Voortzetting van de ambtelijke aanstelling, al dan niet met behoud van bezoldiging,
houdt in dat het ABP-deelnemerschap voortduurt en de opbouw van het ABP-pensioen dus
wordt voortgezet.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat invordering van de door de ambtenaar verschuldigde
ABP-premie ook daadwerkelijk plaatsvindt. Uitgangspunt bij het door het bevoegd gezag
verhalen van de ABP-premies op de ambtenaar is dat de ambtenaar tijdens het vanwege
zijn detachering verleende buitengewoon verlof ABP-pensioen dan wel een overeenkomstig
pensioen bij de internationale organisatie kan opbouwen tegen dezelfde kosten als
wanneer hij het verlof niet genoot. Ofwel met kosten gelijk aan het werknemersdeel
van de ABP-premies.
Dat betekent dat indien de opbouw van ABP-pensioen wordt voortgezet het werknemersdeel
van de ABP-premies altijd door het bevoegd gezag op de ambtenaar wordt verhaald.
Bij buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging zal het werkgeversdeel voor rekening
van het bevoegd gezag blijven tenzij de ambtenaar een vergoeding voor pensioenopbouw
van de internationale organisatie ontvangt waardoor het redelijk is ook het werkgeversdeel
van de ABP-premies geheel of gedeeltelijk op de ambtenaar te verhalen.
Bij buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging wordt ook het werkgeversdeel
op de ambtenaar verhaald. Het bevoegd gezag kan echter geheel of gedeeltelijk van
verhaal van het werkgeversdeel afzien voor zover de ambtenaar bij de internationale
organisatie geen pensioen opbouwt en tijdens of na afloop van het dienstverband met
de internationale organisatie van die organisatie ook geen vergoeding krijgt waarvan
het in de rede ligt dat die door de ambtenaar wordt aangewend om het werkgeversdeel
van de ABP-premie van te betalen.
In principe vindt het verhaal op de ambtenaar maandelijks plaats. Maar het bevoegd
gezag kan een regeling treffen om het gehele verschuldigde bedrag voor het werkgeversdeel
pas na afloop van de detachering te verhalen. Bijvoorbeeld omdat de internationale
organisatie na afloop van de detachering een vertrekpremie toekent omdat de detachering
te kort was om tot pensioenopbouw bij die organisatie te leiden.
De situatie kan echter anders zijn indien de ambtenaar pensioen opbouwt bij de internationale
organisatie waar hij werkzaam is. In veel gevallen wordt door internationale organisaties
ook voor de medewerker pensioenpremie betaald maar leidt dat pas na een dienstverband
van ten minste vijf jaar tot pensioenopbouw. Indien het dienstverband korter is dan
die drempeltijd wordt de betaalde pensioenpremie in de regel aan betrokkene uitgekeerd
bij vertrek.
Zodra de ambtenaar uit hoofde van zijn dienstverband bij de internationale organisatie
in de pensioenregeling van die organisatie wordt opgenomen (door de wachttijd vol
te maken) kan de tijd die bij de internationale organisatie is doorgebracht niet (meer)
als ABP-tijd gelden. Met terugwerkende kracht worden de aan het ABP afgedragen premies,
behoudens de premies voor FPU en arbeidsongeschiktheid, dan ook gerestitueerd.