Overige wateren: Hoofdstuk 2 BVW: Toegang tot de markt
|
5 lid 1 BVW jo. 2 lid 2 onder a BVB en 5 BVB jo. 8.1 BVR
|
Als eigenaar bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verrichten zonder dat het schip voorzien
is van een (geldige) Rijnvaartverklaring.
|
€ 1250,–
|
BVW 2.0.001 O
|
5 lid 1 BVW jo. 2 lid 2 onder a BVB en 5 BVB jo. 8.1 BVR
|
Als exploitant bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verrichten zonder dat het schip voorzien
is van een (geldige) Rijnvaartverklaring.
|
€ 1250,–
|
BVW 2.0.002 O
|
5 lid 1 BVW jo. 2 lid 2 onder b BVB en 5 BVB jo. 8.3 BVR
|
Als vervoersondernemer bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verrichten zonder dat het schip voorzien
is van een (geldig) bewijs van toelating.
|
€ 1250,–
|
BVW 2.0.003 O
|
5 lid 1 BVW jo. 2 lid 2 onder c BVB jo. 8.4 BVR
|
Als vervoerder bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verrichten zonder dat het schip voorzien
is van een geëigend document.
|
€ 625,–
|
BVW 2.0.004 O
|
6 lid 1 BVW jo. 2.2 BVR
|
Aan de onderneming die bedrijfsmatig goederenvervoer verricht (geen eigen vervoer) is geen persoon verbonden
aan wie een bewijs van vakbekwaamheid is afgegeven.
|
€ 1250,–
|
BVW 2.0.005 O
|
6 lid 1 BVW
|
De aan de onderneming verbonden vakbekwame persoon geeft niet daadwerkelijk en bij voortduring leiding
aan de vervoersactiviteit van die onderneming.
|
€ 1250,–
|
BVW 2.0.006 O
|
6 lid 6 BVW jo. 6 lid 2 BVW
|
Als onderneming handelen in strijd met de aan de vrijstelling verbonden voorschriften betreffende
de vakbekwaamheid
|
€ 525,–
|
BVW 2.0.007 O
|
6 lid 6 BVW jo. 6 lid 5 BVW
|
Als onderneming handelen in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften betreffende de
vakbekwaamheid
|
€ 525,–
|
BVW 2.0.008 O
|
Overige wateren: Hoofdstuk 3 paragraaf 1 BVW: certificaat van onderzoek
|
7 lid 1 BVW jo. 7 lid 2 BVW jo. 6 BVB
|
Een bij categorie aangewezen binnenschip gebruiken zonder het vereiste geldig certificaat
van onderzoek.
|
€ 1250,–
|
BVW 3.1.001 O
|
7 lid 1 BVW jo. 7 lid 2 BVW jo. 6 BVB
|
Een bij categorie aangewezen binnenschip doen gebruiken zonder het vereiste geldig
certificaat van onderzoek.
|
€ 1250,–
|
BVW 3.1.002 O
|
Richtlijn 2006/87/EG
Technische eisen voor binnenschepen op de zone 2, 3 en 4 gelet op bijlage II van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad .
(let op bij het vaststellen van een beboetbaar feit op de NVO bepalingen genoemd in
hoofdstuk 24a van deze Richtlijn)
|
8 lid 3 BVW jo. 3.2 lid 1 BVR jo. Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG
|
Een binnenvaartschip gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.003 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.2 lid 1 BVR jo. Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG
|
Een binnenvaartschip doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG.
|
Max. € 1.000,–
|
BVW 3.1.004 O
|
Bijlage 3.1 Binnenvaartregeling
Aanvullende voorschriften voor passagiersschepen op de zone 2 als bedoeld in artikel 3.3 van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.3 BVR jo. bijlage 3.1 BVR
|
Een passagiersschip gebruiken op de zone 2 in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.1 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.005 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.3 BVR jo. bijlage 3.1 BVR
|
Een passagiersschip doen gebruiken op de zone 2 in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.1 BVR.
|
Max. € 1.000,–
|
BVW 3.1.006 O
|
Bijlage 3.2 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor Amsterdamse dekschuiten als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel a BVR jo. bijlage 3.2 BVR
|
Een Amsterdamse dekschuit gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.2 BVR.
|
Max. € 250,–
|
BVW 3.1.007 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel a BVR jo. bijlage 3.2 BVR
|
Een Amsterdamse dekschuit doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.2 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.008 O
|
Bijlage 3.3 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel b van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel b BVR jo. bijlage 3.3 BVR
|
Een rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.3 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.009 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel b BVR jo. bijlage 3.3 BVR
|
Een rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.3 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.010 O
|
Bijlage 3.4 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor open rondvaartboten als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel c van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel c BVR jo. bijlage 3.4 BVR
|
Een open rondvaartboot gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.4 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.011 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel c BVR jo. bijlage 3.4 BVR
|
Een open rondvaartboot doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.4 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.012 O
|
Bijlage 3.5 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor skûtsjes als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel d van de Binnenvaartregeling
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel d BVR jo. bijlage 3.5 BVR
|
Een skûtsje gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.5 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.013 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel d BVR jo. bijlage 3.5 BVR
|
Een skûtsje doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.5 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.014 O
|
Bijlage 3.6 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor veerponten als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel e van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel e BVR jo. bijlage 3.6 BVR
|
Een veerpont gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.6 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.015 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel e BVR jo. bijlage 3.6 BVR
|
Een veerpont doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.6 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.016 O
|
Bijlage 3.7 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor veerboten als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel f van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel f BVR jo. bijlage 3.7 BVR
|
Een veerboot gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.7 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.017 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel f BVR jo. bijlage 3.7 BVR
|
Een veerboot doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.7 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.018 O
|
Bijlage 3.8 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor bunkerstations als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel g van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel g BVR jo. bijlage 3.8 BVR
|
Een bunkerstation gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.8 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.019 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel g BVR jo. bijlage 3.8 BVR
|
Een bunkerstation doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.8 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.020 O
|
Bijlage 3.9 Binnenvaartregeling
Technische eisen voor patrouillevaartuigen als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel h van de Binnenvaartregeling.
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel h BVR jo. bijlage 3.9 BVR
|
Een patrouillevaartuig gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.9 BVR.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.021 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.4 onderdeel h BVR jo. bijlage 3.9 BVR
|
Een patrouillevaartuig doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in bijlage 3.9 BVR.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.022 O
|
Richtlijn 2006/87/EG
Technische eisen voor binnenschepen op de zone R gelet op bijlage II van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad.
(let op bij het vaststellen van een beboetbaar feit op de NVO bepalingen genoemd in
hoofdstuk 24 van deze Richtlijn)
|
8 lid 3 BVW jo. 3.5 lid 1 BVR jo. Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG
|
Een binnenvaartschip gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.023 O
|
8 lid 3 BVW jo. 3.5 lid 1 BVR jo. Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG
|
Een binnenvaartschip doen gebruiken in strijd met de technische voorschriften genoemd in Bijlage II van Richtlijn 2006/87/EG.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.024 O
|
10 lid 2 BVW
|
Binnenschip gebruiken in strijd met de voorschriften opgenomen in het certificaat van onderzoek.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.025 O
|
10 lid 2 BVW
|
Binnenschip doen gebruiken in strijd met de voorschriften opgenomen in het certificaat van onderzoek.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.026 O
|
Artikel 11 BVW
|
Als eigenaar een binnenschip gebruiken zonder dat de minister of de bevoegde autoriteit onverwijld
in kennis is gesteld van een belangrijke schade en herstel daarvan of verbouwing en
andere ingrijpende wijzigingen of overgang van eigendom.
|
€ 250,–
|
BVW 3.1.027 O
|
Artikel 11 BVW
|
Als gezagvoerder een binnenschip gebruiken zonder dat de minister of de bevoegde autoriteit onverwijld
in kennis is gesteld van een belangrijke schade en herstel daarvan of verbouwing en
andere ingrijpende wijzigingen of overgang van eigendom.
|
€ 250,–
|
BVW 3.1.028 O
|
Artikel 12 BVW
|
Een binnenschip gebruiken waarvan de toestand, het gebruik en de uitrusting niet in overeenstemming zijn met
hetgeen is vastgelegd in het certificaat van onderzoek.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.029 O
|
Artikel 12 BVW
|
Een binnenschip doen gebruiken waarvan de toestand, het gebruik en de uitrusting niet in overeenstemming zijn met
hetgeen is vastgelegd in het certificaat van onderzoek.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.030 O
|
Artikel 13 lid 4 BVW
|
Een binnenschip gebruiken in strijd met de voorschriften die aan een vrijstelling of ontheffing m.b.t. de technische
eisen zijn verbonden.
|
Max. € 500,–
|
BVW 3.1.031 O
|
Artikel 13 lid 4 BVW
|
Een binnenschip doen gebruiken in strijd met de voorschriften die aan een vrijstelling of ontheffing m.b.t. de technische
eisen zijn verbonden.
|
Max. € 1000,–
|
BVW 3.1.032 O
|
Overige wateren: hoofdstuk 3 paragraaf 2 BVW: Scheepsmeting
|
21 lid 1 BVW jo. 4.16 BVR
|
Een binnenschip gebruiken zonder geldige meetbrief.
|
€ 500,–
|
BVW 3.2.001 O
|
21 lid 1 BVW jo. 4.16 BVR
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder geldige meetbrief.
|
€ 1000,–
|
BVW 3.2.002 O
|
Overige wateren: hoofdstuk 3 paragraaf 3 BVW: Bemanning
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 2 Rsp
|
Als gezagvoerder bij de exploitatiewijze A1 de vaartijd meer dan één maal per week verlengen tot 16
uur.
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.001 O
|
22 lid 9 BVW jo 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 Rsp
|
Als werkgever bij de exploitatiewijze A1 de vaartijd meer dan één maal per week verlengen tot 16
uur.
|
€ 1000,–-
|
BVW 3.3.002 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten dat in de exploitatiewijze A1 de vaart tussen 22.00 uur en 06.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 8 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.003 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.004 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.005 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.006 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.007 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als werkgever nalaten dat in de exploitatiewijze A1 de vaart tussen 22.00 uur en 06.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 8 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.008 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.009 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.010 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.011 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.012 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als bemanningslid nalaten dat in de exploitatiewijze A1 de vaart tussen 22.00 uur en 06.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 8 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.013 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.014 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.015 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.016 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.017 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten dat in de exploitatiewijze A2 de vaart tussen 23.00 uur en 05.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 6 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.018 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.019 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.020 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.021 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.022 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als werkgever nalaten dat in de exploitatiewijze A2 de vaart tussen 23.00 uur en 05.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 6 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.023 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.024 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.025 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.026 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.027 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als bemanningslid nalaten dat in de exploitatiewijze A2 de vaart tussen 23.00 uur en 05.00 uur wordt
onderbroken zonder dat een goedgekeurde tachograaf aanwezig is die in bedrijf is vanaf
het begin van de laatste ononderbroken rusttijd van 6 uur:
|
|
|
Bij een periode van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.028 O
|
Bij een periode van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.029 O
|
Bij een periode van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.030 O
|
Bij een periode van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.031 O
|
Bij een periode van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.032 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 2 onder b Rsp
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 naar A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 uur, waarvan 6 uur
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.033 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.034 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.035 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.036 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.037 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 2 onder b Rsp
|
Als werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 naar A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 uur, waarvan 6 uur
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.038 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.039 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.040 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.041 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.042 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 2 onder b Rsp
|
Als bemanningslid handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 naar A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 uur, waarvan 6 uur
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.043 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.044 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.045 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.046 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.047 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 3 onder b Rsp
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A2 naar A1, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven ononderbroken rusttijd van 8 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.048 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.049 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.050 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.051 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.052 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 3 onder b Rsp
|
Als werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A2 naar A1, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven ononderbroken rusttijd van 8 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.053 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.054 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.055 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.056 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.057 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 3 onder b Rsp
|
Als bemanningslid handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A2 naar A1, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven ononderbroken rusttijd van 8 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.058 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.059 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.060 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.061 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.062 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 4 onder b Rsp
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van B naar A1 of A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.063 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.064 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.065 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.066 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.067 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 4 onder b Rsp
|
Als werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van B naar A1 of A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.068 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.069 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.070 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.071 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.072 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 4 onder b Rsp
|
Als bemanningslid handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van B naar A1 of A2, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.073 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.074 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.075 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.076 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.077 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 5 onder b Rsp
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 of A2 naar B, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 120,–
|
BVW 3.3.078 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 180,–
|
BVW 3.3.079 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 270,–
|
BVW 3.3.080 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.081 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.082 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder b BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 5 onder b Rsp
|
Als werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 of A2 naar B, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 240,–
|
BVW 3.3.083 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 360,–
|
BVW 3.3.084 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 540,–
|
BVW 3.3.085 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.086 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.087 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 5 onder b Rsp
|
Als bemanningslid handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 of A2 naar B, waarbij
niet direct voor de wisseling de voorgeschreven rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur,
buiten de vaartijd, in acht is genomen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 tot 2 uur.
|
€ 60,–
|
BVW 3.3.088 O
|
Bij een tekort van 2 tot 3 uur.
|
€ 90,–
|
BVW 3.3.089 O
|
Bij een tekort van 3 tot 4 uur.
|
€ 135,–
|
BVW 3.3.090 O
|
Bij een tekort van 4 tot 5 uur.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.091 O
|
Bij een tekort van 5 tot 6 uur.
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.092 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 2 onder b Rsp
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 naar A2, waarbij
niet de voorgeschreven A2 versterking zich aan boord bevindt.
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.093 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 2 onder b Rsp
|
Als werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 naar A2, waarbij
niet de voorgeschreven A2 versterking zich aan boord bevindt.
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.094 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 5 onder b Rsp
|
As gezagvoerder handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 of A2 naar B, waarbij
niet de voorgeschreven B versterking zich aan boord bevindt.
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.095 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 5 onder b Rsp
|
As werkgever handelen in strijd met de wisseling van exploitatiewijze van A1 of A2 naar B, waarbij
niet de voorgeschreven B versterking zich aan boord bevindt.
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.096 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 1 BVR jo. 3.15 lid 1 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op de in artikel 5.6 lid 1 BVR genoemde categorieën van schepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.097 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.098 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.099 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman met kwalificatie van schipper
|
€ 450,–
|
BVW 3.3.100 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.100a O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.101 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.102 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.103 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.104 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 1 BVR jo. 3.15 lid 1 Rsp
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op de in artikel 5.6 lid 1 BVR genoemde categorieën van schepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.105 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.106 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.107 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman met kwalificatie van schipper
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.108 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.108a O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.109 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.110 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.111 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.112 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.1 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op hechte samenstellen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.113 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.114 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.115 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman met kwalificatie van schipper
|
€ 450,–
|
BVW 3.3.116 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.117 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.118 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.119 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.120 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.121 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.122 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.123 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.1 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op hechte samenstellen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.124 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.125 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.126 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman met kwalificatie van schipper
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.127 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.128 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.129 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.130 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.131 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 1800,–
|
BVW 3.3.132 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.133 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.134 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.2 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op schepen voor dagtochten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.135 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.136 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.137 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.138 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.139 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.140 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.141 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.142 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.143 O
|
Bij een tekort van 4 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.144 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.145 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.146 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.2 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op schepen voor dagtochten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.147 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.148 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 3000,–
|
BVW 3.3.149 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.150 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.151 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.152 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.153 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.154 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 1800,–
|
BVW 3.3.155 O
|
Bij een tekort van 4 matrozen
|
€ 2400,–
|
BVW 3.3.156 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.157 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.158 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.3 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op stoomschepen voor dagtochten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.159 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.160 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.161 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.162 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.163 O
|
Bij een tekort van 2 machinisten of 2 matrozen motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.164 O
|
Bij een tekort van 3 machinisten of 3 matrozen motordrijver
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.165 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.166 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.167 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.168 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.169 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.170 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.3 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op stoomschepen voor dagtochten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.171 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.172 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 3000,–
|
BVW 3.3.173 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.174 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.175 O
|
Bij een tekort van 2 machinisten of 2 matrozen motordrijver
|
€ 1600,–
|
BVW 3.3.176 O
|
Bij een tekort van 3 machinisten of 3 matrozen motordrijver
|
€ 2400,–
|
BVW 3.3.177 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.178 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.179 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 1800,–
|
BVW 3.3.180 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.181 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.182 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.4 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op hotelschepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.183 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.184 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.185 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.186 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.187 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.187a O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.188 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.189 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 900,–
|
BVW 3.3.190 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.191 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.192 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.4 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op hotelschepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.193 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.194 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 3000,–
|
BVW 3.3.195 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.196 O
|
Bij een tekort van 1 machinist of 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.197 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.197a O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.198 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.199 O
|
Bij een tekort van 3 matrozen
|
€ 1800,–
|
BVW 3.3.200 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos/deksman
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.201 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen/deksmannen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.202 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.5 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op veerboten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.203 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.204 O
|
Bij een tekort van 1 eerste machinist
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.205 O
|
Bij een tekort van 1 tweede machinist
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.206 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.207 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.208 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.209 O
|
Bij een tekort van 3 lichtmatrozen
|
€ 750,–
|
BVW 3.3.210 O
|
Bij een tekort van 4 lichtmatrozen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.211 O
|
Bij een tekort van 5 lichtmatrozen
|
€ 1250,–
|
BVW 3.3.212 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.5 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op veerboten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.213 O
|
Bij een tekort van 1 stuurman
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.214 O
|
Bij een tekort van 1 eerste machinist
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.215 O
|
Bij een tekort van 1 tweede machinist
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.216 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.217 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.218 O
|
Bij een tekort van 2 lichtmatrozen
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.219 O
|
Bij een tekort van 3 lichtmatrozen
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.220 O
|
Bij een tekort van 4 lichtmatrozen
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.221 O
|
Bij een tekort van 5 lichtmatrozen
|
€ 2500,–
|
BVW 3.3.222 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.6 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepschepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.223 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.224 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.225 O
|
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.225a O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 4 BVR jo. bijlage 5.6 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepschepen:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.226 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.227 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.228 O
|
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.228a O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 5 BVR jo. bijlage 5.7 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepboten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.229 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.230 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.231 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.232 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.233 O
|
Bij een tekort van de overeenkomstig de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde
minimumbemanning bij een paaltrek van P > 3750
|
€ zie hier boven
|
BVW 3.3.234 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 5 BVR jo. bijlage 5.7 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepboten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.235 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.236 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.237 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.238 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.239 O
|
Bij een tekort van de overeenkomstig de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde
minimumbemanning bij een paaltrek van P > 3750
|
€ zie hier boven
|
BVW 3.3.240 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 5 BVR jo. bijlage 5.7 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepboten die havendiensten verrichten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.241 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.242 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.243 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.244 O
|
Bij een tekort van de overeenkomstig de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde
minimumbemanning bij een paaltrek van F > 75 ton
|
€ zie hier boven
|
BVW 3.3.245 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 5 BVR jo. bijlage 5.7 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op sleepboten die havendiensten verrichten:
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.246 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.247 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.248 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.249 O
|
Bij een tekort van de overeenkomstig de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde
minimumbemanning bij een paaltrek van F > 75 ton
|
€ zie hier boven
|
BVW 3.3.250 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 6 BVR jo. bijlage 5.8 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op snelle veerponten (> 30 < 40 Km/u):
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.251 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.252 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.253 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.254 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.255 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.256 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.257 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.258 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.259 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 6 BVR jo. bijlage 5.8 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op snelle veerponten (> 30 < 40 Km/u):
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.260 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.261 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 3000,–
|
BVW 3.3.262 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.263 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen motordrijver
|
€ 1600,–
|
BVW 3.3.264 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.265 O
|
Bij een tekort van 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.266 O
|
Bij een tekort van 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.267 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.268 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 6 BVR jo. bijlage 5.8 BVR.
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op snelle veerponten (> 40 Km/u):
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.269 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.270 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.271 O
|
Bij een tekort van 4 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.272 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.273 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.274 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.275 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.6 lid 6 BVR jo. bijlage 5.8 BVR.
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op snelle veerponten (> 40 Km/u):
|
|
|
Bij een tekort van 1 schipper
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.276 O
|
Bij een tekort van 2 schippers
|
€ 2000,–
|
BVW 3.3.277 O
|
Bij een tekort van 3 schippers
|
€ 3000,–
|
BVW 3.3.278 O
|
Bij een tekort van 4 schippers
|
€ 4000,–
|
BVW 3.3.279 O
|
Bij een tekort van 1 matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.280 O
|
Bij een tekort van 1 volmatroos
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.281 O
|
Bij een tekort van 1 lichtmatroos
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.282 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 1 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1, als bedoeld in artikel 3.14 Rsp
de voorgeschreven minimum bemanningssterkte op een motorschip, duwboot, duwstel en
passagiersschip te verhogen:
|
|
|
In de exploitatiewijze A1 en A2 met 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.283 O
|
In de exploitatiewijze B met 2 matrozen
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.284 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 1 Rsp
|
Als werkgever nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1, als bedoeld in artikel 3.14 Rsp
de voorgeschreven minimum bemanningssterkte op een motorschip, duwboot, duwstel en
passagiersschip te verhogen:
|
|
|
In de exploitatiewijze A1 en A2 met 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.285 O
|
In de exploitatiewijze B met 2 matrozen
|
€ 1200,–
|
BVW 3.3.286 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 1 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1 onderdeel i en/of l, als bedoeld
in artikel 3.14 Rsp de voorgeschreven minimum bemanningssterkte op een motorschip,
duwboot, duwstel en passagiersschip te verhogen:
|
|
|
In de exploitatiewijze B met 1 matroos
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.287 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 1 Rsp
|
Als werkgever nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1 onderdeel i en/of l, als bedoeld
in artikel 3.14 Rsp de voorgeschreven minimum bemanningssterkte op een motorschip,
duwboot, duwstel en passagiersschip te verhogen:
|
|
|
In de exploitatiewijze B met 1 matroos
|
€ 600,–
|
BVW 3.3.288 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 2 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1 onderdeel a t/m c van artikel
3.14 lid 1 onder 1.1 Rsp de desbetreffende bemanningsleden op een motorschip, duwboot,
duwstel en passagiersschip te vervangen:
|
|
|
In de exploitatiewijze A1 en A2 de matroos door een matroos motordrijver
|
€ 400,–
|
BVW 3.3.289 O
|
In de exploitatiewijze B de 2 matrozen door 2 matrozen motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.290 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.8 en 5.7 BVR jo. 3.18 lid 2 Rsp
|
Als werkgever nalaten – bij het niet voldoen aan de standaard S1 onderdeel a t/m c van artikel
3.14 lid 1 onder 1.1 Rsp de desbetreffende bemanningsleden op een motorschip, duwboot,
duwstel en passagiersschip te vervangen:
|
|
|
In de exploitatiewijze A1 en A2 de matroos door een matroos motordrijver
|
€ 800,–
|
BVW 3.3.291 O
|
In de exploitatiewijze B de 2 matrozen door 2 matrozen motordrijver
|
€ 1600,–
|
BVW 3.3.292 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.6 BVR.
1. Schipper
2. Stuurman / Machinist
3. Volmatr / Matr motordr
4. Matroos
5. Lichtmatroos / Deksman
|
Als gezagvoerder nalaten dat het/de bemanningslid / leden over de vereiste bekwaamheid beschikken:
(onder gekwalificeerd varen)
|
1 niveau
|
€ 150,–
|
BVW 3.3.293 O
|
2 niveaus
|
€ 350,–
|
BVW 3.3.294 O
|
3 niveaus
|
€ 550,–
|
BVW 3.3.295 O
|
4 niveaus
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.296 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.6 BVR.
1. Schipper
2. Stuurman / Machinist
3. Volmatr / Matr motordr
4. Matroos
5. Lichtmatroos / Deksman
|
Als werkgever nalaten dat het/de bemanningslid / leden over de vereiste bekwaamheid beschikken:
(onder gekwalificeerd varen)
|
1 niveau
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.297 O
|
2 niveaus
|
€ 700,–
|
BVW 3.3.298 O
|
3 niveaus
|
€ 1100,–
|
BVW 3.3.299 O
|
4 niveaus
|
€ 1400,–
|
BVW 3.3.300 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.9 BVR.
|
Als gezagvoerder een vrouw, die krachtens arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke aanstelling
gedurende 14 weken rondom de vermoedelijke datum van haar bevalling deel uit laten
maken van de minimumbemanning.
|
€ 100,–
|
BVW 3.3.301 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.9 BVR.
|
Als werkgever een vrouw, die krachtens arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke aanstelling
gedurende 14 weken rondom de vermoedelijke datum van haar bevalling deel uit laten
maken van de minimumbemanning.
|
€ 200,–
|
BVW 3.3.302 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.10 BVR jo. 3.20 Rsp.
|
Als gezagvoerder een zeeschip laten varen op de binnenwateren zonder:
|
|
|
Dat er zich aan boord een persoon bevindt die in het bezit is van een groot vaarbewijs
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.303 O
|
Dat na een vaartijd van ten hoogste 14 uren per tijdvak van 24 uren de houder van
het groot vaarbewijs is vervangen door een ander persoon die in het bezit is van een
groot vaarbewijs
|
€ 750,–
|
BVW 3.3.304 O
|
Dat de voorgeschreven minimumbemanning volgens exploitatiewijze B aan boord is
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.305 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 5.10 BVR jo. 3.20 Rsp.
|
Als werkgever een zeeschip laten varen op de binnenwateren zonder:
|
|
|
Dat er zich aan boord een persoon bevindt die in het bezit is van een groot vaarbewijs
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.306 O
|
Dat na een vaartijd van ten hoogste 14 uren per tijdvak van 24 uren de houder van
het groot vaarbewijs is vervangen door een ander persoon die in het bezit is van een
groot vaarbewijs
|
€ 1500,–
|
BVW 3.3.307 O
|
Dat de voorgeschreven minimumbemanning volgens exploitatiewijze B aan boord is
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.308 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder c BVW jo. 22 lid 4 BVW jo. paragraaf 5 van hoofdstuk
5 BVR
|
Als gezagvoerder de in de vrijstelling opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.311 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder c BVW jo. 22 lid 4 BVW jo. paragraaf 5 van hoofdstuk
5 BVR
|
Als werkgever de in de vrijstelling opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.312 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder b BVW jo. 22 lid 4 BVW jo. paragraaf 5 van hoofdstuk
5 BVR
|
Als bemanningslid de in de vrijstelling opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.313 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder c BVW jo. 22 lid 5 BVW
|
Als gezagvoerder de in de ontheffing opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.314 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder c BVW jo. 22 lid 5 BVW
|
Als werkgever de in de ontheffing opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.315 O
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 8 onder b BVW jo. 22 lid 5 BVW
|
Als bemanningslid de in de ontheffing opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.316 O
|
23 lid 1 BVW jo. 27 lid 2 BVB jo. 28 BVB
|
Als gezagvoerder een binnenschip gebruiken zonder dat een bemanningslid over een geldige geneeskundige
verklaring beschikt:
|
|
|
Iedere 5 jaar (plus 13 weken) vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar tot de
leeftijd van 65 jaar.
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.317 O
|
Ieder jaar vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
|
€ 250,–
|
BVW 3.3.318 O
|
23 lid 1 BVW jo. 27 lid 2 BVB jo. 28 BVB
|
Als werkgever een binnenschip gebruiken zonder dat een bemanningslid over een geldige geneeskundige
verklaring beschikt:
|
|
|
Iedere 5 jaar (plus 13 weken) vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar tot de
leeftijd van 65 jaar.
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.319 O
|
Ieder jaar vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.320 O
|
Overige wateren: Hoofdstuk 3 paragraaf 4 BVW: Vaarbewijs.
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder
een geldig groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel
25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.001 O
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip doen gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de
gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document
als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.002 O
|
25 lid 4 BVW jo.15 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan
de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs
dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW
is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.003 O
|
25 lid 5 BVW jo. 15 BVB
|
Een schip doen gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat
aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs
dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW
is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.004 O
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Een schip voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.005 O
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs
voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende
dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.006 O
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Een schip voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd
ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.007 O
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van
schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende
de termijn van ontzegging.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.008 O
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Een schip voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of
ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a
of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.009 O
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs
van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van
de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.010 O
|
28 lid 7 BVW
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het
vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.011 O
|
28 lid 7 BVW
|
Als werkgever handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs
ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.012 O
|
31 lid 4 BVW
|
Handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden
voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid
2 van de BVW.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.013 O
|
31 lid 4 BVW
|
Doen handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs
verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk
31 lid 2 van de BVW.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.014 O
|
33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB
|
Handelen in strijd met de regels die bij ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen
voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard,
het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld
in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.015 O
|
33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB
|
Doen handelen in strijd met de regels die ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen
voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard,
het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld
in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.016 O
|
Overige wateren: Hoofdstuk 4 paragraaf 1 BVW: Scheepsnummer
|
36 lid 4 BVW jo. 36 lid 2 onder a BVW
|
Als eigenaar van een binnenschip niet binnen twee weken na de toekenning en kennisgeving van het
scheepsnummer dit scheepsnummer op het binnenschip aanbrengen
|
€ 150,–
|
BVW 4.1.001 O
|
36 lid 4 BVW jo. 36 lid 2 onder b BVW
|
Als eigenaar van een binnenschip niet binnen twee weken kennis geven aan de minister van zodanige
wijzigingen in omstandigheden van een binnenschip, die aanleiding geven tot wijziging
van het scheepsnummer
|
€ 1250,–
|
BVW 4.1.002 O
|
36 lid 4 BVW jo 30 lid 2 BVB jo. 9.1 BVR
|
Als eigenaar van een binnenschip het registratienummer niet op het binnenschip aanbrengen overeenkomstig
het gestelde in artikel 9.1 BVR
|
€ 150,–
|
BVW 4.1.003 O
|
Overige wateren: Hoofdstuk 4 paragraaf 2 BVW: Gegevensverstrekking
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 2.9 en 2.11 onder a BVR
|
Als schipper zijn bekwaamheid aan boord op een schip als bedoeld in artikel 12 van het BVB niet
kunnen aantonen d.m.v. het vaarbewijs.
|
€ 300,–
|
BVW 4.2.001 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 2.9 en 2.11 onder b BVR jo. 5.11 BVR jo. 3.05 lid 1 onder
b Rsp
|
Als bemanningslid zijn bekwaamheid aan boord op een schip als bedoeld in artikel 12 van het BVB niet
kunnen aantonen door middel van het dienstboekje.
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.003 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 2.10 en 2.11 onder a BVR
|
Als schipper zijn bekwaamheid aan boord op een veerboot niet kunnen aantonen d.m.v. het vaarbewijs.
|
€ 300,–
|
BVW 4.2.004 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 2.10 en 2.11 onder b BVR jo. 5.11 BVR jo. 3.05 lid 1 onder
b Rsp
|
Als bemanningslid zijn bekwaamheid aan boord op een veerboot niet kunnen aantonen door middel van het
dienstboekje.
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.005 O
|
37 lid 2 BVW jo. artikel 31 BVB jo. 5.3 lid 2 BVR.
|
Een binnenschip gebruiken in de periode van 48 uur voorafgaand aan het binnenvaren van de in artikel 1.2. BVR
bedoelde binnenwateren de rusttijden van elk van de bemanningsleden alsmede de vaartijden
van het schip niet hebben ingevuld in het vaartijdenboek dan wel in een ander document.
|
€ 400,–
|
BVW 4.2.006 O
|
37 lid 2 BVW jo. artikel 31 BVB jo. 5.3 lid 2 BVR.
|
Een binnenschip doen gebruiken in de periode van 48 uur voorafgaand aan het binnenvaren van de in artikel 1.2. BVR
bedoelde binnenwateren de rusttijden van elk van de bemanningsleden alsmede de vaartijden
van het schip niet hebben ingevuld in het vaartijdenboek dan wel in een ander document.
|
€ 800,–
|
BVW 4.2.007 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 2 Rsp
|
Een binnenschip gebruiken tijdens de wekelijkse verlenging van de vaartijd tot ten hoogste 16 uur in de exploitatiewijze
A1, zonder dat deze verlenging kan worden aangetoond met de registraties van een goed
functionerende tachograaf.
|
€ 400,–
|
BVW 4.2.008 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 2 Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken tijdens de wekelijkse verlenging van de vaartijd tot ten hoogste 16 uur in de exploitatiewijze
A1, zonder dat deze verlenging kan worden aangetoond met de registraties van een goed
functionerende tachograaf.
|
€ 800,–
|
BVW 4.2.009 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk
in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd
wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende
tachograaf.
|
€ 400,–
|
BVW 4.2.009a O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Een schip doen gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk
in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd
wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende
tachograaf.
|
€ 800,–
|
BVW 4.2.009b O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 7 Rsp
|
Een binnenschip gebruiken zonder dat bij wisseling van exploitatiewijze de rusttijd van 8, onderscheidenlijk
6 uren kan worden aangetoond met een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het
Rsp of met een kopie van de pagina met aantekeningen van de vaar-, onderscheidenlijk
rusttijden uit het vaartijdenboek van het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid
heeft plaatsgevonden.
|
€ 625,–
|
BVW 4.2.010 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.5 BVR jo. 3.12 lid 7 Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder dat bij wisseling van exploitatiewijze de rusttijd van 8, onderscheidenlijk
6 uren kan worden aangetoond met een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het
Rsp of met een kopie van de pagina met aantekeningen van de vaar-, onderscheidenlijk
rusttijden uit het vaartijdenboek van het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid
heeft plaatsgevonden.
|
€ 1250,–
|
BVW 4.2.011 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.11 BVR jo. 3.06 lid 4 onder a en b Rsp
|
Als houder het persoonlijke dienstboekje niet bij de eerste indiensttreding overhandigen aan
de schipper
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.012 O
|
Als houder niet telkens binnen een periode van 12 maanden het persoonlijke dienstboekje overleggen
aan en niet laten afstempelen door een plaatselijke bevoegde autoriteit
|
€ 125,–
|
BVW 4.2.013 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.11 BVR jo. 3.06 lid 6 Rsp
|
Als schipper het dienstboekje niet regelmatig invullen
|
€ 125,–
|
BVW 4.2.014 O
|
Als schipper het dienstboekje niet in het stuurhuis bewaren
|
€ 60,–
|
BVW 4.2.015 O
|
Als schipper het dienstboekje niet op verzoek onverwijld teruggeven aan de houder
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.016 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.12 BVR jo. 3.13 lid 1 Rsp
|
Als gezagvoerder het vaartijdenboek niet aanwezig hebben in de stuurhut.
|
€ 450,–
|
BVW 4.2.020 O
|
Als gezagvoerder de exploitatiewijze niet op iedere bladzijde van het vaartijdenboek hebben aangetekend
|
€ 100,–
|
BVW 4.2.021 O
|
Als gezagvoerder, zodra de vaart begint, dan wel de vaart wordt voortgezet, de gegevens van kolom
1, 2, 3 en 4 in het vaartijdenboek niet hebben aangetekend
|
Per niet ingevulde dag
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.022 O
|
Als gezagvoerder, zodra de vaart wordt onderbroken, dan wel wordt beëindigd, de gegevens van kolom
1, 5, 6 en 7 in het vaartijdenboek niet hebben aangetekend
|
Per niet ingevulde dag
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.026 O
|
Als gezagvoerder bij het voor de eerste keer aan boord komen van de bemanning en bij verandering van
samenstelling van de bemanning kolom 8 van het vaartijdenboek niet hebben ingevuld
|
€ 200,–
|
BVW 4.2.030 O
|
Als gezagvoerder voor 08.00 uur de volgende dag de rusttijden in kolom 9 t/m 11 van het vaartijdenboek
niet hebben ingevuld (exploitatiewijze B schema voldoende)
|
Per niet ingevulde dag
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.031 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.12 BVR jo. 3.13 lid Rsp (vervolg)
|
Als gezagvoerder bij wisseling van bemanning telkens het tijdstip van aan en van boord gaan niet vermelden
in kolom 12 en 13 van het vaartijdenboek
|
€ 100,–
|
BVW 4.2.035 O
|
Als gezagvoerder na wisseling van exploitatiewijze de noodzakelijke aantekeningen in het vaartijdenboek
niet op een nieuwe bladzijde hebben aangebracht
|
€ 50,–
|
BVW 4.2.036 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB 5.12 BVR jo. 3.13 lid 3 Rsp
|
Een binnenschip gebruiken zonder dat het ongeldig verklaarde vaartijdenboek gedurende zes maanden na de laatste
aantekening aan boord is bewaard
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.055 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB 5.12 BVR jo. 3.13 lid 3 Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder dat het ongeldig verklaarde vaartijdenboek gedurende zes maanden na de laatste
aantekening aan boord is bewaard
|
€ 540,–
|
BVW 4.2.056 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB 5.12 BVR jo. 3.13 lid 6 Rsp
|
Een binnenschip gebruiken zonder dat bij aflossing of versterking van bemanning voor ieder nieuw bemanningslid
een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het Rsp of een kopie van de pagina met
aantekeningen van de vaar-, onderscheidenlijk rusttijden uit het vaartijdenboek van
het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid heeft plaatsgevonden, voorhanden
is.
|
€ 500,–
|
BVW 4.2.057 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB 5.12 BVR jo. 3.13 lid 6 Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder dat bij aflossing of versterking van bemanning voor ieder nieuw bemanningslid
een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het Rsp of een kopie van de pagina met
aantekeningen van de vaar-, onderscheidenlijk rusttijden uit het vaartijdenboek van
het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid heeft plaatsgevonden, voorhanden
is.
|
€ 1000,–
|
BVW 4.2.058 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.13 lid 2 BVR
|
Als gezagvoerder op een veerboot of veerpont er geen zorg voor hebben gedragen dat er een scheepsjournaal
aan boord aanwezig is
|
€ 450,–
|
BVW 4.2.059 O
|
Als gezagvoerder de naam van het schip niet vermelden in het scheepsjournaal
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.060 O
|
Als gezagvoerder het begin en het einde van de veerdienst van het schip niet vermelden in het scheepsjournaal
|
Per niet ingevulde dag
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.061 O
|
Als gezagvoerder het merk van teboekstelling of het officiële scheepsnummer niet in het scheepsjournaal
vermelden
|
€ 150,–
|
BVW 4.2.065 O
|
Als gezagvoerder niet de leden van de bemanning bij het begin van de dagelijkse veerdienst met naam
en functie in het scheepsjournaal vermelden
|
€ 200,–
|
BVW 4.2.066 O
|
37 lid 2 BVW jo artikel 31 BVB jo. 5.14 BVR jo. bijlage A3 onderdeel B punt 6 van
het Rsp
|
Een binnenschip gebruiken zonder dat de voorgeschreven tachograaf (A1 en A2) is voorzien van een (geldige)
verklaring. (Geldigheidsduur verklaring 5 jaar)
|
€ 500,–
|
BVW 4.2.067 O
|
37 lid 2 BVW jo artikel 31 BVB jo. 5.14 BVR jo. bijlage A3 onderdeel B punt 6 van
het Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder dat de voorgeschreven tachograaf (A1 en A2) is voorzien van een (geldige)
verklaring. (Geldigheidsduur verklaring 5 jaar)
|
€ 1000,–
|
BVW 4.2.068 O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.14 lid 2 BVR
|
Als gezagvoerder de registraties van de tachograaf niet gedurende ten minste zes maanden na laatste
aantekening daarop in chronologische volgorde aan boord bewaren
|
€ 270,–
|
BVW 4.2.069 O
|
Overige wateren: Hoofdstuk 5 paragraaf 1 BVW: Handhaving
|
43 lid 2 BVW jo. 2.7 BVR
|
Als houder er geen zorg voor dragen dat bij het vervoer van goederen het bewijs van vakbekwaamheid
ten kantore van de eigenaar of exploitant van het binnenschip of aan de hand van de
gegevens uit het handelsregister kan worden gecontroleerd.
|
€ 625,–
|
BVW 5.1.001 O
|
43 lid 2 BVW jo. 5.12 BVR 3.13 lid 4 Rsp
|
Een binnenschip gebruiken zonder dat de verklaring afgifte vaartijdenboek aan boord wordt bewaard dan wel deze
verklaring niet op verzoek kan worden getoond.
|
€ 75,–
|
BVW 5.1.002 O
|
43 lid 2 BVW jo. 5.12 BVR 3.13 lid 4 Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken zonder dat de verklaring afgifte vaartijdenboek aan boord wordt bewaard dan wel deze
verklaring niet op verzoek kan worden getoond.
|
€ 150,–
|
BVW 5.1.003 O
|
43 lid 2 BVW jo. 5.14 BVR gelet op bijlage A3 onderdeel B punt 7 van het RSP
|
Een binnenschip gebruiken bij de wekelijkse verlenging van de vaartijd in de A1 of bij het varen in de bloktijd
A1 (22.00–06.00 uur) of A2 (23.00–5.00 uur) zonder dat de gebruiksaanwijzing van de
tachograaf aan boord wordt bewaard.
|
€ 250,–
|
BVW 5.1.004 O
|
43 lid 2 BVW jo. 5.14 BVR gelet op bijlage A3 onderdeel B punt 7 van het Rsp
|
Een binnenschip doen gebruiken bij de wekelijkse verlenging van de vaartijd in de A1 of bij het varen in de bloktijd
A1 (22.00–06.00 uur) of A2 (23.00–5.00 uur) zonder dat de gebruiksaanwijzing van de
tachograaf aan boord wordt bewaard.
|
€ 500,–
|
BVW 5.1.005 O
|
43 lid 2 BVW jo. 8.2 BVR jo. 8.5 BVR
|
Als eigenaar er geen zorg voor dragen dat bij het vervoer van goederen of personen met een binnenschip
de Rijnvaartverklaring aan boord van het binnenschip dan wel ten kantore van de eigenaar
of exploitant kan worden gecontroleerd.
|
€ 150,–
|
BVW 5.1.006 O
|
43 lid 2 BVW jo. 8.2 BVR jo. 8.5 BVR
|
Als exploitant er geen zorg voor dragen dat bij het vervoer van goederen of personen met een binnenschip
de Rijnvaartverklaring aan boord van het binnenschip dan wel ten kantore van de eigenaar
of exploitant kan worden gecontroleerd.
|
€ 150,–
|
BVW 5.1.007 O
|
43 lid 2 BVW jo. 8.3 BVR jo. 8.5 BVR
|
Als vervoersondernemer er geen zorg voor dragen dat bij het bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen
met een binnenschip het bewijs van toelating aan boord van het binnenschip dan wel
ten kantore van de eigenaar of exploitant kan worden gecontroleerd.
|
€ 150,–
|
BVW 5.1.008 O
|
43 lid 2 BVW jo. 8.4 BVR jo. 8.5 BVR
|
Als vervoerder er geen zorg voor dragen dat bij het bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen
met een binnenschip het geëigend document aan boord van het binnenschip dan wel ten
kantore van de eigenaar of exploitant kan worden gecontroleerd.
|
€ 150,–
|
BVW 5.1.009 O
|
46 lid 2 BVW jo. 46 lid 1 BVW
|
Als houder niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van de bij of krachtens de
BVW vereiste document (en):
|
1 document
|
€ 60,–
|
BVW 5.1.010 O
|
2 documenten
|
€ 120,–
|
BVW 5.1.011 O
|
3 documenten
|
€ 180,–
|
BVW 5.1.012 O
|
4 documenten
|
€ 240,–
|
BVW 5.1.013 O
|
5 documenten
|
€ 300,–
|
BVW 5.1.014 O
|
6 documenten
|
€ 360,–
|
BVW 5.1.015 O
|