Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-08-2009 en zichtdatum 19-12-2024.
Geldend van 04-08-2009 t/m 31-03-2010

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2009, nr. HO&S/Prog/139873, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor het verzorgen van postinitiële masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs (Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2, eerste lid, juncto artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doelomschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De Minister verstrekt subsidie met als doel:

  • a. een impuls te geven aan hbo-masters voor prioritaire terreinen, genoemd in artikel 6, onder d;

  • b. het beroepsgerichte karakter van het hoger beroepsonderwijs te versterken en de professionaliteit en kwaliteit te vergroten van werknemers op het niveau van het hoger beroepsonderwijs;

  • c. een bijdrage te leveren aan een Leven Lang Leren in het hoger beroepsonderwijs; en

  • d. de nationale en internationale aantrekkingskracht en de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs te vergroten.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Subsidie wordt verleend aan het instellingsbestuur van een hogeschool.

  • 2 Voor subsidie komt uitsluitend in aanmerking een hbo-master die voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 6.

Artikel 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is in 2010 € 10.452.000,– beschikbaar.

  • 2 Voor de jaren na 2010 stelt de Minister ieder jaar voor 1 januari het subsidieplafond vast.

  • 3 Het besluit tot vaststelling van het in het tweede lid bedoelde bedrag wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4 Per jaar mag het totale subsidiebedrag, zoals bepaald in artikel 7, derde lid, niet meer bedragen dan het voor dat jaar geldende subsidieplafond zoals vermeld in dit artikel.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling wordt ingediend vóór 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt verstrekt.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, wordt een aanvraag voor het jaar 2010 ingediend vóór 1 oktober van 2009.

  • 4 De subsidieaanvraag geschiedt met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling. Subsidieaanvragen worden gericht aan de Minister, maar ingediend bij de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO).

  • 5 De aanvraag gaat vergezeld van drie additionele documenten:

    • a. een onderzoek dat een gekwantificeerde onderbouwing levert van de behoefte in de beroepspraktijk aan mensen die zijn afgestudeerd aan de hbo-master waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit onderzoek bevat een analyse van zowel de landelijke behoefte en het landelijke opleidingsaanbod als de doorvertaling ervan naar de behoefte van de (regionale) beroepspraktijk,

    • b. een inschatting van het aantal studenten dat zich per jaar voor de hbo-master zal aanmelden, en

    • c. een plan van aanpak waarin aannemelijk gemaakt wordt dat de betreffende beroepspraktijk op het moment van de aanvraag nog niet in de financiering van de hbo-master kan voorzien maar na afloop van de subsidieperiode wel. Het plan van aanpak geeft tevens aan hoe de beroepspraktijk in de loop van de subsidieperiode een steeds grotere eigen bijdrage aan de opleiding zal leveren;

  • 6 Subsidie op grond van deze regeling kan slechts eenmaal voor dezelfde hbo-master worden toegekend.

Artikel 6. Beoordelingscriteria

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De hbo-master waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend, wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. De hbo-master beschikt over een van de onderstaande kwaliteitsoordelen van de NVAO:

    • 1°. een positief besluit omtrent accreditatie als bedoeld in artikel 5a.9 van de wet dat niet van een eerdere datum is dan 1 januari 2007, of

    • 2°. een positief besluit toets nieuwe opleiding als bedoeld in artikel 5a.11 van de wet dat niet van een eerdere datum is dan 1 januari 2007.

  • b. Er is vraag naar de hbo-master:

    • 1°. deze vraag is kwantitatief significant,

    • 2°. deze vraag is voldoende duurzaam, zowel op het moment van de aanvraag van de subsidie als in de toekomst, en

    • 3°. de beroepspraktijk steunt de totstandkoming van de hbo-master.

  • c. De betreffende beroepspraktijk kan op het moment van de subsidieaanvraag nog niet zelf in de financiering voorzien maar de subsidieaanvrager maakt aannemelijk dat de hbo-master binnen een termijn van maximaal 6 jaar zonder overheidsfinanciering verzorgd kan worden,

  • d. Het betreft een hbo-master op een of meer prioritaire terreinen, namelijk Creative industries, Grotestedenproblematiek, Plattelandsvernieuwing, Zorg, Technologie (waaronder ook zorgtechnologie), Logistiek en Bouw,

  • e. De inhoud van de hbo-master wordt mede vormgegeven vanuit een aan de desbetreffende hbo-master gerelateerde onderzoekseenheid van de hogeschool: de hbo-master is of wordt gerelateerd aan het aandachtsgebied van een of meer lectoraten van de betreffende hogeschool,

  • f. De hbo-master levert een bijdrage in het kader van het Leven Lang Leren voor studenten met werkervaring. Dit komt tot uitdrukking in de vormgeving van de hbo-master en in de eisen voor toelating tot de opleiding,

  • g. De hbo-master omvat maximaal 60 studiepunten, conform de studielast voor één studiejaar.

Artikel 7. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie. De aanvragen worden beoordeeld naar de mate van kwaliteit waarin zij voldoen aan de criteria zoals gesteld in artikel 6. De Minister kan de commissie, genoemd in artikel 9, vragen de subsidieaanvragen te rangschikken naar de mate waarin voldaan is aan de criteria van artikel 6 en de verdeling van de aanvragen over de prioritaire gebieden, instellingen en regio’s.

  • 2 De Minister bepaalt jaarlijks de hoogte van het subsidiebedrag.

  • 3 Het subsidiebedrag wordt berekend door de vermenigvuldiging van:

    • a. het door de accountant gevalideerde aantal studenten, op 1 oktober van het voorgaande subsidiejaar,

    • b. het vastgestelde subsidiebedrag en de vastgestelde factoren hoog en laag conform artikel 4.12 van het uitvoeringsbesluit.

  • 4 Bij de berekening van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van de bedragen en de onderwijsvraag die de Minister in september voorafgaand aan het subsidiejaar heeft medegedeeld.

  • 5 De Minister versterkt per aanvraag recht op subsidie voor 6 jaar. Het subsidiebedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Het subsidiebedrag bedraagt 100% in het eerste en tweede jaar, 75% in het derde, 50% in het vierde en vijfde jaar en 25% in het zesde jaar van het bedrag zoals dat berekend wordt onder lid 3.

Artikel 8. Berekening bedrag bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 2 In het tweede jaar wordt het voorschot zoals bepaald onder lid 1 van dit artikel verrekend met het subsidiebedrag dat is vastgesteld op basis van het door de accountant gevalideerde werkelijke aantal studenten van het eerste subsidiejaar.

Artikel 9. Advisering en besluit

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 2 De commissie toetst de aanvraag aan deze regeling.

  • 3 De commissie brengt voor 1 december advies uit aan de Minister.

  • 4 De Minister beslist, onder voorbehoud van een positief besluit toets nieuwe opleiding als bedoeld in artikel 5a.11 van de wet, uiterlijk op 1 januari van het volgende jaar over nieuwe aanvragen.

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander voor zover van toepassing naar rato van het aantal subsidieontvangers en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 11. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Vanaf het moment waarop de subsidie wordt verleend, zijn de volgende bepalingen van de wet van overeenkomstige toepassing:

Artikel 12. Ambtshalve subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De subsidie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt ambtshalve vastgesteld.

Artikel 13. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Het subsidiebedrag, zoals berekend in artikel 7, wordt uitgekeerd in een door de Minister te bepalen kasritme.

Artikel 14. Besteding en verantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan het in de regeling omschreven doel. Zij kan ook worden aangewend voor andere activiteiten van de instelling waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Terugvordering van niet-bestede middelen vindt niet plaats.

  • 2 Vier jaar na aanvang van de subsidie worden in een tussentijds verslag van de hogeschool de concrete stappen weergegeven, die al zijn gezet en in de komende jaren nog worden gezet, in overleg met de betreffende beroepspraktijk, om de hbo-master zonder subsidie aan te bieden.

  • 3 Aan het eind van de subsidieperiode wordt een verslag van de activiteiten ingediend, waarin ook informatie wordt verschaft over de toekomst van de hbo-master.

  • 4 Voor bekostigde instellingen geldt dat de verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging en de FSR-bijlage bij het jaarverslag, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor niet-bekostigde instellingen geldt dat de verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging. Voor zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen geldt dat de verklaring van de accountant bij de jaarrekening tevens een oordeel omvat over de rechtmatige besteding van de subsidie.

Artikel 15. Evaluatie regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt vier en zes jaar na zijn inwerkingtreding geëvalueerd door een externe partij op:

  • a. uitvoerbaarheid,

  • b. de realisatie van de doelstellingen genoemd in artikel 2,

  • c. de toepassing van de criteria genoemd in artikel 6 en

  • d. de effectuering van de geleidelijke afbouw van het subsidiebedrag en de geleidelijke overname van de kosten van de hbo-masters door de beroepspraktijk.

Artikel 16. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk