Accijns, beleidsregels accijnswetgeving, mengen op de boei

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 11-11-2010 t/m 31-12-2015

Accijns, beleidsregels accijnswetgeving, mengen op de boei

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit wordt onder bepaalde voorwaarden aan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats toegestaan om minerale oliën te mengen aan boord van een schip dat is gelegen aan een boei in de haven.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij enkele vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats (hierna: AGP) bestaat de behoefte om bepaalde vervaardigingshandelingen met betrekking tot minerale oliën te verrichten buiten hun AGP. Het betreft hier het mengen van bepaalde minerale oliën aan boord van een schip, dat is gelegen aan een boei dan wel een vaste paal1in de haven (hierna: mengen op de boei). De minerale oliën die aan boord worden gebracht (via de zogenoemde ‘boord-boordoverslag’) zijn veelal afkomstig uit een of meerdere AGP’s of belastingentrepots. In het merendeel van de gevallen vindt het mengen plaats aan boord van een zeeschip, waarmee de minerale olie die ontstaat na vermenging wordt uitgevoerd. Het is echter ook mogelijk dat de na vermenging ontstane minerale olie naar een andere AGP wordt overgebracht. Vanuit logistieke overwegingen is het in bepaalde gevallen efficiënter om dit mengen aan boord van het (uitgaande) schip te verrichten in plaats van in een landtank van een in het havengebied gelegen AGP dan wel in een schip dat is gelegen aan de steiger van die AGP en dat verbonden is met de daar aanwezige installaties van de AGP.

2. Wettelijke bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het mengen van minerale oliën waarbij de samenstelling wordt gewijzigd wordt aangemerkt als het vervaardigen van minerale oliën als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel s, Wet op de accijns (hierna: de wet). Op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet is het niet toegestaan een accijnsgoed te vervaardigen buiten een AGP die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen. Artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de wet bepaalt dat onder een AGP wordt verstaan iedere plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van de wet accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden. Uit het samenstel van wettelijke bepalingen en de toelichting daarop kan worden afgeleid dat het bij een AGP gaat om een fysieke plaats, een locatie zoals een gebouw of een terrein.

3. Goedkeuring

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Hoewel de huidige systematiek van de wet zich verzet tegen het verrichten van vervaardigingshandelingen buiten een AGP, ben ik van mening dat in dit specifieke geval aanleiding bestaat aan de wens van deze vergunninghouders van een AGP tegemoet te komen. De eventuele heffing van accijns moet echter voldoende zijn verzekerd. Ik keur het volgende goed.

De inspecteur kan op schriftelijk verzoek van een hierna te noemen vergunninghouder van een AGP het volgende toestaan.

Een vergunninghouder van een AGP die beschikt over een vaste locatie van zijn AGP in het havengebied waarin de boei is gelegen kan verzoeken om een nauwkeurig omschreven boei met het in de directe omgeving van die boei gelegen water samen met een aan die boei gelegen schip dan wel bepaalde compartimenten van het schip, waarin het mengen op de boei plaatsvindt, als onderdeel van zijn AGP aan te merken. De combinatie van boei en schip (dan wel de vorenbedoelde compartimenten van het schip) maakt alsdan onderdeel uit van (de locatie van) zijn AGP, met dien verstande dat dit slechts geldt gedurende de tijd dat het mengen plaatsvindt in het aan de boei gelegen schip. Alle uit de vergunning voor zijn AGP voortvloeiende rechten en verplichtingen gelden onverkort voor de tijdelijk als onderdeel van zijn AGP aangemerkte combinatie van boei en schip.

Een bepaalde boei kan door verschillende vergunninghouders van een AGP worden gebruikt, mits zij beschikken over vorenbedoelde toestemming van de inspecteur. Een aan de boei gelegen schip waarin het mengen plaatsvindt kan slechts onderdeel uitmaken van één AGP.

Op de toestemming zijn de onder punt 4 genoemde voorwaarden van toepassing. Bij gebleken misbruik of indien aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan wordt de verleende toestemming ingetrokken.

De toestemming wordt opgenomen in de vergunning van de houder van de AGP. De toestemming is alleen van toepassing op de minerale oliën die in de vergunning zijn vermeld.

De toepassing van de regeling zal eind 2011 worden geëvalueerd.

4. Voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voor het verlenen van de toestemming aan een vergunninghouder van een AGP gelden de volgende voorwaarden:

  • a) De havenautoriteiten hebben toestemming verleend voor de boord-boord overslag voor de schepen die betrokken zijn bij het mengen op de boei. De administratie van de vergunninghouder bevat afschriften van de door de havenautoriteiten verleende toestemmingen.

  • b) Nadat de onder a) bedoelde toestemming is verkregen meldt de vergunninghouder actief aan de inspecteur bij welke boei en op welk schip dan wel in welk(e) compartiment(en) het mengen zal plaatsvinden. Deze melding moet ten minste 48 uur voorafgaande aan de aanvang van het mengen door de inspecteur zijn ontvangen teneinde het toezicht aan boord van het schip mogelijk te maken.

  • c) De vergunninghouder moet voldoende (administratieve) waarborgen treffen om de accijnsbelangen veilig te stellen en het toezicht daarop mogelijk te maken. Ook moeten alle op het geleidedocument dan wel het elektronische administratieve documenten (e-AD) geconstateerde verschillen in de administratie worden aangetekend.

  • d) De vergunninghouder verricht alle voorgeschreven formaliteiten met betrekking tot de geleidedocumenten/e-AD’s onder dekking waarvan de minerale oliën worden ingeslagen in het schip waarin het mengen plaatsvindt. Indien die minerale oliën afkomstig zijn uit de locatie van zijn AGP in het havengebied is artikel 34 van het Uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing. Ook verricht de vergunninghouder alle voorgeschreven formaliteiten met betrekking tot de minerale oliën die in het schip aanwezig zijn wanneer dit de aan de boei gelegen plaats verlaat.

  • e) De vergunninghouder schakelt een onafhankelijk controlebureau in dat in zijn opdracht wordt belast met de noodzakelijke metingen van de hoeveelheden minerale oliën die aan boord van het schip worden gebracht, alsmede van de hoeveelheden die aan boord van het schip aanwezig zijn, zowel voor als na de menging.

  • f) Iedere wijziging die zich na het verlenen van de toestemming voordoet moet schriftelijk worden gemeld aan de inspecteur die de toestemming heeft verleend.

Indien nodig kan de inspecteur nog nadere voorwaarden stellen aan het toezicht op de naleving van bovengenoemde voorwaarden.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 november 2010

De

staatssecretaris

van Financiën,

F. H. H. Weekers

  1. In dit besluit wordt kortheidshalve alleen over ‘boei’ gesproken. ^ [1]