6.3.3. Mogelijkheden tot voortzetting of uitbreiding ‘in belangrijke mate beperkt’
[Regeling vervallen per 05-11-2015 met terugwerkende kracht tot en met 27-10-2015]
In de wettelijke omschrijving staat ‘ onderneming of gedeelte daarvan’. Er is dus
rekening gehouden met de situaties waarin een onderneming op meer dan één locatie
actief is. Het kan daardoor zijn dat er voor de onderneming als geheel geen sprake
is van een besluit dat de onderneming in belangrijke mate beperkt, maar dat daarvan
wel sprake is voor een gedeelte van de onderneming, bijvoorbeeld een bepaalde vestiging.
In dat geval is dan geen sprake van overheidsingrijpen voor de vervreemding van bedrijfsmiddelen
van andere vestigingen.
Als een besluit als bedoeld in onderdeel b niet als gedeelte van een onderneming aan te merken bedrijfsmiddelen treft (bijvoorbeeld
een aantal hectaren landbouwgrond), zal voor de onderneming als geheel moeten worden
beoordeeld of sprake is van ‘in belangrijke mate beperkt’. In dat geval geldt voor
de gehele onderneming dat een vervreemding (of staking) een gevolg is van overheidsingrijpen.
Als een besluit of regeling als bedoeld in onderdeel b voorziet in een vergoeding, impliceert dit veelal een (gedeeltelijke) schadeloosstelling
voor de door de overheid beoogde beperking. In die gevallen kan ervan worden uitgegaan
dat, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, sprake is van een beperking
‘van de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie
in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden’. De belastingplichtige zal dan
nog slechts aannemelijk moeten maken dat sprake is van ‘in belangrijke mate beperkt’
zijn.
Bij ‘in belangrijke mate’ beperkt, kan worden uitgegaan van een percentage van 30.
Het ligt voor de hand dit, waar mogelijk, te beoordelen aan de hand van de productiefactoren
waarvoor de beperking zich laat gelden, zoals bijvoorbeeld, hoeveelheid grond, aantal
melkkoeien, aantal varkens, enz.
De belastingplichtige zal de beperking als gevolg van het besluit aannemelijk moeten
maken. De onderneming ‘in de huidige vorm’ wordt beoordeeld aan de hand van de soort
activiteiten. De belastingplichtige zal – door overlegging van relevante stukken –
moeten onderbouwen dat sprake is van de in onderdeel b omschreven beperking. Een ondernemer die bijvoorbeeld 20 procent mocht uitbreiden
en na het in onderdeel b bedoelde besluit nog slechts 10 procent, ziet zijn mogelijkheden
tot uitbreiding voor de helft (dus meer dan in belangrijke mate) beperkt. Waar twijfel
mogelijk is, zal de inspecteur dit met enige soepelheid beoordelen.
Een beperking in de mogelijkheden tot voortzetting of uitbreiding van de onderneming
kan voortvloeien uit een keuze van de belastingplichtige om gebruik te maken van een
besluit of (sanerings)regeling op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur en milieu
van een publiekrechtelijke rechtspersoon.
Goedkeuring
[Regeling vervallen per 05-11-2015 met terugwerkende kracht tot en met 27-10-2015]
Ik keur voor zoveel nodig goed dat ook die beperking wordt aangemerkt als een beperking
als gevolg van dat besluit. In dat geval zal voor het antwoord op de vraag of sprake
is van een ‘in belangrijke mate beperkt’, de situatie van na de gebruikmaking van
bedoeld besluit moeten worden vergeleken met de situatie die daaraan voorafgaat.
Als een in onderdeel b bedoeld besluit niet leidt tot een ‘in belangrijke mate beperkt’, kan een dergelijke
vervreemding mogelijk vallen onder de reikwijdte van onderdeel a (verkoop ter voorkoming
van onteigening, zie 6.2).