Ten behoeve van het bouwen van een eco iglo in de gemeente Leeuwarden kan tot 17 juli
2020 worden afgeweken van de artikelen 2.129, 2.130, 3.22, 3.23, 3.41, eerste lid, 6.11, eerste lid, 6.13, 6.14 en 5.2, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit 2012.
-
1 Ten behoeve van het bouwen van woningen in het Ecodorp in de gemeente Boekel, zoals
aangegeven op de kaart in bijlage no. 50, kan tot 18 maart 2025 worden afgeweken van de artikelen 2.33, eerste lid, 3.74, 3.75, eerste, tweede en derde lid, 4.3, en 4.22, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012.
Ten behoeve van:
-
a. Stationsgebied Utrecht zoals aangegeven op de kaart in bijlage 7,
-
b. Gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg zoals aangegeven op de kaart in bijlage 23,
-
c. het plangebied Spoorzone in de gemeente Eindhoven zoals aangegeven op de kaart in
bijlage 14,
-
d. de uitvoering van de «Visie op de ondergrond» van de gemeente Zwolle zoals aangegeven
op de kaart in bijlage 15,
kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van gebiedsgericht bodembeheer of grondwaterbeheer
vóór 6 maart 2018 voor de duur van ten hoogste vijftien jaar besluiten tot afwijking
van de artikelen:
-
1°.
1 van de Wet bodembescherming,
-
2°.
13 en 27 van de Wet bodembescherming voor zover de bodem is of wordt verontreinigd of aangetast door één of meerdere bemalingen
die ten behoeve van bouw-, sloop- of onderzoekswerkzaamheden worden uitgevoerd of
die het gevolg zijn van de onttrekking of infiltratie van grondwater door één of meerdere
warmte koude opslagsystemen,
-
3°.
28, 29, 37, 38, 39, tweede lid, 39b, 40, 42 en 88 van de Wet bodembescherming,
voor zover die afwijking geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier oplevert.
Artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer is niet van toepassing op de besluiten met betrekking tot de bodem ten aanzien van
deze gebieden.
Voor woningen die vóór 1 januari 2021 worden gebouwd in het project De Mars in Zutphen
geldt, in afwijking van tabel 5.1 bij artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, als grenswaarde voor de energieprestatiecoëfficiënt, 75 procent van de op grond
van die tabel geldende grenswaarde.
-
4 In afwijking van artikel 5.3, vierde lid, van het Bouwbesluit 2012 geldt voor ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen
als bedoeld in dat lid een warmtecoëfficiënt van ten hoogste 2,0 W/m2 • K, voor zover die waarde lager is dan de waarde genoemd in dat lid. Voor vensterglas
geldt een U-waarde van ten hoogste 0,9.
De artikelen 5.2, 6.10, eerste lid, 6.11 tot en met 6.14 en 6.16 van het Bouwbesluit 2012 gelden:
-
a. tot 25 juli 2017 niet voor de bouw van een drijvende autarkische recreatiebungalow
naast de camping «De Kleine Wielen», De Groene Ster 14 te Leeuwarden;
-
b. tot 18 maart 2025 niet voor de bouw van een drijvende autarkische trekkershut of een
drijvend autarkisch theehuis op door de raad van de gemeente Zwolle aan te wijzen
locaties.
In de gemeenten Almere, Castricum en Den Haag zijn tot 25 oktober 2017 voor te bouwen
grondgebonden woonfuncties in particulier opdrachtgeverschap als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening de artikelen 2.129, 2.130, 3.20, 3.21, 3.23, 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32, 3.33, 3.34, 3.41, 3.42, 3.43, 3.62, 3.63, 3.68, 3.69, 3.70, 3.74, 3.75, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.17, 4.18, 4.19, 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26, 4.27, 4.28, 4.37, 4.38, 4.39, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17 en 6.18 van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing.
-
1 Dit artikel is tot 15 oktober 2022 van toepassing op de op het Bedrijventerrein Newtonpark
IV in de gemeente Leeuwarden gelegen experimenteerinrichting, gesitueerd op het perceel
met de kavelaanduidingen 11, 12 en 13 binnen de percelen, kadastraal bekend: Leeuwarden
HzmE 2008, Leeuwarden HzmE 1714 en Leeuwarden HzmE 1692.
-
1 Dit artikel is tot 6 maart 2018 van toepassing in de gemeenten Almere, Delft, Eindhoven,
Haarlem, Haarlemmermeer, Hoogeveen, Schijndel en Zoetermeer.
-
2
Artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing, indien een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit
als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van die wet betrekking heeft op:
-
a. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, mits niet hoger dan 5 meter;
-
b. een dakkapel;
-
c. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak;
-
d. een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking;
-
e. een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel;
-
f. een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw;
-
g. tuinmeubilair;
-
h. een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik, mits uitsluitend
functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
-
i. een erf- of perceelafscheiding;
-
j. een vlaggenmast.
In afwijking van artikel 3.5, eerste volzin, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen binnen de provincie Flevoland vóór 15 mei 2019 bij een bestemmingsplan gebieden
worden aangewezen waarbinnen de daar aanwezige windturbines, die economisch of technisch
zijn afgeschreven, dienen te worden gemoderniseerd of vervangen door windturbines
met meer bouwmassa.
-
2 Dit artikel is tot 20 september 2019 van toepassing op de gemeenten Delft, Den Haag,
Eindhoven, Rotterdam en Sint Anthonis.
-
1 In de jaarlijkse voortgangsrapportage over de uitvoering van de wet geeft Onze Minister,
indien daartoe aanleiding bestaat, aan in hoeverre afwijkingen bij wege van experiment
van het bepaalde bij of krachtens de betrokken in artikel 2.4, eerste lid, van de wet genoemde wetten aan haar doel beantwoorden en of de overeenkomstig artikel 2.4, derde
lid, van de wet vastgestelde ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen
aanpassing behoeft.
-
2 Voor de in het experiment betrokken bestemmingsplannen geldt dat indien daarin onbenutte
bouw- of gebruiksmogelijkheden worden wegbestemd, de planschade in ieder geval als
voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, wordt aangemerkt, indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan
is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden
te realiseren.
In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening geldt voor de volgende bestemmingsplannen, voor zover deze worden vastgesteld vóór
20 september 2019, dat de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog
daarop gestelde regels, binnen een periode van twintig jaar opnieuw wordt vastgesteld:
-
a. bestemmingsplan bedrijventerrein Heesch-West, gemeenten Bernheze en ’s-Hertogenbosch,
zoals aangegeven op de kaart in bijlage 46;
-
b. bestemmingsplan Valkenburg, gemeente Katwijk, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 35.
-
1 In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen in het bestemmingsplan ook regels worden gesteld, die strekken ten behoeve
van het:
-
a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een
goede omgevingskwaliteit, en
-
b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling
van maatschappelijke functies.
-
2 In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde
regels, binnen een periode van twintig jaar opnieuw vastgesteld. Artikel 3.1, derde
tot en met vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is niet van toepassing.
-
7 Als de regels, bedoeld in het zesde lid, betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken
en bij de toepassing een interpretatie behoeven, stelt de raad de criteria vast die
worden toegepast bij de beoordeling van het uiterlijk van een bouwwerk waarop de aanvraag
om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft. Deze criteria
zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden bouwwerken. In afwijking van
artikel 12b van de Woningwet wordt het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester slechts op
die criteria gebaseerd.
-
8 Voor de in het experiment betrokken bestemmingsplannen geldt dat indien daarin onbenutte
bouw- of gebruiksmogelijkheden worden wegbestemd, de planschade in ieder geval als
voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening wordt aangemerkt, indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan
is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
-
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden te
realiseren.
Indien binnen de op de kaarten in bijlage 45A en B aangegeven gebieden Amstel III en Teleport in de gemeente Amsterdam bij een herziening
van een bestemmingsplan onbenutte bouwmogelijkheden worden wegbestemd, wordt de planschade
aangemerkt als voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan,
doch uiterlijk vóór 15 mei 2019, is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
-
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden te
realiseren.
-
1 Onverminderd artikel 7a geldt voor het bestemmingsplangebied voor het voormalige bedrijventerrein Cruquiusgebied
in de gemeente Amsterdam, bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, onder a, dat gedurende
een periode van maximaal tien jaar:
-
3 Een bestemmingsplan voor een gedeelte van het grondgebied van een gemeente dat na
het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit onherroepelijk wordt, maakt vanaf
het tijdstip waarop dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden deel uit van het
bestemmingsplan voor het gehele grondgebied, bedoeld in het eerste lid.
-
3 Dit artikel is van toepassing op het bestemmingsplangebied Galecopperzoom in de gemeente
Nieuwegein, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 48, voor zover het bestemmingsplan voor dit gebied wordt vastgesteld vóór 20 september
2019.
-
2 In aanvulling op Bijlage II, hoofdstuk III, artikel 3, van het Besluit omgevingsrecht is binnen de aangewezen locaties voor de duur van ten hoogste vijftien jaar na de
inwerkingtreding van het voor die locaties vastgestelde bestemmingsplan geen omgevingsvergunning
vereist voor een activiteit, die betrekking heeft op een collector voor warmteopwekking
of een paneel voor elektriciteitsopwekking op de grond of op een op de grond staand
bouwwerk, mits het bouwwerk, waarop de collectoren of panelen worden geplaatst, voldoet
aan de volgende eisen:
-
1 In aanvulling op artikel 3.26 juncto artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen provinciale staten van Noord-Brabant uiterlijk op 18 maart 2020 in een inpassingsplan
voor het plangebied «Logistiek Park Moerdijk» in de gemeente Moerdijk, zoals aangegeven
op de kaart in bijlage no. 52, regels stellen die strekken ten behoeve van:
-
a. het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en
een goede omgevingskwaliteit, en
-
b. het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling
van maatschappelijke functies.
-
1 In aanvulling op artikel 4.1 juncto artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen provinciale staten van Noord-Brabant uiterlijk op 18 maart 2018 in de provinciale
verordening ruimte regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, die strekken
ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke
leefomgeving, een goede omgevingskwaliteit, mede met inachtneming van het belang om
private inspanningen gericht op een duurzame en zorgvuldige veehouderij te bevorderen.
-
3 Onverminderd het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en paragraaf 3.5.8 en artikel 6.24s van het Activiteitenbesluit milieubeheer kunnen burgemeester en wethouders bij een beschikking maatregelen voorschrijven die
de emissie van geur of van zwevende deeltjes (PM10) vanuit binnen het aangewezen urgentiegebied gelegen dierenverblijven, waarin landbouwhuisdieren
worden gehouden, verminderen, als blijkt dat de nadelige gevolgen van deze emissie
voor het milieu, gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming
van het milieu of gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder kunnen
onderscheidenlijk moeten worden beperkt.
-
1 Bij het ten behoeve van het experiment Solarpark Eerbeek wijzigen van de omgevingsvergunning
voor de stortplaats Doonweg te Eerbeek kan het bevoegd gezag in afwijking van artikel 4, vierde lid, van het Stortbesluit bodembescherming de einddatum van de termijn, waarop de in dat artikel bedoelde bovenafdichting moet
worden aangebracht of de in dat artikel bedoeld maatregelen moeten worden getroffen,
vaststellen op 31 december 2040.
-
2 Het bevoegd gezag brengt uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit het
betreffende vergunningsvoorschrift weer in overeenstemming met artikel 4, vierde lid, van het Stortbesluit bodembescherming als uit een onderzoek naar de doeltreffendheid en effecten van dit experiment blijkt
dat de grondwaterkwaliteit verslechtert doordat de bovenafdichting met zonnefolie
onvoldoende tegengaat dat water in de gestorte afvalstoffen infiltreert.