5.4. Voorwaarden voor het salderen van meer- en minderbevindingen in een IVV
[Regeling vervallen per 01-06-2012]
Als de daadwerkelijk in de IVV aanwezige voorraad verbruiksbelastinggoederen groter
is dan de administratie aangeeft, is sprake van een meerbevinding.
In een IVV kunnen producten bij vergissing worden omgewisseld. Bij die omwisseling
ontstaat een vermis bij het ene artikel en een meerbevinding bij het andere artikel.
In dat geval is het redelijk om onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat een vermis
met een meerbevinding wordt gesaldeerd.
De Hoge Raad der Nederlanden (arrest nr. 34.000 van 23 december 1998) is voor de accijns
van oordeel dat een redelijke toepassing van de Wet op de accijns meebrengt dat saldering van verschillen binnen groepen van accijnsgoederen geoorloofd
is. Daarbij mogen alle accijnsgoederen in de vergelijking worden betrokken, mits zij
zijn onderworpen aan hetzelfde accijnstarief. De meer- en minderbevindingen mogen
geen gevolg zijn van andere verschillen zoals productieverliezen, productieoverschotten
of vervoersverschillen.
De Hoge Raad overwoog daarbij dat van belanghebbende, die een onbetwist deugdelijke
administratie voert, niet kan worden verlangd dat hij de oorzaken van de verschillen
aangeeft. Het gaat immers om verschillen die uitsluitend volgen uit die administratie
en niet verklaarbaar zijn.
Dit betekent, aldus de Hoge Raad, dat de vermiste accijnsgoederen pas worden aangemerkt
als te zijn uitgeslagen, nadat de meerbevonden accijnsgoederen met hetzelfde accijnstarief
daarop in mindering zijn gebracht (artikel 88, eerste lid, van de Wet op de accijns). Het vermis en de meerbevinding moeten betrekking hebben op verschillen tussen de
voorraad volgens de administratie en de daadwerkelijke opgeslagen voorraad.
Goedkeuring
Ingevolge artikel 37 van de wet is artikel 88, eerste lid, van de Wet op de accijns van overeenkomstige toepassing verklaard.
In verband daarmee keur ik goed dat het salderen van meer- en minderbevindingen, zoals
dat van toepassing is voor de accijns, ook van toepassing is op de verbruiksbelastingen
van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten.
De saldering van meer- en minderbevindingen kan onder de volgende voorwaarden worden
toegepast.
-
a. Er moet sprake zijn van een deugdelijke administratie. Dat wil zeggen dat de administratie
moet voldoen aan het bepaalde in artikel 11 van het besluit.
Indien naar het oordeel van de inspecteur de administratie niet aan deze voorwaarden
voldoet, is er geen sprake van een deugdelijke administratie. De inspecteur moet dit
uiteraard wel voldoende motiveren.
-
b. De saldering is slechts mogelijk indien er sprake is van hetzelfde tarief. In de artikelen 10 en 13 van de wet zijn de tarieven vermeld.
-
c. De Hoge Raad heeft geen uitspraak gedaan over de periode waarover de saldering mag
worden toegepast. In de praktijk worden meer- en minderbevindingen vastgesteld bij
inventarisatie van de IVV-voorraad.
De administratie van een IVV moet op elk moment een juiste weergave geven van de daadwerkelijke
voorraad. In verband daarmee wordt de voorraad regelmatig geïnventariseerd. Vervolgens
wordt na die inventarisatie de administratie weer in overeenstemming gebracht met
de werkelijke voorraad, waarbij alle afzonderlijke meer- en minderbevindingen in de
administratie worden opgenomen.
Saldering van de meer- en minderbevindingen moet daarom direct na de inventarisaties
plaatsvinden, ongeacht het aantal inventarisaties.
Dit betekent dat ook bedrijven die hun voorraad in gedeelten inventariseren (partiële
inventarisaties) direct na die gedeeltelijke inventarisatie de meer- en minderbevindingen
moeten salderen.
Het opnemen van meer- en minderbevindingen op een aparte lijst na elke partiële inventarisatie
en daarna eenmaal per jaar alle meer- en minderbevindingen salderen, is hiermee niet
in overeenstemming.
-
d. Indien na inventarisatie, saldering en aanpassing van de administratie een vermis
resteert, moet dit vermis worden opgenomen in de periodieke aangifte van de maand
waarin het vermis is geconstateerd.