2.1.1. De gezondheidskundige verzorging van de mens door beroepsbeoefenaren met een
BIG-opleiding en psychologen
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
Invloed van jurisprudentie
Onder de vrijgestelde diensten van beroepsbeoefenaren die een BIG-opleiding met goed
gevolg hebben afgerond, vallen ook de diensten die zij verrichten op grond van een
aanvullende – niet BIG-gereguleerde – opleiding (Hof van Justitie, 27 april 2006,
C-443/04 (Solleveld) en C-444/04 (Van den Hout-Van Eijnsbergen); Gerechtshof Amsterdam,
23 oktober 2006, nr. 04/2203; in gelijke zin de nrs. 04/2202, 04/2373 en 04/2517,
alle ook van 23 oktober 2006); Gerechtshof ’s-Gravenhage, 19 januari 2007, nr. 04/02017).
Daarbij gelden de voorwaarden dat:
-
a. de aanvullende opleiding ten minste enige relatie heeft met de gevolgde BIG-opleiding;
en
-
b. de diensten (zouden) zijn vrijgesteld als die diensten door een beroepsbeoefenaar
met een andere BIG-opleiding (zouden) worden verricht; en
-
c. de diensten zijn aan te merken als gezondheidskundige verzorging van de mens.
Op grond van een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage (Gerechtshof ’s-Gravenhage,
1 februari 2007, nr. 06/00036) ben ik verder van oordeel, dat de vrijstellingsbepaling
ook van toepassing is op diensten die door pedagogen als zodanig worden verricht.
Ik verbind hieraan de voorwaarden dat de pedagoog een opleiding in de pedagogie met
goed gevolg heeft afgerond en de diensten kunnen worden aangemerkt als gezondheidskundige
verzorging van de mens.
Tot slot is de vrijstelling van toepassing op chiropractoren, die hun diensten verrichten
onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die in het door rechtbank Breda besliste
geval (Rechtbank Breda, 26 maart 2007, nr. AWB 05/1088). Dat wil zeggen, dat sprake
is van gezondheidskundige verzorging van de mens, dat de opleiding en de beroepskwalificaties
van een vergelijkbaar niveau zijn als in de door rechtbank Breda besliste situatie.
Dat is het geval als de chiropractor is geregistreerd bij de Nederlandse Chiropractoren
Associatie en de Stichting Chiropractie Nederland.
Gezondheidskundige verzorging van de mens
Met ingang van 1 januari 2008 is de reikwijdte van de vrijstellingsbepaling beperkt
tot diensten die bestaan in de gezondheidskundige verzorging van de mens. Er is sprake
van gezondheidskundige verzorging van de mens als het voornaamste doel van de (para)medische
handeling is de bescherming, met inbegrip van instandhouding of herstel, van de gezondheid.
Dat betekent dat in het algemeen voor de vrijstelling in aanmerking komen (para)medische
handelingen die bestaan in de diagnose, de behandeling en, voor zoveel mogelijk, de
genezing van ziekten of gezondheidsproblemen van de mens. Het betekent ook dat de
vrijstelling van toepassing is op (para)medische handelingen die worden verricht voor
doeleinden van preventie; dus ook in de gevallen waarin degene die wordt onderzocht
of op een andere manier een preventieve (para)medische ingreep ondergaat, geen ziekte
blijkt te hebben.
Voor het beoordelen van het voornaamste doel van de medische handeling is de context
waarin de diensten worden verricht van belang (HvJ EG, 20 november 2003, C-212/01
en C-307/01, HvJ EG, 14 september 2000, C-384/98). Zo zal een sportkeuring of een
medische keuring die door een derde wordt gevraagd als voorwaarde voor het mogen uitoefenen
van een bepaalde sport of een bepaalde functie niet als voornaamste doel hebben de
gezondheid te beschermen van de gekeurde persoon. Dat is anders als de sportkeuring
of medische keuring er toe dient om te verklaren dat de betrokkene zich om gezondheidskundige
redenen tot bepaalde activiteiten moet beperken. Dit kan ook anders zijn in gevallen
waarin een sportkeuring of medische keuring niet kan worden aangemerkt als een verklaring
om voor de besluitvorming noodzakelijke gegevens te verschaffen, bijvoorbeeld omdat
een persoon van zijn arts wenst te vernemen of hij medisch wel voldoende fit is om
te gaan hardlopen.
Cosmetische chirurgie behoort tot de gezondheidskundige verzorging van de mens als
het voornaamste doel van de behandeling is de bescherming, met inbegrip van instandhouding
of herstel, van de gezondheid van de mens. Dat betekent dat cosmetische ingrepen die
uitsluitend tot doel hebben de verfraaiing van het uiterlijk niet onder het begrip
gezondheidskundige verzorging kunnen worden gebracht. Alleen in deze evidente gevallen
is omzetbelasting verschuldigd. Op basis van de nota naar aanleiding van het verslag
van de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2007–2008, 31 205 en 31 206, nr. C) gaat het
hierbij alleen om individuele of categorieën gevallen waarin de arts de aanwezigheid
van een therapeutisch doel naar het oordeel van de inspecteur in redelijkheid niet
aannemelijk maakt. Dat betekent dat er in die gevallen geen sprake is van gezondheidskundige
verzorging van de mens. Daarbij kan het alleen gaan om een marginale toetsing door
de inspecteur aangezien hem een inhoudelijk oordeel op medisch vlak niet toekomt.
De (para)medicus die aanspraak maakt op toepassing van de medische vrijstelling moet
evenals tot dusverre een administratie voeren waarin op duidelijke en overzichtelijke
wijze de gegevens voor de toepassing daarvan zijn vastgelegd (zie artikel 6 van het uitvoeringsbesluit). De belaste en vrijgestelde prestaties zullen derhalve apart moeten worden vastgelegd
in de administratie.
In de bijlage bij dit besluit is een lijst opgenomen met voorbeelden van vrijgestelde en van belaste
medische prestaties.