Voorbeeld
[Regeling vervallen per 12-03-2014 met terugwerkende kracht tot en met 28-02-2014]
De heer Z heeft een pand, pand A, in eigendom dat hij verhuurt aan zijn BV, BV Z.
Hij wenst het pand te verkopen aangezien hij een in zijn ogen geschikter pand, pand
B, wenst te kopen. De huurder van pand A, BV Z, bewilligt in het beëindigen van de
huurovereenkomst ter zake van pand A en gaat gelijktijdig een huurovereenkomst aan
ter zake van pand B. Afrekening over de winst kan met toepassing van de ruilarresten
worden voorkomen.
Als een vermogensbestanddeel door brand wordt verwoest, men tot herbouw overgaat en
de verzekeringsuitkering daarvoor gebruikt, is in beginsel sprake van staking van
de werkzaamheid.
Bij een volledig tenietgaan van het pand eindigt de feitelijke terbeschikkingstelling.
Er kan echter nog wel sprake zijn van een juridische terbeschikkingstelling. Het huurrecht
is geregeld in Boek 7 van het BW. Met ingang van 2003 is in artikel 7:210, eerste lid, BW het volgende bepaald: ‘Indien een gebrek dat de verhuurder ingevolge artikel 206 niet verplicht is te verhelpen, het genot dat de huurder mocht verwachten, geheel
onmogelijk maakt, is zowel de huurder als de verhuurder bevoegd de huur op de voet
van artikel 267 van Boek 6 te ontbinden.’
Zolang partijen de huurovereenkomst niet hebben ontbonden, blijft het pand rechtens
ter beschikking staan aan de huurder. Afrekening over de boekwinst, de verzekeringsuitkering
minus de boekwaarde van het vermogensbestanddeel, kan dan achterwege blijven op basis
van de ruilarresten. Vóór de inwerkingtreding van artikel 7:210 BW verviel de huurovereenkomst van rechtswege indien het pand geheel en al was vergaan
(artikel 1589 BW).
Bij een gedeeltelijk tenietgaan van het pand kan de feitelijke terbeschikkingstelling
nog doorlopen. Als dit het geval is, wordt de terbeschikkingstelling niet beëindigd
en is toepassing van de ruilarresten op de boekwinst mogelijk. Voorts kan de huurovereenkomst
bij een gedeeltelijk tenietgaan worden voortgezet, waardoor er nog steeds sprake is
van rechtens ter beschikking staan van het pand. Ook vóór 1 januari 2003 was dit mogelijk
op grond van artikel 1589 BW.