Gevolgen van de invoering van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen [...] voor het Koninkrijk en de belastingverdragen

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-05-2014 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 20-05-1998 t/m heden

Gevolgen van de invoering van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen voor de toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk en de belastingverdragen

De Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

Blijkens artikel 1 van het Besluit van 24 december 1997, Stb. 769, is de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet van 24 december 1997, Stb. 768)(OOW) op 1 januari 1998 in werking getreden. Ingevolge deze wet zijn, teneinde een gelijkschakeling van de sociale zekerheid voor de overheidsector en de marktsector te bereiken, de ambtenaren (overheidswerknemers) rechtstreeks opgenomen in de kring van verzekerden op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Over de invoering van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) voor het overheidspersoneel moet nog een beslissing worden genomen.

In concreto betekent het vorenstaande dat met ingang van 1 januari 1998 de WAO is ingevoerd voor de overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers in de zin van de Wet OOW.

Sedert 1 april 1993 is het personeel bij de overheid voor wat betreft het arbeidsvoorwaardenoverleg verdeeld over een achttal sectoren. Deze sectoren zijn: Rijk, Defensie, Onderwijs, Rechtelijke Macht, Politie, Gemeenten, Provincies en Waterschappen.

In de Wet OOW zijn de overheidswerknemers die deel uitmaken van de hiervoor genoemde acht sectoren in twee categorieën onderverdeeld:

  • 1. de (ex) overheidswerknemers uitgezonderd beroepsmilitairen, en

  • 2. de (ex) beroepsmilitairen.

2. Overheidswerknemers sector Rijk

Tot de overheidswerknemers sector Rijk behoort het personeel van de ministeries (uitgezonderd Defensie, maar inclusief de Dienst Buitenlandse Zaken), het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin.

Uit informatie verkregen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid, over vorenbedoelde overheidswerknemers is mij onder meer gebleken:

  • 1. dat de arbeidsongeschikte overheidswerknemer met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op de doorbetaling van (een deel van) zijn/haar salaris gedurende de eerste 24 maanden van zijn/haar ziekte, indien zijn/haar dienstverband nog niet is verbroken;

  • 2. dat de gewezen arbeidsongeschikte overheidswerknemer met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een bovenwettelijk invaliditeitspensioen (IP). Het bovenwettelijk invaliditeitspensioen is een aanvulling van de WAO-uitkering tot 65% van het laatstgenoten salaris (bij volledige arbeidsongeschiktheid). Aanvulling tot 70% van het laatstgenoten salaris (bij volledige arbeidsongeschiktheid) vindt plaats indien de betrokken overheidswerknemer hiervoor gekozen heeft en in verband hiermede een hoger bijdrageverhaal (1998: 0,5%) heeft betaald;

  • 3. dat de gewezen arbeidsongeschikte overheidswerknemer met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een bovenwettelijk invaliditeitspensioen (IP), eventueel vermeerderd met een herplaatsingstoeslag (HPT);

  • 4. dat de gewezen gedeeltelijk arbeidsongeschikte overheidswerknemer met een eventuele WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een suppletieuitkering (SU) ingevolge de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, indien hij/zij voor het arbeidsgeschikte onderdeel werkloos is;

  • 5. dat voor overheidswerknemers die in het genot waren van een WAO-conforme uitkering die uitkering met ingang van 1 januari 1998 is omgezet in een WAO-uitkering, welke niet zoals de WAO-conforme uitkering op het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP berust maar op de WAO.

De WAO-uitkering berust op de WAO (werknemersverzekeringswet). De gehele of gedeeltelijke doorbetaling van het salaris, de herplaatsingstoeslag en de suppletieuitkering berusten op de ambtelijke rechtspositieregeling (zoals het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, terwijl de uitbetaling van het invaliditeitspensioen berust op het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP (ABP). Ik merk hierbij nog op dat met ingang van 1 januari 1996 het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is geprivatiseerd en opgegaan in de Stichting Pensioenfonds ABP. Voorts is per die datum de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet) ingetrokken en zijn de in die wet geregelde pensioenaanspraken van overheidswerknemers opgenomen in het pensioenreglement van het ABP.

Voor de overheidswerknemers bestaat de mogelijkheid particulier een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Een voorbeeld daarvan is het door het ABP, samen met de verzekeringsmaatschappij Proteq, ontwikkelde IP-AanvullingsPlan (IPAP). Deze verzekering, die de WAO-uitkering en het bovenwettelijke invaliditeitspensioen aanvult met een bepaald percentage, loopt blijkens een door het ABP uitgegeven brochure in het algemeen via de werkgever. De uit deze verzekering voortvloeiende uitkering berust noch op de WAO, noch op het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. Hoewel deze verzekering slechts door overheidswerknemers kan worden afgesloten en bij ontslag uit de overheidsdienst wordt beëindigd, is niettemin naar mijn mening toch sprake van een particuliere invaliditeitsverzekering omdat het afsluiten van die verzekering op vrijwillige basis geschiedt en geheel los staat van de ambtelijke rechtspositieregeling.

3. Overheidswerknemers sectoren Defensie, Onderwijs, Rechtelijke Macht, Politie, Gemeenten, Provincies en Waterschappen

Ingevolge de Wet OOW behoren de overheidswerknemers in de sectoren Defensie (burger personeel), Onderwijs, Rechtelijke Macht, Politie, Gemeenten, Provincies en Waterschappen vanaf 1 januari 1998 tot de kring van verzekerden WAO. Voor deze overheidswerknemers geldt mutatis mutandis hetzelfde als hiervoor ten aanzien van de overheidswerknemers sector Rijk wordt opgemerkt, zij het echter met dien verstande dat er ten opzichte van de overheidswerknemers sector Rijk verschil/verschillen kan/kunnen bestaan met betrekking tot de aanspraak op en de duur van de gehele of gedeeltelijke doorbetaling van het salaris, de aanspraak op en de hoogte van het bovenwettelijk invaliditeitspensioen, de eventuele suppletieuitkering en de eventuele herplaatsingstoeslag, omdat hun ambtelijke rechtspositieregeling op bepaalde onderdelen kan afwijken van die van de overheidswerknemers sector Rijk.

4. Beroepsmilitairen

Uit informatie verkregen van het Ministerie van Defensie, Directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, Afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid, is mij onder meer gebleken:

  • 1. dat de Wet OOW vanaf 1 januari 1998 voor de beroepsmilitairen op hoofdlijnen dezelfde consequenties heeft als voor de overige overheidswerknemers; dat houdt in dat door de toepassing van de Wet OOW de beroepsmilitairen vanaf die datum tot de kring van verzekerenden ingevolge de WAO behoren. Een uitzondering daarop vormen de beroepsmilitairen met een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen en de beroepsmilitairen die recht hebben op een pensioen ingevolge een vroegere militaire pensioenwet in de zin van de Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet);

  • 2. dat de arbeidsongeschikte beroepsmilitair met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op de doorbetaling van (een deel van) zijn/haar inkomsten (bovenwettelijk deel) gedurende de eerste 24 maanden van zijn/ haar ziekte, indien zijn/haar aanstelling nog niet is verbroken; dit is geregeld in het Inkomstenbesluit militairen en enkele andere rechtspositionele regelingen, zoals het Algemeen militair ambtenarenreglement (Amar);

  • 3. dat de gewezen arbeidsongeschikte beroepsmilitair met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een bovenwettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge de Amp-wet. Het bovenwettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen is een aanvulling van de WAO-uitkering tot 65% van het laatstgenoten salaris (bij volledige arbeidsongeschiktheid). Aanvulling tot 70% van het laatstgenoten salaris (bij volledige arbeidsongeschiktheid) vindt plaats indien de betrokken beroepsmilitair hiervoor gekozen heeft en in verband hiermede een hoger bijdrageverhaal (1998: 0,5%) heeft betaald. De aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen komt overeen met de aanspraak van de burgerlijke overheidswerknemer op een invaliditeitspensioen, dat is neergelegd in het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP. Voor het militair personeel is dit arbeidsongeschiktheidspensioen gehandhaafd in de Amp-wet;

  • 4. dat de gewezen arbeidsongeschikte beroepsmilitair met een WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een bovenwettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen, eventueel vermeerderd met een herplaatsingstoelage ingevolge de Amp-wet;

  • 5. dat de gewezen gedeeltelijk arbeidsongeschikte beroepsmilitair met een eventuele WAO-uitkering (wettelijk deel) aanspraak kan maken op een suppletieuitkering ingevolge de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie;

  • 6. dat, afhankelijk van de situatie van de arbeidsongeschikte beroepsmilitair, hij/zij ook nog in aanmerking kan komen voor een verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen, een invaliditeitspensioen en een bijzondere invaliditeitsverhoging (smartengeld) ingevolge de Amp-wet; door middel van de Wet OOW is voor bedrijfsongevallen in vredestijd in de Amp-wet een verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen geïntroduceerd, zoals dat ook voorkomt in de rechtspositie van het burgerlijk overheidspersoneel. Het invaliditeitspensioen ingevolge de Amp-wet staat los van een eventuele arbeidsongeschiktheid van de militair en kan worden getypeerd als een bijzondere schadeloosstelling voor de medische beperkingen die hij/zij ten gevolge van een hem/haar in en door de uitoefening van de militaire dienst overkomen ongeval (invaliditeit met dienstverband) ondervindt. De hoogte en de duur van het invaliditeitspensioen zijn niet door de Wet OOW gewijzigd, maar wel zijn de toegangscriteria tot het invaliditeitspensioen door die wet aangescherpt. Het gaat hier om wijzigingen van de Amp-wet die uitvoering geven aan een enkele jaren geleden genomen kabinetsbesluit inzake een heroverweging van de zogenaamde militaire invaliditeitspensioenen. Voorts is de smartengeldproblematiek in de Amp-wet vastgelegd. Deze nieuwe smartengeldsystematiek geldt voor ongevallen vanaf 1 januari 1998;

  • 7. dat in de overgangsbepalingen van de Wet OOW is geregeld dat voor beroepsmilitairen die in het genot waren van een pensioen ter zake van ziekte of gebreken ingevolge de Amp-wet dat pensioen met ingang van 1 januari 1998 is omgezet in een op de WAO-uitkering aanvullend bovenwettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge de Amp-wet en dat de hoogte en de duur van een op 1 januari 1998 bestaand invaliditeitspensioen ongewijzigd zijn gebleven. De WAO-uitkering berust op de WAO (werknemersverzekeringswet). De gehele of gedeeltelijke doorbetaling van de inkomsten, de suppletieuitkering, de herplaatsingstoelage, het arbeidsongeschiktheidspensioen, het verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen, het invaliditeitspensioen en de bijzondere invaliditeitsverhoging (smartengeld) berusten op de militaire rechtspositieregeling (zoals de Amp-wet, het Amar, het Inkomstenbesluit militairen en de Suppletie-regeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie).

Ook voor de beroepsmilitair bestaat de mogelijkheid particulier een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Voor de aanspraken van de beroepsmilitair wordt dezelfde systematiek gevolgd als die welke geldt voor de overige overheidswerknemers.

5. Gevolgen van de invoering van de Wet OOW voor de toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) en de belastingverdragen

Het van toepassing zijn van de WAO heeft tot gevolg dat de totale uitkering die de (ex) beroepsmilitair of de overige (ex) overheidswerknemer vanaf 1 januari 1998 ontvangt van de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheids- en onderwijspersoneel (USZO) of het ABP of zijn/haar (voormalige) werkgever is opgebouwd uit een WAO-uitkering en een bovenwettelijke uitkering (die afhankelijk van de situatie van betrokkene kan bestaan uit een arbeidsongeschiktheidspensioen, een verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen, een invaliditeitspensioen, een bijzondere invaliditeitsverhoging (smartengeld), en een herplaatsingstoelage of een suppletieuitkering). De WAO-uitkering berust op de WAO (werknemersverzekeringswet) en de bovenwettelijke uitkering berust op de ambtelijke/militaire rechtspositieregeling (zoals het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Algemeen militair ambtenarenreglement (Amar), het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, het Reglement Dienst-Buitenlandse Zaken, de Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet), het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, de Uitkeringsregeling 1966, het Inkomstenbesluit militairen).

Voor de toepassing van de BRK en de belastingverdragen valt de bovenwettelijke uitkering onder de werking van het overheidspensioenartikel. Hoewel de WAO-uitkeringen worden toegekend ter zake van een vroegere dienstbetrekking vallen zij in verband met het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 1989, BNB 1989/274, niet onder het particuliere pensioenartikel maar onder het restartikel. Kent het desbetreffende belastingverdrag evenwel een aparte verdragsbepaling voor sociale verzekeringsuitkeringen c.q. sociale zekerheidsuitkeringen, dan hangt het van de formulering van die bepaling af of op de WAO-uitkeringen die bepaling van toepassing is. Indien het sociale zekerheidsartikel toepassing mist en het desbetreffende verdrag geen restartikel kent, dan blijft de nationale wetgeving in stand; in Nederland zal dan ook over het WAO-deel loon- en (eventueel) inkomstenbelasting worden geheven. De uitkering die de gewezen overheidswerknemer/beroepsmilitair op grond van bijvoorbeeld het IP-Aanvullingsplan (IPAP) of een andere soortgelijke particuliere verzekering inzake invaliditeit ontvangt valt naar mijn oordeel onder het restartikel. Kent het desbetreffende belastingverdrag evenwel een aparte verdragsbepaling voor lijfrenteuitkeringen, dan is op de vorenbedoelde uitkeringen die bepaling van toepassing. Indien het desbetreffende verdrag geen lijfrenteartikel en evenmin een restartikel kent, dan blijft de nationale wetgeving in stand; in Nederland zal dan ook over de IPAP-uitkering of soortgelijke uitkering loon- en (eventueel) inkomstenbelasting worden geheven.

Voor de toepassing van de BRK vallen de WAO-uitkeringen onder de werking van artikel 17, eerste lid, waardoor die uitkeringen betaald aan inwoners van de Nederlandse Antillen of Aruba belastbaar zijn in Nederland. Daarentegen zijn IPAP-uitkeringen of soortgelijke uitkeringen genoten door inwoners van de Nederlandse Antillen of Aruba op grond van artikel 20 (restartikel) belastbaar in die landen.

Indien aan de (ex) overheidswerknemers en de (ex) beroepsmilitairen op grond van de Toeslagenwet een toeslag wordt verleend op hun WAO-uitkering, dan dient die toeslag voor de toepassing van de BRK en de belastingverdragen het regime te volgen van de WAO-uitkering.