Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Geraadpleegd op 25-11-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Wet van 1 december 2011 tot wijziging van de Waterwet en de Wet Infrastructuurfonds in verband met de bescherming tegen overstromingen en de zorg voor de zoetwatervoorziening in relatie tot verwachte klimaatveranderingen (Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de verwachte klimaatveranderingen grote opgaven op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening met zich meebrengen. Dat het daarom wenselijk is aanvullende regels te stellen voor de realisatie van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen en met het oog op de zorg voor de zoetwatervoorziening op de korte en de langere termijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

  • 1 In het belang van de integrale besluitvorming en met het oog op de ambities, bedoeld in artikel 4.9, derde lid, Waterwet, kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu bij wijze van experiment, in afwijking van de artikelen 7.22a en 7.22d van de Waterwet, ten laste van het deltafonds uitgaven doen of subsidies verstrekken ten behoeve van voorzieningen, maatregelen of onderzoek ter bevordering of bescherming van doelen op andere beleidsterreinen, die rechtstreeks samenhangen met de voorzieningen, maatregelen of activiteiten, bedoeld in dat artikel 7.22d, eerste en tweede lid, voor zover die uitgaven en subsidies worden gedekt door ontvangsten als bedoeld in artikel 7.22c, eerste lid, onderdeel b of c, van die wet.

Artikel IV

  • 3 De eerste ontwerpbegroting van het deltafonds, bedoeld in hoofdstuk 7, paragraaf 3b, van de Waterwet wordt aangeboden aan de Tweede Kamer op de derde dinsdag in september na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van deze wet.

  • 4 Op begrotingen die zijn aangeboden aan de Tweede Kamer voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II blijft de Wet Infrastructuurfonds van toepassing zoals die luidde voor dat tijdstip.

  • 5 Het bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds bepaalde, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet, blijft van toepassing op subsidieaanvragen en -verstrekkingen gedaan voor genoemd tijdstip.

Artikel V

  • 1 Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt binnen vijf jaren na de volledige inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze wet, met uitzondering van artikel III.

  • 2 Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt uiterlijk tien jaren na inwerkingtreding van artikel III van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van artikel III van deze wet in de praktijk. Bij het verslag betrekt Onze Minister de bevindingen van de deltacommissaris met betrekking tot het bepaalde in artikel III.

Artikel VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 1 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Uitgegeven de twintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten