Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit van 30 september 2010, houdende regels voor de bewapening en overige uitrusting van de politie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2010, nr. 2010-0000461978, CZW/WSG;

Gelet op de artikelen 41, eerste en tweede lid, en 42, eerste en tweede lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2010, nr. W04.10.0346/I );

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 september 2010, nr. 2010-0000600906;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Bewapening en overige uitrusting

Artikel 2

  • 1 De bewapening van de ambtenaar bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

    • a. een korte wapenstok;

    • b. pepperspray en nazorgmiddelen;

    • c. een pistool of een revolver met de daarbij behorende munitie.

  • 2 De korpsbeheerder kan ambtenaren van politie aanwijzen die van het dragen van een in het eerste lid genoemd wapen zijn vrijgesteld.

  • 3 De korpsbeheerder kan bepalen dat de ambtenaar die belast is met surveillance en beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 25, eerste lid, mede wordt uitgerust met een politiesurveillancehond, een elektrische wapenstok en een lange wapenstok.

  • 4 De overige uitrusting van de ambtenaar bestaat uit:

    • a. handboeien;

    • b. een koppel.

  • 5 De korpsbeheerder kan de ambtenaar mede uitrusten met een veiligheidsvest of tie-raps.

Artikel 3

  • 1 De bewapening van de aspirant bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst uit:

    • a. een korte wapenstok;

    • b. pepperspray en nazorgmiddelen;

  • 2 De korpsbeheerder kan de aspirant, bedoeld in het eerste lid, mede bewapenen met een pistool of een revolver met de daarbij behorende munitie.

Artikel 4

  • 2 Indien de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is aangesteld in een van de rangen, bedoeld in artikel 3a, onder c, van het Besluit rechtspositie korps politie BES, omvat zijn bewapening tevens het pistool. Het bewapenen van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, op wie de eerste volzin niet van toepassing is, met het pistool is toegestaan indien Onze Minister en Onze Minister van Justitie daarvoor, onder door hen te stellen voorwaarden, toestemming hebben verleend.

  • 3 Het verzoek voor het bewapenen met het pistool wordt gedaan door de korpsbeheerder.

Artikel 5

  • 1 De bewapening van de ambtenaar die is belast met het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening bij grootschalige manifestaties en evenementen, het uitvoeren van evacuaties, het bewaken en beveiligen van objecten, het optreden tijdens rampen en crises, het uitvoeren van zoekacties en het aanhouden van ordeverstoorders, bestaat mede uit:

    • a. een lange wapenstok;

    • b. een gasgeweer met bijbehorende gasprojectielen of traangasverspreidende middelen;

    • c. een semi-automatisch vuurwapen met de daarbij behorende munitie, voor zover hij is belast met de uitvoering van de bewakings- en beveiligingstaak.

  • 2 De korpsbeheerder kan bepalen dat een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 25, eerste lid, tijdens de uitoefening van de dienst mede wordt uitgerust met een politiesurveillancehond en een elektrische wapenstok.

  • 3 De overige uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit een gasmasker en een schild.

  • 4 De korpsbeheerder kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede uitrusten met een kogelwerend vest en een kogelwerende helm.

Artikel 6

De bewapening van de ambtenaar die is belast met persoonsbeveiliging bestaat mede uit:

  • a. een gasgeweer met bijbehorende gasprojectielen of traangasverspreidende middelen;

  • b. een semi-automatisch vuurwapen;

  • c. een automatisch vuurwapen.

Artikel 7

  • 1 De bewapening van de ambtenaar die is belast met aanhoudings en ondersteuningswerkzaamheden, bestaat mede uit:

    • a. een pistoolmitrailleur met de daarbij behorende munitie;

    • b. een gasgeweer met bijbehorende gasprojectielen;

    • c. een semi-automatisch vuurwapen.

  • 2 De korpsbeheerder kan bepalen dat een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 25, eerste lid, tijdens de uitoefening van de dienst mede wordt uitgerust met een hond met als doel in politiedienst te worden ingezet bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden.

  • 3 De overige uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit een gasmasker en explosieven.

  • 4 De korpsbeheerder kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede uitrusten met een kogelwerend vest en een kogelwerende helm.

Artikel 8

  • 1 De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bijzondere bijstandseenheid, bestaat mede uit een vuurwapen waarmee lange-afstandsprecisievuur kan worden afgegeven met de daarbij behorende munitie.

  • 2 De korpsbeheerder kan bepalen dat een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 25, eerste lid, tijdens de uitoefening van de dienst bij deze eenheid mede wordt bewapend met een hond met als doel in politiedienst te worden ingezet bij het optreden van deze eenheid.

  • 3 De korpsbeheerder kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede uitrusten met een kogelwerend vest en een kogelwerende helm.

Artikel 9

De korpsbeheerder kan een andere ambtenaar, dan bedoeld in de artikelen 5, 7 en 8, uitrusten met een kogelwerend vest, een kogelwerende helm of een gasmasker.

Artikel 10

  • 1 De korpsbeheerder kan een ambtenaar die is belast met de grensbewaking en met het toezicht op personen, uitrusten met hulpmiddelen ten behoeve van de verwijdering van vreemdelingen.

  • 2 Onder hulpmiddelen als bedoeld in het eerste lid worden verstaan:

    • a. handboeien;

    • b. combinatieriem;

    • c. klittenband;

    • d. tie-raps;

    • e. schuimcap.

Artikel 11

De korpsbeheerder kan in bijzondere, door het bevoegd gezag aangegeven situaties, een ambtenaar aanwijzen die tijdelijk mede wordt bewapend met:

  • a. een lange wapenstok;

  • b. rookgranaten, gasgranaten of gashouders, of

  • c. een pistoolmitrailleur met de daarbij behorende munitie.

Artikel 12

De korpsbeheerder draagt er zorg voor dat de ambtenaar slechts over een wapen beschikt indien hij voldoet aan de gestelde eisen van bekwaamheid, bedoeld in hoofdstuk VIIb van het Besluit rechtspositie korps politie BES.

Artikel 13

De korpsbeheerder stelt regels met betrekking tot het dragen, het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11.

Artikel 14

  • 1 De korpsbeheerder kan een ambtenaar die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 25, eerste lid, uitrusten met een politiespeurhond.

  • 2 Uitrusting met een politiespeurhond menselijk geur geschiedt uitsluitend voor de speurtaak of geuridentificatietaak.

  • 3 Uitrusting met een politiespeurhond explosieven geschiedt uitsluitend voor het opsporen van explosieven, vuurwapen en munitie.

  • 4 Uitrusting met een politiespeurhond verdovende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van verdovende middelen.

  • 5 Uitrusting met een politiespeurhond stoffelijke resten geschiedt uitsluitend voor het opsporen van stoffelijke resten van mensen.

  • 6 Uitrusting met een politiespeurhond brandversnellende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van brandversnellende middelen.

Artikel 15

  • 1 Tot de overige uitrusting van de ambtenaar en de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, onder a en c, van de rijkswet, kunnen behoren:

    • a. helm;

    • b. valhelm;

    • c. identiteitskaart;

    • d. elektrische lantaarn;

    • e. signaalfluit met ketting en haak;

    • f. aantekenboekje;

    • g. zakmes;

    • h. verkeersondermouwen.

  • 2 De korpsbeheerder kan andere uitrusting, dan bedoeld in het eerste lid, aanwijzen. Hij bepaalt aan welke ambtenaren de overige uitrusting wordt verstrekt en wanneer deze wordt gedragen of gebruikt.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister stelt voor de wapens, de daarbij behorende draagmiddelen en de munitie het merk en type vast, met dien verstande dat de eisen waaraan de bewapening van de politie in verband met de taakuitvoering moet voldoen in overeenstemming met Onze Minister van Justitie worden vastgesteld.

  • 2 Onze Minister kan voor de overige uitrusting het merk en type vaststellen.

Artikel 17

  • 1 Onze Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en afvoer van de in dit besluit genoemde wapens en de daarbij behorende munitie, alsmede de overige uitrusting ten behoeve van het politiekorps.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de aanschaf en afvoer van wapens en de daarbij behorende munitie, alsmede over de overige uitrusting.

Artikel 18

  • 1 Onze Minister kan toestemming verlenen een ambtenaar gedurende maximaal een jaar mede te bewapenen met een wapen of munitie voor zover dit noodzakelijk is voor de beproeving ervan. De termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal een jaar.

  • 2 Onze Minister stelt de Ministers van Justitie van Curaçao en van Sint Maarten hiervan in kennis.

  • 3 Onze Minister stelt het merk en type van het wapen of de munitie, bedoeld in het eerste lid, vast.

Hoofdstuk 3. Keuring en certificering politiehonden

Artikel 19

  • 1 Er zijn keuringscommissies voor de politiespeurhond, voor de politiesurveillancehond en voor de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, waarvan de leden worden aangewezen door Onze Minister.

  • 2 De leden van de keuringscommissies zijn ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, onder a of c, van de rijkswet. Van de keuringscommissie voor de politiespeurhond kunnen tevens buitengewone agenten van politielid zijn.

  • 3 De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhonden, de politiesurveillancehond respectievelijk de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, beschikken over een ruime en aantoonbare dressuurtechnische ervaring en praktische politie-ervaring op het gebied van de inzet en het gebruik van de desbetreffende hond. De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond beschikken tevens over kennis van de toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

Artikel 20

  • 1 Bij ministeriële regeling worden keuringsreglementen vastgesteld met betrekking tot de keuring van de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden.

  • 2 Het keuringsreglement voor de politiespeurhond bevat ten minste de volgende eisen:

    • a. voor alle politiespeurhonden met uitzondering van de politiespeurhonden menselijke geur:

      • 1°. gehoorzaamheid van de politiespeurhond aan de geleider;

      • 2°. een goede samenwerking van de politiespeurhond met de geleider;

      • 3°. het niet agressief zijn ten opzichte van mensen en dieren;

      • 4°. de vaardigheid van het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk geen belemmering mogen zijn;

    • b. voor de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van kleine en grote voorwerpen met menselijke geur;

      • 2°. het opsporen en lokaliseren van een persoon;

      • 3°. het speuren over gecombineerde terreinen;

    • c. voor de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijke geur: het uitvoeren van een tweetal geuridentificatieproeven, zoals in het keuringsreglement omschreven;

    • d. voor de politiespeurhond verdovende middelen:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van verdovende middelen;

      • 2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die soorten verdovende middelen op te sporen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen;

    • e. voor de politiespeurhond explosieven:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar explosieven, wapens en munitie;

      • 2°. het vermogen om binnen redelijke tijd explosieven, wapens en munitie op te sporen en te lokaliseren;

    • f. voor de politiespeurhond stoffelijke resten: het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar stoffelijke resten van mensen;

    • g. voor de politiespeurhond brandversnellende middelen:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar brandversnellende middelen;

      • 2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die brandversnellende middelen op te sporen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen.

Artikel 21

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond kunnen deelnemen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, onder a en c, van de rijkswet die door de korpsbeheerder zijn aangewezen als geleider.

  • 2 Voor een keuring komen in aanmerking honden die:

    • a. door een gediplomeerd dierenarts gezond zijn verklaard;

    • b. ingeënt zijn tegen de in het keuringsreglement aangewezen ziekten.

  • 3 De keuring vindt niet plaats dan nadat de geleider politiespeurhond een van de examens, bedoeld in artikel 22, met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 4 De keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond op basis van het keuringsreglement voor de politiespeurhond.

  • 6 De politiespeurhond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 7 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen. Voor een combinatie van een geleider en een politiespeurhond menselijke geur die wordt gekeurd voor de geuridentificatietaak bestaat de mogelijkheid van meer dan twee herkansingen.

Artikel 22

  • 1 De geleider speurhond menselijke geur wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. zijn kennis met betrekking tot de veiligstelling van goederen en het afnemen van geurmonsters ten behoeve van een geuridentificatieproef;

    • b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond menselijke geur;

    • c. de toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

  • 2 De geleider politiespeurhond verdovende middelen wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de bekende methoden van verbergen en verpakken van verdovende middelen;

    • b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond verdovende middelen;

    • c. de inhoud van de regelgeving inzake verdovende middelen;

    • d. de toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

  • 3 De geleider politiespeurhond explosieven wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de bekende methoden van plaatsen, verbergen en verpakken van explosieven, wapens en munitie;

    • b. de opslag en het vervoer van explosieven;

    • c. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond explosieven;

    • d. de inhoud van de regelgeving inzake wapens, munitie en gevaarlijke stoffen;

    • e. de toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

  • 4 De geleider politiespeurhond stoffelijke resten wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de theorie inzake het werken met een speurhond stoffelijke resten;

    • b. factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond stoffelijke resten;

    • c. de inhoud van de regelgeving inzake lijkbezorging;

    • d. toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

  • 5 De geleider van de politiespeurhond geld wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd over kennis van:

    • a. bankbiljetten;

    • b. de zoekmogelijkheden van de politiespeurhond geld;

    • c. het africhten van de politiespeurhond geld;

    • d. de inzetbaarheid van de politiespeurhond geld bij opsporingsonderzoeken;

    • e. de toepasselijke strafvorderlijke bepalingen.

  • 6 De examenvragen en de examenstof worden door de keuringscommissie voor de politiespeurhond vastgesteld.

  • 7 Indien het examen niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 23

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond kunnen deelnemen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, onder a en c, van de rijkswet, vanaf de hoofdrang van agent die zijn aangewezen als geleider.

  • 2 De keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond op basis van het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond als bedoeld in artikel 19, tweede lid.

  • 3 Het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond bevat ten minste de volgende eisen:

    • a. gehoorzaamheid van de politiesurveillancehond aan de geleider;

    • b. een goede samenwerking van de politiesurveillancehond met de geleider;

    • c. de vaardigheid van de politiesurveillancehond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn;

    • d. het vermogen van de surveillancehond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.

  • 4 De politiesurveillancehond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 5 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 24

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, kunnen deelnemen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, onder a en c, van de rijkswet die sedert ten minste twee jaar deze werkzaamheden uitvoeren en die zijn aangewezen als geleider.

  • 2 De keuring van een combinatie van geleider en de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, geschiedt door de keuringscommissie voor die hond op basis van het keuringsreglement.

  • 3 Het keuringsreglement voor de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, bevat ten minste de volgende eisen:

    • a. volgzaamheid en gehoorzaamheid aan de geleider;

    • b. het kunnen participeren in procedures temidden van de ambtenaren die zijn belast met aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden;

    • c. het onder bepaalde omstandigheden, op een bepaalde afstand, niet hoorbaar zijn;

    • d. de vaardigheid in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn;

    • e. het vermogen om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen en te beëindigen.

  • 4 De hond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 5 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 25

  • 1 De keuringscommissie verstrekt aan de geleider politiespeurhond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, aan de geleider politiesurveillancehond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, en aan de geleider van de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de hond.

  • 2 Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, heeft een geldigheidsduur van twee jaar en drie maanden te rekenen vanaf de datum van afgifte van het certificaat.

  • 3 Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor de combinatie van geleider en hond op naam waarvan het is afgegeven.

  • 4 De geleider van een politiespeurhond menselijke geur krijgt een certificaat waarop staat aangegeven voor welke taak de politiespeurhond is gecertificeerd:

    • a. de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur, of

    • b. de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijk geur.

Artikel 26

  • 1 Een combinatie van een geleider en een politiespeurhond, een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond en een combinatie van een geleider en een hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden, wordt binnen twee jaar na het behalen van het certificaat, bedoeld in artikel 25, opnieuw gekeurd door de keuringscommissie voor de politiespeurhond, de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond respectievelijk de keuringscommissie voor de hond die bedoeld is om in te zetten bij aanhoudings- en ondersteuningswerkzaamheden.

  • 2 De herkeuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond vindt alleen plaats als de geleider aantoont dat hij sinds de laatste keuring of herkeuring jaarlijks een bijscholingscursus heeft gevolgd.

  • 3 Indien de herkeuring met goed gevolg wordt afgelegd, wordt het certificaat verlengd met de duur van twee jaar en drie maanden.

  • 4 Indien de herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, kan binnen de geldigheidsduur van het certificaat een tweede of derde herkeuring plaatsvinden.

  • 5 Indien een eerste, tweede of derde herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, kan het certificaat voor het verstrijken van de geldigheidsduur worden ingetrokken, indien het naar het oordeel van de desbetreffende keuringscommissie noodzakelijk is de inzet in politiedienst van de desbetreffende combinatie van geleider en hond met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Artikel 27

  • 1 Betrokkenen bij de keuring of herkeuring kunnen bij de keuringscommissie een gemotiveerd schriftelijk protest indienen tegen het keurings- of herkeuringsbesluit van de keuringscommissie. Het protest kan tot acht dagen na ontvangst van het keuringsrapport worden ingediend.

  • 2 De keuringscommissie onderzoekt de gronden van het protest en beslist binnen drie maanden schriftelijk over het protest.

Hoofdstuk 4. Onderscheidingstekens hoofdrangen

Artikel 28

  • 1 De onderscheidingstekens van de hoofdrangen worden bevestigd op beide harde schouderbedekkingen met afmetingen zes bij twaalfeneenhalve centimeter welke in de lengterichting enigszins gebogen zijn en waarvan de scherpe punt is afgesneden en welke zijn bekleed met een zwarte vijfenvijftig procent dacronpolyester en vijfenveertig procent wollen stof. Aan het afgesneden uiteinde is hierop een goudkleurige embleemknoop bevestigd.

  • 2 Tot de onderscheidingstekens van de hoofdrangen behoren:

    • a. balken, vervaardigd van goudkleurig metaal;

    • b. sterren, vervaardigd van goudkleurig metaal en bol van vorm;

    • c. knopen, vervaardigd van goudkleurig metaal glad en bol van vorm;

    • d. V-vormen, vervaardigd van goudkleurig metaal, glad, met twee benen onder een hoek van negentig graden.

  • 3 De onderscheidingstekens van de hoofdrangen zijn voor de:

    • a. hoofdcommissaris: één balk en drie sterren;

    • b. commissaris; één balk, twee sterren;

    • c. hoofdinspecteur: één balk, één ster;

    • d. inspecteur; twee sterren;

    • e. hoofdagent; één knoop;

    • f. brigadier; drie V-vormen, in elkaar liggend;

    • g. agent; twee V-vormen, in elkaar liggend;

    • h. aspirant: één V-vorm.

  • 4 De onderscheidingstekens van de subrangen behorende bij een hoofdrang zijn gelijk aan die van de desbetreffende hoofdrang.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 september 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin