Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-07-2015]
Teneinde te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 106 en 107 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie heeft een toegelaten instelling de volgende, diensten
van algemeen economisch belang zijnde, taken:
-
a. het huisvesten of doen huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere
omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting;
-
b. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde te verhuren woongelegenheden
met een huurprijs die bij aanvang van de bewoning niet hoger zal zijn dan het bedrag,
genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren,
vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop
vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de
economische eigendom daarvan;
-
c. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde, anders dan in verband
met verhuren toe te wijzen, woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele
aanhorigheden, alsmede het bezwaren, toewijzen, vervreemden en doen slopen van haar
zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht,
opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;
-
d. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar in de onderdelen
b en c bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden,
en aan de direct daaraan grenzende omgeving;
-
e. het aan bewoners van haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden verlenen
van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, en, aan personen die
haar te kennen geven een zodanige woongelegenheid te willen betrekken, verlenen van
diensten die rechtstreeks verband houden met hun huisvesting;
-
f. het, in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden
als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, doen bouwen en verwerven van gebouwen
die behoren tot de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorieën, die een op die wijk, buurt of buurtschap
gerichte functie hebben, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede
het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden,
daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen
van de economische eigendom daarvan;
-
g. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld
in onderdeel f en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct
daaraan grenzende omgeving;
-
h. het bijdragen aan de leefbaarheid in wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden
als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, waartoe niet worden gerekend het investeren
in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van
de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren
daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel
b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag,
genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;
-
i. het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit tussen gemeenten en toegelaten
instellingen overeengekomen beleidsplannen die zijn gericht op het oplossen van problemen
en het wegwerken van achterstanden in wijken, buurten en buurtschappen, waartoe kan
behoren het mede financieren of faciliteren van diensten in het kader van de vervulling
van een openbare dienstverplichting, en waartoe niet worden gerekend het investeren
in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van
de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren
daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel
b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag,
genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;
-
j. het uitvoeren van de taken die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het uitvoeren van
de taken, genoemd in de onderdelen a tot en met i.