
|
156,950
|
161,550
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
79
|
156,975
|
161,575
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
20
|
157,000
|
161,600
|
Bruggen en sluizen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
80
|
157,025
|
161,625
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
21
|
157,050
|
161,650
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
81
|
157,075
|
161,675
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
22
|
157,100
|
161,700
|
Bruggen en sluizen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
82
|
157,125
|
161,725
|
Bunkering/proviandering
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
23
|
157,150
|
161,750
|
Kustwacht
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
83
|
157,175
|
161,775
|
Kustwacht
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
24
|
157,200
|
161,800
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
84
|
157,225
|
161,825
|
Bruggen en sluizen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
25
|
157,250
|
161,850
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
85
|
157,275
|
161,875
|
Bruggen en sluizen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
26
|
157,300
|
161,900
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
86
|
157,325
|
161,925
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
27
|
157,350
|
161,950
|
Verkeersbegeleiding
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
87
|
157,375
|
157,375
|
Divers nautische gebruik
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
28
|
157,400
|
162,000
|
Nautische informatie
|
Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie
|
88
|
157,425
|
157,425
|
Tijdelijke maritieme evenementen
|
Havenoperaties Scheepsbeweging
|
31
|
157,550
|
162,150
|
Marinakanaal
|
Internationaal niet gebruiken
|
AIS 1
|
161,975
|
161,975
|
Transponder
|
AIS1
|
AIS 2
|
162,025
|
162,025
|
Transponder
|
AIS2
|
Zie onderdeel 6 voor een toelichting op de in de kolom ‘toepassing’ gebruikte begrippen
Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden binnen het werkingsgebied van
de Regionale Regeling (op de binnenwateren)
-
– 1) Kanaal 10 wordt tevens gebruikt voor de binnenwateren ten behoeve van veiligheidsverkeer
en als aanroepkanaal.
-
– 2) Kanaal 13 is voor de binnenwateren het uitwijkkanaal voor kanaal 10
-
– 3) Kanaal 16 is tevens afhandelingskanaal na DSC alarmering.
-
– 4) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de marifoon uitzenden met
een vermogen tussen 6 en 25 Watt ERP. De gebruiker van een marifoon dient het zendvermogen
op de kanalen 1 t/m 5, 7, 9, 18 t/m 28, 60 t/m 69, 73, 78 t/m 88 handmatig of automatisch
te reduceren op een waarde tussen 0,5 en 1 watt.
-
– 5) De VHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,1 en 1 Watt ERP.
-
– 6) Indien een externe marifoonantenne op de portofoon wordt aangesloten, dan dient
het vermogen op de kanalen 1 t/m 15, 17 t/m 28 en 60 t/m 88 gereduceerd te worden
tot 1 Watt. Deze bepaling is niet van toepassing op de kanalen 23 en 83 voor communicatie
met de Kustwacht.
-
– 6a) De binnenvaart mag ten behoeve van zand- en grindwinning en baggerwerkzaamheden
gebruik maken van de kanalen 12H (frequentie 161,200 MHz) en 13H (frequentie 161,250
MHz). Het uitgestraalde vermogen is niet hoger dan 1 Watt. Kanaal 13H mag niet in
Zeeland, Noord-Brabant en Limburg gebruikt worden.
-
– 6b) Het gebruik van de dualwatch-functie is niet toegestaan.
Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden buiten het werkingsgebied van
de Regionale Regeling (op zee)
-
– 7) De frequentie 156,300 MHz (kanaal 06) kan ook gebruikt worden voor communicatie
tussen schepen en luchtvaartuigen betrokken bij gecoördineerde SAR-operaties. Scheepsstations
dienen storing van dergelijke communicatie op kanaal 06 te voorkomen, evenals van
communicatie tussen luchtvaartuigen, ijsbrekers en assisterende vaartuigen in het
ijsseizoen.
-
– 8) De kanalen 15 en 17 mogen ook gebruikt worden voor on-board communicatie mits het
effectief uitgestraalde vermogen niet groter is dan 1 Watt. Landen mogen nadere regels
stellen bij gebruik van deze frequenties in hun territoriale wateren.
-
– 9) Binnen de Europese maritieme regio en Canada kunnen, indien administraties dit
noodzakelijk achten, de kanalen 10, 67 en 73 gebruikt worden voor communicatie tussen
scheepsstations, luchtvaartuigen en stations aan de wal die betrokken zijn bij gecoördineerde
SAR-operaties en schoonmaakoperaties.
-
– 10) Kanaal 13 is bestemd voor wereldwijd gebruik als veiligheids- en navigatiekanaal;
primair voor intership veiligheids- en navigatiecommunicatie. Het kan ook gebruikt
worden voor scheepsbewegingen en havenoperaties, afhankelijk van nationale regelgeving
van de betreffende administraties.
-
– 11) Het gebruik van de kanalen 75 en 76 moet beperkt blijven tot navigatie-gerelateerde
communicatie en alle voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om storing op kanaal
16 te voorkomen, bijvoorbeeld door beperking van het effectief uitgestraalde vermogen
tot
-
– 1 Watt of geografische scheiding.
-
– 12) Buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de automatische vermogensreductie
en ATIS van de marifoon en de portofoon buiten gebruik zijn.
-
– 13) Gebruik van VHF-kanalen/frequenties in de zeevisserij:
De kanalen 55L (frequentie 155,775 MHz), 56L (frequentie 155,825 MHz), 14H (frequentie
161,300 MHz) en 16H (frequentie 161,400 MHz) mogen uitsluitend worden toegepast door
vissersschepen voor onderling verkeer, waarbij:
-
a. de kanalen 55L en 56L niet mogen worden gebruikt binnen 25 km van de Nederlandse kust;
-
b. vissersschepen die (beroepsmatig) sportvisserij bedrijven, uitsluitend gebruik mogen
maken van kanaal 16H.
3. Frequentiegebruik in de UHF-banden
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Overzicht van UHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie,
met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):
kanaal
nummer
|
zendfrequentie
|
on-board
communicatie
|
soc.verkeer
(a)
|
1
|
457,525
|
x
|
|
2
|
457,5375
|
x
|
x
|
3
|
457,550
|
x
|
|
4
|
457,5625
|
x
|
x
|
5
|
457,575
|
x
|
|
6
|
467,525
|
x
|
|
7
|
467,5375
|
x
|
|
8
|
467,550
|
x
|
|
9
|
467,5625
|
x
|
|
10
|
467,575
|
x
|
|
Noot UHF
a) sociaal verkeer alleen in Nederland
-
– zie onderdeel 6 voor een toelichting op de gebruikte begrippen
-
– De UHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,2 en 2 watt ERP.
4. Frequentiegebruik mobiele satellietverbindingen
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Toepassing
|
Frequentie
|
Vermogen
|
EPIRB (homing ten behoeve van uitpeilen)
|
121,500 MHz
|
200 mW
|
EPIRB (alarmering)
|
406,000 – 406,100 MHz
|
5 W e.r.p.
|
INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M
|
1626,500 – 1645,500 MHz
|
0 dBW e.r.p.
|
5. Overzicht ten aanzien van het certificaat van bediening dat per radiozendapparaat
is vereist voor maritiemmobiele radiocommunicatie (zeevaart en binnenvaart/pleziervaart)
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
Dit overzicht bevat alle apparatuur die onder de noemer ‘scheepsstation’ vergunningvrij
met melding kan worden gebruikt.
|
Basiscertificaat of
|
MARCOM B of
|
MARCOM A
|
Marifoon Binnenvaart
|
X
|
X
|
X
|
Marifoon Zeevaart
|
|
X
|
X
|
Combi-marifoon
|
|
X
|
X
|
DSC Klasse C
|
X
|
X
|
X
|
DSC Alle andere klassen
|
|
X
|
X
|
MF/HF- apparatuur
|
|
|
X
|
Portofoon GMDSS
|
|
X
|
X
|
Portofoon met alle marifoonkanalen
|
X
|
X
|
X
|
Portofoon beroepsbinnenvaart Kanalen 15 en 17
|
X
|
X
|
X
|
Satelliet EPIRB 406 MHz
|
|
X
|
X
|
INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen
het GMDSS
|
|
X
|
X
|
INMARSAT C_VMS en _SSAS indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS
|
X
|
X
|
X
|
Telex over Radio (SELCAL)
|
|
|
X
|
Scrambler
|
|
X
|
X
|
Automatic Identification System (AIS)
|
X
|
X
|
X
|
6. Toelichting op gebruikte terminologie
[Regeling vervallen per 05-03-2015]
De begrippen in de kolom ‘toepassing’ van onderdelen 2 en 3 hebben de volgende betekenis:
Aanroepkanaal: kanaal voor het aanroepen en het verstrekken van korte mededelingen,
met uitzondering van sociaal verkeer;
Bruggen en sluizen: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen
van aanwijzingen van brug- en sluispersoneel;
Bunkering: radioverkeer in het kader van de bunkering van schepen;
Divers nautisch gebruik: zakelijk radioverkeer tussen bedrijven, organisaties en internationale
(zee)schepen;
Havenoperaties: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen
van aanwijzingen van havenautoriteiten met betrekking tot de veiligheid van scheepsbewegingen;
Intraschip: radioverkeer tussen personen aan boord van het schip betreffende de werkzaamheden
op of in de directe omgeving van het schip;
Kustwacht: Het Nederlandse reddingscoördinatiecentrum te Den Helder;
Marinakanaal: kanaal ten behoeve van communicatie inzake jachthavenbeheer;
Nautische informatie: radioverkeer ten behoeve van het geven van mededelingen aan
en het ontvangen van aanwijzingen van verkeersbegeleidingsstations;
Nautisch intership verkeer: radioverkeer ten behoeve van de communicatie tussen schepen
onderling;
Nood- en/of spoedverkeer: radioverkeer betreffende de veiligheid van een schip, luchtvaartuig
of ander vervoermiddel, dan wel van een persoon;
On board communicatie: communicatie tussen radiozendapparaten op hetzelfde schip;
Opsporing/redding: radioverkeer betreffende het leiden en uitvoeren van opsporings-
en reddingsacties (on scene);
Proviandering: radioverkeer in het kader van de proviandering van schepen;
Sociaal verkeer: radioverkeer van algemene aard tussen schepen onderling;
Transponder: automatisch systeem voor het ontvangen en verzenden van scheepsidentificatie
en nautische gegevens;
Verkeersbegeleiding: radioverkeer voor het begeleiden van de scheepvaart onder radardekking
in een vooraf bepaald gebied, waarbij een walorganisatie assistentie verleent voor
een vlotte en veilige scheepvaart;
Veiligheidsverkeer: radioverkeer houdende belangrijke waarschuwingen betreffende de
navigatie of meteorologische zaken.