Politieke ambtsdragers in functie bouwen pensioenaanspraken op. Deze pensioenaanspraken
komen ten laste van de overheidsorganisatie, zoals de provincie, waar zij het ambt
vervullen. In tegenstelling tot deelnemers aan het ABP vindt voor de Appa geen premieafdracht plaats van deze provincie aan een pensioenfonds. De Appa-aanspraken
worden namelijk gefinancierd uit de begroting. Dat wil zeggen dat het pensioen ten
laste komt van de begroting van die provincie op het moment dat dit pensioen moet
worden uitbetaald aan betrokkene.
Provincies zijn verplicht op grond van artikel 44, vierde lid, van het Besluit begroting
en verantwoording (Bbv) een voorziening in te stellen voor pensioenen van gedeputeerden.
De reden voor deze voorziening is dat deze verplichtingen onvoorspelbaar zijn. Zij
kunnen namelijk sterk fluctueren als gevolg van de mogelijkheid voor gewezen gedeputeerden
om de gevormde pensioenrechten tussentijds op te eisen via waardeoverdracht. Het grote
effect van waardeoverdracht is dat de waarde van het pensioen op dat moment moet worden
gekapitaliseerd en het bedrag van de voorzieningen acuut vrijgemaakt moet worden om
het pensioen over te dragen aan een ander bestuursorgaan of aan een pensioenfonds.
De mogelijkheid tot waardeoverdracht ontstaat als een gewezen gedeputeerde een nieuw
dienstverband aanvaardt en op grond van dat dienstverband wordt opgenomen in een pensioenregeling.
De oude pensioenuitvoerder (provincie) verstrekt op verzoek van de gewezen gedeputeerde
aan de nieuwe pensioenuitvoerder een opgave van de waarde van de door de betrokkene
opgebouwde pensioenaanspraken als (gewezen) gedeputeerde. De nieuwe pensioenuitvoerder
zet deze waarde om in aanspraken conform de nieuwe pensioenregeling. Voor deze overdracht
van pensioenaanspraken is een verplichte rekensystematiek van kracht. Tot 2008 werden
deze verplichte rekenregels vastgesteld op grond van een vaste rekenrente van 4%.
Vanaf 2008 is deze rekenrente echter conform de marktrente (vastgesteld door DNB).
Deze rentevoet is vanaf 2011 fors gedaald. Als gevolg hiervan zijn de factoren, waarmee
opgebouwde aanspraken worden omgezet in een overdrachtswaarde, fors gestegen. Deze
combinatie leidt tot hoge(re) overdrachtswaarden.
Om die reden verdient het aanbeveling jaarlijks een actuariële berekening te maken
van de benodigde voorziening. Hierbij moet de rekenrente in lijn zijn met de rekenrente
die wordt gehanteerd voor waardeoverdrachten. In die situatie zal in voorkomend geval
de uiteindelijke overdrachtswaarde namelijk relatief weinig afwijken van hetgeen eerder
als voorziening is opgenomen.
Sommige provincies hebben gekozen voor een verzekering. Als de verzekering voor de
pensioenen van de gedeputeerden de verplichting volledig dekt, is er geen reden meer
om ook nog eens een voorziening te treffen.
Overigens merk ik op dat het afsluiten van een verzekering voor de provincie niet
leidt tot het overdragen van de pensioenverplichting. De provincie draagt nog steeds
het volledige risico voor het pensioen. Het is slechts mogelijk geld apart te zetten
(een kapitaal te verzekeren) waarbij de hoogte van het benodigde kapitaal wordt berekend
aan de hand van de contante waarde van de pensioenaanspraken. Omdat niet de pensioenaanspraken
zijn verzekerd, maar een kapitaal, zal de verzekering de verplichting nooit precies
dekken.
Het komt voor dat niet alle aanwezige pensioenverplichtingen door provincies worden
afgedekt. Vaak wordt bij voorbeeld geen voorziening voor lopende pensioenuitkeringen
getroffen omdat deze uitgaven een gelijkmatig karakter kennen. Toch kan het voorkomen
dat bij voorbeeld door overlijden van de pensioengerechtigde de voorzieningen/uitgaven
zullen fluctueren. Ditzelfde kan gebeuren bij een slaper. Bovendien kunnen ook slapers
recht hebben op waardeoverdracht. Het verdient daarom aanbeveling ook in de situatie
van slapers en ingegane pensioenen een voorziening op te nemen.
Concluderend wijs ik u er nadrukkelijk op dat de huidige lage rekenrente ertoe kan
leiden dat de provincie bij moet storten om de verplichtingen af te dekken. De huidige
lage rekenrente leidt namelijk tot hogere voorzieningen, verzekeringspremies en overdrachtswaarden.
Zoals gezegd, kan het feit dat de voorzieningen niet regelmatig geactualiseerd worden,
leiden tot grote verschillen tussen overdrachtswaarde en voorziening.
Er zijn ook provincies die geen toereikende of zelfs in het geheel géén wettelijk
vereiste voorziening hebben getroffen. Aan deze provincies doe ik hierbij de dringende
oproep om alsnog een passende en toereikende voorziening te treffen voor toekomstige
waardeoverdrachten. Zoals aangegeven kan het uit te keren bedrag aanzienlijk zijn,
zeker als het wettelijk moet worden gekapitaliseerd zoals bij een waardeoverdracht.