Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing

[Regeling vervallen per 01-01-2017.]
Geraadpleegd op 17-11-2024.
Geldend van 23-01-2014 t/m 31-12-2016

Tijdelijke regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 juli 2008, nr. DL/B/34905, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan leraren met een onderwijsbevoegdheid om substantiële scholing te bevorderen (Tijdelijke regeling Lerarenbeurs voor scholing)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

§ 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Reikwijdte subsidieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan leraren bedoeld in artikel 1, onderdeel f en g, voor studiekosten en studieverlof ter bevordering van het volgen van opleidingen als bedoeld in artikel 10.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Subsidie wordt verleend aan een leraar met dien verstande dat de tegemoetkoming in de kosten voor studieverlof aan het bevoegd gezag van de school waar de leraar in dienst is, wordt uitgekeerd.

  • 2 De leraar:

    • a. is op het moment dat de opleiding start minimaal een jaar in dienst bij een bevoegd gezag van een of meer onderwijsinstellingen die bekostigd wordt dan wel worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • b. is op het moment dat de opleiding start voor minimaal 20% van zijn aanstellingsomvang belast met les(gebonden) taken en pedagogisch en didactisch verantwoordelijk voor het onderwijs – op groepsniveau en/of individueel niveau – aan leerlingen, en;

    • c. geniet gedurende de subsidieperiode geen tegemoetkoming op grond van afdeling 5.1. van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en geen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

  • 3 De leraar die in het verleden is gestart met een opleiding kan een aanvraag indien, indien:

    • het opleidingen betreft als bedoeld in artikel 10 eerste lid, onderdeel a, b en c;

    • door de aanvrager minimaal nog een studiejaar moet worden afgelegd;

    • de aanvrager in het studiejaar voorafgaand aan de subsidieperiode 30 ECTS punten heeft behaald.

  • 4 Voor een subsidie inzake studieverlof gelden naast de voorwaarden genoemd in het tweede lid dat:

    • a. studieverlof alleen wordt verleend voor de opleidingen bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b en c;

    • b. het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is verklaart het studieverlof te zullen verlenen door middel van het invullen en het medeondertekenen van het aanvraagformulier;

    • c. uitgangspunt is dat het bevoegd gezag welwillend tegenover het verzoek om verlof staat, tenzij zwaarwegende redenen hieraan in de weg staan. Indien het bevoegd gezag geen studieverlof kan verlenen, dient zij dit zorgvuldig te motiveren.

Artikel 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Voor de verstrekking van subsidie voor studiekosten en studieverlof op grond van deze regeling, is een totaalbedrag van € 37.000.000,– beschikbaar.

  • 2 Het totaalbedrag, als bedoeld in het eerste lid, wordt als volgt verdeeld:

    • a. voor de eerste aanvraagtermijn van 1 juni 2008 tot en met 15 juli 2008, is het subsidieplafond € 18.000.000,–;

    • b. voor de tweede aanvraagtermijn van 12 januari 2009 tot en met 20 februari 2009 is het subsidieplafond € 26.000.000,–, verminderd met de in 2008 aangegane meerjarige verplichtingen die in 2009 tot vervolgbetalingen leiden;

    • c. Aanvragen die buiten de aanvraagtermijnen bedoeld in dit artikel worden ontvangen bij de Minister worden afgewezen, met uitzondering van aanvragen waarvoor verzuimherstel op grond van artikel 20 is verleend.

Artikel 5. Verdeling over onderwijssectoren

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Per aanvraagtermijn worden de aanvragen in volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2 De verdeling over de onderwijssectoren geschiedt op basis van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren en wel als volgt:

    • a. 50% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het primair onderwijs;

    • b. 30% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het voortgezet onderwijs;

    • c. 13% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie;

    • d. 7% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het hoger beroepsonderwijs.

  • 3 Als het aantal toe te kennen aanvragen voor een of meer van de onderwijssectoren achterblijft bij het aandeel dat in het tweede lid is voorzien, worden de resterende toe te kennen aanvragen naar evenredigheid toegevoegd aan de andere onderwijssectoren.

Artikel 6. Maximaal subsidiebedrag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidie geldt voor maximaal drie jaar of zo veel korter als de nominale studieduur van de opleiding. Indien het betreft een opleiding, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, geldt de subsidie voor maximaal één jaar, ter dekking van de kosten van het eerste studiejaar.

  • 2 De subsidie is opgebouwd uit subsidie voor studiekosten en subsidie voor studieverlof.

  • 3 De subsidie voor studiekosten is opgebouwd uit:

    • a. les- en collegegeld: met een maximum van € 3.500 per jaar. De maximale vergoeding bedraagt € 10.500 voor een periode van drie jaar;

    • b. voor studiemiddelen: 10% van het bedrag per jaar genoemd onder a;

    • c. voor reiskosten: 10% van het bedrag per jaar genoemd onder a.

  • 4 De subsidie voor studieverlof is opgebouwd uit:

    • a. De subsidie ter zake van studieverlof wordt bepaald op een bedrag per uur met een maximum van 160 uren per jaar voor een voltijdsaanstelling, in geval van een deeltijdbetrekking wordt het aantal studieverlofuren vastgesteld naar rato van de aanstellingsomvang.

    • b. De subsidiebedragen ter zake van studieverlof per onderwijssector zijn:

      Onderwijssector

      Bedrag per studiever-

      lofuur

      Basisonderwijs

      € 32,25

      Speciaal onderwijs

      € 34,23

      Voortgezet onderwijs

      € 34,83

      Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie

      € 37,09

      Hoger beroepsonderwijs

      € 41,82

    • c. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de kabinetsbijdrage voor het betreffende jaar, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de begrotingswetgever.

§ 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 7. Vereisten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 De subsidieaanvraag wordt uitsluitend aangevraagd met gebruikmaking van een door de leraar en het bevoegd gezag volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Lerarenbeurs voor scholing’.

  • 3 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de Rijksbegroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

§ 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 8. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Een leraar kan gedurende zijn onderwijsloopbaan één maal in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze of volgende subsidieregelingen met hetzelfde doel.

Artikel 9. Termijn beslissing

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De Minister beslist binnen 8 weken na het einde van de in artikel 4 genoemde termijnen van het eerste lid op een aanvraag voor subsidie.

Artikel 10. Subsidiabele opleidingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Voor subsidie op grond van deze regeling komen de volgende opleidingen in aanmerking:

    • a. bachelor- of masteropleidingen voor leraren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie gericht op het voldoen aan een andere set van bekwaamheidseisen dan de set waaraan hij blijkens een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, al voldoet dan wel, op grond van artikel XI, eerste lid van de Wet op de beroepen in het onderwijs, is aangemerkt als te hebben voldaan;

    • b. opleidingen waarmee een leraar in het hoger beroepsonderwijs een voor zijn vak relevante bachelor, hbo-master of wo-master kan behalen;

    • c. opleidingen die erop gericht zijn dat de voor zijn werk bevoegde leraar in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie een andere, voor zijn vak relevante graad behaalt;

    • d. opleidingen die gericht zijn op het verwerven van extra bekwaamheden, maar niet gericht op het verkrijgen van een andere onderwijsbevoegdheid of graad.

  • 2 Promotietrajecten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4 Voor de tweede aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, gelden ten aanzien van de opleidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, de volgende criteria:

    • a) de opleiding moet gericht zijn op de bevoegde leraar;

    • b) de opleiding heeft een minimale studiebelasting van 200 uur en minimaal 40 contacturen;

    • c) de opleiding moet worden afgesloten met een getuigschrift, certificaat of diploma;

    • d) opleidingen gericht op het behalen van de bevoegdheid bewegingsonderwijs zijn uitgesloten van de regeling.

    Ongeacht de onder a tot en met d genoemde criteria, komen opleidingen die tot 8 juli 2008 zijn opgenomen op de lijst, bedoeld in het derde lid, in aanmerking voor subsidie in het kader van deze regeling. Hierbij geldt de subsidie voor maximaal één jaar, ter dekking van de kosten van het eerste studiejaar.

  • 5 Aanvragen voor opleidingen die niet voldoen aan de eisen gesteld in dit artikel worden afgewezen.

Artikel 11. Verplichtingen van de aanvrager

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De aanvrager die subsidie ontvangt op grond van deze regeling dient:

  • a. zich in te spannen de benodigde studiepunten te behalen;

  • b. het staken van de opleiding onmiddellijk aan de Minister te melden;

  • c. het niet tot stand komen of staken van het studieverlof aan de Minister te melden;

  • d. mee te werken aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid; en

  • e. binnen een half jaar na ontvangst van de beschikking te zijn gestart met de opleiding.

Artikel 12. Subsidiebeschikking

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In de subsidiebeschikking legt de Minister vast:

  • a. of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie;

  • b. voor welke opleiding subsidie wordt verleend;

  • c. of de leraar in aanmerking komt voor de subsidie ter zake van studieverlof;

  • d. de duur van de opleiding;

  • e. de wijze waarop de leraar aantoont dat de opleiding met goed gevolg is afgerond;

  • f. indien het een meerjarige opleiding betreft, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, b en c: de wijze waarop jaarlijks de studievoortgang moet worden vastgesteld;

  • g. de uiterste datum waarop de opleiding moet zijn afgerond.

Artikel 13. Betaling van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De tegemoetkoming in de studiekosten, de studiemiddelen en de reiskosten wordt jaarlijks als voorschot aan de aanvrager uitbetaald.

  • 2 De tegemoetkoming in de kosten van het studieverlof wordt jaarlijks aan het bevoegd gezag waar de aanvrager in dienst is uitbetaald.

Artikel 14. Intrekken subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie kan worden ingetrokken met inachtneming van het bepaalde in artikel 4: 48 Algemene wet bestuursrecht indien de aanvrager:

  • a. de studie heeft gestaakt;

  • b. gedurende de subsidieperiode niet meer als leraar in dienst is van een of meer onderwijsinstellingen die structureel bekostigd worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 15. Terugvordering van de aanvrager

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidie voor de studiekosten kan worden teruggevorderd indien:

    • a. de subsidie van de leraar is ingetrokken op grond van artikel 14;

    • b. hij voor een meerjarige opleiding niet binnen drie jaar na afloop van de subsidieperiode de benodigde studiepunten heeft behaald;

    • c. hij binnen een jaar na het afronden van de opleiding het onderwijs verlaat om in een andere sector dan de onderwijssector te gaan werken;

  • 2 De terugbetalingsverplichting geldt niet indien de leraar onvrijwillig werkloos wordt voordat de

    subsidie wordt vastgesteld;

  • 3 Het terug te betalen bedrag is direct opeisbaar op de datum van de beschikking. De aanvrager kan een betalingsregeling treffen van minimaal € 100 per maand per automatische incasso.

  • 4 De maximale terugbetalingsverplichting voor de leraar is het bedrag aan studiekosten voor één studiejaar.

Artikel 16. Terugvordering van het bevoegd gezag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is, dient de tegemoetkoming ter zake van het studieverlof terug te betalen indien het studieverlof door zijn toedoen niet of niet geheel tot stand komt.

  • 2 De terugbetalingsverplichting geldt voor het deel van het studieverlof dat niet tot stand is gekomen.

Artikel 17. Vaststelling van de subsidie lerarenbeurs

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De leraar dient een aanvraag voor vaststelling van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op de studiekosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van opleidingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b en c, in bij de minister:

    • a. indien de opleiding minstens een jaar duurt, maar geen twee jaar, binnen vier jaar na verlening van de subsidie voor deze opleiding;

    • b. indien de opleiding minstens twee jaar duurt, maar geen drie jaar, binnen vijf jaar na verlening van de subsidie voor deze opleiding; en

    • c. indien de opleiding minstens drie jaar duurt, binnen zes jaar na verlening van de subsidie voor deze opleiding.

  • 2 De leraar dient een aanvraag voor vaststelling van de subsidie van opleidingen als bedoeld in artikel 10, eerst lid, onderdeel d, binnen twee jaar in bij de minister na aanvang van deze opleiding.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, bevat een bewijs waaruit het aantal behaalde studiepunten blijkt.

  • 4 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bevat een bewijs waaruit de deelname aan de opleiding blijkt.

Artikel 18. Hardheidsclausule

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De Minister kan voor bepaalde gevallen de regeling buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

§ 4. De aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 19. Bescheiden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De Minister verschaft op verzoek van de aanvrager een standaardaanvraagformulier. De aanvrager dient bovendien een verklaring van het bevoegd gezag waar de aanvrager in dienst is, te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a en b.

  • 2 Indien de leraar tevens een aanvraag voor studieverlof indient, dient hij een verklaring van het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is, bij te voegen waarin het bevoegd gezag verklaart dat hij het studieverlof zal verlenen.

  • 3 Indien de aanvrager geen verklaring overlegt van het bevoegd gezag waar hij in dienst is, dient hij aan de Minister in ieder geval de volgende informatie te verschaffen:

    • a. informatie waaruit de onderwijsbevoegdheid van de aanvrager op het moment van aanvraag blijkt;

    • b. informatie waaruit het dienstverband van de aanvrager blijkt alsmede de duur ervan blijkt;

    • c. informatie waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan artikel 3, tweede lid, onderdeel e.

Artikel 20. Verzuimherstel

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3 tweede lid en 19 stelt de Minister de aanvrager in de gelegenheid gedurende vijf werkdagen na ontvangst dit verzuim te herstellen.

  • 2 Indien de aanvrager het verzuim niet herstelt, binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 21. Looptijd

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De regeling is van toepassing op het tijdvak van 1 juni 2008 tot 1 juli 2009.

  • 2 Op meerjarige verplichtingen aangegaan in het tijdvak van 1 juni 2008 tot 1 juli 2009 die doorlopen na afloop van dit tijdvak blijft deze regeling ook na afloop van dit tijdvak van toepassing.

Artikel 23. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2008.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 24. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst (met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en bekend wordt gemaakt op www.ib-groep.nl).

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en is gepubliceerd op www.ib-groep.nl.]