3.1.2. Door de politie te volgen procedure tot invordering van het rijbewijs
[Regeling vervallen per 01-06-2011]
De politie moet nadrukkelijk de overgifte van het rijbewijs vorderen. Daarbij dient
de verdachte erop te worden gewezen dat hij zich schuldig maakt aan het misdrijf van
artikel 9, zevende lid, WVW 1994 indien hij nadien een motorrijtuig op de weg gaat besturen.
De wetgever heeft geen koppeling aangebracht tussen het besturen van een bepaald
motorrijtuig en het daarvoor eventueel benodigde rijbewijs. Daarom, kan de vordering
tot overgifte worden gedaan ten aanzien van de bestuurder van elke categorie motorrijtuigen.
De vordering tot overgifte is niet beperkt tot het tijdstip waarop en de plaats waar
de (verdachte) bestuurder is aan- of staande gehouden, maar kan ook daarna nog worden
gedaan. Nadat het proces-verbaal van overtreding/misdrijf is voorzien van een datum
van sluiting, vervalt de bevoegdheid tot het doen van de vordering tot overgifte.
Indien na de vordering tot overgifte geen andere bestuurder beschikbaar is of de verdachte
niet aanstonds voldoet aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs, kan de politie
het motorrijtuig onder toezicht stellen. Wanneer een wegsleepregeling van kracht is
en de politie dat nodig acht, kan het voertuig in bewaring worden gesteld (art. 164, zevende lid, WVW 1994). De teruggave van het motorrijtuig vindt, tegen een ondertekend bewijs van ontvangst,
plaats door de politie. Het motorrijtuig wordt pas teruggegeven, nadat verdachte heeft
voldaan aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs of indien de officier van
justitie zich niet langer verzet tegen teruggave van het motorrijtuig (b.v. bij aangifte
van vermissing of diefstal).
Indien de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering van het rijbewijs
(verdachte heeft volgens informatie uit het CRR wel een rijbewijs, maar kan het niet
aan de verbalisant verstrekken), dient het proces-verbaal van overtreding/misdrijf
zo spoedig mogelijk, maar niet later dan na zes weken, te worden ingezonden aan de
officier van justitie met een aanbiedingsbrief waarin op duidelijke wijze melding
wordt gemaakt van het feit dat de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een
invordering. De inzendtermijn van vijf dagen bij het proces-verbaal van de overtreding
of het misdrijf aan CVOM ( zie 3.1.5.) is niet van toepassing, omdat geen fysieke invordering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.
Deze regeling is getroffen teneinde:
-
– de officier van justitie er op te attenderen dat de vordering tot overgifte heeft
plaatsgevonden maar dat de invordering van het rijbewijs achterwege is gebleven en
-
– de verwijdering van de registratie uit het Centraal Register Rijbewijzen (CRR) bij
de afdoening van deze zaken te kunnen bewaken.
De officier van justitie is er verantwoordelijk voor dat onverwijld de registratie
in het CRR wordt beëindigd of de teruggave van het rijbewijs wordt geregistreerd in
de onder 4.1.8. genoemde gevallen, alsmede in de gevallen waarin de zaak om andere redenen niet
verder zal worden vervolgd.
Uiteraard kan de vordering tot overgifte niet worden geëffectueerd ten opzichte van
een bestuurder, die in het geheel niet in het bezit is van een rijbewijs. De politie
zal hierbij altijd ook het CRR moeten raadplegen.