Circulaire spoorse doorsnijdingen 2e tranche

Geraadpleegd op 27-11-2024.
Geldend van 28-11-2008 t/m heden

Circulaire ter bekendmaking van de wijze van verkrijging van een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds ten behoeve van projecten van gemeenten tot opheffen of verminderen van knelpunten rondom het spoor (Circulaire spoorse doorsnijdingen 2 tranche)

Aan de colleges van burgemeester en wethouders,

Geachte colleges,

Met deze circulaire wil ik u informeren over een onderdeel van mijn beleid, gericht op het verminderen of opheffen van de barrièrewerking van hoofdspoorwegen (verder: spoor) in stedelijk gebied.

1. Aanleiding en doelstelling

Uit de evaluatie van de eerste tranche spoorse doorsnijdingen, de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen van 2006, blijkt dat de regeling een succes is geweest. De regeling had een subsidieplafond van € 300 miljoen (prijspeil 2006). De aanvragen die voor 1 juni 2006 zijn ingediend zijn alle beoordeeld. Diverse projecten zijn afgewezen. Geen enkele aanvraag is afgewezen wegens het bereiken van het subsidieplafond, maar omdat niet voldaan werd aan de in de regeling gestelde criteria (inhoudelijk en/of financieel). Aan meer dan 60 projecten is in totaal ruim 240 miljoen euro uitgekeerd. Mede door dit succes heeft het kabinet, via de Begroting 2009, voor een tweede tranche spoorse doorsnijdingen 141 miljoen euro ter beschikking gesteld. Ook met deze tweede tranche wordt beoogd gemeenten te helpen met een financiële bijdrage om de barrièrewerking van hoofdspoorwegen in stedelijk gebied te verminderen of op te heffen. Op veel plekken in Nederland doorsnijdt het spoor stedelijk gebied. Deze circulaire geeft de wijze van verkrijging weer van een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds aan gemeenten die aan het spoor liggen, op een of andere manier hinder van het spoor ondervinden en bestaande, vergevorderde plannen hebben om de hinder te verminderen maar hier nog niet voldoende financiële middelen voor hebben.

Enkel gemeenten die om of aan het spoor gelokaliseerd zijn en hier hinder van ondervinden komen in aanmerking voor een decentralisatie-uitkering. Het project moet gericht zijn op het opheffen of verminderen van de barrièrewerking die wordt veroorzaakt door het spoor. Een project moet altijd een bijdrage leveren aan stedelijke bereikbaarheid. Daarnaast moet het project in ieder geval nog een bijdrage leveren aan kwaliteit van leefomgeving, veiligheid of spoorgebruik.

2. Opzet van de decentralisatie-uitkering

Bij de opzet van de wijze van verkrijging is zoveel mogelijk aangesloten bij de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen. Belangrijkste wijziging is dat de verdeling van de gelden niet op basis van een rangorde geschiedt doch op basis van volgorde van binnenkomst. Eveneens is het maximale bedrag dat per project beschikbaar is gewijzigd. Dat is op basis van deze circulaire € 15 miljoen per project.

De decentralisatie-uitkering bedraagt ten hoogste 25% van de voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 15 miljoen per project. Dit betekent dat het project aantoonbaar voor 100% financieel gedekt moet zijn, inclusief de decentralisatie-uitkering. De financiering kan door een eigen gemeentelijke bijdrage, een bijdrage van provincie, andere overheden of private partijen.

Anders dan bij de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen worden de gelden thans uitgekeerd via het Gemeentefonds. Bij de keuze voor een decentralisatie-uitkering binnen het Gemeentefonds, vertrouw ik erop dat de gemeenten de decentralisatie-uitkering besteden aan het uitvoeren van het project gericht op het opheffen of verminderen van de barrièrewerking rondom het spoor. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het kabinetsbeleid om het aantal specifieke uitkeringen te halveren.

Op basis van de beoordeling van de aanvragen door mij, bepaalt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de verdeling van de uitkering.

De verdeling van de gelden wordt ook bekend gemaakt via de circulaires gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ook de uitbetaling gebeurt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De verdeling wordt geformaliseerd in een beschikking op basis van een algemene maatregel van bestuur (artikel 5, tweede lid Financiële-verhoudingswet).

Bezwaar en beroep tegen een afwijzing van de aanvraag wordt behandeld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

3. Uitvoering van de decentralisatie-uitkering

Een aanvraag voor een decentralisatie-uitkering ingevolge de onderhavige circulaire kan vanaf 27 november 2008. In bijlage 2 bij deze circulaire is het aanvraagformulier opgenomen.

Gemeenten zijn ten aanzien van de criteria zelf verantwoordelijk voor een volledige aanvraag. ProRail, beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur, adviseert de Minister van Verkeer en Waterstaat bij de aanvragen voor wat betreft het criterium Spoorgebruik. Betrokkenheid van ProRail bij het opstellen van een aanvraag is geen voorwaarde vooraf. Wanneer uiteindelijk door gemeenten wordt besloten om een plan ten uitvoer te brengen, kunnen zij het onderdeel van het project dat zich richt op de spoorweginfrastructuur alleen realiseren met de medewerking van ProRail.

Voor de beoordeling van de projecten en de plannen wordt gekeken naar vier criteria: stedelijke bereikbaarheid, kwaliteit leefomgeving, veiligheid en spoorgebruik. Een project moet in ieder geval op het gebied van stedelijke bereikbaarheid een bijdrage leveren. Daarnaast dient aan nog één van deze criteria een bijdrage te worden geleverd. Tevens wordt gekeken of het project aantoonbaar voor honderd procent financieel gedekt is, inclusief de decentralisatie-uitkering.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage 1

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een decentralisatie-uitkering spoorse doorsnijdingen

Artikel 1. Begripomschrijvingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. MIRT: Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport;

  • c. project: project als bedoeld in artikel 2;

  • d. spoor: hoofdspoorwegen als aangewezen in het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen en de in onbruik geraakte spoorwegen;

  • e. plan: beschrijving van de werkzaamheden die ertoe leiden dat een project gerealiseerd wordt;

  • f. decentralisatie-uitkering: decentralisatie-uitkering als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet, waarbij het in deze circulaire steeds gaat om de decentralisatie-uitkering spoorse doorsnijdingen.

Artikel 2. Doel

Een gemeente die doorsneden wordt door spoor, kan voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking komen voor de uitvoering van een project gericht op opheffen of verminderen van knelpunten rondom het spoor met betrekking tot stedelijke bereikbaarheid en op:

  • a. een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving,

  • b. een verbetering van de veiligheid, of

  • c. een positief effect op het spoorgebruik.

Artikel 3. Hoogte van de decentralisatie-uitkering

  • 1 Het totale beschikbare bedrag voor de decentralisatie-uitkeringen met toepassing van deze bijlage bedraagt € 141 miljoen.

  • 2 Een decentralisatie-uitkering bedraagt ten hoogste 25% van de kosten die voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking komen van een project en bedraagt niet meer dan € 15 miljoen per project.

  • 3 Tot de kosten die voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking komen, bedoeld in het tweede lid, behoren de kosten van:

    • a. studies voor zover die door de minister aanvaardbaar worden geacht;

    • b. verwerving van een onroerende zaak voor zover die door de minister aanvaardbaar wordt geacht;

    • c. vergunningen en leges voor zover door de minister aanvaardbaar geacht;

    • d. bouwrente; deze is gelijk aan de rente van de meest recente staatslening op het moment van gunning van het werk; het bedrag en de termijn waarover de bouwrente vergoed wordt, behoeft de goedkeuring van de minister;

    • e. materialen;

    • f. werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

    • g. bijkomende voorzieningen nodig om de betrokken infrastructuur na voltooiing haar functie te kunnen laten vervullen;

    • h. met het project samenhangende door de minister redelijk geachte schadevergoedingen aan derden;

    • i. voorlichting over de uitvoering van het project als begeleiding gedurende de bouw;

    • j. de omzetbelasting die niet op voet van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, in aftrek kan worden gebracht en geen recht geeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, waarbij de toepassing van artikel 2, tiende lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, buiten aanmerking blijft;

    • k. de voorbereiding, administratie en toezicht voor zover gerelateerd aan het project; het percentage is afhankelijk van de hoogte van de bouwkosten:

      • 1°. projecten met bouwsom van meer dan € 100 miljoen tot een maximum van 13,75%;

      • 2°. projecten met bouwsom tussen de € 10 en € 100 miljoen tot een maximum van 17%;

      • 3°. projecten met bouwsom kleiner dan € 10 miljoen tot een maximum van 24%.

    • l. onvoorziene omstandigheden voor zover deze betrekking hebben op de kosten- veroorzakende factoren genoemd in de onderdelen a tot en met i, waarbij een maximum geldt van 10%.

  • 4 Tot de kosten, bedoeld in het tweede lid, behoren niet:

    • a. kosten van algemene bestuurlijke aard;

    • b. de kosten die reeds op grond van een andere regeling voor een financiële bijdrage van het Rijk of de Europese Unie in aanmerking komen;

    • c. de kosten gemaakt in verband met het verkrijgen van een accountantsverklaring.

  • 5 Indien voor de uitvoering van een project door het Rijk uit anderen hoofde bijdragen worden verleend, wordt de decentralisatie-uitkering met toepassing van deze bijlage zodanig verlaagd dat de totale bijdrage van het Rijk niet meer dan 50% van de totale kosten bedraagt.

  • 6 Indien vast staat dat voor de uitvoering van een project in het kader van het MIRT een bijdrage zal worden verstrekt door de minister, wordt de decentralisatie-uitkering zodanig verlaagd dat de totale bijdrage niet meer bedraagt dan 25% van de kosten, bedoeld in het derde lid, met een maximum van € 15 miljoen.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1 De aanvraag voor een decentralisatie-uitkering wordt ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier zoals opgenomen in bijlage 2, inclusief een begroting van het project opgebouwd volgens de Standaard Systematiek Kostenramingen, (SSK, CROW publicatie 137, 2e druk), prijspeil 2008.

  • 2 De aanvraag bevat tevens de wijze van financiering van de totale kosten van het project minus de gevraagde decentralisatie-uitkering, met de daarbij horende stukken.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend door het college van burgemeester en wethouders.

  • 4 De aanvraag wordt schriftelijk en in tweevoud ingediend, met daarbij een elektronische kopie van de aanvraag en eventuele onderliggende stukken.

  • 5 Vanaf 27 november 2008 kunnen aanvragen in een gesloten enveloppe, duidelijk voorzien van het opschrift ‘Aanvraag Spoorse doorsnijdingen, 2e tranche’, worden ingediend bij de receptie van het kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen, Kantoren Stichthage, Koningin Julianaplein 10 te Den Haag (13e verdieping). Indiening kan van maandag tot en met vrijdag tussen 10.00 uur en 17.00 uur.

    Een aanvraag kan tevens per aangetekende post met bewijs van ontvangst worden toegezonden aan:

    Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V.

    De heer mr. R.A. Gallas

    Postbus 11756

    2502 AT Den Haag

  • 6 Na indiening bij of ontvangst per post door Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn wordt de aanvraag geregistreerd door Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, waarbij op de daartoe opgestelde ontvangstbevestiging het tijdstip en datum van ontvangst, alsmede de naam van de indienende gemeente en de indienende persoon zullen worden vermeld.

  • 7 Na indiening van de enveloppe bij de receptie van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, op de wijze als hiervoor omschreven, ontvangt de indienende persoon een kopie van de ontvangstbevestiging.

    Indien een aanvraag per post wordt ingediend wordt geen ontvangstbevestiging afgegeven aan de indienende gemeente.

  • 8 Door Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn wordt proces-verbaal opgemaakt, waarin zal worden opgenomen welke aanvragen op welke data en tijdstippen zijn ontvangen.

  • 9 Een aanvraag die wordt ingediend voor 27 november 2008 of na 30 juni 2009 wordt niet geregistreerd en niet in behandeling genomen. Voorts zullen aanvragen die per email of per fax worden toegezonden niet in behandeling worden genomen.

Artikel 5. Weigeringsgronden

Een gemeente komt niet voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan deze circulaire;

  • b. voor het project al een uitkering is toegekend op basis van de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen;

  • c. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager naast de decentralisatie-uitkering onvoldoende financiële middelen ter beschikking staan ter uitvoering van het project;

  • d. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voor de uitvoering van het project benodigde besluiten niet zullen worden verkregen;

  • e. het project naar het oordeel van de minister strijdig is met het vigerende rijksbeleid;

  • f. de uitvoeringswerkzaamheden voor het project al zijn gestart voordat deze circulaire is gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 6. Procedure

De aanvragen worden behandeld in volgorde van datum en tijdstip van indiening bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, op de wijze als hiervoor omschreven.

Daarbij gaat het om aanvragen die voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de datum en het tijdstip waarop de aanvraag is aangevuld en vervolgens ten kantore van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn is ingediend, op de wijze als hiervoor omschreven, als datum en tijdstip van indiening en registratie van de aanvraag geldt.

Bijlage 2. , bedoeld in artikel 4, eerste lid, van bijlage 1 bij de circulaire spoorse doorsnijdingen 2e tranche

Postadres aanvraag

De aanvraag wordt gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat onder vermelding van ‘aanvraag circulaire spoorse doorsnijdingen 2e tranche’.

Bezorgadres:

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Mr R.A. Gallas, notaris

Kantoren Stichthage (boven Den Haag Centraal Station)

13e verdieping

Koningin Julianaplein 10

2595 AA Den Haag

Contactpersonen Pels Rijcken:

De heer mr. R.A. Gallas en de heer mr. R.A. Spit

(070-515 38 50 of ra.spit@pelsrijcken.nl)

Werkinstructie format:

Bij de indiening van de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van onderstaand format. De minister gebruikt bij de beoordeling van de aanvraag de informatie zoals is vermeld in dit format.

Bij de invulling van het format dient de gemeente:

  • de vraag voldoende gemotiveerd kwalitatief te beantwoorden;

  • indien er kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, dan dient de gemeente deze bij te voegen;

  • eventueel te verwijzen naar onderliggende stukken. Als wordt verwezen naar onderliggende stukken dan moet een concrete verwijzing naar pagina(s) worden opgenomen. Het is niet de bedoeling dat de beoordelaars van de aanvraag moeten zoeken naar onderbouwingen, toelichtingen en beschrijvingen;

  • aan te geven of en in hoeverre informatie in de aanvraag als vertrouwelijk dient te worden behandeld.

Informatie die niet in het format opgenomen is, of waarnaar niet verwezen is, wordt niet meegenomen in de beoordeling.

De aanvraag wordt door de burgemeester en wethouders van de gemeente ondertekend. Het bestuur staat garant voor de juistheid van de informatie in deze aanvraag.

Een ondertekende aanvraag bestaande uit het format en eventueel onderliggende stukken dient in tweevoud te worden ingediend. Daarnaast dient een elektronische kopie van de aanvraag en eventuele onderliggende stukken te worden bijgevoegd.

Het format

1. Algemene informatie

Naam gemeente

 

Naam en functie contactpersoon

 

Betrokken partners

 

Bezoekadres

 

Postadres

 

Postcode

 

Plaats

 

Telefoonnummer

 

Fax

 

E-mail

 

2. Beschrijving van het project waarvoor een decentralisatie-uitkering wordt aangevraagd, waarbij in ieder geval is opgenomen:

– wat de geografische afbakening van het project is;

– welke onderdelen het project kent;

– een plankaart inclusief afbakening;

– een plan: beschrijving van de werkzaamheden die ertoe leiden dat het project gerealiseerd wordt.

 

3. Doel van het project. Wat wil de gemeente met het project bereiken?

 

4. Welke procedures moeten nog doorlopen worden om het project ten uitvoer te brengen? Hoe verloopt het besluitvormingsproces en wat is de doorlooptijd van deze procedures? De procedures waarnaar gevraagd wordt, zijn onder meer die procedures waar bezwaar mogelijk is en die de realisatie van het project kunnen verhinderen. Hierbij kan worden gedacht aan ruimtelijke-ordenings-procedures, grondverwervingen, vergunningprocedures en inspraakprocedures.

 

5. Wat is de financiële onderbouwing van het project? Dit dient een gedegen kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing te zijn, waarin in ieder geval is opgenomen:

a. wat de kosten zijn voor het project, opgebouwd volgens de Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK, CROW publicatie 137, tweede druk), prijspeil 2008. De volledige onderbouwing van de kostenraming dient meegeleverd te worden. Zie hiervoor ook de toelichting.

b. welke partijen welk bedrag dragen (procentueel en absoluut) en uit welke stukken dit blijkt. Afschrift van de stukken, met verwijzing bijvoegen.

c. wat de gevraagde bijdrage is (procentueel en absoluut). Hierbij dient, bij de onderbouwing, rekening gehouden te worden met artikel 3 en de daarin genoemde kosten.

d. voor welk jaar/welke jaren wordt de uitkering aangevraagd? (cashflow planning)

 

A. criterium ‘stedelijke bereikbaarheid’

In hoeverre worden nieuwe of bestaande woonwijken beter ontsloten?

Hierbij wordt een kwalitatieve beschrijving verwacht als mede een kwantitatieve aanduiding uitgedrukt in omrijtijd en reistijd.

 

In hoeverre worden stedelijke voorzieningen beter ontsloten?

Hierbij moet worden aangegeven om welke voorzieningen het gaat en, voor zover bekend, om hoeveel gebruikers het gaat.

 

In hoeverre wordt de relatie tussen functioneel samenhangende stedelijke gebieden verbeterd?

Hierbij moet worden aangegeven om welke samenhang het gaat en, indien bekend, om hoeveel gebruikers het gaat.

 

In hoeverre wordt de capaciteit en doorstroming van het onderliggende wegennet verbeterd?

Dit dient te worden uitgedrukt in wachttijden voor weggebruikers, onder te verdelen in gemotoriseerde voertuigen (behalve bromfietsen) en andere weggebruikers. Hierbij dient zowel de huidige als de toekomstige situatie te worden beschreven.

 

B. criterium ‘kwaliteit leefomgeving’

Is er sprake van een geluidssituatie waarbij de wettelijke normen worden overtreden? Verandert deze situatie als gevolg van realisatie van het project? Gaat het hier om een verhoging of verlaging van de geluidsoverlast? Voor hoeveel woningen, geluidsgevoelige bestemmingen, en geluidsgehinderden is dit het geval?

 

Is er sprake van een geluidssituatie binnen de wettelijke normen? Verandert deze situatie als gevolg van de realisatie van het project? Gaat het hier om een verhoging of verlaging van de geluidsoverlast? Voor hoeveel woningen, geluidsgevoelige bestemmingen, en geluidsgehinderden is dit het geval?

 

In hoeverre is er sprake van overlast voor de omgeving als gevolg van trillingen? In welke mate wijzigt dit door maatregelen uit het project.

 

In hoeverre leiden de maatregelen uit het project tot een verandering van de luchtkwaliteit?

 

Wat is het effect van het project op de sociale veiligheid in het plangebied?

 

In hoeverre is er draagvlak voor het project bij de inwoners en maatschappelijke organisaties?

 

Hoe beïnvloedt het project de economische ontwikkeling van het plangebied?

 

Hoe beïnvloedt het project de toekomstige stedelijke ontwikkelingen?

 

C. Criterium veiligheid

Wat is het effect van het project op de ongevalskans op overwegen in het plangebied?

 

In welke mate draagt het project bij aan het verhinderen van vandalisme op en om het spoor?

 

In welke mate draagt het project bij aan het verhinderen van suïcide op en om het spoor?

 

Wat is het effect van het project op de bereikbaarheid van het spoor (voor hulpdiensten en als vluchtwegen)?

 

Wat is het effect van het project op de veiligheid op het omliggende wegennet?

 

D. Spoorgebruik

In hoeverre is de toekomstvastheid en duurzaamheid van het spoorsysteem geborgd?

 

Wat is het effect van het project op:

a. de capaciteit van het spoorsysteem?

b. beschikbaarheid van het spoorsysteem?

c. betrouwbaarheid van het spoorsysteem?

Deze vraag dient zowel voor de nieuwe situatie na realisatie als voor de tijdelijke situatie tijdens de realisatie beantwoord te worden.

 

Wat is het effect van de maatregelen op de kosten van beheer en instandhouding van de spoorweginfrastructuur?

Opmerking: Indien het niet mogelijk is deze gegevens te leveren, zullen deze op verzoek van de minister ten behoeve van de beoordeling door ProRail worden bepaald.

 

Toelichting voor invulling Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK, CROW publicatie 137, tweede druk)

Uit de evaluatie van de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen is gebleken dat de invulling van de SSK in enkele gevallen op problemen stuitte. De raming moet dezelfde opbouw hebben als het SSK-spreadsheet. Deze is te vinden op de CROW-website (http:/www.crow.nl). Om de SSK-raming op goede wijze in te vullen zijn in onderstaande toelichting enkele punten aangestipt waarop een gemeente moet letten bij de invulling van de SSK-raming. N.B: Indien de SSK-raming wordt gevolgd wil dat overigens nog niet zeggen dat deze automatisch wordt goedgekeurd. Deze zal altijd getoetst worden.

Voor het kunnen toetsen van de kostenraming dient deze een opgave te bevatten van uitgangspunten, aannames, randvoorwaarden en uitsluitingen welke ten grondslag liggen aan de kostenraming, en dient deze vergezeld te zijn door de benodigde bijbehorende technische tekeningen die ten grondslag liggen aan de beraming en dus ook aan het project. Uit de onderbouwing moet blijken de hoeveelheid en prijzen, het prijsniveau in overeenstemming met complexiteit en uitvoeringsmethode, de indirecte kosten, realisatieonzekerheden en onnauwkeurigheden.

Ten behoeve van de invulling van de aanvraag en de SSK-raming zal op de website van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (http://www.verkeerenwaterstaat.nl/) nadere informatie worden opgenomen. Deze informatie zal bestaan uit stellingen ten behoeve van de kostenraming en stellingen algemeen en geldt slechts ter ondersteuning. Aan het volgen van deze stellingen kunnen geen rechten worden ontleend. De aanvraag zal altijd worden getoetst op volledigheid en de andere criteria van deze circulaire.

Toelichting bij bijlage 2 bij de Circulaire spoorse doorsnijdingen 2e tranche

Artikel 1

In dit punt is een omschrijving van hetgeen onder spoor wordt bedoeld opgenomen. Het is de bedoeling knelpunten bij in gebruik zijnde en in onbruik geraakte spoorwegen voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking te laten komen.

Het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport is met ingang van de begroting 2008 gewijzigd in Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport, hierna te noemen MIRT. Het MIRT verschijnt voortaan jaarlijks als onderdeel van de begrotingen van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Centraal element in het MIRT is de samenhang tussen ruimtelijke projecten, infrastructuur en (openbaar) vervoer.

Artikel 2

De decentralisatie-uitkering is bij voorkeur bedoeld voor gemeenten die bestaande plannen hebben om de barrièrewerking van het spoor te verminderen of op te heffen maar hier nog niet voldoende financiële middelen voor hebben. Het gaat om gemeenten die om of aan het spoor gelokaliseerd zijn. De desbetreffende projecten zullen moeten bijdragen aan stedelijke bereikbaarheid en daarnaast aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving, aan de verbetering van de veiligheid of spoorgebruik. Plannen die zich enkel op de weg, water of nieuwe stations richten, komen niet in aanmerking voor een decentralisatie-uitkering.

Artikel 3

Binnen de begroting van 2009 is een bedrag van € 142 miljoen gereserveerd voor een tweede tranche spoorse doorsnijdingen. Van dit bedrag wordt € 141 (prijspeil 2008) miljoen in de regeling opgenomen als plafond. Een bedrag van € 1 miljoen is gereserveerd voor de beoordeling van de aanvragen en de evaluatie van de verstrekte decentralisatie-uitkeringen.

Per project is niet meer dan € 15 miljoen beschikbaar. Uit de evaluatie van de eerste tranche is gebleken dat de toegewezen projecten gemiddeld een bedrag van € 4 miljoen hebben ontvangen. Het is de bedoeling meerdere projecten juist dat duwtje te geven om alsnog gerealiseerd te kunnen worden. Binnen een totaal budget van € 141 miljoen met een maximum van € 15 miljoen per project geeft dat mogelijkheden.

De kosten die voor een decentralisatie-uitkering in aanmerking komen zijn overgenomen uit de Regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen. Er is geen aanleiding om deze te wijzigen.

Sommige projecten zijn opgenomen in het MIRT of ontvangen op basis van een programma van het MIRT een bijdrage van de Minister van Verkeer en Waterstaat in dit verband. Om dubbele bijdragen vanuit het beleidsterrein van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te voorkomen is aan een bijdrage aan een project vanuit het MIRT en op basis van deze circulaire een maximum gesteld van 25%. Opname in het MIRT zal in dat geval niet leiden tot afwijzing maar tot een maximum van de totale bijdrage.

Artikel 4

Gekozen is voor een systeem van wie het eerst komt die het eerst ontvangt. De circulaire is bij voorkeur bedoeld voor gemeenten met bestaande plannen. De aanvragen kunnen daarom op korte termijn na inwerkingtreding van de circulaire worden ingediend. De aanvraag dient te worden ondertekend door burgemeester en wethouders. De aanvraag dient schriftelijk en in tweevoud te worden ingediend. Fax-berichten en e-mail vallen daar niet onder. De bijlagen en het aanvraagformulier moeten digitaal worden bijgevoegd. Gedacht kan worden aan CD-rom, USB-stick.

De aanvraag bevat het aanvraagformulier en de SSK-raming. Tevens dient de wijze van financiering van de totale kosten van het project te worden onderbouwd. Dat betekent dat het project aantoonbaar financieel 100% moet zijn gedekt op het moment van de aanvraag. Dit inclusief de decentralisatie-uitkering. De wijze van financiering moet zekerheid bevatten dat andere partijen inderdaad bijdragen. Een toezegging of een intentieverklaring van een andere partij is onvoldoende.

De aanvraag kan worden ingediend vanaf 27 november 2008 ten kantore van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn op werkdagen van 10.00 uur tot en met 17.00 uur. Indiening per post kan leiden tot registratie op een ander tijdstip dan door de aanvrager gewenst.

Aanvragen die voor 27 november 2008 of na 30 juni 2009 worden ingediend worden niet geregistreerd en niet behandeld. Tevens is toezending per fax of per email niet toegestaan.

Voor de registratie geldt het tijdstip en de datum van indienen of ontvangst per post door notaris mr. R.A. Gallas van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.

Artikel 5

De circulaire staat niet open voor projecten die al een bijdrage hebben ontvangen op basis van de Regeling eenmalige uikering spoorse doorsnijdingen.

Om te voorkomen dat nadat een decentralisatie-uitkering is verstrekt het project vervolgens niet wordt uitgevoerd, is het belangrijk dat gemeenten aantonen hoe de overige financiering plaatsvindt. Pas wanneer zij dit kunnen aantonen, kunnen zij in aanmerking komen voor een decentralisatie-uitkering. Bij de aanvraag moet dit goed onderbouwd worden.

Het rijksbeleid waarnaar wordt verwezen in onderdeel e, is onder meer de Kadernota Railveiligheid, de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, richtlijnen ten aanzien van de verschillende elementen bij de criteria en bijvoorbeeld ook brieven van de minister aan de Tweede Kamer.

Onderdeel f geeft aan dat projecten die reeds met uitvoeringswerkzaamheden zijn gestart voor publicatie van de circulaire niet in aanmerking komen voor een decentralisatie-uitkering. Daar het gaat om een circulaire om gemeenten te helpen bij de uitvoer van projecten die anders op de plank blijven liggen, komen projecten waarvan de werkzaamheden begonnen zijn niet in aanmerking voor een decentralisatie-uitkering. Uitgangspunt hierbij is dat voor deze plannen al voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Deze circulaire is bedoeld voor die projecten die tot op heden niet geheel financieel gedekt waren.

Artikel 6

Het beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van volgorde van binnenkomst. Nadat de aanvraag volledig is zal bekeken worden of het project voldoet aan de vereisten van deze circulaire.