Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009.
Geldend van 01-01-2009 t/m 31-01-2009

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8187684, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van starten, groeien en overdragen van ondernemingen (Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder

  • minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, vierde lid, wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU L 391) en, indien de subsidie-ontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.

Artikel 1.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt 50 procent van de loonkosten.

Artikel 1.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).

Hoofdstuk 2. Borgstelling MKB-kredieten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder een starter:

  • a. een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

  • b. een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld in onderdeel c via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

  • c. een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een bank, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een financier voor het sluiten van kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die betrekking hebben op:

    • a. bedrijfsborgstellingskredieten;

    • b. bodemsaneringsborgstellingskredieten.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de financier op grond van een kredietovereenkomst aan MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de kredietovereenkomst.

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, valt onder de de-minimis verordening.

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor subsidie komt niet in aanmerking een financier die een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer die:

    • a. een onderneming in stand houdt waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de onderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:

      • 1°. de beoefening van de land- of de tuinbouw, de vee- of visteelt, de visserij of de teelt van vee- of visvoer,

      • 2°. de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen of

      • 3°. het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;

    • b. een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg dan wel het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder.

  • 2 Voor subsidie komt niet in aanmerking een financier die een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer indien de hoogte van de kredietovereenkomst minder dan € 35.000 bedraagt.

Artikel 2.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt jaarlijks:

    • a. 2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar,

    • b. 2,4 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar,

    • c. 2,8 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan vier jaar, maar niet langer dan zes jaar,

    • d. 3,2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan negen jaar en

    • e. 3,6 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan negen jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.

Artikel 2.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond door vaststelling van maximumbedragen per financier die zich bij de minister heeft aangemeld.

  • 2 De minister stelt het maximumbedrag per financier uiterlijk 1 februari van elk kalenderjaar ambtshalve vast voor het voorgaande kalenderjaar.

Artikel 2.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er wordt borg gestaan voor 90 procent van het kredietbedrag.

  • 2 Indien er sprake is van een borgstellingskrediet aan een starter wordt in afwijking van het eerste lid borg gestaan voor 100 procent van het kredietbedrag.

Artikel 2.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het model voor de bedrijfsborgstellingsovereenkomst (één bank) is opgenomen in bijlage 2.1.

  • 2 Het model voor de bedrijfsborgstellingsovereenkomst (meer dan één bank) is opgenomen in bijlage 2.2.

  • 3 Het model voor de bodemsaneringsborgstellingskredietovereenkomst (één bank) is opgenomen in bijlage 2.3.

  • 4 Het model voor de bodemsaneringsborgstellingskredietovereenkomst (meer dan één bank) is opgenomen in bijlage 2.4.

Artikel 2.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om borgstelling als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, is opgenomen in bijlage 2.5.

Hoofdstuk 3. Groeifaciliteit

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • aandelenkapitaal: de aandelen in het kapitaal van een onderneming van een MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

    • a. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • 1°. welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • 2°. waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer en

      • 3°. ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen of

    • b. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • 1°. welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij en

      • 2°. ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°. gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°. gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend;

  • risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een financier, niet zijnde een startersfonds als bedoeld in artikel 4.1, voor het verstrekken van risicokapitaal aan een MKB-ondernemer.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een garantstelling voor de terugbetaling van risicokapitaal dat de financier op grond van een overeenkomst aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur de overeenkomst met een maximum van twaalf jaar.

  • 3 De garantstelling heeft slechts betrekking op risicokapitaal dat wordt verstrekt nadat de minister desgevraagd een reserveringsquotum heeft toegekend en voor zover het quotum toereikend en geldig is.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De financier verstrekt geen risicokapitaal aan een MKB-ondernemer wier activiteiten in overwegende mate betrekking hebben op:

  • a. landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

  • b. onroerend goed, met uitzondering van bemiddeling;

  • c. de financiële sector voor zover de MKB-ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

  • d. de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er wordt garant gestaan voor 50 procent van de waarde van het risicokapitaal.

  • 2 Indien de financier bij het verkrijgen van risicokapitaal een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, zijn de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze regeling slechts van toepassing op het gedeelte van het verkregen risicokapitaal dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op risicokapitaal waarbij de waarde van het risicokapitaal dat aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van dit hoofdstuk en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van deze regeling aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, niet meer bedraagt dan € 5.000.000.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zes leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd.

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In bijlage 3.1 is een model opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal.

  • 2 In bijlage 3.2 is een model opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van niet converteerbare achtergestelde leningen.

Artikel 3.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond voor het toekennen van reserveringsquota op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om een reserveringsquotum indien:

  • a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten of geen aanvraag voor het sluiten van een garantstellingsovereenkomst heeft ingediend;

  • b. de aanvraag om een reserveringsquotum minder bedraagt dan € 500.000;

  • c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst.

Artikel 3.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier is voor het verkrijgen van een reserveringsquotum een provisie van 1 procent van dit quotum verschuldigd.

  • 2 Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, wordt voor de garantie op het verstrekte risicokapitaal jaarlijks vastgesteld op:

    • a. 2,5 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal bedraagt indien de kapitaalverstrekking bestaat uit een niet converteerbare achtergestelde lening zonder dat deze gepaard gaat met een kapitaalverstrekking aan dezelfde MKB-ondernemer door de financier of door een andere financier die deel uitmaakt van dezelfde groep in de vorm van een converteerbare achtergestelde lening of aandelenkapitaal;

    • b. 3 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal bedraagt in andere gevallen.

Artikel 3.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Op gemeenschappelijk verzoek van een financier die beschikt over een reserveringsquotum en van een andere financier die een garantstellingsovereenkomst met de staat heeft, kan dit quotum geheel of gedeeltelijk voor de resterende periode worden overdragen aan de laatstgenoemde financier.

Artikel 3.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Jaarlijks vindt een evaluatie van de toepassing van deze regeling plaats, onder meer ter beoordeling of de inkomsten en de uitgaven ingevolge garantstellingen op grond van deze regeling met elkaar in evenwicht zijn.

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor:

  • a. het indienen van een aanvraag om garantstelling is opgenomen in bijlage 3.3;

  • b. het indienen van een aanvraag voor een reserveringsquotum is opgenomen in bijlage 3.4.

Hoofdstuk 4. Seed capital technostarters

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • achtergestelde vordering: een vordering van een startersfonds ten laste van een technostartersvennootschap,

    • a. die het startersfonds heeft verkregen door aan de technostartersvennootschap geld ter leen te verstrekken,

    • b. die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt en

    • c. waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling of een akkoord in faillissement van de debiteur, eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van de schulden die voortvloeien uit leningen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling is verbonden,

    • d. terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;

  • beheerskosten: alle kosten die een startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartersvennootschappen, uitgezonderd de verkrijgingprijs van de participaties;

  • fondsplan: een plan van een startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties en het begeleiden van de desbetreffende technostartersvennootschappen;

  • inkomsten: alle op geld waardeerbare voordelen die een startersfonds heeft uit een participatie, waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de technostartersvennootschap is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;

  • investeringsbudget: de financiële middelen die een startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben en die bestemd zijn om de verkrijgingprijs van participaties te voldoen;

  • investeringsperiode: de periode gedurende welke een startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging van participaties;

  • participatie: risicodragend kapitaal in de vorm van:

    • a. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap die het startersfonds rechtstreeks van de technostartersvennootschap heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde vordering of

    • b. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap als bedoeld onder 1° in combinatie met een achtergestelde vordering;

  • referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4 procent;

  • startersfonds: een vennootschap:

    • a. in de vorm van kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de andere lidstaten van de Europese Unie;

    • b. die blijkens de akte waarbij haar statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicodragend kapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen; en

    • c. waarin ten minste drie aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke vennoten deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een meerderheidsbelang in het fonds heeft;

  • technostarter: een rechtspersoon die een onderneming drijft:

    • a. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie;

    • b. die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister;

    • c. die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van dit hoofdstuk voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen;

  • technostartersvennootschap: een technostarter die

    • a. een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en

    • b. zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,

    behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;

  • verkrijgingprijs van een participatie: het bedrag in geld waarvoor het startersfonds de participatie heeft verkregen.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een startersfonds.

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een startersfonds voor het uitvoeren van een fondsplan.

  • 2 De subsidie wordt verleend in de vorm van een geldlening.

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie, bedoeld in artikel 4.2, is geen steun in de zin van artikel 87 en 88 EG-verdrag.

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In de overeenkomst van geldlening wordt bepaald dat:

    • a. de financier een deel van de inkomsten uit participaties overboekt aan de minister;

    • b. de financier geen andere activiteiten verricht dan de uitvoering van het fondsplan.

  • 2 In de overeenkomst van geldlening kunnen bepalingen worden opgenomen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De geldlening die op grond van de overeenkomst van geldlening ten hoogste kan worden geleend, bedraagt 50 procent van het investeringsbudget.

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er wordt borg gestaan voor 100 procent van het bedrag.

  • 3 Indien een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen een financiële bijdrage aan het investeringsbudget van de financier heeft verstrekt, wordt op grond van deze regeling slechts een zodanige geldlening verstrekt, dat het totaal van de geldlening en de andere financiële bijdragen niet meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde percentage.

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zes leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd.

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. onvoldoende aannemelijk is dat de financier gedurende de investeringsperiode daadwerkelijk zal beschikken over de middelen die de financier aan het investeringsbudget bijdraagt;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben voor het verkrijgen van participaties en voor het beheer van de financier op een wijze zoals bij participatiefondsen gebruikelijk is;

    • c. een fondsplan niet is gebaseerd op de uitgangspunten dat:

      • 1°. een financier participaties verkrijgt gedurende een investeringsperiode van ten hoogste zes jaar, en deze uiterlijk zes jaar na afloop van de investeringsperiode vervreemdt;

      • 2°. de totale verkrijgingprijs van de participaties die gedurende de investeringsperiode in één technostartersvennootschap worden verkregen, ten minste € 100.000 en ten hoogste € 2.500.000 bedraagt;

      • 3°. de gemiddelde totale verkrijgingprijs van de participaties die een financier gedurende de investeringsperiode per technostartersvennootschap verkrijgt, over alle technostartersvennootschappen genomen ten hoogste € 800.000 bedraagt;

      • 4°. de middelen die door een financier per half jaar aan een technostartersvennootschap worden verstrekt ten hoogste € 500.000 bedragen;

      • 5°. de beheerskosten jaarlijks ten hoogste 5 procent bedragen van het investeringsbudget;

      • 6°. de fondsbeheerder voor zijn werkzaamheden een beloning verkrijgt die afhankelijk is van zijn individuele prestatie;

      • 7°. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen zodanig wordt beperkt dat ten hoogste 35 procent van het totaal van de verkrijgingsprijzen van de participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;

      • 8°. voor achtergestelde vorderingen een rente wordt bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente;

      • 9°. de participaties verkregen worden in technostartersvennootschappen waarvan de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven ten minste redelijk zijn;

      • 10°. bij de beslissing van de financier inzake de verkrijging van een participatie rekening wordt gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartersvennootschap;

      • 11°. de participaties verkregen worden in technostartersvennootschappen waarin niet eerder een participatie is verkregen door een investeringsfonds, niet zijnde een financier, behoudens indien de eerdere participatie is verkregen door een investeringsfonds dat uitsluitend het verstrekken van risicodragend kapitaal aan technostartersvennootschappen tot doel heeft en dat naar het oordeel van de minister niet in staat is nieuwe participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen;

    • d. het fondsplan onvoldoende is onderbouwd;

    • e. onvoldoende vertrouwen bestaat dat het fondsplan naar behoren wordt uitgevoerd.

Artikel 4.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. de aanvrager meer kan steunen op relevante ervaring en deskundigheid;

    • b. het fondsplan meer bijdraagt aan de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostartersvennootschappen;

    • c. het fondsplan doelmatiger is ingericht.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 4.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 30, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de termijn waarbinnen een overeenkomst tot stand moet zijn gekomen twee weken.

Artikel 4.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, verschilt al naar gelang de inkomsten door de financier worden ontvangen in één van de volgende perioden:

    • a. periode A: vanaf het tot stand komen van deze overeenkomst van geldlening tot het tijdstip waarop het totaal van de door de financier uit de participaties verkregen inkomsten na aftrek van het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan de eigen bijdrage voor de verkregen participaties;

    • b. periode B: vanaf het onder a bedoelde tijdstip tot het tijdstip dat het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan het totaal op grond van de overeenkomst van lening opgenomen bedrag;

    • c. periode C: vanaf het tijdstip dat het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan het totaal op grond van de overeenkomst van lening opgenomen bedrag.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt:

    • a. in periode A: 20 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat;

    • b. in periode B: 50 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat;

    • c. in periode C: 20 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van het krediet van de Staat.

Artikel 4.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het formulier voor het indienen van een aanvraag om geldlening is opgenomen in bijlage 4.1.

  • 2 Het model voor een overeenkomst is opgenomen in bijlage 4.2.

Hoofdstuk 5. Kennisexploitatie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • financiële faciliteit: een lening of een aanspraak aan technostarter op een andere dan een geldelijke prestatie tegen uitgestelde betaling, die wordt verstrekt onder voorwaarden die niet afwijken van hetgeen in de markt gebruikelijk is, met uitzondering van de rente;

  • kennisexploitatieverband:

    • a. een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste één kennisinstelling, bedoeld in bijlage 5.1 en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren of

    • b. een organisatie met rechtspersoonlijkheid waarin ten minste één kennisinstelling, bedoeld in bijlage 5.1 en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren, zijn verbonden;

  • kennisexploitatieproject: een planmatig en met elkaar samenhangend geheel van activiteiten met een looptijd van ten hoogste vier jaar, dat bijdraagt aan

    • a. de exploitatie van technologische kennis; of

    • b. de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostarters;

  • technostarter:

    • a. een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft:

      • 1°. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie,

      • 2°. die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister,

      • 3°. die voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen of

    • b. een natuurlijke persoon die voorbereidingen treft voor de oprichting van een onderneming als bedoeld onder a.

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:

    • a. een kennisexploitatieverband dat rechtspersoonlijkheid bezit en dat voor eigen rekening en risico een kennisexploitatieproject uitvoert of

    • b. een deelnemer in een kennisexploitatieverband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit die tezamen met andere deelnemers in het kennisexploitatieverband een kennisexploitatieproject uitvoert.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten ten aanzien van:

    • a. het beoordelen welke technologische kennis waarover de in het kennisexploitatieverband deelnemende kennisinstelling beschikt, geschikt is voor exploitatie, het zoeken naar geschikte personen en ondernemingen die deze kennis willen gaan exploiteren en het aan hen of aan anderen overdragen van deze kennis met het oog op de exploitatie daarvan,

    • b. Nederlandse octrooiaanvragen op grond van de Rijksoctrooiwet 1995, gedaan door de kennisinstelling die deelneemt in het kennisexploitatieverband, en internationale octrooiaanvragen van die kennisinstelling die betrekking hebben op de technische vindingen en die worden ingediend op grond van het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Patent Cooperation Treaty (Trb. 1973, 20), voor zover sprake is van een toename van het aantal Nederlandse octrooiaanvragen op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 of internationale octrooiaanvragen op grond van de Patent Cooperation Treaty van 19 juni 1970 dat jaarlijks door die kennisinstelling is ingediend ten opzichte van het jaarlijks gemiddelde aantal aanvragen van de kennisinstelling in de vijf jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag,

    • c. het inventariseren van test- en onderzoeksapparatuur die door technostarters kan worden gebruikt en het adviseren van technostarters over die apparatuur, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden,

    • d. het leggen en onderhouden van contacten met personen die technostarters bij de oprichting en de opbouw van hun onderneming willen begeleiden en het adviseren van technostarters over die begeleiding, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden en

    • e. het verstrekken van financiële faciliteiten aan technostarters als bedoeld in artikel 5.1, onderdeel technostarters, onder 2°, ten behoeve van de oprichting van hun onderneming of de voorbereiding daarop, voor zover

      • 1°. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, deel uitmaken van een grondige en structurele aanpak ter bevordering van de exploitatie van technologische kennis en de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostarters;

      • 2°. bij de overdracht van kennis, al dan niet door de overdracht van een octrooi of de verlening van een licentie voor een octrooi, een prijs wordt bedongen waarin tevens de kosten zijn verdisconteerd die door de subsidieverlening zijn gedekt;

      • 3°. de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, c en d, niet reeds worden verricht ten tijde van de indiening van de aanvraag ter zake van het project.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De subsidie bedraagt, indien het activiteiten betreft als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel b:

    • a. 70 procent van de subsidiabel kosten maar niet meer dan € 17.500 per octrooiaanvraag indien de octrooiaanvraag of het desbetreffende octrooi binnen 30 maanden na de indiening van de Nederlandse octrooiaanvraag op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 of internationale octrooiaanvragen ingediend op grond van het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Patent Cooperation Treaty (Trb. 1973, 20), is overgedragen aan de onderneming van een technostarter of indien voor de octrooiaanvraag of het desbetreffende octrooi binnen deze periode een licentie is verleend aan de onderneming van een technostarter,

    • b. 50 procent van de subsidiabel kosten maar niet meer dan € 12.500 per octrooiaanvraag indien de octrooiaanvraag of het desbetreffende octrooi binnen 30 maanden na de indiening van de Nederlandse octrooiaanvraag op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 of de internationale octrooiaanvraag op grond van het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Patent Cooperation Treaty (Trb. 1973, 20), is overgedragen aan een andere onderneming dan die van een technostarter of indien voor de octrooiaanvraag of het desbetreffende octrooi binnen deze periode een licentie is verleend aan een andere onderneming dan die van een technostarter en

    • c. 30 procent van de subsidiabel kosten maar niet meer dan € 7.500 per octrooiaanvraag in andere gevallen.

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 5.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zes leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar.

Artikel 5.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. hij de projectkosten raamt op minder dan € 500.000;

  • b. niet aannemelijk is dat het kennisexploitatieproject, al dan niet in combinatie met andere activiteiten en voorzieningen, voorziet in een aanbod van alle activiteiten als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid;

  • c. aannemelijk is dat bij de activiteiten, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel a, en bij de overdracht van octrooiaanvragen of octrooien of bij de verlening van licenties op octrooiaanvragen of octrooien naar aanleiding van de in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel b, bedoelde activiteiten, zodanige voorwaarden worden gesteld dat derden niet of slechts zeer beperkt in staat worden gesteld kennis te verwerven;

  • d. het kennisexploitatieproject onvoldoende rekening houdt met de categorie van technostarters die niet afkomstig zijn van de kennisinstelling die deel uitmaakt van het kennisexploitatieverband;

  • e. onvoldoende aannemelijk is dat ten minste één kennisinstelling en één onderneming direct betrokken is bij de uitvoering van het kennisexploitatieproject;

  • f. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de activiteiten, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, na afloop van het kennisexploitatieproject op structurele basis worden voortgezet.

Artikel 5.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het kennisexploitatieproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 5.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Ten aanzien van de projectresultaten en de kennis die door het project is verkregen, verleent de subsidieontvanger medewerking aan de verdere verspreiding door de minister of door een door de minister aangewezen derde.

Artikel 5.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger is verplicht de verstrekte subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel e, volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terug te betalen aan de minister.

  • 2 De subsidieontvanger betaalt de subsidie terug aan minister indien hij niet de mogelijkheid heeft om aflossingen en afbetalingen te besteden voor het verstrekken van nieuwe financiële faciliteiten aan technostarters als bedoeld in artikel 5.1, onderdeel technostarter, onder 2°. In dat geval betaalt de subsidie-ontvanger naar rato van het aandeel van de subsidie in de financiële faciliteit een gedeelte van de aflossingen onderscheidenlijk afbetalingen van de financiële faciliteiten aan de minister terug.

  • 3 De subsidieontvanger brengt steeds na afloop van een periode van twaalf maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de ontvangen aflossingen en afbetalingen en de nieuw verstrekte financiële faciliteiten.

Artikel 5.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, niet:

    • a. indien hij een kennisexploitatieverband met rechtspersoonlijkheid is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden;

    • b. indien hij deelnemer is in een kennisexploitatieverband zonder rechtspersoonlijkheid meewerken aan de ontbinding ervan of aan het uittreden van een of meer deelnemers ervan.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 5.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 6. Ondernemerschap en onderwijs

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • CE-project: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het opzetten en totstandkomen van een Centre of Entrepreneurship;

    • CE-samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband, ten minste bestaande uit twee hoger onderwijsinstellingen die blijkens schriftelijke stukken samenwerken in het kader van een CE-project;

    • Centre of Entrepreneurship: de coördinatie, organisatie of ondersteuning van multidisciplinair en instellingsbreed ondernemerschapsonderwijs met als doel binnen een of meerdere hoger onderwijsinstellingen ondernemerschap te stimuleren;

    • hoger onderwijsinstelling: een onderwijsinstelling bedoeld in het eerste lid, onderdeel f;

    • ondernemerschapsonderwijsproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de totstandkoming, verbetering of verspreiding van ondernemerschap in het onderwijs;

    • onderwijssamenwerkingsverband: een samenwerkingsverband, bestaande uit ten minste twee onderwijsinstellingen en of instellingsonderdelen die blijkens schriftelijke stukken in het kader van ondernemerschapsonderwijs samenwerken.

§ 2. Ondernemerschapsonderwijsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een onderwijsinstelling of de deelnemers in een onderwijssamenwerkingsverband dat een ondernemerschapsonderwijsproject uitvoert.

Artikel 6.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie voor een ondernemerschapsonderwijsproject bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor subsidie komen de volgende rechtstreeks aan het ondernemerschapsonderwijsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten in aanmerking:

  • a. loonkosten van het personeel van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de onderwijsinstelling voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b. aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c. materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het ondernemerschapsonderwijsproject hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d. kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e. de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel 6.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 6.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er is een Adviescommissie ondernemerschap en onderwijs die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie en in dat kader omtrent de afwijzingsgronden voor een ondernemerschapsonderwijsproject, met uitzondering van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 22 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.10.

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden voor een termijn van ten hoogste vier jaar benoemd.

Artikel 6.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. voor het ondernemerschapsonderwijsproject reeds door de rijksoverheid subsidie is verstrekt;

    • b. het bedrijfsleven niet op enigerlei wijze betrokken is bij het ondernemerschapsonderwijsproject.

    • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de structurele voortzetting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • d. aannemelijk is dat de activiteiten geen verbetering, uitbreiding, wijziging of aanvulling inhouden van reeds bestaande activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs van de betrokken onderwijsinstellingen.

Artikel 6.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. het meer bijdraagt aan ondernemerschap als onderdeel van de leeromgeving of het curriculum van leerlingen en studenten;

    • b. de kwaliteit van het projectplan hoger is;

    • c. het ondernemerschapsonderwijs een groter aantal onderwijsinstellingen bereikt;

    • d. het ondernemerschapsonderwijs een groter aantal leerlingen of studenten van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen bereikt;

    • e. het meer bijdraagt aan de creativiteit en innovativiteit van het ondernemerschapsonderwijs.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 6.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 In afwijking van de artikelen 45 tot en met 47 kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door de minister voorschotten worden verstrekt.

  • 3 Een aanvraag om een voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een tussenrapportage.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier.

  • 5 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In het totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 80 procent van het bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

§ 3. Centres of Entrepreneurship

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling of een CE-samenwerkingsverband dat een CE-project uitvoert.

Artikel 6.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie voor een CE-project bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 3.000.000.

Artikel 6.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor subsidie komen de volgende rechtstreeks aan het CE-project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten in aanmerking:

  • a. loonkosten van het personeel van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de hoger onderwijsinstellingen voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b. aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c. materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het CE-project hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d. kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e. de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel 6.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 6.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Adviescommissie ondernemerschap en onderwijs, bedoeld in artikel 6.7, heeft tevens tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor een CE-project, met uitzondering van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 22 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.21.

Artikel 6.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Een aanvraag wordt niet ingediend dan nadat daarover door de Adviescommissie ondernemerschap en onderwijs aan de aanvrager advies is uitgebracht op basis van een vooraanmelding. In de vooraanmelding wordt aangegeven:

    • a. de wijze waarop binnen de betrokken hoger onderwijsinstelling invulling zal worden gegeven aan het ondernemerschapsonderwijs door een Centre of Entrepreneurship;

    • b. welke activiteiten het Centre of Entrepreneurship zal uitvoeren op het gebied van onderwijs, onderzoek en netwerken in het kader van ondernemerschapsonderwijs.

  • 2 Het advies van de adviescommissie richt zich op de volgende punten:

    • a. de structurele voortzetting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b. de verbetering, uitbreiding, wijziging of aanvulling van de voorgestelde activiteiten ten opzichte van reeds bestaande activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs;

    • c. de bijdrage die het CE-project levert aan de samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers van verschillende vakgebieden of opleidingen.

Artikel 6.20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. voor het CE-project reeds door de rijksoverheid subsidie is verstrekt;

    • b. het bedrijfsleven niet op enigerlei wijze betrokken is bij het CE-project;

    • c. het ondernemerschapsonderwijs niet toegankelijk is voor alle studenten van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen.

    • d. onvoldoende vertrouwen bestaat in de structurele voortzetting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • e. aannemelijk is dat de activiteiten geen verbetering, uitbreiding, wijziging of aanvulling inhouden van reeds bestaande activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs;

    • f. aannemelijk is dat het CE-project geen bijdrage levert aan de samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers van verschillende vakgebieden of opleidingen;

    • g. het onaannemelijk is dat het CE-project binnen een termijn van twaalf maanden kan aanvangen;

    • h. het CE-project onvoldoende zal bijdragen aan het tot stand brengen van effectief ondernemerschapsonderwijs.

Artikel 6.21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. door de bestaande infrastructuur en kennis van de hoger onderwijsinstelling en de bij het CE-project betrokken partijen meer bijdraagt aan de verankering en continuïteit van het ondernemerschapsonderwijs;

    • b. de kwaliteit van het projectplan hoger is;

    • c. meer bijdraagt aan de creativiteit en innovativiteit van de door het Centre van Entrepreneurship uitgevoerde activiteiten.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 6.22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 In afwijking van de artikelen 45 tot en met 47 kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door de minister voorschotten worden verstrekt.

  • 3 Een aanvraag om een voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een tussenrapportage.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier.

  • 5 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In het totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Hoofdstuk 7. Beroepsonderwijs in bedrijf

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • praktijkleren: alle vormen van leren in de beroepspraktijk of met behulp van de beroepspraktijk die in combinatie met theorieonderwijs strekken tot het behalen van een diploma in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;

  • samenwerkingsverband beroepsonderwijs: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband van ten minste één MKB-ondernemer en een beroepsonderwijsinstelling dat blijkens schriftelijke stukken samenwerkt in het kader van praktijkleren;

  • vernieuwingstraject: een traject gericht op het gezamenlijk door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen vernieuwen van de vorm, de inhoud en het proces van of de taakverdeling rondom het praktijkleren.

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan de deelnemers in een samenwerkingsverband beroepsonderwijs dat een project uitvoert dat bestaat uit een samenhangend geheel van activiteiten die zijn gericht op:

  • a. het leggen van de basis voor een samenwerking tussen een of meer ondernemers en een of meer beroepsonderwijsinstellingen met betrekking tot een vernieuwingstraject,

  • b. het door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen gezamenlijk ontwerpen en uitvoeren van het vernieuwingstraject of

  • c. het duurzaam verankeren van het door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen gezamenlijk ontwikkelde vernieuwingstraject op basis van schriftelijke afspraken.

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 7.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, is drie jaar voor de in artikel 7.2 genoemde activiteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten, genoemd in artikel 7.2, onderdeel a, een termijn van zes maanden geldt.

Artikel 7.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de voor rekening van de deelnemers blijvende subsidiabele kosten voor meer dan 60 procent voor rekening komen van de deelnemende ondernemers tezamen, dan wel van de deelnemende beroepsonderwijsinstellingen tezamen;

    • b. de personele inbreng in de uitvoering van het project niet evenredig is verdeeld over de deelnemende beroepsonderwijsinstellingen en de deelnemende ondernemers;

    • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de financiële haalbaarheid van het project;

    • d. onvoldoende aannemelijk is dat de samenwerking leidt tot verbetering van het praktijkleren;

    • e. de kosten van het project niet in verhouding zijn met de activiteiten en de te verwachten resultaten, met name voor de MKB-ondernemers;

    • f. onvoldoende vertrouwen bestaat in de structurele voortzetting van de activiteiten, bedoeld in artikel 7.2, onderdeel c, indien het project mede is gericht op duurzame verankering als daar bedoeld.

Artikel 7.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 46, vierde lid, en 47, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt het voorschot 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Artikel 7.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidieontvanger neemt deel aan de jaarlijkse bijeenkomst van projectleiders voor projecten die wordt georganiseerd door het Ministerie van Economische Zaken in het kader van deze regeling en brengt op deze bijeenkomst verslag uit omtrent de uitvoering van het project.

Artikel 7.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 7.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie-ontvanger is verplicht binnen drie maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening te starten met de activiteiten, bedoeld in artikel 7.2.

Artikel 7.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 8. Borgstelling scheepsnieuwbouw

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • contractprijs: de tussen opdrachtgever en scheepswerf overeengekomen prijs voor de bouw van een schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting;

  • kredietbedrag: het bedrag dat op grond van de kredietovereenkomst als krediet wordt verstrekt voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • kredietovereenkomst: schriftelijke overeenkomst tussen een scheepswerf en een financier waarbij de financier krediet verstrekt aan een scheepswerf voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • opdrachtgever: natuurlijke of rechtspersoon die opdracht heeft gegeven tot de bouw van een schip;

  • scheepswerf: een ondernemer die schepen ontwerpt, ontwikkelt, bouwt en uitrust, hetzij zelfstandig, hetzij deel uitmakend van een groep;

  • schip: een zichzelf voortstuwend schip, met een minimaal vermogen van 365 kW of een minimaal tonnage van 500 bruto ton, niet zijnde een schip dat overeenkomstig zijn fundamentele en technisch vermogen is bedoeld om voor militaire doeleinden te worden gebruikt.

Artikel 8.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een bank, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Artikel 8.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een financier voor het verstrekken van een krediet aan een in Nederland gevestigde scheepswerf ten behoeve van de bouw in Nederland van een nieuw schip.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de financier op grond van een kredietovereenkomst aan een scheepswerf heeft verstrekt.

Artikel 8.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er wordt borg gestaan voor 80 procent van het kredietbedrag, of voor zoveel minder als door de financier is aangevraagd.

  • 2 Er wordt geen borg gestaan voor de kosten die de financier in rekening brengt aan de scheepswerf, met uitzondering van de kosten van de financiering van de bouw van het schip.

Artikel 8.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier dient de aanvraag om borgstelling in binnen zeven werkdagen na het sluiten van de kredietovereenkomst.

  • 2 De minister stuurt de financier en de scheepswerf binnen vijf werkdagen een bevestiging van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a. de Staat ten behoeve van de scheepswerf reeds een garantie, borgstelling, verzekering of herverzekering voor de financiering van de bouw van het schip heeft afgegeven;

  • b. de contractprijs minder dan € 3.000.000 of meer dan € 100.000.000 bedraagt;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van de bouw van het schip;

  • d. het kredietbedrag meer dan 80 procent van de contractprijs betreft;

  • e. de kredietovereenkomst ten aanzien van het kredietbedrag een looptijd heeft van meer dan 36 maanden;

  • f. de financier op het moment van het verstrekken van het kredietbedrag waarvoor de Staat borg staat een lopende financieringsfaciliteit verlaagt;

  • g. de financier onvoldoende de naar normaal bankgebruik maximaal mogelijke zekerheden heeft gevestigd of zal vestigen bij de verstrekking van het kredietbedrag aan de scheepswerf;

  • h. door de verlening van de borgstelling het totaal van de op grond van dit besluit verleende borgstellingen ten behoeve van de scheepswerf of van de groep, waartoe deze scheepswerf behoort, meer zou bedragen dan 30 procent van het subsidieplafond;

  • i. gegronde vrees bestaat dat de scheepswerf zich in financiële moeilijkheden bevindt;

  • j. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de scheepswerf de capaciteiten heeft om de bouw van het schip naar behoren uit te voeren;

  • k. uit het contract tussen de opdrachtgever en de scheepswerf die de opdracht uit zal voeren niet blijkt dat de opdrachtgever, ter zake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, voorafgaand aan een uitbetaling van krediet op grond van de kredietovereenkomst, een of meer aanbetalingen doet ter hoogte van ten minste 5 procent van de contractsprijs;

  • l. uit het contract tussen de opdrachtgever en de scheepswerf die de opdracht uit zal voeren niet blijkt dat de aanbetaling door de opdrachtgever, ter zake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, oploopt tot ten minste 20 procent van de contractsprijs tot aflevering van het schip;

  • m. van de bouw van het schip onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 8.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het model voor de overeenkomst van borgtocht is opgenomen in bijlage 8.1.

Artikel 8.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De overeenkomst van borgtocht bevat:

  • a. een bepaling dat de financier uiterlijk tien weken na de beschikking tot het verlenen van een borgstelling, behoudens voorafgaande schriftelijke verlenging door de minister, aantoont dat de opdrachtgever en de scheepswerf ter zake van de opdracht een contract hebben zonder opschortende voorwaarden en dat de opdrachtgever ter zake van de opdracht een of meer betalingen heeft gedaan;

  • b. de verplichting van de financier onverwijld mededeling te doen aan de minister van een verzoek tot verlening van surseance van betaling of tot faillietverklaring van de scheepswerf of de opdrachtgever.

Artikel 8.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt jaarlijks tussen 0,8 procent en 1,5 procent van het bedrag dat op enig moment gedurende de bouw van een schip op basis van een kredietovereenkomst daadwerkelijk door een scheepswerf in krediet is opgenomen.

  • 2 De minister bepaalt in de beschikking tot verlening van borgstelling het tarief per individuele borgstelling.

  • 3 Het tarief, bedoeld in het tweede lid, wordt zodanig vastgesteld dat:

    • a. het marktconform is,

    • b. de provisie zowel de met de borgstellingstoekenning verbonden risico’s als de beheerkosten dekt;

    • c. rekening wordt gehouden met een realistische risicowaardering.

Artikel 8.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beziet eenmaal per jaar of de bij hoofdstuk 8 van deze regeling gestelde voorwaarden moeten worden herzien.

Artikel 8.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om borgstelling is opgenomen in bijlage 8.2.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 9.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 1.1, 2.5, 3.3, 3.4, 4.1, 5.2, 5.3, 7.1, 7.2 en 8.2, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 3 december 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 2.1. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, eerste lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bedrijfsborgstellingskrediet; één bank)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,

hierna te noemen: de minister

en

ten deze vertegenwoordigd door ........... hierna te noemen: de Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. gelieerde bank: een rechtspersoon waaraan de Bank direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor wier handelen de Bank volledig aansprakelijk is, en die als gelieerde bank is vermeld in artikel 21 van deze overeenkomst;

  • b. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

  • c. kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°. de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°. de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een gelieerde bank, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • d. krediet: bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • e. bedrijfsborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • f. bankfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de staat niet borg staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976;

  • g. uitwinning:

    • 1°. uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°. onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k. starter:

    • 1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 2°. een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld onder 3° via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 3°. een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

  • l. innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;

  • m. starters-borgstellingskrediet: bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend kan worden verstrekt aan een starter;

  • n. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • o. Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf 2. Borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf 3. Kredietmelding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:

    • a. indien het krediet of het deel ervan binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de minister is gemeld met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld,

    • b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde garantieprovisie door de Bank aan de staat betaald is,

    • c. voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden,

    • d. indien door de Bank gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer voor tenminste hetzelfde bedrag als het bedrijfsborgstellingskrediet of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan:

      • 1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, voor een bedrag van ten minste 25 procent, of

      • 2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve MKB-ondernemer was, voor een bedrag van ten minste 50 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet over een bankfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van bankfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank of een aan de Bank gelieerde bank.

  • 2 De minister bevestigt de ontvangst van een meldingsformulier schriftelijk binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingsformulieren door de minister bepalend.

  • 4 De meldingen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden gedaan met gebruikmaking van een ondertekend formulier.

  • 5 Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder d, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een gelieerde bank uit hoofde van een gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst door de Bank, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer verstrekt, indien de zekerheden van de gelieerde bank ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Paragraaf 4. Omvang van de borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.

  • 2 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 200.000 niet overschrijdt.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid worden:

    • a. bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;

    • b. kredieten, voor zover de staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat betrekking heeft op buitenlandse activiteiten van de MKB-ondernemer slechts in aanmerking genomen voor zover dit niet wordt aangewend voor investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 4 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, doch uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.

  • 2 De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier kalenderkwartalen opschorten indien:

    • a. de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,

    • b. de Bank uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle bankfaciliteiten gedurende de onder a bedoelde periode, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de bankfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:

      • 1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 25 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of

      • 2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was, ten minste 50 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en

    • c. de Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

  • 3 De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste twee maal plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste drie maal plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt:

    • a. aan een starter;

    • b. voor de financiering van nieuw te bouwen registergoederen, mits één van de opschortingen gedurende de bouw van dit onroerend goed plaats vindt.

  • 4 Indien:

    • a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,

    • b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer,

    • c. de Bank met betrekking tot de onder a bedoelde kosten bankfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van het in onderdeel a bedoelde belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, 25 procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet, en

    • d. de looptijd van de onder c bedoelde bankfaciliteiten ten minste even lang is als de looptijd van dit bedrijfsborgstellingskrediet, geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen schepen en vliegtuigen, voor zover deze zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, respectievelijk onder c, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 7 De minister bevestigt de ontvangst van een formulier als bedoeld in het tweede lid, onder c, binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 8 Indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar.

  • 9 Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten met dien verstande dat de totale looptijd van de kredietovereenkomst niet meer bedraagt dan 12 jaar.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 5, wordt geschorst met ingang van de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de Bank is opgeëist.

  • 3 De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surséance van betaling is verleend.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van de overeenkomstig artikel 13 ingediende aanvraag uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste

    • a. 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten, en niet meer dan

    • b. de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.

  • 2 Indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, bedraagt de omvang van de borgstelling, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van de overeenkomstig artikel 13 ingediende aanvraag uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:

    • a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste vier maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte van de Bank voor de MKB-ondernemer;

    • b. indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking een innovatieve MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid en het derde lid worden als bankfaciliteiten mede in aanmerking genomen:

    • a. de bedragen die een gelieerde bank uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en

    • b. de verplichtingen die een gelieerde bank tegenover een derde, niet zijnde een andere gelieerde bank of een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, onder c, 3°, indien de zekerheden van de gelieerde bank ter zake van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Paragraaf 5. Criteria en verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

    • a. de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

    • b. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

    • c. het bedrijfsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

    • d. de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

    • e. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

    • f. het bedrijfsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een gelieerde bank of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

    • g. de MKB-ondernemer beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg staat;

    • h. de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976, of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling voor het midden- en kleinbedrijf 1985;

    • i. de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

    • j. de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank over bankfaciliteiten die een bedrag van ten minste 100 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen dan wel indien:

      • 1. het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, ten minste 50 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen, of

      • 2. een starters-borgstellingskrediet niet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen;

    • k. de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

    • l. de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

      • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

      • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;

    • m. de Bank heeft in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de staat van de in artikel 9, eerste lid, genoemde bevoegdheden.

    • n. het bedrijfsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor buitenlandse investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

    • o. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

    • p. De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

      • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

      • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, niet meer bedraagt dan € 100.000;

      • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder j, wordt het bedrijfsborgstellingskrediet verhoogd met:

    • a. het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van de door de Bank aan de MKB-ondernemer verstrekte bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld, en

    • b. de door de Bank aan de MKB-ondernemer verstrekte kredieten, met uitzondering van vermogensversterkingskredieten en bijzondere hypothecaire geldleningen, voor zover de staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder j, is artikel 3, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, vijfde lid, en 7, vierde lid, de gelieerde bank, en de MKB-ondernemer voldoen aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst en met het oog op de nakoming door de staat van op hem rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit en deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank of de gelieerde bank, op de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten omtrent:

    • a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;

    • b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;

    • d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en

    • e. het verstrekken van inlichtingen.

  • 2 Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, vijfde lid, en 7, vierde lid, de gelieerde bank, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.

  • 3 Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Bank, de gelieerde bank of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 4 De Bank stelt, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten:

    • a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;

    • b. het door de afdeling ....... van de Bank in beheer nemen van het bedrijfsborgstellingskrediet;

    • c. de verlening van surséance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;

    • d. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 5 Na afsluiting van ieder boekjaar zendt de Bank voor 1 februari van het daaropvolgende jaar, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een opgave van de omvang van de borgstelling aan het einde van het boekjaar voor alle bedrijfsborgstellingskredieten te zamen, waarvoor de Bank nog geen verzoek om betaling als bedoeld in artikel 13 heeft ingediend. Deze omvang dient te worden berekend met toepassing van paragraaf 4.

  • 6 Binnen zes maanden na afsluiting van ieder boekjaar zendt de Bank, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt van de juistheid en volledigheid van de in het vijfde lid bedoelde opgave.

  • 7 Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de staat als borg.

  • 8 De Bank zal er voor zorgdragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een gelieerde bank of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is.

  • 9 De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:

    • a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien een aanvraag om betaling als bedoeld in artikel 13 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, brengt de Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.

  • 2 De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Bank verlangen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 13 is ingediend of, indien een verzoek om betaling is ingediend op een moment waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, na de datum waarop de Bank de minister heeft bericht dat de uitwinning is voltooid of dat aannemelijk is dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, is de Bank gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de staat het door de staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de staat verschuldigde bedragen.

  • 2 De Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

  • 2 Een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid dient door de Bank schriftelijk bij de minister te worden ingediend.

  • 3 De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 6. Vaststelling betalingsverplichting

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, doch in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een aanvraag in om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister bevestigt de ontvangst van een aanvraag om betaling schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

  • 2 De minister deelt zijn beslissing op de aanvraag binnen negen maanden na de bevestiging van de ontvangst schriftelijk aan de Bank mede.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister stelt het uit hoofde van deze overeenkomst door de staat verschuldigde bedrag vast overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, vierde, vijfde en zesde lid.

  • 2 Voor zover de Bank bij haar aanvraag om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het naar normaal bankgebruik noodzakelijk maakten de bankfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid, buiten toepassing.

  • 3 De minister kan in ieder geval afwijzend beslissen op een aanvraag:

    • a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 9, eerste lid;

    • b. indien de Bank in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

Paragraaf 7. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Betalingen door de staat aan de Bank en door de Bank aan de staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de Bank van een rekening die de Bank zal aanhouden ten name van het Ministerie van Economische Zaken, met vermelding van 'verliesdeclaraties'.

  • 2 Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de in Het Financieele Dagblad gepubliceerde basisrente.

Paragraaf 8. Diversen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De verplichtingen van de staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Bank met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:

    • a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,

    • b. de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en

    • c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 13 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de staat.

  • 2 Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 11, eerste lid, ontvangen zijn en niet ontvangen zijn uit hoofde van de uitwinning van zekerheden, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten.

  • 3 De Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 16, eerste lid, per de datum van verzending van de aanvraag, bedoeld in artikel 13, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente als bedoeld in artikel 16, tweede lid, over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 5, op grond van artikel 6 is geschorst.

  • 4 De Bank zal de rekening per de datum van de beslissing van de minister, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het bedrag waarop de minister de betaling vaststelde, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente als bedoeld in artikel 16, tweede lid, over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de vaststelling van de betaling.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Gelieerde bank(en) in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn) ...........

Paragraaf 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.

  • 2 Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de Bank.

  • 3 Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Bank schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in de paragrafen 5, 6, 7 of 8 van deze overeenkomst.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan de Bank deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van de hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.

  • 7 Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.

Getekend te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage 2.2. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bedrijfsborgstellingskrediet; meer dan één bank)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen:

de minister

en ....(inclusief de centrale Bank indien deze bedrijfsborgstellingskredieten verstrekt) ...., hierna gezamenlijk te noemen de Banken en ieder voor zich de Bank, ten deze vertegenwoordigd door...... hierna te noemen: de centrale Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. gelieerde bank: een rechtspersoon waaraan een van de Banken voor zich, dan wel twee of meer Banken gezamenlijk, direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft respectievelijk verschaffen of voor wier handelen deze Bank volledig aansprakelijk is of deze Banken volledig aansprakelijk zijn, en die als gelieerde bank is vermeld in artikel 21 van deze overeenkomst;

  • b. groep: waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • c. kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°. de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op Bank, of

    • 3°. de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een gelieerde bank, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • d. krediet: bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • e. bedrijfsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • f. bankfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de staat niet borg staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976;

  • g. uitwinning:

    • 1°. uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°. onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k. starter:

    • 1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 2°. een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld onder 3° via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 3°. een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

  • l. innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;

  • m. starters-borgstellingskrediet: een bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend kan worden verstrekt aan een starter;

  • n. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • o. Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf 2. Borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Banken voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Banken worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf 3. Kredietmelding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:

    • a. indien het krediet of het deel ervan binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst door de centrale Bank aan de minister is gemeld met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld,

    • b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde garantieprovisie door de centrale Bank aan de staat betaald is,

    • c. voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden,

    • d. indien door de Bank gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer voor tenminste hetzelfde bedrag als het bedrijfsborgstellingskrediet of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan:

      • 1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, voor een bedrag van ten minste 25 procent, of

      • 2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve MKB-ondernemer was, voor een bedrag van ten minste 50 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet over een bankfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van bankfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank of een aan de Bank gelieerde bank.

  • 2 De minister bevestigt de ontvangst van een meldingsformulier schriftelijk binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingsformulieren door de minister bepalend.

  • 4 De meldingen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden gedaan met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier.

  • 5 Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder d, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een gelieerde bank uit hoofde van een gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst door de Bank, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer verstrekt, indien de zekerheden van de gelieerde bank ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Paragraaf 4. Omvang van de borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.

  • 2 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 200.000 niet overschrijdt.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid worden:

    • a. bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;

    • b. kredieten, voor zover de staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat betrekking heeft op buitenlandse activiteiten van de MKB-ondernemer slechts in aanmerking genomen voor zover dit niet wordt aangewend voor investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 4 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, doch uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.

  • 2 De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier kalenderkwartalen opschorten indien:

    • a. de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,

    • b. de Bank uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle bankfaciliteiten gedurende de onder a bedoelde periode, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de bankfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:

      • 1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 25 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of

      • 2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was, ten minste 50 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en

    • c. de centrale Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

  • 3 De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste twee maal plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste drie maal plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt:

    • a. aan een starter;

    • b. voor de financiering van nieuw te bouwen registergoederen, mits één van de opschortingen gedurende de bouw van dit onroerend goed plaats vindt.

  • 4 Indien:

    • a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,

    • b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer,

    • c. de Bank met betrekking tot de onder a bedoelde kosten bankfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van het in onderdeel a bedoelde bedrijfsborgstellingskrediet belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, 25 procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet, en

    • d. de looptijd van de onder c bedoelde bankfaciliteiten ten minste even lang is als de looptijd van dit bedrijfsborgstellingskrediet, geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen schepen en vliegtuigen, voor zover deze zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, respectievelijk onder c, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 7 De minister bevestigt de ontvangst van een formulier als bedoeld in het tweede lid, onder c, schriftelijk binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 8 Indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar.

  • 9 Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten, met dien verstande dat de totale looptijd van de kredietovereenkomst niet meer bedraagt dan 12 jaar.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 5, wordt geschorst met ingang van de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de Bank is opgeëist.

  • 3 De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surséance van betaling is verleend.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van de overeenkomstig artikel 13 ingediende aanvraag uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste

    • a. 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten en niet meer dan

    • b. de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.

  • 2 Indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, bedraagt de omvang van de borgstelling, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van de overeenkomstig artikel 13 ingediende aanvraag uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:

    • a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste vier maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer;

    • b. indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking een innovatieve MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid en het derde lid worden als bankfaciliteiten mede in aanmerking genomen:

    • a. de bedragen die een gelieerde bank uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en

    • b. de verplichtingen die een gelieerde bank tegenover een derde, niet zijnde een andere gelieerde bank of een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, 3°, indien de zekerheden van de gelieerde bank ter zake van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Paragraaf 5. Criteria en verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

    • a. de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

    • b. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

    • c. het bedrijfsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

    • d. de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

    • e. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

    • f. het bedrijfsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het borgstellingskrediet verstrekt, aan een andere Bank, aan een gelieerde bank of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

    • g. de MKB-ondernemer beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg staat;

    • h. de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling voor het midden- en kleinbedrijf 1985;

    • i. de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

    • j. de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank over bankfaciliteiten die een bedrag van ten minste 100 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen dan wel indien:

      • 1. het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, ten minste 50 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen, of

      • 2. een starters-borgstellingskrediet niet wordt verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet belopen;

    • k. de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

    • l. de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

      • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

      • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;

    • m. de Bank heeft in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de staat van de in artikel 9, eerste lid, genoemde bevoegdheden.

    • n. het bedrijfsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor buitenlandse investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

    • o. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

    • p. De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

      • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

      • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, niet meer bedraagt dan € 100.000;

      • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder j, wordt het bedrijfsborgstellingskrediet verhoogd met:

    • a. het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van de door de Bank aan de MKB-ondernemer verstrekte bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld, en

    • b. de door de Bank aan de MKB-ondernemer verstrekte kredieten, met uitzondering van vermogensversterkingskredieten en bijzondere hypothecaire geldleningen, voor zover de staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 nog borg staat.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder j, is artikel 3, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, vijfde lid, en 7, vierde lid, de gelieerde bank, en de MKB-ondernemer voldoen aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst en met het oog op de nakoming door de staat van op hem rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit en deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank of de gelieerde bank, op de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten omtrent:

    • a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;

    • b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;

    • d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en

    • e. het verstrekken van inlichtingen.

  • 2 Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, vijfde lid, en 7, vierde lid, de gelieerde bank, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.

  • 3 Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Bank, de gelieerde bank of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 4 De centrale Bank stelt, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten:

    • a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;

    • b. het door de afdeling ....... van de Bank in beheer nemen van het bedrijfsborgstellingskrediet;

    • c. de verlening van surséance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;

    • d. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 5 Na afsluiting van ieder boekjaar zendt de centrale Bank voor 1 februari van het daaropvolgende jaar, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een opgave van de omvang van de borgstelling aan het einde van het boekjaar voor alle bedrijfsborgstellingskredieten te zamen, waarvoor de centrale Bank nog geen verzoek om betaling als bedoeld in artikel 13 heeft ingediend. Deze omvang dient te worden berekend met toepassing van paragraaf 4.

  • 6 Binnen zes maanden na afsluiting van ieder boekjaar zendt de centrale Bank, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt van de juistheid en volledigheid van de in het vijfde lid bedoelde opgave.

  • 7 Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de staat als borg.

  • 8 De Bank zal er voor zorgdragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een gelieerde bank of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is.

  • 9 De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:

    • a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien een aanvraag om betaling als bedoeld in artikel 13 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, brengt de centrale Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.

  • 2 De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Banken verlangen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 13 is ingediend of, indien een verzoek om betaling is ingediend op een moment waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, na de datum waarop de centrale Bank de minister heeft bericht dat de uitwinning is voltooid of dat aannemelijk is dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, is de Bank gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de staat het door de staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de staat verschuldigde bedragen.

  • 2 De centrale Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar of door de Bank ondernomen activiteiten, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister op een verzoek ingediend door de centrale Bank. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

  • 2 Een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid dient door de centrale Bank schriftelijk bij de minister te worden ingediend.

  • 3 De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 6. Vaststelling betalingsverplichting

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De centrale Bank dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, doch in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een aanvraag in om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister bevestigt de ontvangst van een aanvraag om betaling schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

  • 2 De minister deelt zijn beslissing op de aanvraag binnen negen maanden na de bevestiging van de ontvangst schriftelijk aan de centrale Bank mede.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister stelt het uit hoofde van deze overeenkomst door de staat verschuldigde bedrag vast overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, vierde, vijfde en zesde lid.

  • 2 Voor zover de centrale Bank bij haar aanvraag om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het naar normaal bankgebruik noodzakelijk maakten de bankfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid, buiten toepassing.

  • 3 De minister kan in ieder geval afwijzend beslissen op een aanvraag:

    • a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 9, eerste lid;

    • b. indien de Bank of de centrale Bank in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

Paragraaf 7. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Betalingen door de staat aan de Bank en door de Bank aan de staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de centrale Bank van een rekening die de centrale Bank zal aanhouden ten name van het Ministerie van Economische Zaken, met vermelding van 'verliesdeclaraties'.

  • 2 Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de in Het Financieele Dagblad gepubliceerde basisrente.

Paragraaf 8. Diversen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De verplichtingen van de staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Bank met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:

    • a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,

    • b. de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en

    • c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De centrale Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 13 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de staat.

  • 2 Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 11, eerste lid, ontvangen zijn en niet ontvangen zijn uit hoofde van de uitwinning van zekerheden, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten.

  • 3 De centrale Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 16, eerste lid, per de datum van verzending van de aanvraag, bedoeld in artikel 13, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente als bedoeld in artikel 16, tweede lid, over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 5, op grond van artikel 6 is geschorst.

  • 4 De centrale Bank zal de rekening per de datum van de beslissing van de minister, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het bedrag waarop de minister de betaling vaststelde, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente als bedoeld in artikel 16, tweede lid, over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de vaststelling van de betaling.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank of de centrale Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de centrale Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Gelieerde bank(en) in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn) ...........

Paragraaf 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.

  • 2 Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de centrale Bank.

  • 3 Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Banken schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien een Bank of de centrale Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in de paragrafen 5, 6, 7 of 8 van deze overeenkomst.

  • 5 In afwijking van het derde lid kunnen de Banken deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.

  • 6 Opzegging door de Banken als bedoeld in het derde en vijfde lid is uitsluitend mogelijk indien dit geschiedt door alle Banken gezamenlijk.

  • 8 Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.

Getekend te 's-Gravenhage op ......

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage 2.3. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, derde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bodemsaneringsborgstellingskrediet; één bank)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen: de minister

en

ten deze vertegenwoordigd door ...... hierna te noemen: de Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b. kredietovereenkomst: een overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°. de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°. de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • c. krediet: een bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • d. bodemsaneringsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • e. saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming;

  • f. saneringsbestek: bestek gebaseerd op een saneringsplan, dat een gedetailleerde beschrijving omvat van de aard en de omvang van de uit te voeren sanering van de bodem met een nauwkeurige beschrijving van het te bereiken resultaat en waaruit de omvang van de saneringskosten kan worden afgeleid;

  • g. uitwinning:

    • 1°. uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°. onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°. indien het faillissement van de ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • l. Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf 2. Borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bodemsaneringsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf 3. Kredietmelding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:

    • a. indien het krediet of het deel ervan binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de minister is gemeld met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld,

    • b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde garantieprovisie door de Bank aan de staat betaald is,

    • c. voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden.

  • 2 De minister bevestigt de ontvangst van een meldingsformulier schriftelijk binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingsformulieren door de minister bepalend.

  • 4 De meldingen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden gedaan met gebruikmaking van een ondertekend formulier.

Paragraaf 4. Omvang van de borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bodemsaneringsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet het totaal van de bodemsaneringsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bodemsaneringsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid worden bodemsaneringsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van die bodemsaneringsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 4 in aanmerking te nemen bodemsaneringsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal met een zodanig vast bedrag verminderd, dat het bodemsaneringsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, doch uiterlijk na verloop van 18 jaar, nihil bedraagt.

  • 2 De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier kalenderkwartalen opschorten indien:

    • a. de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bodemsaneringsborgstellingskrediet, en

    • b. de Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

  • 3 De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste twee maal plaats.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 5 De minister bevestigt de ontvangst van een formulier als bedoeld in het tweede lid, onder b, schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 5, wordt geschorst met ingang van de dag waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet is opgeëist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet door de Bank is opgeëist.

  • 3 De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surséance van betaling is verleend.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van een overeenkomstig artikel 14 ingediende aanvraag uit hoofde van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of bodemsaneringsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of de bodemsaneringsborgstellingskredieten.

Paragraaf 5. Criteria en verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  • a. De Bank heeft de beschikking over de volgende bescheiden:

  • b. de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

  • c. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

  • d. het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

  • e. het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan de saneringskosten die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als kosten van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de sanering van de bodem;

  • f. de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

  • g. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

  • h. het bodemsaneringsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bodemsaneringsborgstellingskrediet verstrekt of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

  • i. de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985;

  • j. de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

  • k. de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bodemsaneringsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

  • l. de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

    • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

  • m. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000.

    Een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

  • n. De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

    • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

    • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, meer bedraagt dan € 100.000;

    • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Bank voldoet slechts aan de voor haar uit het bodemsaneringsborgstellingskrediet jegens de MKB-ondernemer voortvloeiende betalingsverplichtingen voor zover de MKB-ondernemer door het overleggen van facturen de verschuldigdheid van de kosten, die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, ten 1° zijn aangemerkt als noodzakelijk voor de sanering van de bodem, heeft aangetoond.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank voldoet aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit en deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank, op de MKB-ondernemer aan wie het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten omtrent:

    • a. het toegang verlenen tot door haar gebruikte plaatsen;

    • b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;

    • d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en

    • e. het verstrekken van inlichtingen.

  • 2 Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.

  • 3 Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Bank onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 4 De Bank stelt, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten:

    • a. vervroegde volledige aflossing van het bodemsaneringsborgstellingskrediet;

    • b. het door de afdeling ....... van de Bank in beheer nemen van het bodemsaneringsborgstellingskrediet;

    • c. de verlening van surséance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;

    • d. opeising van het bodemsaneringsborgstellingskrediet.

  • 5 Na afsluiting van ieder boekjaar zendt de Bank voor 1 februari van het daaropvolgende jaar, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een opgave van de omvang van de borgstelling aan het einde van het boekjaar voor alle bodemsaneringsborgstellingskredieten te zamen, waarvoor de Bank nog geen verzoek om betaling als bedoeld in artikel 14 heeft ingediend. Deze omvang dient te worden berekend met toepassing van paragraaf 4.

  • 6 Binnen zes maanden na afsluiting van ieder boekjaar zendt de Bank, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt van de juistheid en volledigheid van de in het vijfde lid bedoelde opgave.

  • 7 Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de staat als borg.

  • 8 De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:

    • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien een aanvraag om betaling als bedoeld in artikel 14 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, brengt de Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.

  • 2 De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Bank verlangen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 14 is ingediend of, indien een verzoek om betaling is ingediend op een moment waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, na de datum waarop de Bank de minister heeft bericht dat de uitwinning is voltooid of dat aannemelijk is dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, is de Bank gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de staat het door de staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de staat verschuldigde bedragen.

  • 2 De Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

  • 2 Een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid dient door de Bank schriftelijk bij de minister te worden ingediend.

  • 3 De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 6. Vaststelling betalingsverplichting

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, doch in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een aanvraag in om betaling uit hoofde van de bodemsaneringsborgstellingsovereenkomst.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister bevestigt de ontvangst van een aanvraag om betaling schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

  • 2 De minister deelt zijn beslissing op de aanvraag binnen negen maanden na de bevestiging van de ontvangst schriftelijk aan de Bank mede.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister stelt het uit hoofde van deze overeenkomst door de staat verschuldigde bedrag vast overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, met uitzondering van het bepaalde in artikel 10, vierde, vijfde en zesde lid.

  • 2 De minister kan in ieder geval afwijzend beslissen op een aanvraag:

    • a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • b. indien de Bank in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

Paragraaf 7. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Betalingen door de staat aan de Bank en door de Bank aan de staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de Bank van een rekening die de Bank zal aanhouden ten name van het Ministerie van Economische Zaken, met vermelding van 'bodemsaneringsverliesdeclaraties'.

  • 2 Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de in Het Financieele Dagblad gepubliceerde basisrente.

Paragraaf 8. Diversen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De verplichtingen van de staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bodemsaneringsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Bank met betrekking tot het bodemsaneringsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bodemsaneringsborgstellingskrediet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de staat met betrekking tot een bodemsaneringsborgstellingskrediet van kracht, indien:

    • a. de MKB-ondernemer aan wie het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,

    • b. de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en

    • c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 14 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de staat.

  • 2 Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 12, eerste lid, ontvangen zijn en niet ontvangen zijn uit hoofde van de uitwinning van zekerheden, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten.

  • 3 De Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 17, eerste lid, per de datum van verzending van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente als bedoeld in artikel 17, tweede lid, over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 5, op grond van artikel 6 is geschorst.

  • 4 De Bank zal de rekening per de datum van de beslissing van de minister, bedoeld in artikel 15, tweede lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het bedrag waarop de minister de betaling vaststelde, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente als bedoeld in artikel 17, tweede lid, over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de vaststelling van de betaling.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting bedoeld in artikel 20, eerste lid, niet is nagekomen.

Paragraaf 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.

  • 2 Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de Bank.

  • 3 Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Bank schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in de paragrafen 5, 6, 7 of 8 van deze overeenkomst.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan de Bank de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.

  • 7 Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bodemsaneringsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bodemsaneringsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.

Getekend te 's-Gravenhage op ......

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage 2.4. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, vierde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bodemsaneringsborgstellingskrediet; meer dan één bank)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen: de minister

en (inclusief de centrale Bank indien deze bodemsaneringsborgstellingskredieten verstrekt), ...... hierna gezamenlijk te noemen de Banken en ieder voor zich de Bank, ten deze vertegenwoordigd door ........... hierna te noemen: de centrale Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b. kredietovereenkomst: een overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°. de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°. de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • c. krediet: een bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • d. bodemsaneringsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • e. saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming;

  • f. saneringsbestek: bestek gebaseerd op een saneringsplan, dat een gedetailleerde beschrijving omvat van de aard en de omvang van de uit te voeren sanering van de bodem met een nauwkeurige beschrijving van het te bereiken resultaat en waaruit de omvang van de saneringskosten kan worden afgeleid;

  • g. uitwinning:

    • 1°. uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°. onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • l. Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf 2. Borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Banken voor de terugbetaling van bodemsaneringsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Banken worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf 3. Kredietmelding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:

    • a. indien het krediet of het deel ervan binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst door de centrale Bank aan de minister is gemeld met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld,

    • b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde garantieprovisie door de centrale Bank aan de staat betaald is,

    • c. voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden.

  • 2 De minister bevestigt de ontvangst van een meldingsformulier schriftelijk binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingsformulieren door de minister bepalend.

  • 4 De meldingen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden gedaan met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier.

Paragraaf 4. Omvang van de borgstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bodemsaneringsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet het totaal van de bodemsaneringsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep, een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bodemsaneringsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de krediet- overeenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid worden bodemsaneringsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 en 6 berekende gedeelte van die bodemsaneringsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 4 in aanmerking te nemen bodemsaneringsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal met een zodanig vast bedrag verminderd, dat het bodemsaneringsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, doch uiterlijk na verloop van 18 jaar, nihil bedraagt.

  • 2 De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier kalenderkwartalen opschorten indien:

    • a. de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bodemsaneringsborgstellingskrediet, en

    • b. de centrale Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

  • 3 De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste twee maal plaats.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 5 De minister bevestigt de ontvangst van een formulier als bedoeld in het tweede lid, onder b, schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 5, wordt geschorst met ingang van de dag waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet is opgeëist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet door de Bank is opgeëist.

  • 3 De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surséance van betaling is verleend.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van een overeenkomstig artikel 14 ingediende aanvraag uit hoofde van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of bodemsaneringsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of de bodemsaneringsborgstellingskredieten.

Paragraaf 5. Criteria en verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  • a. De Bank heeft de beschikking over de volgende bescheiden:

  • b. de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

  • c. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

  • d. het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

  • e. het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan de saneringskosten die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als kosten van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de sanering van de bodem;

  • f. de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

  • g. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

  • h. het bodemsaneringsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het verstrekt, aan een andere Bank, of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

  • i. de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985, of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985;

  • j. de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

  • k. de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bodemsaneringsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

  • l. de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

    • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

  • m. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000.

    Een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

  • n. De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

    • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

    • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, meer bedraagt dan € 100.000;

    • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Bank voldoet slechts aan de voor haar uit het bodemsaneringsborgstellingskrediet jegens de MKB-ondernemer voortvloeiende betalingsverplichtingen voor zover de MKB-ondernemer door het overleggen van facturen de verschuldigdheid van de kosten, die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als noodzakelijk voor de sanering van de bodem, heeft aangetoond.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Banken voldoen aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit en deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank, op de MKB-ondernemer aan wie het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten omtrent:

    • a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;

    • b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;

    • d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en

    • e. het verstrekken van inlichtingen.

  • 2 Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.

  • 3 Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Bank onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 4 De centrale Bank stelt, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten:

    • a. vervroegde volledige aflossing van het bodemsaneringsborgstellingskrediet;

    • b. het door de afdeling ..... van de Bank in beheer nemen van het bodemsaneringsborgstellingskrediet;

    • c. de verlening van surséance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;

    • d. opeising van het bodemsaneringsborgstellingskrediet.

  • 5 Na afsluiting van ieder boekjaar zendt de centrale Bank voor 1 februari van het daaropvolgende jaar, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, aan de minister een opgave van de omvang van de borgstelling aan het einde van het boekjaar voor alle bodemsaneringsborgstellingskredieten te zamen, waarvoor de centrale Bank nog geen verzoek om betaling als bedoeld in artikel 14 heeft ingediend. Deze omvang dient te worden berekend met toepassing van paragraaf 4.

  • 6 Binnen zes maanden na afsluiting van ieder boekjaar zendt de centrale Bank, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld aan de minister een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt van de juistheid en volledigheid van de in het vijfde lid bedoelde opgave.

  • 7 Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de staat als borg.

  • 8 De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:

    • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien een aanvraag om betaling als bedoeld in artikel 14 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, brengt de centrale Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.

  • 2 De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Banken verlangen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 14 is ingediend of, indien een verzoek om betaling is ingediend op een moment waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, na de datum waarop de centrale Bank de minister heeft bericht dat de uitwinning is voltooid of dat aannemelijk is dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodsemsaneringsborgstellingskrediet, is de Bank gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de staat het door de staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de staat verschuldigde bedragen.

  • 2 De centrale Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar of door de Bank ondernomen activiteiten, met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

  • 2 Een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid dient door de centrale Bank schriftelijk bij de minister te worden ingediend.

  • 3 De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 6. Vaststelling betalingsverplichting

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De centrale Bank dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet, doch in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bodemsaneringsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een aanvraag in om betaling uit hoofde van de bodemsaneringsborgstellingsovereenkomst.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister bevestigt de ontvangst van een aanvraag om betaling schriftelijk binnen 35 dagen na de ontvangst.

  • 2 De minister deelt zijn beslissing op de aanvraag binnen negen maanden na de bevestiging van de ontvangst schriftelijk aan de centrale Bank mede.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister stelt het uit hoofde van deze overeenkomst door de staat verschuldigde bedrag vast overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, met uitzondering van het bepaalde in artikel 10, vierde, vijfde en zesde lid.

  • 2 De minister kan in ieder geval afwijzend beslissen op een aanvraag:

    • a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • b. indien de Bank of de centrale Bank in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

Paragraaf 7. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Betalingen door de staat aan de Bank en door de Bank aan de staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de centrale Bank van een rekening die de centrale Bank zal aanhouden ten name van het Ministerie van Economische Zaken, met vermelding van 'bodemsaneringsverliesdeclaraties'.

  • 2 Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de in Het Financieele Dagblad gepubliceerde basisrente.

Paragraaf 8. Diversen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De verplichtingen van de staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bodemsaneringsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Bank met betrekking tot het bodemsaneringsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bodemsaneringsborgstellingskrediet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de staat met betrekking tot een bodemsaneringsborgstellingskrediet van kracht, indien:

    • a. de MKB-ondernemer aan wie het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,

    • b. de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en

    • c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De centrale Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 14 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bodemsaneringsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de staat.

  • 2 Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 12, eerste lid, ontvangen zijn en niet ontvangen zijn uit hoofde van de uitwinning van zekerheden, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten.

  • 3 De centrale Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 17, eerste lid, per de datum van verzending van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente als bedoeld in artikel 17, tweede lid, over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 5, op grond van artikel 6 is geschorst.

  • 4 De centrale Bank zal de rekening per de datum van de beslissing van de minister, bedoeld in artikel 15, tweede lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het bedrag waarop de minister de betaling vaststelde, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente als bedoeld in artikel 17, tweede lid, over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de vaststelling van de betaling.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank of de centrale Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de centrale Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 20, eerste lid, niet is nagekomen.

Paragraaf 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.

  • 2 Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de centrale Bank.

  • 3 Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Banken schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de Bank of de centrale Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in de paragrafen 5, 6, 7 of 8 van deze overeenkomst.

  • 5 In afwijking van het derde lid kunnen de Banken de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.

  • 6 Opzegging door de Banken als bedoeld in het derde en vijfde lid is uitsluitend mogelijk indien dit geschiedt door alle Banken gezamenlijk.

  • 8 Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bodemsaneringsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bodemsaneringsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.

Getekend te 's-Gravenhage op ....

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage 2.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 3.1. Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 3.7, eerste lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. kapitaalvennootschap:

    • 1°. een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°. een kapitaalvennootschap die is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • d. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • e. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • f. participatiemaatschappij: een vennootschap in de vorm van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens haar statuten of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering van startersfondsen als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

  • g. bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • h. financier: een bank of een participatiemaatschappij of een andere, door de minister aangewezen instelling;

  • i. achtergestelde lening:

    • 1°. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer, en

      • ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen; of

    • 2°. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij,

      • en ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • j. waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening;

  • k. aandelenkapitaal: aandelen in het kapitaal van een onderneming van de MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

  • l. waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • m. risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • n. reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°. gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°. gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend.

  • o. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2. Garantstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50% van de waarde van door de financier verstrekt risicokapitaal, voor welke garantstelling de financier een provisie is verschuldigd.

  • 2 De garantie wordt verleend voor de duur van de desbetreffende kapitaalverstrekkingen met een maximum van twaalf jaar, met dien verstande dat op verzoek van de financier de garantie inzake een verstrekking van aandelenkapitaal wordt gebonden aan een termijn van ten minste zes jaar en ten hoogste twaalf jaar.

  • 3 De garantstelling heeft alleen betrekking op risicokapitaal

    • a. dat wordt verstrekt nadat de minister desgevraagd een reserveringsquotum heeft toegekend en voor zover het quotum nog toereikend en geldig is;

    • b. dat wordt verstrekt overeenkomstig de in artikel 3 genoemde voorwaarden;

    • c. dat onder de garantstelling is gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 4.

  • 4 Indien de financier bij de verstrekking van risicokapitaal een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van het verstrekte risicokapitaal dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3. Randvoorwaarden risicokapitaal

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een verstrekking van risicokapitaal aan een MKB-ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. blijkens de geringe rentabiliteit is de continuïteit van de onderneming van de MKB-ondernemer voor de korte of middellange termijn niet in het geding;

  • b. in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c. de verstrekking van het risicokapitaal dient niet ter vervanging van eerder aan de MKB-ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal;

  • d. de waarde van het risicokapitaal dat aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan € 5.000.000;

  • e. bij of in verband met het verstrekken van het risicokapitaal verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f. de verstrekking van het risicokapitaal draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g. de MKB-ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

Artikel 4. Aanmelding en toetsing

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van risicokapitaal met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-overeenkomst tot verstrekking van het risicokapitaal en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2 Indien de verstrekking van risicokapitaal naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor dit risicokapitaal. De Staat bericht hierover de financier binnen twee weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

  • 3 De garantie wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat ook dan wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen twee weken na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

Artikel 5. Verplichtingen beheer

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het verstrekken, beheren en vervreemden van risicokapitaal, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 2 De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken, beheren of vervreemden van risicokapitaal zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3 De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren of vervreemden van risicokapitaal en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4 De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5 De financier staat er voor in dat aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders en beheerders van de financier en andere zijdens de financier betrokkenen alleen medewerking verlenen aan verstrekkingen van risicokapitaal en krediet door een ander dan de financier aan een onderneming waaraan de financier risicokapitaal heeft verstrekt met een garantie op grond van deze overeenkomst, indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder deze verstrekkingen zou hebben gedaan in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 6 De financier komt met een MKB-ondernemer aan wie een achtergestelde lening is verstrekt slechts een wijziging van het aflossingsschema overeen na voorafgaande toestemming van de Staat, tenzij deze betrekking heeft op een versnelde aflossing of op een gehele of gedeeltelijke opschorting van de aflossingen gedurende ten hoogste vier aaneengesloten kwartalen die niet is voorafgegaan door een eerdere opschorting van de aflossingen.

  • 7 De Staat verleent de in het zesde lid bedoelde toestemming indien aannemelijk is dat:

    • a. de MKB-ondernemer niet in staat is te voldoen aan het bestaande aflossingsschema;

    • b. adequate maatregelen worden genomen ter verbetering van de liquiditeit van de onderneming en rekening houdend met het belang van rentabiliteit en continuïteit van de onderneming;

    • c. rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

Artikel 6. Financiële verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier aan wie de minister een reserveringsquotum heeft toegekend, is hiervoor aan de Staat een eenmalige provisie van 1% van dit quotum verschuldigd.

  • 2 De financier is een provisie verschuldigd voor de garantie op het verstrekte risicokapitaal dat overeenkomstig de procedure van artikel 4 onder de garantstelling is gebracht. De provisie bedraagt jaarlijks

    • a. 2,5% van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal indien de kapitaalverstrekking bestaat uit een niet converteerbare achtergestelde lening zonder dat deze gepaard gaat met een kapitaalverstrekking aan dezelfde MKB-ondernemer door de financier of een andere financier die deel uitmaakt van dezelfde groep in de vorm van een converteerbare achtergestelde lening of aandelenkapitaal;

    • b. 3% van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal in andere gevallen.

  • 3 Per kwartaal wordt een vierde deel van de in het tweede lid bedoelde provisie in rekening gebracht, uitgaand van de waarde van het risicokapitaal op de eerste dag van het kwartaal.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde provisie is verschuldigd voor de duur van de garantie of zoveel korter als zich één van de in artikel 8, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 5 Indien het risicokapitaal aandelenkapitaal betreft dat wordt vervreemd binnen zes jaren vanaf de verstrekking van het risicokapitaal, is de financier op dat tijdstip een aanvullende provisie verschuldigd voor de periode vanaf het tijdstip van de vervreemding tot na het verstrijken van de periode van zes jaren, welke aanvullende provisie wordt berekend met overeenkomstige toepassing van het tweede lid en uitgaand van de waarde van het aandelenkapitaal op de eerste dag van het kwartaal voorafgaand aan de vervreemding.

  • 6 Indien het risicokapitaal een achtergestelde lening betreft, is de financier op het tijdstip van de volledige aflossing van de lening een aanvullende provisie verschuldigd indien de op grond van het tweede lid voor de totale looptijd van de lening verschuldigde provisie minder bedraagt dan het zesvoud van de provisie die met toepassing van het tweede lid voor de helft van het geleende bedrag kan worden berekend, welke aanvullende provisie gelijk is aan het hiervoor bedoelde verschil.

  • 7 Indien risicokapitaal binnen een termijn van zes jaar wordt afgestoten om verlies op dat risicokapitaal in de zin van artikel 8, eerste lid, te beperken, kan de minister op verzoek van de financier de over de resterende termijn verschuldigde provisie kwijtschelden indien sprake is van klemmende redenen, gelegen in het belang van de onderneming van de MKB-ondernemer.

Artikel 7. Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerd risicokapitaal en van ander risicokapitaal dat hij aan dezelfde MKB-ondernemer heeft verstrekt.

  • 2 De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerd risicokapitaal, waaronder

    • a. een omzetting van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal,

    • b. een aflossing van een achtergestelde lening, tenzij deze aflossing overeenkomt met een aflossingsschema waarover de Staat eerder is geïnformeerd;

    • c. een wijziging van de looptijd van een achtergestelde lening.

  • 3 De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4 Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerd risicokapitaal en van ander risicokapitaal dat hij aan dezelfde MKB-ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan risicokapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.

  • 5 De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 8. Reikwijdte garantie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier kan een beroep doen op de garantie indien hij op gegarandeerd risicokapitaal verlies lijdt:

    • a. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van dat risicokapitaal;

    • b. indien het risicokapitaal een achtergestelde lening betreft, door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening door de financier;

    • c. indien het risicokapitaal een achtergestelde lening betreft, door onvermogen van de MKB-ondernemer om de lening af te lossen;

    • d. als gevolg van een faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer;

    • e. bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • f. indien de MKB-ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2 De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de MKB-onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3 Bij verlies ingevolge vervreemding van risicokapitaal geldt de garantie alleen indien de vervreemding:

    • a. niet eerder dan twee jaar na de verstrekking ervan heeft plaatsgevonden, tenzij de Staat desgevraagd met vervreemding binnen deze termijn heeft ingestemd;

    • b. gebeurt tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid;

    • c. voor zover de financier daarbij risicokapitaal geheel of voor een deel overdraagt aan één van zijn aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, gebeurt tegen een prijs die is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen, dan wel gepaard gaat met vervreemding van ten minste een derde deel van het risicokapitaal aan onafhankelijke derden.

  • 4 Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een achtergestelde lening geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

  • 5 Als onvermogen van de MKB-ondernemer om de lening af te lossen, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt aangemerkt de situatie waarin

    • a. de MKB-ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;

    • b. aannemelijk is dat de MKB-ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en

    • c. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

  • 6 Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, wordt aanwezig geacht

    • a. voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het achtste lid zal leiden;

    • b. mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 7 De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 8 Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van het risicokapitaal of, indien het verlies slechts op een deel van het verstrekte risicokapitaal is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:

    • a. in geval van vervreemding: de prijs waarvoor die vervreemding heeft plaatsgevonden;

    • b. in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of

    • c. in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder e, de in het kader van het akkoord voor de achtergestelde lening verrichte uitkering; en

    • d. in geval van verlies op aandelenkapitaal, het totaal van de uitgekeerde dividenden en het totaal van de aan de financier betaalde vergoedingen voor zover deze vergoedingen hoger zijn dan een marktconforme vergoeding.

  • 9 Indien de financier meermalen gegarandeerd risicokapitaal aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies geacht te zijn geleden op het risicokapitaal dat de financier het eerst heeft verstrekt.

  • 10 Indien de financier aan een MKB-ondernemer risicokapitaal heeft verstrekt dat slechts ten dele onder de garantstelling is gebracht en slechts op een deel van het verstrekte risicokapitaal verlies lijdt, wordt het verlies, onverminderd het negende lid, naar rato toegerekend aan het risicokapitaal dat onder de garantstelling is gebracht.

Artikel 9. Inroepen van garantie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 8, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de vervreemdingsovereenkomst, de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 8, eerste lid, onder c, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2 Indien naar het oordeel van de Staat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 8, maakt de financier aanspraak op betaling van 50% van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 10. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer ... bij de ... bank, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het ... nummer.

Artikel 11. Terugvordering en navordering

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.

  • 2 Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c of d, een uitkering op grond van de garantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50% van de aflossingen die na de uitkering worden verricht, onderscheidenlijk van hetgeen na de uitkering is ontvangen, uit te betalen aan de Staat.

Artikel 12. Opzegging

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2 Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3 Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van risicokapitaal die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 13. Geschillen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2 Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14. Adressering schriftelijke stukken

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1 gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2 gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel 15. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Toelichting bij de in bijlage 3.1 opgenomen model garantstellingsovereenkomsten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een aantal bepalingen van de in bijlage 3.1 en 3.2 opgenomen modellen komt letterlijk of materieel overeen met bepalingen in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen. In deze toelichting op het model worden deze bepalingen niet opnieuw aan de orde gesteld.

Omdat het model voor de garantstellingsovereenkomst ten aanzien van door financiers verstrekte niet converteerbare achtergestelde leningen (bijlage 3.2) materieel niet verschilt van het model ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal (bijlage 3.1), wordt volstaan met een toelichting van het laatstgenoemde model.

Artikel 3 (Randvoorwaarden risicokapitaal)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Dit artikel bevat de voorwaarden waaraan concrete verstrekkingen van risicokapitaal moeten voldoen om deze onder de garantstelling te kunnen brengen. Sommige van deze voorwaarden hebben betrekking op de kapitaalverstrekking zelf, andere betreffen de MKB-ondernemer waaraan het risicokapitaal wordt verstrekt. De financier is gehouden na te gaan of de MKB-ondernemer aan deze voorwaarden voldoet. De informatie waarover de financier bijgevolg beschikt of redelijkerwijs zou moeten beschikken is maatgevend voor de beoordeling op grond van artikel 4 of aan de voorwaarden is voldaan.

Het in onderdeel a opgenomen vereiste inzake continuïteit en rentabiliteit van de MKB-ondernemer, dat reeds in de toelichting bij artikel 31, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is behandeld, wordt toegepast bij de beoordeling van de aanmelding overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst. De MKB-ondernemer dient derhalve op dat moment aan deze voorwaarde te voldoen. De ondernemer dient op zichzelf economisch gezond te zijn, maar ook is van belang dat niet een financiering plaatsvindt die de rentabiliteit en continuïteit van het bedrijf in gevaar brengt.

Onderdeel b betreft situaties waarin de ondernemer zonder dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering middelen aan de onderneming heeft onttrokken. Door deze gevallen uit te sluiten wordt voorkomen dat het garantstellingsbudget wordt benut voor financieringen die in zekere zin onnodig zijn.

In onderdeel e is bepaald dat de verstrekking van risicokapitaal niet anders dan met geld kan plaatsvinden. Bij financiering door de overdracht van bijvoorbeeld goederen of vorderingen kan gemakkelijk een intransparante situatie ontstaan.

In onderdeel f is een inhoudelijke voorwaarde gesteld ten aanzien van de kapitaalverstrekking om te voorkomen dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van dit instrument. Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn indien een financiering onder de garantstelling wordt gebracht om het risico van een andere financiering af te dekken. Indien de aankoop van aandelen tegen een abnormaal hoge prijs onder de garantstelling wordt gebracht terwijl daarnaast, ter compensatie, een lening tegen een zeer hoge rente wordt verstrekt, zou de financier na enkele jaren de aandelen tegen een veel lagere prijs kunnen verkopen en voor het geleden verlies een beroep op de garantie kunnen doen. Om dit te voorkomen wordt voor toepassing van de garantstelling vereist dat de kapitaalverstrekking als zodanig bijdraagt aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid of, anders gezegd, commercieel interessant is.

Onderdeel g beoogt zeker te stellen dat zonodig zijdens de minister boekenonderzoek bij de MKB-ondernemer kan plaatsvinden. Onder omstandigheden kan twijfel bestaan of de feitelijke situatie van de MKB-ondernemer overeen komt met het beeld zoals dat naar voren komt uit de door de financier verstrekte informatie. Het is wenselijk dat alsdan de bevoegdheid bestaat toezicht uit te oefenen zoals dat gebruikelijk is in het kader van publiekrechtelijke subsidieverhoudingen. De essentie van de bepalingen van afdeling 5.2 van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht is om die reden overgenomen in onderdeel g.

Artikel 4 (Aanmelding en toetsing)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien een financier een garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten en beschikt over een reserveringsquotum kan hij financieringen aangaan met gebruikmaking van de garantstelling. Om de financier zekerheid te kunnen bieden dat de financiering voldoet aan de in hoofdstuk 3 van de regeling en overeenkomst gestelde voorwaarden wordt de voorgenomen financiering aangemeld bij de Staat, dat wil zeggen agentschap SenterNovem van het Ministerie van Economische Zaken. SenterNovem constateert of de financiering aan de voorwaarden voldoet en informeert vervolgens de financier dat de financiering onder de garantstelling wordt gebracht of dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

Omdat de melding plaats vindt op basis van een ontwerp-financieringsovereenkomst, staat niet op voorhand vast dat de financiering ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een MKB-ondernemer verschillende financiers om een offerte heeft gevraagd. Alsdan zou het mogelijk zijn dat verscheidene garanties voor één en dezelfde financiering worden verleend of dat garanties voor een MKB-ondernemer worden afgegeven tot boven het maximale financieringsbedrag van € 5.000.000. Om die reden is in het derde lid bepaald dat de garantie eerst geldig wordt nadat de definitieve financieringsovereenkomst is overgelegd en nadat is geconstateerd dat nog steeds wordt voldaan aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden.

Artikel 5 (Verplichtingen beheer)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Dit artikel bevat enkele algemene verplichtingen ten aanzien van de financier evenals bepalingen over wijzigingen van het aflossingsschema van een achtergestelde lening.

In het eerste lid is een algemene zorgplicht vastgelegd om een actief en winstgericht financieringsbeleid te voeren, rekening houdend met het belang van de garantsteller. Dit impliceert onder meer dat de financier op de hoogte moet zijn van belangrijke ontwikkelingen bij de MKB-ondernemer waarin is geïnvesteerd, opdat de financier en de Staat als garantsteller niet onnodig voor onaangename verrassingen worden gesteld. Het financieringsbeleid heeft betrekking op alle werkzaamheden die een goed huisvader betaamt, ongeacht of het de verstrekking, het beheren in enge zin of de vervreemding van het risicokapitaal betreft.

Het tweede, derde en vierde lid weerspiegelen de eisen die in artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn gesteld op het vlak van deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit. Financiers dienen aan de eisen die voor het sluiten van de garantstellingsovereenkomst worden gesteld, te blijven voldoen. Integriteit betreft onder meer het voorkomen van verstrengeling van tegengestelde belangen. Een voorbeeld van belangenverstrengeling en de mogelijke gevolgen daarvan is de situatie waarin een aandeelhouder van een participatiemaatschappij die tevens aandeelhouder is van een andere participatiemaatschappij, aandelen van de ene naar de andere maatschappij overdraagt tegen kunstmatige prijzen, waardoor de maatschappij benadeeld wordt.

Het vijfde lid betreft specifiek het risico van belangenverstrengeling in geval bij de financier betrokkenen investeringen doen door het verstrekken van krediet of risicokapitaal aan de MKB-ondernemer die met garantie is gefinancierd. Bij een dergelijke samenloop kan belangenverstrengeling aan de orde zijn, reden om te vergen dat die parallelle financieringen passen in een redelijk financieringsbeleid.

Ingevolge het zesde lid vergt een wijziging van het aflossingsschema die lagere aflossingen of een temporisering behelst, in beginsel de toestemming van de Staat. Op deze wijze kan worden getoetst of de beoogde aanpassing niet strijdig is met het belang van de ondernemer of met het (financiële) belang van de Staat. Het toestemmingsvereiste geldt niet voor zover de wijziging voortvloeit uit de eerste opschorting van aflossingen gedurende ten hoogste een jaar. Voor dergelijke wijzigingen met relatief beperkte gevolgen volstaat dat de Staat hierover wordt geïnformeerd overeenkomstig artikel 7, tweede lid.

Het zevende lid bevat de concrete criteria voor het verlenen van toestemming. Duidelijk moet zijn dat de opschorting noodzakelijk is vanwege liquiditeitsproblemen van de MKB-ondernemer (onderdeel a). Verder moeten voor de oplossing daarvan maatregelen worden genomen, waarbij ook het belang van de ondernemer op de langere termijn moet worden betrokken (onderdeel b). Het criterium van onderdeel c tenslotte betreft het belang van de Staat als garantsteller en beoogt in het bijzonder te voorkomen dat de aflossing van een gegarandeerde lening wordt opgeschort terwijl op andere leningen wel afgelost wordt. Op die wijze zou de financier zijn risico’s op de Staat kunnen afwentelen. Bij de noodzaak van evenwichtige aanwending van beschikbare middelen dient rekening te worden gehouden met de aard van de desbetreffende leningen. In het bijzonder kan een achterstellingsclausule reden zijn voor een niet evenredige aanwending van middelen voor aflossingen.

Artikel 6 (Financiële verplichtingen)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Onder omstandigheden kan de zesjaarstermijn averechts uitwerken, bijvoorbeeld indien de MKB-ondernemer in financieel zwaar weer is geraakt. Handhaving van de premieplicht zou dan de financier ertoe kunnen brengen faillissement van de ondernemer aan te vragen. Alsdan kan de premie op grond van het vijfde lid worden kwijtgescholden. Hiertoe dient de kapitaalverstrekker een beargumenteerd en gedocumenteerd verzoek te doen aan de Staat.

Artikel 7 (Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit artikel zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de administratie en de informatieverstrekking van de financier aan het ministerie. Onder omstandigheden kan het ministerie nader inzicht willen hebben in de samenhang tussen de gegarandeerde en de andere financieringen die door de financier aan een MKB-ondernemer zijn verstrekt en in de gang van zaken bij de gefinancierde MKB-ondernemers. Het vierde lid verplicht de financier alsdan de desbetreffende informatie te verschaffen.

Artikel 8 (Reikwijdte garantie)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Dit artikel bevat regels omtrent het inroepen van de garantie. In het eerste lid is bepaald op welke situaties de garantie betrekking heeft.

Het tweede tot en met het zesde lid bevatten nadere voorwaarden voor het inroepen van de garantstelling om te voorkomen dat de garantie wordt gebruikt om onnodige verliezen af te wentelen. Het tweede lid betreft de situatie dat middelen aan de onderneming zijn onttrokken zonder dat dit een bedrijfsmatige reden heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om uitzonderlijk hoge management- of commissariskosten. Niet altijd is de financier op de hoogte van dergelijke kapitaalonttrekkingen of is de financier in staat deze te voorkomen. Om die reden is in de voorwaarde vermeld dat de financier op enigerlei wijze aan de onttrekking moet hebben meegewerkt. Het is in een voorkomend geval aan de financier om aan te tonen dat hij niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van de onttrekking, dan wel dat heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd om de onttrekking te voorkomen.

Voor het geval van verliesgevende verkoop van aandelenkapitaal gelden extra voorwaarden om te voorkomen dat hierbij de belangen van de Staat tekort wordt gedaan. Een vervreemding binnen twee jaar is niet gebruikelijk en bergt het risico in zich dat de participatie ten koste van de MKB-ondernemer wordt vervreemd. Verder moet ook voorkomen worden dat bij de vervreemding sprake is van een oneigenlijke belangenvermenging van de financier, beheerder en aandeelhouders of vennoten. In verband hiermee is in het tweede lid bepaald dat de vervreemding moet plaatsvinden tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid. Indien vervreemding plaats vindt aan betrokkenen bij de financier, kan de kans op belangenverstrengeling op voorhand aanwezig worden geacht. In dat geval worden aanvullende eisen gesteld om te voorkomen dat de prijsstelling op oneigenlijke wijze plaats vindt.

In het vierde lid worden nadere voorwaarden gesteld aan verliesdeclaraties vanwege kwijtschelding van achtergestelde leningen. Een financier kan verlies lijden op risicokapitaal als de desbetreffende ondernemer financieel in de problemen komt. Als een ondernemer failliet dreigt te gaan, kan de financier proberen dat te voorkomen door aanpassing van de financieringsvoorwaarden, bijvoorbeeld door een gedeeltelijke of gehele kwijtschelding van een achtergestelde lening. Op die wijze kan de overlevingskans van de onderneming worden vergroot, hetgeen ook in het belang is van de financier. Tegelijkertijd lijdt deze een verlies als gevolg van de kwijtschelding. Om die reden omvat de garantie van dit instrument ook deze vorm van verlies. Voorwaarde is dat de kwijtschelding noodzakelijk moet zijn – het moet gaan om een onontkoombaar verlies. Verder is van belang dat met het belang van de Staat rekening is gehouden en wordt gehouden, onder meer door een evenwichtige aanwending van eventuele baten. De liquiditeitsproblemen dienen niet eenzijdig op de gegarandeerde achtergestelde lening worden afgewenteld, ten voordele van andere financieringen aan de MKB-ondernemer. Dit betekent onder meer dat indien een financier twee achtergestelde leningen aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt waarvan één onder de garantstelling is gebracht, de aflossingen naar rato aan beide leningen ten goede dienen te komen. Bij een combinatie van een gegarandeerde achtergestelde lening en een andere, niet achtergestelde lening kan ook een beperkter aflossing op de achtergestelde lening aanvaardbaar zijn.

Een enigszins vergelijkbare situatie doet zich voor indien de MKB-ondernemer niet in staat is aflossingen te doen – terwijl er geen reden is over te gaan tot kwijtschelding van de lening.

Dan lijdt de financier de facto een verlies. Van belang is of de aflossingen binnen een afzienbare termijn kunnen worden hervat of dat de financiële problemen van de ondernemer een structureel karakter dragen. Om die reden is het niet afgeloste deel van de lening eerst declarabel onder de garantie indien gebleken is dat de ondernemer feitelijk niet aan zijn aflossingsverplichtingen kan voldoen – ongeacht of aflossingen zijn opgeschort in overeenstemming met de financier – en indien naar verwachting ook in de nabije toekomst geen aflossingen zullen worden gedaan. Voorts geldt hier de hiervoor reeds besproken voorwaarde dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

In het zesde lid worden nadere voorwaarden geformuleerd voor verliesdeclaraties bij faillissement, surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ten eerste is van belang dat aannemelijk kan worden gemaakt dat ter zijner tijd daadwerkelijk een verlies zal worden geleden. Ten tweede geldt ook hier de voorwaarde dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller. Anders dan in de hiervoor besproken situaties geldt deze voorwaarde niet voor de toekomst omdat het faillissementsrecht daarvoor een eigen kader biedt. Dat kent de nodige waarborgen voor een evenwichtige afwikkeling van financieringsrelaties.

Op grond van het zevende lid hoeft uitbetaling op een verlies niet of niet geheel plaats te vinden indien de financier niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij de toepassing van deze bepaling wordt rekening gehouden met de aard van het verzuim. Een (gedeeltelijke) uitbetaling ligt bijvoorbeeld niet in de rede als de financier stelselmatig in gebreke is gebleven bij de betaling van de provisie. Het inroepen van deze clausule, althans een volledige strafkorting, ligt veel minder voor de hand indien het verzuim zich beperkt tot bijvoorbeeld het niet tijdig voldoen aan de in artikel 7, tweede en derde lid, bedoelde informatieverplichtingen. De in artikel 5, eerste tot en met vijfde lid, opgenomen verplichtingen hebben kort gezegd betrekking op een gezonde bedrijfvoering. Eerst bij wezenlijke misstanden zal er reden zijn niet tot een (volledige) uitbetaling over te gaan omdat alsdan niet valt uit te sluiten dat het verlies geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de gebrekkige bedrijfsvoering. Een gezonde bedrijfsvoering veronderstelt dat ten aanzien van verstrekt risicokapitaal de noodzakelijke beheersmaatregelen worden getroffen. Om die reden is tevens bepaald dat de financier dit zonodig moet kunnen aantonen. Krachtens artikel 5 van de overeenkomst is de financier onder meer verplicht het risicokapitaal actief en winstgericht te beheren en zorg te dragen voor de deskundigheid van de betrokkenen. Bijgevolg geldt als maatstaf dat die maatregelen zijn getroffen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben getroffen.

Ingevolge het achtste lid bedraagt het voor de garantie relevante verlies het verschil tussen de feitelijke waarde en de restwaarde die uiteindelijk is verkregen. Daarnaast gelden de dividendinkomsten als aftrekpost voor aandelenkapitaal. Op deze wijze wordt voorkomen dat de financier inkomsten genereert die impliciet later voor 50% ten koste van de garantsteller komen.

In geval van verscheidene financieringen kan onduidelijkheid bestaan over de omvang van het verlies. Indien bijvoorbeeld meermalen met garantie aandelenkapitaal is verschaft waarop gedeeltelijk verlies wordt geleden, is op grond van het negende lid de waarde van het eerst verkregen aandelenkapitaal bepalend voor de berekening van het verlies. Het tiende lid betreft de situatie waarin niet alle verstrekkingen van risicokapitaal onder de garantstelling zijn gebracht. Indien bijvoorbeeld 60% van de financieringen gegarandeerd was, zal bij verlies op een deel van het risicokapitaal voor slechts 60% van dat verlies een beroep op de garantie kunnen worden gedaan.

Artikel 9 (Inroepen van garantie)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Dit artikel betreft de procedure voor het inroepen van de garantie.

Artikel 11 (Terugvordering en navordering)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bij afschrijving van een achtergestelde lening is niet sprake van een definitief verlies. Het is mogelijk dat naderhand alsnog een aflossing op de lening plaatsvindt. Het tweede lid van artikel 12 verplicht de financier in deze gevallen alsdan de helft van deze aflossingen aan de Staat te betalen. Bij faillissement e.d. is nog niet sprake van een daadwerkelijk verlies, althans het verlies staat nog niet definitief vast. Indien de financier ontvangsten heeft uit het akkoord of uit de liquidatie-uitkering, dienen deze eveneens voor 50% te worden doorbetaald aan de Staat.

Artikel 12 (Geschillen)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Zonodig kan de overeenkomst door de Staat worden opgezegd op de in het eerste lid genoemde gronden. Op grond van onderdeel a kan opzegging plaatsvinden indien de financier zijn verplichtingen niet nakomt. Daarnaast is opzegging door de Staat mogelijk indien de status van de financier is gewijzigd, hetzij indien faillissement of een vergelijkbare voorziening is aangevraagd, hetzij bij ontbinding van de rechtspersoon van de financier. Tenslotte kan de Staat de overeenkomst opzeggen indien deze als gevolg van Europeesrechtelijke ontwikkelingen niet langer in overeenstemming zou zijn met de regels van de Europese Gemeenschap ten aanzien van staatsteun.

Voor zover deze opzeggingsgronden verband houden of verband kunnen houden met een tekortkoming die hersteld kan worden, dient op grond van het tweede lid de Staat daarvoor de gelegenheid te bieden.

Het ligt in de rede dat de partijen bij opzegging van de overeenkomst in onderhandeling treden en in een vaststellingsovereenkomst regelen hoe de garantstellingsovereenkomst dient te worden afgewikkeld. Afhankelijk van de omstandigheden kan bijvoorbeeld worden afgesproken dat lopende garantieverplichtingen niet worden aangetast door een opzegging van de overeenkomst, onder gelijktijdige afkoop van de nog niet betaalde premies. Indien de overeenkomst wordt opgezegd in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen, is het in elk geval wenselijk de lopende garanties te ontzien. Daarom is in het derde lid bepaald dat alsdan de verplichtingen ingevolge bestaande garanties onverlet blijven.

Bijlage 3.2. Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van niet converteerbare achtergestelde leningen als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 3.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van niet converteerbare achtergestelde leningen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. kapitaalvennootschap:

    • 1°. een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°. een kapitaalvennootschap die is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c. MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • d. kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • e. middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • f. participatiemaatschappij: een vennootschap in de vorm van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens haar statuten of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering van startersfondsen als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

  • g. bank: een een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • h. financier: een bank of een participatiemaatschappij of een andere, door de minister aangewezen instelling;

  • i. achtergestelde lening:

    • 1°. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer, en

      • ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen; of

    • 2°. een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij,

      • en ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • j. waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening;

  • k. aandelenkapitaal: aandelen in het kapitaal van een onderneming van de MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

  • l. waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • m. risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • n. reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°. gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°. gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend.

  • o. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2. Garantstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50% van de waarde van door de financier verstrekte niet converteerbare achtergestelde leningen, voor welke garantstelling de financier een provisie is verschuldigd.

  • 2 De garantie wordt verleend voor de duur van deze leningen met een maximum van twaalf jaar.

  • 3 De garantstelling heeft alleen betrekking op leningen

    • a. die worden verstrekt nadat de minister desgevraagd een reserveringsquotum heeft toegekend en voor zover het quotum nog toereikend en geldig is;

    • b. die worden verstrekt overeenkomstig de in artikel 3 genoemde voorwaarden;

    • c. die onder de garantstelling zijn gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 4.

  • 4 Indien de financier bij de verstrekking van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de lening dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3. Randvoorwaarden risicokapitaal

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een niet converteerbare achtergestelde lening aan een MKB-ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. blijkens de geringe rentabiliteit is de continuïteit van de onderneming van de MKB-ondernemer voor de korte of middellange termijn niet in het geding;

  • b. in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c. de verstrekking van de lening dient niet ter vervanging van eerder aan de MKB-ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal;

  • d. de waarde van de lening die aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan € 5.000.000;

  • e. bij of in verband met het verstrekken van de lening verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f. de lening draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g. de MKB-ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

Artikel 4. Aanmelding en toetsing

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een lening met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-leningsovereenkomst en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2 Indien de verstrekking van de lening naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor deze lening. De Staat bericht hierover de financier binnen twee weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

  • 3 De garantie wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat ook dan wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen twee weken na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

Artikel 5. Verplichtingen beheer

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het verstrekken, beheren en vervreemden van leningen, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 2 De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3 De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4 De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5 De financier staat er voor in dat aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders en beheerders van de financier en andere zijdens de financier betrokkenen alleen medewerking verlenen aan verstrekkingen van risicokapitaal en krediet door een ander dan de financier aan een onderneming waaraan de financier een gegarandeerde lening heeft verstrekt, indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder deze verstrekkingen zou hebben gedaan in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 6 De financier komt met een MKB-ondernemer aan wie een gegarandeerde lening is verstrekt slechts een wijziging van het aflossingsschema overeen na voorafgaande toestemming van de Staat, tenzij deze betrekking heeft op een versnelde aflossing of op een gehele of gedeeltelijke opschorting van de aflossingen gedurende ten hoogste vier aaneengesloten kwartalen die niet is voorafgegaan door een eerdere opschorting van de aflossingen.

  • 7 De Staat verleent de in het zesde lid bedoelde toestemming indien aannemelijk is dat:

    • a. de MKB-ondernemer niet in staat is te voldoen aan het bestaande aflossingsschema;

    • b. adequate maatregelen worden genomen ter verbetering van de liquiditeit van de onderneming en rekening houdend met het belang van rentabiliteit en continuïteit van de onderneming;

    • c. rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

Artikel 6. Financiële verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier aan wie de minister een reserveringsquotum heeft toegekend, is hiervoor aan de Staat een eenmalige provisie van 1% van dit quotum verschuldigd.

  • 2 De financier is een provisie verschuldigd voor de garantie op leningen die overeenkomstig de procedure van artikel 4 onder de garantstelling zijn gebracht. De provisie bedraagt jaarlijks

    • a. 2,5% van de gegarandeerde waarde van de lening indien deze bestaat uit een niet converteerbare achtergestelde lening zonder dat deze gepaard gaat met een kapitaalverstrekking aan dezelfde MKB-ondernemer door de financier of een andere financier die deel uitmaakt van dezelfde groep in de vorm van een converteerbare achtergestelde lening of aandelenkapitaal;

    • b. 3% van de gegarandeerde waarde van de lening in andere gevallen.

  • 3 Per kwartaal wordt een vierde deel van de in het tweede lid bedoelde provisie in rekening gebracht, uitgaand van de waarde van de leningen op de eerste dag van het kwartaal.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde provisie is verschuldigd voor de duur van de garantie of zoveel korter als zich één van de in artikel 8, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 5 De financier is op het tijdstip van de volledige aflossing van de lening een aanvullende provisie verschuldigd indien de op grond van het tweede lid voor de totale looptijd van de lening verschuldigde provisie minder bedraagt dan het zesvoud van de provisie die met toepassing van het tweede lid voor de helft van het geleende bedrag kan worden berekend, welke aanvullende provisie gelijk is aan het hiervoor bedoelde verschil.

  • 6 Indien de lening binnen een termijn van zes jaar wordt afgestoten om verlies op die lening in de zin van artikel 8, eerste lid, te beperken, kan de minister op verzoek van de financier de over de resterende termijn verschuldigde provisie kwijtschelden indien sprake is van klemmende redenen, gelegen in het belang van de onderneming van de MKB-ondernemer.

Artikel 7. Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander risicokapitaal dat hij aan dezelfde MKB-ondernemer heeft verstrekt.

  • 2 De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde leningen, waaronder

    • a. een aflossing van een achtergestelde lening, tenzij deze aflossing overeenkomt met een aflossingsschema waarover de Staat eerder is geïnformeerd;

    • b. een wijziging van de looptijd van een achtergestelde lening.

  • 3 De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4 Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander risicokapitaal dat hij aan dezelfde MKB-ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan risicokapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming. .

  • 5 De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 8. Reikwijdte garantie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier kan een beroep doen op de garantie indien hij op een gegarandeerde lening verlies lijdt:

    • a. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van de lening;

    • b. door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening door de financier;

    • c. door het onvermogen van de MKB-ondernemer om de lening af te lossen;

    • d. als gevolg van een faillietverklaring, een surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • e. indien het risicokapitaal een achtergestelde lening betreft, bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de lening is verstrekt;

    • f. indien de MKB-ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2 De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de MKB-onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3 Bij verlies ingevolge vervreemding van een lening geldt de garantie alleen indien de vervreemding:

    • a. niet eerder dan twee jaar na de verstrekking ervan heeft plaatsgevonden, tenzij de Staat desgevraagd met vervreemding binnen deze termijn heeft ingestemd;

    • b. gebeurt tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid;

    • c. voor zover de financier daarbij de lening geheel of voor een deel overdraagt aan één van zijn aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, gebeurt tegen een prijs die is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen, dan wel gepaard gaat met vervreemding van ten minste een derde deel van de lening aan onafhankelijke derden.

  • 4 Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een lening geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

  • 5 Als onvermogen van de MKB-ondernemer om de lening af te lossen, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt aangemerkt de situatie waarin

    • a. de MKB-ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;

    • b. aannemelijk is dat de MKB-ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en

    • c. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de MKB-ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling van de gegarandeerde lening.

  • 6 Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, wordt aanwezig geacht

    • a. voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het achtste lid zal leiden;

    • b. mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

  • 7 De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 8 Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de lening of, indien het verlies slechts op een deel van de lening is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:

    • a. in geval van vervreemding: de prijs waarvoor die vervreemding heeft plaatsgevonden;

    • b. in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of

    • c. in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder e, de in het kader van het akkoord voor de lening verrichte uitkering.

  • 9 Indien de financier meermalen gegarandeerde leningen aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies geacht te zijn geleden op de lening dat de financier het eerst heeft verstrekt.

  • 10 Indien de financier aan een MKB-ondernemer leningen heeft verstrekt die slechts ten dele onder de garantstelling zijn gebracht en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies, onverminderd het zesde lid, naar rato toegerekend aan de leningen die onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 9. Inroepen van garantie en toetsing

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 8, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de vervreemdingsovereenkomst, de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 8, eerste lid, onder c, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2 Indien naar het oordeel van de Staat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 8, maakt de financier aanspraak op betaling van 50% van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst.. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 10. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---financier, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het PM PM---nummer

Artikel 11. Terugvordering en navordering

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.

  • 2 Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c of d, een uitkering op grond van de garantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50% van de aflossingen die na de uitkering worden verricht, uit te betalen aan de Staat.

Artikel 12. Opzegging

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2 Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3 Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van risicokapitaal die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 13. Geschillen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2 Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14. Adressering schriftelijke stukken

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1 gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2 gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel 15. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Bijlage 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.2. Model geldleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 4.13, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen startersfonds;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. kapitaalvennootschap:

    • 1°. een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°. een kapitaalvennootschap die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van deze regeling is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c. technostarter: een rechtspersoon die een onderneming drijft:

    • 1°. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie;

    • 2°. die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister;

    • 3°. die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen;

  • d. technostartervennootschap: een technostarter die

    • 1°. een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en

    • 2°. zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,

    behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;

  • e. achtergestelde vordering: een vordering van het startersfonds ten laste van een technostartervennootschap

    • 1°. die het startersfonds heeft verkregen door aan de technostartervennootschap geld ter leen te verstrekken,

    • 2°. die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, en

    • 3°. waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surséance van betaling of een akkoord in faillissement van de debiteur, eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van de schulden die voortvloeien uit leningen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling is verbonden,

    • 4°. terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;

  • f. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • g. participatie: risicodragend kapitaal in de vorm van

    • 1°. aandelen in het kapitaal van een technostartervennootschap die het startersfonds rechtstreeks van de technostartervennootschap heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde vordering; of

    • 2°. aandelen in het kapitaal van een technostartervennootschap als bedoeld onder 1° in combinatie met een achtergestelde vordering;

  • h. verkrijgingsprijs van een participatie: het bedrag in geld waarvoor het startersfonds de participatie heeft verkregen;

  • i. fondsplan: een plan van het startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties en het begeleiden van de desbetreffende technostartervennootschappen;

  • j. investeringsperiode: de periode gedurende welke het startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging van participaties;

  • k. investeringsbudget: de financiële middelen die het startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben en die bestemd zijn om de verkrijgingsprijs van participaties te voldoen;

  • l. inkomsten: alle op geld waardeerbare voordelen die het startersfonds heeft uit de participatie, waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de desbetreffende technostartervennootschap is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;

  • m. beheerskosten: alle kosten die het startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartervennootschappen, uitgezonderd de verkrijgingsprijs van de participaties;

  • n. fondspartij: een aandeelhouder of hoofdelijk aansprakelijk vennoot van het startersfonds;

  • o. eigen bijdrage: de geldelijke middelen die door de fondspartijen in het investeringsfonds zijn ingebracht en die daadwerkelijk zijn gebruikt voor het verkrijgen van participaties;

  • p. referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld(PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4%.

Artikel 2. Verstrekking lening

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat verstrekt het startersfonds voor het verkrijgen van participaties een renteloze geldlening tot een bedrag van €..........., ...., met een looptijd van .... jaar, gegeven een investeringsbudget van €..........., .....

  • 2 De Staat kan de in het eerste lid genoemde termijn op verzoek van het startersfonds verlengen indien daarvoor zwaarwegende economische redenen zijn.

  • 3 Het startersfonds kan bedragen in contanten opnemen, telkens indien het startersfonds een betaling verricht ter verkrijging van een participatie, voor zover het totaal van de opgenomen bedragen niet hoger is dan het maximale bedrag van de geldlening.

  • 4 Telkens indien het startersfonds inkomsten heeft verkregen uit een participatie boekt het een deel van deze inkomsten over aan de Staat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.

  • 5 Het startersfonds is niet gehouden de uitstaande hoofdsom af te lossen, anders dan door de overboekingen bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3. Opname van de lening

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien het startersfonds een participatie heeft verkregen na de indiening van de aanvraag om subsidie op grond van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en over gaat of over is gegaan tot betaling aan de technostartervennootschap van de verkrijgingsprijs of van een deel daarvan, verricht de Staat op verzoek van het fonds een betaling aan het fonds ter hoogte van dat bedrag vermenigvuldigd met het percentage dat het maximale bedrag van de geldlening vormt van het investeringsbudget, met dien verstande dat de middelen die door een startersfonds per half jaar aan een technostartervennootschap worden verstrekt ten hoogste € 500.000 bedragen.

  • 2 Het startersfonds doet het verzoek om betaling met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage 1 bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van de overeenkomst tot verkrijging van de participatie en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 3 De Staat verricht de betaling binnen twee weken na ontvangst van het verzoek om betaling, tenzij hij van oordeel is dat het startersfonds niet heeft voldaan aan de ingevolge deze overeenkomst voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien het startersfonds failliet is verklaard of aan het fonds surséance van betaling is verleend of ten aanzien van fonds de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 4 De Staat bericht het startersfonds na afloop van de investeringsperiode wat het totale bedrag is dat op grond van deze overeenkomst is opgenomen.

Artikel 4. Overboeking van inkomsten uit participaties

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien het startersfonds inkomsten heeft uit een participatie, wordt daarvan een deel binnen een maand overgeboekt aan de Staat.

  • 2 Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt verschilt al naar gelang de inkomsten worden ontvangen in één van de volgende perioden:

    • a. periode A: vanaf het totstandkomen van deze overeenkomst tot het tijdstip waarop het totaal van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten na aftrek van het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan de eigen bijdrage voor de verkregen participaties;

    • b. periode B: vanaf het onder a bedoelde tijdstip tot het tijdstip dat het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan het totaal op grond van de leningsovereenkomst opgenomen bedrag;

    • c. periode C: vanaf het tijdstip dat het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan het totaal op grond van de leningsovereenkomst opgenomen bedrag.

  • 3 Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt is

    • a. in periode A: 20 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat;

    • b. in periode B: 50 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat;

    • c. in periode C: 20 procent van de inkomsten, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat.

  • 4 Telkens indien het startersfonds een bedrag overboekt aan de Staat, informeert het de Staat over de aard van de inkomsten met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model, dat als bijlage 2 bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van bescheiden als genoemd in het model, waaronder in geval van inkomsten uit vervreemding van de participatie de overeenkomst tot vervreemding van de participatie.

  • 5 Indien het startersfonds inkomsten heeft uit een participatie die niet bestaan uit een geldsom, maakt het deze inkomsten te gelde voor het verloop van de in artikel 2, eerste lid, genoemde termijn.

  • 6 Zodra de in het vijfde lid bedoelde inkomsten te gelde zijn gemaakt, boekt het startersfonds het in overeenstemming met het derde lid bepaalde deel van deze gelden over aan de Staat.

  • 7 Op verzoek van de Staat verstrekt het startersfonds een accountantsverklaring dat het startersfonds bij de verkrijging, het bezit of de vervreemding van de participatie waaruit inkomsten aan de Staat zijn overgeboekt, in overeenstemming met deze overeenkomst heeft gehandeld.

Artikel 5. Verkrijging van participaties

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het startersfonds hanteert bij het verkrijgen van participaties in technostartervennootschappen de volgende voorwaarden:

    • a. de participaties worden verkregen gedurende een investeringsperiode van ten hoogste zes jaar, en deze worden uiterlijk zes jaar na afloop van de investeringsperiode vervreemd;

    • b. de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de investeringsperiode in één technostartervennootschap worden verkregen, bedraagt ten minste € 100.000 en ten hoogste € 2.500.000;

    • c. de gemiddelde totale verkrijgingsprijs van de participaties die een startersfonds gedurende de investeringsperiode per technostartervennootschap verkrijgt, bedraagt over alle technostartervennootschappen genomen ten hoogste € 800.000;

    • d. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen wordt zodanig beperkt dat ten hoogste 35% van het totaal van de verkrijgingsprijzen van de participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;

    • e. voor achtergestelde vorderingen wordt een rente bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente;

    • f. de participaties worden verkregen in technostartervennootschappen waarvan de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven ten minste redelijk zijn;

    • g. bij de beslissing van het startersfonds inzake de verkrijging van een participatie wordt rekening gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartervennootschap.

  • 2 Bij of in verband met het verkrijgen van een participatie verstrekt het startersfonds geen andere goederen dan geld.

  • 3 Het startersfonds verkrijgt geen participatie in een technostartervennootschap indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de technostartervennootschap zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan.

  • 4 Het startersfonds verkrijgt geen participatie in een technostartervennootschap indien een ander investeringsfonds in deze vennootschap reeds een participatie heeft, behoudens

    • a. indien dit investeringsfonds een ander startersfonds is en voor zover als gevolg van de nieuwe participatie het in het eerste lid, onder b, bedoelde maximum niet wordt overschreden;

    • b. indien dit investeringsfonds

      • 1°. de vorm heeft van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de andere lidstaten van de Europese Unie;

      • 2°. blijkens de akte waarbij de statuten van de vennootschap zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij de vennootschap is aangegaan uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicodragend kapitaal aan technostartervennootschappen teneinde winst te behalen; en

      • 3°. naar het oordeel van de minister niet in staat is nieuwe participaties in de technostartervennootschap te verkrijgen,

    voor zover als gevolg van de nieuwe participatie het in het eerste lid, onder b, bedoelde maximum niet wordt overschreden.

  • 5 Het startersfonds verkrijgt of behoudt geen participatie in de vennootschap van een technostarter indien een fondspartij, bestuurder of een beheerder of andere betrokkene bij het startersfonds een bedrijf uitoefent dat gelijk of verwant is aan het bedrijf van de technostarter terwijl tussen beide bedrijven een vaste afnemersrelatie bestaat.

  • 6 Het startersfonds brengt voor het verkrijgen van participaties eigen geldelijke middelen in het investeringsbudget in tot ten hoogste €...........euro.

  • 7 Het startersfonds verricht geen andere activiteiten dan de uitvoering van het fondsplan.

Artikel 6. Vervreemding van participaties

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het startersfonds vervreemdt een participatie niet eerder dan twee jaar na de verkrijging ervan, tenzij de Staat desgevraagd met vervreemding binnen deze termijn heeft ingestemd.

  • 2 Het startersfonds draagt ervoor zorg dat vervreemding van een participatie gebeurt tegen een marktconforme prijs.

  • 3 Indien het startersfonds een participatie geheel of voor een deel vervreemdt aan één van zijn fondspartijen, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, draagt het er voor zorg dat ten minste een derde deel van de participatie wordt vervreemd aan onafhankelijke derden dan wel dat de prijs waartegen de vervreemding plaats vindt, is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen.

Artikel 7. Fondsbeheer algemeen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het startersfonds voert het fondsplan uit, voert daarbij een actief en winstgericht beleid voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties en begeleidt in dat kader technostartervennootschappen waarin een participaties is verkregen.

  • 2 Het startersfonds hanteert een expliciete gedragslijn om het ontstaan van belangenverstrengeling te voorkomen en neemt ook overigens de in dit verband noodzakelijke maatregelen.

  • 3 Desgewenst kan een door de minister daartoe gemachtigde persoon als toehoorder deelnemen aan overleg van een orgaan van het startersfonds over de uitvoering van het fondsplan.

  • 4 Het startersfonds staat er voor in dat fondspartijen, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen bij een startersfonds geen medewerking verlenen aan investeringen door een ander dan het startersfonds in een technostartervennootschap waarin het startersfonds een participatie heeft verkregen, indien deze investeringen niet tegen marktconforme voorwaarden plaatsvinden.

  • 5 Het startersfonds bedingt van technostarters die in verband met participaties worden geadviseerd of begeleid geen vergoeding voor deze advisering respectievelijk begeleiding die hoger is dan hetgeen in de markt gebruikelijk is.

  • 6 Het startersfonds richt het beheer zodanig in dat de jaarlijkse beheerskosten ten hoogste 5% van het investeringsbudget bedragen.

  • 7 De fondsbeheerder verkrijgt voor zijn werkzaamheden een beloning die afhankelijk is van zijn individuele prestatie.

Artikel 8. Administratie en informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het startersfonds draagt ervoor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verkrijging, het beheer en de vervreemding van participaties, over de inkomsten uit deze participaties, over de ondernemingsresultaten van de desbetreffende technostarters en over de kosten van het fondsbeheer.

  • 2 Het startersfonds informeert steeds na afloop van een periode van zes maanden de Staat schriftelijk over de voorstellen voor participaties die in de voorafgaande periode van zes maanden zijn ontvangen van technostartervennootschappen en over de besluitvorming die hierover bij het startersfonds heeft plaatsgevonden.

  • 3 Het startersfonds brengt steeds binnen zes maanden na afloop van een periode van twaalf maanden aan de Staat schriftelijk verslag uit over de uitvoering van het fondsplan, met in het bijzonder een overzicht over de verkregen en de vervreemde participaties, de gerealiseerde verkrijgingsprijzen, de beheerskosten en de inkomsten, welk verslag vergezeld gaat van een accountantsverklaring die is opgesteld overeenkomstig een model dat als bijlage 3 bij deze overeenkomst is gevoegd, en met gebruikmaking van een controleprotocol dat als bijlage 4 bij deze overeenkomst is gevoegd.

  • 4 Desgevraagd verstrekt het startersfonds de Staat gegevens en bescheiden over het beheer van het fonds en de verkregen participaties.

  • 5 Na afloop van de looptijd van deze overeenkomst brengt het startersfonds een eindverslag uit omtrent de uitvoering en de resultaten van het fondsplan.

  • 6 De Staat bericht het startersfonds na afloop van de looptijd van deze overeenkomst of het startersfonds naar zijn oordeel bij het verkrijgen en vervreemden van participaties in overeenstemming met deze overeenkomst heeft gehandeld.

Artikel 9. Status van startersfonds

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het startersfonds zal tijdens de looptijd van deze overeenkomst haar statuten of de overeenkomst waarbij zij is aangegaan niet wijzigen dan wel meewerken aan vermindering van haar kapitaal of aan een vermindering van het aantal aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke vennoten die niet behoren tot dezelfde groep tot minder dan drie, tenzij de Staat desgevraagd hiermee heeft ingestemd.

  • 2 Het startersfonds doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 10. Opzegging

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien

    • a. het startersfonds tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;

    • b. het aantal aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke vennoten die niet behoren tot dezelfde groep kleiner is geworden dan drie, behoudens voor zover de Staat desgevraagd hiermee heeft ingestemd;

    • c. ten aanzien van het startersfonds een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • d. het startersfonds is ontbonden;

    • e. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet langer verenigbaar is met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2 Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a en b, geschiedt uitsluitend nadat de Staat het startersfonds op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3 Bij een opzegging als bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c, kan de Staat van het startersfonds het totale bedrag dat hij overeenkomstig artikel 3 aan het startersfonds heeft betaald, verminderd met het bedrag dat het startersfonds overeenkomstig artikel 5 aan hem heeft overgeboekt, direct opeisen.

Artikel 11. Geschillen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2 Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 12. Adressering schriftelijke stukken

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder 1 gemelde partij worden gericht aan

Ministerie van Economische Zaken,

TechnoPartner, SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder 2 gemelde partij worden gericht aan

.....

Artikel 13. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door het startersfonds geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer 19.23.24.217 bij de Rabobank, ten name van TechnoPartner/SenterNovem, onder vermelding van het projectnummer

Artikel 14. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Bijlage 5.1. Instellingen die op grond van artikel 5.1 worden aangemerkt als kennisinstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • a. Instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen, bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b. Universiteit Nyenrode

  • c. de volgende onderzoeksinstellingen:

    • de NWO-instituten

    • de KNAW-instituten

    • het Nederlands Kanker Instituut

    • het European Science en Technology Centre (ESTeC)

    • de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland

    • de Stichting Grondmechanica Delft

    • de Stichting Maritiem Research Instituut Nederland

    • de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium

    • de Stichting Waterloopkundig Laboratorium

    • de Stichting Dutch Polymer Institute

    • de Stichting Netherlands Institute for Metals Research

    • Wageningen Center for Food Services

    • de Stichting Telematica-Instituut

    • de Stichting Nederlands Instituut voor Zuivel Onderzoek

    • de Stichting Hout Research te Wageningen

    • de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO

    • de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en de onder de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek ressorterende onderzoekorganisaties, waaraan deze stichting direct of indirect 100 procent van het geplaatste kapitaal verschaft.

Bijlage 5.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 7.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 7.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 8.1. Model overeenkomst van borgtocht als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 8.8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Partijen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, (de borg, hierna te noemen: de Staat),

    te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,

    (hierna te noemen: de Minister);

en

  • 2. (de naamloze vennootschap / de besloten vennootschap / )*......... ......., statutair gevestigd te......... en kantoor houdende te................ aan de ..................nr......, waarvan de gegevens zijn vermeld in het Overzicht,

    te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ..................................................

    (de schuldeiser, hierna te noemen: de Bank);

    (* doorhalen wat niet van toepassing is, evt. andere rechtsvorm invullen)

in aanmerking nemende dat:

  • a. scheepswerf ............. statutair gevestigd te......... van welke de gegevens zijn vermeld in het Overzicht met inbegrip van de groep waartoe de scheepswerf behoort (de hoofdschuldenaar, hierna te noemen: de Scheepswerf) en opdrachtgever .............. statutair gevestigd te......... van welke de gegevens zijn vermeld in het Overzicht (hierna te noemen: de Opdrachtgever) een contract hebben gesloten voor de bouw in Nederland van een schip met bouwnummer .................. (hierna te noemen: het Schip);

  • b. de Scheepswerf met de Bank een kredietovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan de Bank een krediet zal verstrekken voor de financiering van de bouw van het Schip;

  • c. de Bank in het kader van het sluiten van de kredietovereenkomst een analyse heeft gemaakt van de kredietwaardigheid van de Scheepswerf, toeleveranciers, de Opdrachtgever en het risicoprofiel van de bouw van het schip, en hierna heeft besloten krediet te verstrekken overeenkomstig de kredietovereenkomst, de totstandkoming van welke kredietovereenkomst evenwel afhankelijk is van de beschikbaarheid van borgstelling;

  • d. de Bank bij de Staat een aanvraag heeft ingediend om subsidie in de vorm van borgtocht;

  • e. de Minister, gezien het bij de aanvraag overgelegde contract tussen Scheepswerf en Opdrachtgever en gezien de bij de aanvraag overgelegde kredietovereenkomst, overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien, overdragen van ondernemingen in zijn besluit van .........., nr. ..........heeft besloten de subsidieaanvraag te honoreren en de subsidie te verstrekken in de vorm van de in deze overeenkomst vastgelegde borgstelling.

zijn overeengekomen als volgt:

§ 1. Definities

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. Borgstellingsovereenkomst: deze overeenkomst van borgtocht tussen de Staat en de Bank;

  • b. Overzicht: het van deze Borgstellingsovereenkomst deel uitmakend overzicht van namen van partijen bij en de essentialia van het contract tussen Scheepswerf en Opdrachtgever, van de Kredietovereenkomst en van de Borgstellingsovereenkomst;

  • c. Kredietovereenkomst: de schriftelijke overeenkomst tussen de Scheepswerf en de Bank op grond waarvan de Bank het Kredietbedrag verstrekt aan de Scheepswerf voor de bouw van het Schip en waarvan de gegevens zijn vermeld in het Overzicht;

  • d. Contractprijs: de tussen Scheepswerf en Opdrachtgever overeengekomen prijs voor de bouw van het Schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting, zijnde € ............. (zegge....................);

  • e. Kredietbedrag: het bedrag dat op grond van de Kredietovereenkomst als krediet kan worden verstrekt voor de bouw van het Schip, zijnde € .................. (zegge....................);

  • f. Wachttermijn: periode van 6 maanden na de dag waarop de Scheepswerf in verzuim is geraakt, of zoveel korter als in het artikel 8 bedoelde overleg is overeengekomen;

  • g. Uitstaand krediet: het bedrag dat op enig moment gedurende de bouw van het Schip op basis van de Kredietovereenkomst daadwerkelijk door de Scheepswerf in krediet is opgenomen.

§ 2. Borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2. Aard van de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Behoudens voorzover daarvan in deze Borgstellingsovereenkomst wordt afgeweken stelt de Staat zich op de wijze voorzien in de artikelen 7:850 BW e.v. borg jegens de Bank voor de terugbetaling door de Scheepswerf van het Kredietbedrag bedoeld in artikel 3, voorzover dat met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze Borgstellingsovereenkomst door de Bank aan de Scheepswerf is verstrekt.

  • 2 De Staat stelt zich niet borg voor kosten van welke aard of omvang ook die door de Bank in rekening worden gebracht aan de Scheepswerf, met uitzondering van de in verband met de Kredietovereenkomst verschuldigde rente (niet zijnde vertragingsrente) en met uitzondering van een aan de gebruiken beantwoordende afsluitprovisie.

  • 3 In afwijking van het tweede lid omvat de borgtocht wel de rente die de Bank in rekening brengt aan de Scheepswerf gedurende de Wachttermijn.

Artikel 3. Omvang van de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De omvang van de borgtocht bedoeld in artikel 2 bedraagt .... procent van het Uitstaand krediet.

  • 2 Voor de bepaling van het Uitstaand krediet worden alle rechtshandelingen waardoor de verplichtingen van de Scheepswerf verminderen in aanmerking genomen, zoals betalingen, verrekeningen en de uitwinning van zekerheden. Deze rechtshandelingen worden hierna gezamenlijk ook wel als betalingen betiteld.

  • 3 Voor het geval de Scheepswerf naast de verplichtingen uit hoofde van de Kredietovereenkomst andere verplichtingen aan de Bank of aan een met de Bank in een groep verbonden rechtspersoon heeft worden de volgende toerekeningsregels gehanteerd:

    • 1°. betalingen die redelijkerwijs toegerekend moeten worden aan de Kredietovereenkomst worden daaraan toegerekend, zoals ook betalingen die redelijkerwijs moeten worden toegerekend aan een andere verplichting aan die andere verplichting worden toegerekend;

    • 2°. betalingen die redelijkerwijs niet toegerekend kunnen worden aan hetzij de Kredietovereenkomst, hetzij de andere verplichting, zullen naar rato van de actuele hoogte van het Uitstaand krediet respectievelijk de actuele hoogte van die andere verplichting worden toegerekend aan de Kredietovereenkomst respectievelijk die andere verplichting. Voor het bepalen van deze toerekeningsverhouding is het moment van betaling beslissend.

  • 4 De omvang van de borgtocht bedraagt maximaal 80 procent van het Uitstaand krediet, voor de bepaling waarvan stelposten slechts worden meegerekend voor hun nominale in het contract tussen Scheepswerf en Opdrachtgever vermelde waarde en meerwerk niet wordt meegerekend.

  • 5 De omvang van de borgtocht bedraagt maximaal € .......(zegge....................).

§ 3. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4. Algemene verplichtingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank is verplicht:

    • a. rekening te houden met de vermogensrechtelijke belangen van de Staat in zijn hoedanigheid van borg;

    • b. zich tegenover de Scheepswerf op te stellen als een goede kredietverschaffer, handelend in overeenstemming met gebruikelijke gedragslijnen, meer in het bijzonder waar het betreft de synchronisatie van bouw en beschikbaarstelling van het krediet, de overige kredietvoorwaarden, de cover ratio’s en de ten behoeve van het krediet te bedingen zekerheden;

    • c. een actief en op de Scheepswerf toegesneden beleid te voeren gericht op de terugbetaling van het Kredietbedrag door de Scheepswerf en ook overigens de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming of beperking van een beroep op de borgtocht;

    • d. minimaal 20 procent van het Uitstaand krediet voor eigen risico te verstrekken, behoudens voorafgaande goedkeuring van de overdracht van dit risico aan derden door de Staat;

    • e. er zorg voor te dragen dat het Kredietbedrag niet wordt gebruikt voor de nakoming aan de Bank of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is, van verplichtingen van de Scheepswerf, niet zijnde de terugbetaling van het Kredietbedrag;

    • f. redelijke aanwijzingen van de Staat terzake van het bevorderen van de terugbetaling van het Kredietbedrag door de Scheepswerf, dan wel terzake van het beperken van een beroep op de borgtocht, dan wel terzake van het uitwinnen van zekerheden op te volgen;

    • g. kosteloos medewerking te verlenen aan een door of namens de Staat uit te voeren review van de controlewerkzaamheden uitgevoerd door de interne accountant.

  • 2 In afwijking van artikel 7:856, tweede lid, BW, komen tijdens de Wachttermijn en de in artikel 11 bedoelde periode, de kosten van rechtsvervolging van de Scheepswerf voor rekening van de Bank.

Artikel 5. Toestemming Staat voor wijzigen Kredietovereenkomst en contract

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Tijdens de looptijd van deze Borgstellingsovereenkomst worden geen wijzigingen aangebracht in de Kredietovereenkomst dan na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 2 De Staat laat zo spoedig mogelijk weten of hij toestemming geeft voor de wijziging bedoeld in het eerste lid. Wanneer de Staat niet binnen 2 weken heeft aangegeven niet in te stemmen met de wijziging, dan wordt deze toestemming geacht te zijn gegeven. 3. De Staat kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 4 De Bank is verplicht in de Kredietovereenkomst een bepaling op te nemen, inhoudende de verplichting voor de Scheepswerf dat, tijdens de looptijd van de Borgstellingsovereenkomst, het contract tussen de Opdrachtgever en de Scheepswerf slechts met toestemming van de Bank en die van de Staat kan worden gewijzigd indien deze wijziging leidt tot een negatieve beïnvloeding van de positie van de Staat onder de Borgstellingsovereenkomst.

  • 5 De Bank spant zich ervoor in dat de Scheepswerf haar verplichting als genoemd in het vorige lid nakomt.

Artikel 6. Rapportage

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank informeert de Staat onverwijld over omstandigheden die redelijkerwijs relevant zijn in het kader van een mogelijk beroep op de borgtocht.

  • 2 Onder de in het eerste lid bedoelde omstandigheden vallen in ieder geval:

    • a. voortijdige aflossing van het Kredietbedrag;

    • b. de aanvraag of verlening van surséance van betaling aan, of de faillietverklaring van de Bank;

    • c. de aanvraag of verlening van surséance van betaling aan, of de faillietverklaring van de Scheepswerf;

    • d. de aanvraag of verlening van surséance van betaling aan, of de faillietverklaring van de Opdrachtgever;

    • e. belangrijke vertraging in de bouw van het Schip of andere factoren die van wezenlijke invloed zijn op de datum van oplevering van het Schip;

    • f. het intreden van een in de Kredietovereenkomst genoemde opeisingsgrond;

    • g. de situatie waarin de Bank binnen 3 werkdagen na een vervaldag nog geen terugbetaling van de op die vervaldatum te betalen aflossing van het Kredietbedrag heeft ontvangen;

    • h. wijzigingen in het contract tussen de Opdrachtgever en de Scheepswerf die leiden tot een negatieve beïnvloeding van de positie van de Staat onder de Borgstellingsovereenkomst.

Artikel 7. Provisie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank betaalt de Staat voor het stellen van borgtocht een jaarlijkse provisie van .......... procent van het Kredietbedrag.

  • 2 Bij de berekening van de provisie wordt voor wat betreft de tijdseenheden en tijdsvakken waarover provisie moet worden betaald aangesloten bij de tijdseenheden en tijdvakken die de Bank volgens haar gebruikelijke administratieve methoden hanteert ter bepaling van de door de Scheepswerf uit hoofde van de Kredietovereenkomst verschuldigde rente.

  • 3 De provisie dient door de Bank zelf te worden berekend,te worden betaald, en te worden gerapporteerd aan de Staat, en wel binnen tien dagen na afsluiting van het tijdvak waarover de Bank overeenkomstig de administratieve methoden, bedoeld in het tweede lid, de Scheepswerf rente uit hoofde van de Kredietovereenkomst in rekening brengt.

  • 4 De provisie dient te worden betaald op de in het Overzicht genoemde bankrekening, aangehouden door de Staat.

  • 5 De Bank is verplicht op verzoek van de Staat een verklaring van een interne accountant over te leggen waaruit blijkt dat de provisie juist is berekend en is afgedragen.

  • 6 Indien de Bank geen beroep kan doen op de borgtocht vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden, leidt dit niet tot een recht op restitutie van de provisie.

Artikel 8. Verplichting tot overleg bij dreigend beroep op de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien uit de informatie, bedoeld in artikel 6, of anderszins aan de Staat of aan de Bank blijkt dat er een concreet risico bestaat dat de Scheepswerf haar verplichtingen op grond van de Kredietovereenkomst niet zal nakomen, treden de Bank en de Staat in overleg.

§ 4. Beroep op de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9. Voorwaarden voor beroep op de borgtocht en verplichting Staat

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien de Scheepswerf tekort schiet in nakoming van de verplichting tot terugbetaling van het Kredietbedrag, is de Bank na afloop van de Wachttermijn gerechtigd de borgstelling in te roepen.

  • 2 De Staat is echter niet gehouden tot enigerlei betaling uit hoofde van deze Borgstellingsovereenkomst indien:

    • a. de Bank niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit deze Borgstellingsovereenkomst, het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

    • b. de Bank bij de aanvraag om subsidie in de vorm van borgtocht gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een andere beslissing op de aanvraag zou hebben geleid, of de verstrekking van gegevens achterwege heeft gelaten terwijl zij wist of had behoren te weten dat bekendheid met die gegevens tot een andere beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 3 De Bank zal het tweede lid, onderdeel a, niet tegengeworpen krijgen met betrekking tot een niet voldoen aan de verplichting uit het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen dat het moet gaan om de bouw van een nieuw schip in Nederland, indien zij bij de aanvraag een verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van bouwen in Nederland (‘Verklaring bouwen in Nederland’).

Artikel 10. Beroep op de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank maakt bij een beroep op de borgtocht gebruik van het formulier ‘Beroep op de borgtocht’ (te verkrijgen bij de EVD).

  • 2 Indien de Bank een beroep doet op de borgtocht, dient zij alle gegevens te verstrekken, de Staat inzage te geven en kopie te laten nemen van alle bescheiden, die de Staat nodig heeft om te beoordelen of er op grond van deze Borgstellingsovereenkomst een recht op betaling bestaat.

  • 3 De Bank verstrekt in ieder geval:

    • a. een verslag van de activiteiten die de Bank tijdens de Wachttermijn heeft ondernomen gericht op het beperken van een beroep op de borgtocht, waaronder in elk geval een verslag van de uitwinning van zekerheden;

    • b. een voorstel met betrekking tot de voorgenomen activiteiten ten aanzien van verdere invordering van het Kredietbedrag c.q. de uitwinning van zekerheden.

  • 4 De Staat kan de Bank verzoeken de in het tweede en het derde lid bedoelde gegevens door haar interne accountant te laten certificeren. De Bank is gehouden aan dat verzoek te voldoen.

  • 5 Indien de Bank na het inroepen van de borgtocht betalingen op het Kredietbedrag ontvangt doet zij daarvan onverwijld mededeling aan de Staat

Artikel 11. Bevestiging en beoordeling beroep op de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat bevestigt de ontvangst van een beroep op de borgtocht schriftelijk binnen 1 week na de ontvangst aan de Bank en aan de Scheepswerf.

  • 2 Binnen 8 weken na ontvangst van alle gegevens bedoeld in artikel 10, tweede lid, deelt de Staat schriftelijk aan de Bank en aan de Scheepswerf mede welk recht op betaling op grond van deze Borgstellingsovereenkomst bestaat.

  • 3 Gedurende de periode van 8 weken, genoemd in het tweede lid, heeft de Staat het recht een deskundige aan te wijzen die belast wordt met het controleren van de verstrekte gegevens en bescheiden en van de hoogte van het beroep op de borgtocht. Indien de Staat van deze bevoegdheid gebruik maakt, wordt de in het tweede lid bedoelde termijn voor de duur van het onderzoek verlengd. In dit geval deelt de Staat binnen 8 weken na ontvangst van het rapport van de deskundige aan de Bank mede welk recht op betaling op grond van deze Borgstellingsovereenkomst bestaat.

  • 4 Indien de Bank zich niet kan verenigen met de in het tweede of het derde lid bedoelde mededeling omtrent haar aanspraken uit deze Borgstellingsovereenkomst, dient zij op straffe van verval van rechten uit deze Borgstellingsovereenkomst binnen zes maanden na dagtekening van de mededeling bedoeld in het tweede of het derde lid de Staat voor de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage te dagvaarden.

Artikel 12. Uitwinning tijdens de beoordeling van het beroep op de borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien een beroep op de borgtocht als bedoeld in artikel 10 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet vaststaat dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het Kredietbedrag, dan is de Staat bevoegd het doen van de in artikel 11 bedoelde mededelingen c.q. aanwijzingen op te schorten tot het moment waarop duidelijkheid omtrent die uitwinning c.q. opbrengsten is verkregen.

  • 2 De Bank is in dit geval gehouden aanvullend verslag uit te brengen over de voorgang van de uitwinning. De Staat kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn verder nadere gegevens van de Bank verlangen.

Artikel 13. Betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat doet het op grond van deze Borgstellingsovereenkomst door de Staat verschuldigde bedrag overmaken op het in het Overzicht genoemde rekeningnummer van de Bank.

  • 2 Betaling zal geschieden binnen 2 weken na de in artikel 11 bedoelde mededeling van de Staat.

§ 5. Verplichtingen en bepalingen na uitbetaling door Staat

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 14. Verplichtingen met betrekking tot uitwinning na betaling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien betaling als bedoeld in artikel 13 heeft plaatsgevonden op een moment waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering zouden komen op het Kredietbedrag, dan is de Bank gedurende een periode van 5 jaar na de datum waarop betaling als bedoeld in artikel 13 heeft plaatsgevonden, gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het Kredietbedrag geheel voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt.

  • 2 Buiten de in het eerste lid bedoelde gevallen is de Bank alleen desgevraagd gehouden namens de Staat de invordering en uitwinning voort te zetten. Hierbij dient de Bank redelijke aanwijzingen van de Staat terzake op te volgen.

  • 3 De Staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de Scheepswerf van het door deze aan de Staat verschuldigde bedrag.

  • 4 Kosten die de activiteiten ter invordering en uitwinning op verzoek van de Staat met zich meebrengen, komen voor rekening van de Staat.

  • 5 De Bank brengt verslag uit over de voortgang van de invordering en uitwinning.

  • 6 De Staat kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Bank verlangen. De Bank is gehouden deze nadere gegevens te verstrekken.

Artikel 15. Opbrengsten na uitbetaling borgtocht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Bank betaalt het in artikel 3, eerste lid, genoemde percentage van nagekomen betalingen op het Kredietbedrag aan de Staat, en wel binnen één maand na ontvangst van die opbrengsten.

Artikel 16. Geen kwijtschelding door Bank

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen betrekking hebbende op het Kredietbedrag, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Staat.

  • 2 De Staat kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 17. Terugvorderen betalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de Staat blijkt dat de Bank onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft of de verstrekking van gegevens achterwege heeft gelaten die, ware de Staat daarover volledig en juist geïnformeerd, tot een andere uitbetaling zouden hebben geleid.

  • 2 Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de Staat blijkt dat de Bank de verplichtingen uit deze Borgstellingsovereenkomst, uit het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen niet is nagekomen.

Artikel 18. Overdracht van rechten uit deze Borgstellingsovereenkomst door de Bank

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Bank is niet gerechtigd haar uit deze Borgstellingsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen over te dragen of te bezwaren, tenzij de Staat daaraan goedkeuring verleent.

  • 2 Aan deze goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 19. Opzegging en ontbinding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat is gerechtigd deze Borgstellingsovereenkomst op te zeggen indien:

    • a. de Bank tekort schiet in de nakoming van een verplichting uit hoofde van deze Borgstellingsovereenkomst;

    • b. sprake is van aanvraag of verlening van surséance van betaling aan, of aanvraag tot faillietverklaring dan wel faillietverklaring van de Bank indien aannemelijk is dat de oorzaak hiervan in belangrijke mate wordt gevormd door omstandigheden die kwalificeren als onbehoorlijk bestuur als bedoeld artikel 2:138, eerste en tweede lid BW.

  • 2 Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de Bank op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3 Deze Borgstellingsovereenkomst kan door de Staat met onmiddellijke ingang buiten rechte schriftelijk geheel of gedeeltelijk worden ontbonden, zonder dat een recht op schadevergoeding bestaat, indien:

    • a. de Bank in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van deze Borgstellingsovereenkomst.

    • b. sprake is van aanvraag of verlening van surséance van betaling aan, of aanvraag tot faillietverklaring dan wel faillietverklaring van de Bank indien aannemelijk is dat de oorzaak hiervan in belangrijke mate wordt gevormd door omstandigheden die kwalificeren als onbehoorlijk bestuur als bedoeld artikel 2:138, eerste en tweede lid BW.

Artikel 20. Nietige bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Indien één of meer bepalingen van deze Borgstellingsovereenkomst nietig blijken te zijn, of door de rechter vernietigd worden, behouden de overige bepalingen van deze Borgstellingsovereenkomst hun rechtskracht. Partijen zullen over eerstbedoelde bepalingen overleg voeren teneinde een vervangende regeling te treffen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de door nietigheid of vernietiging getroffen bepaling en bij de overige bepalingen en strekking van de Borgstellingsovereenkomst. Bij een vervangende regeling wordt de strekking van de Borgstellingsovereenkomst hoe dan ook niet aangetast.

Artikel 21. Voortdurende bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bepalingen die naar hun aard bestemd zijn om ook na afloop van de Borgstellingsovereenkomst voort te duren, behouden nadien hun werking.

Artikel 22. Geschillen en toepasselijk recht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Ieder geschil ten aanzien van deze Borgstellingsovereenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement ’s-Gravenhage.

  • 2 Op deze Borgstellingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 23. Opschortende voorwaarde

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Deze Borgstellingsovereenkomst blijft zonder rechtsgevolg gedurende het onvervuld blijven van de opschortende voorwaarde dat de Bank uiterlijk tien weken na de beschikking waarin subsidie in de vorm van borgtocht wordt verleend, behoudens voorafgaande verlenging van die termijn door de Staat:

    • a. heeft aangetoond dat de Opdrachtgever en de Scheepswerf een contract voor de bouw van het Schip hebben gesloten zonder dat aan de daarin belichaamde bouwopdracht (nog) opschortende voorwaarden zijn verbonden;

    • b. heeft aangetoond dat de Opdrachtgever terzake van de opdracht een of meer betalingen heeft gedaan, ter hoogte van minimaal 5 procent van de Contractprijs.

  • 2 De Staat deelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de informatie, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, aan de Bank mee of aan de voorwaarden is voldaan.

  • 3 Is na het verstrijken van de in het eerste lid gestelde of uit hoofde van dat lid verlengde termijn niet voldaan aan de daar gestelde voorwaarden, dan is deze Borgstellingsovereenkomst van rechtswege ontbonden.

Artikel 24. Aanvang en einde Borgstellingsovereenkomst

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Deze Borgstellingsovereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

  • 2 Onverminderd het elders in deze Borgstellingsovereenkomst omtrent onder meer ontbinding, opzegging en verval van rechten bepaalde eindigt de Borgstellingsovereenkomst van rechtswege:

    • a. door het tenietgaan van de verplichtingen van de Scheepswerf uit hoofde van de Kredietovereenkomst;

    • b. door uitbetaling van het uit hoofde van deze Borgstellingsovereenkomst door de Staat aan de Bank verschuldigde;

    • c. door de intrekking of vernietiging van de beschikking tot subsidieverlening;

    • d. door het verstrijken van een periode van tien maanden na de in de het contract tussen Opdrachtgever en Scheepswerf genoemde opleverdatum, ook dan wanneer de daadwerkelijke oplevering op het moment waarop deze termijn van tien maanden is verstreken nog niet heeft plaatsgehad;

    • e. uiterlijk door het verstrijken van een periode van vier jaar na ondertekening van deze Borgstellingsovereenkomst.

Artikel 25. Domiciliekeuze en berichtgevingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De Staat kiest voor de uitvoering van deze Borgstellingsovereenkomst domicilie ten kantore van het agentschap van het ministerie van Economische Zaken de EVD, Unit internationale financiering, Postbus 20105, 2500 EC Den Haag. De EVD, Unit internationale financiering, is bevoegd de Staat bij de uitvoering van deze Borgstellingsovereenkomst te vertegenwoordigen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze Borgstellingsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3 Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan zijn zonder rechtsgevolg.

  • 4 De Staat is niet gehouden tot vergoeding van enigerlei schade voortvloeiend uit of samenhangend met afwijkingen van het eerste en het tweede lid.

Aldus is overeengekomen en in tweevoud ondertekend te 's-Gravenhage op ....................

De Minister van Economische Zaken, .............

(naam en functie vertegenwoordiger Bank)

Overzicht

EVD referentie nr.

BBS 05...

Overzicht

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

BBS referentie nr.

Bank

Naam:

Adres:

Scheepswerf

Naam:

Adres:

Deel uitmakend van een groep?

Zo ja, eventueel mede-verbonden vennootschappen:

Opdrachtgever:

Opdrachtgever

Naam:

Adres:

Bouwnummer schip:

Contractprijs:

EUR....

   

Kredietbedrag:

EUR....

   

Borgstellingspercentage:

....%

   

Maximale borgstellingsbedrag:

EUR....

   

Provisie:

....%

   

Einddatum:

 

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze Borgstellingsovereenkomst bestemd voor de Staat worden gestuurd naar EVD, Unit internationale financiering, Postbus 20105, 2500 EC Den Haag

Bankrekening nr. EVD:

Bijlage 8.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]