De samenloopvrijstelling kan aan de orde komen als de verkrijger de OB die betrekking
heeft op de aanschaf van een gebruikte onroerende zaak in het geheel niet in aftrek kan brengen. Voor de beoordeling hiervan wordt aangesloten
bij de uitgangspunten die gelden bij de toepassing van artikel 15 van de Wet OB.
Een ondernemer heeft bij de aanschaf van een onroerende zaak die hij gaat gebruiken
voor zowel prestaties waarvoor hij (gedeeltelijk) recht heeft op aftrek van OB als
voor privé-doeleinden een keuze het goed al dan niet tot zijn bedrijfsvermogen te
rekenen (vermogensetikettering). Deze keuze is in de administratie van de ondernemer
vastgelegd.
De ondernemer heeft drie mogelijkheden:
-
a. hij rekent de onroerende zaak geheel tot zijn bedrijfsvermogen;
-
b. hij rekent de onroerende zaak geheel tot zijn privévermogen;
-
c. hij rekent de onroerende zaak gedeeltelijk tot zijn bedrijfsvermogen en gedeeltelijk
tot zijn privévermogen.
Ad a. Als de ondernemer de onroerende zaak naast privé-doeleinden ook gebruikt voor
belaste handelingen, kan hij de OB die betrekking heeft op de aanschaf van de onroerende
zaak volledig in aftrek brengen. Door de etikettering van de onroerende zaak als bedrijfsvermogen,
heeft de ondernemer ook aftrek voor het gedeelte van de onroerende zaak dat voor privé-doeleinden
wordt gebruikt. In dit geval is bij de verkrijging van de onroerende zaak door de
ondernemer de samenloopvrijstelling niet van toepassing, tenzij sprake is van een
nog niet als bedrijfsmiddel gebruikte onroerende zaak.
Ad b. De ondernemer kan de OB met betrekking tot de aankoop van de onroerende zaak
niet in aftrek brengen omdat de zaak als privévermogen is geëtiketteerd. De samenloopvrijstelling
is van toepassing als het gaat om de van rechtswege belaste levering van een onroerende
zaak als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 1°, van de Wet OB.
Het feitelijke gebruik dat de betrokken ondernemer vervolgens gaat maken van de onroerende
zaak (eventueel gebruik voor belaste of vrijgestelde handelingen) is niet (meer) relevant
voor de toepassing van de samenloopvrijstelling.
Als de ondernemer de onroerende zaak vanuit privé doorlevert binnen de tweejaarstermijn
als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 1°, van de Wet OB, komt de samenloopvrijstelling niet (meer) aan de orde. De ondernemer levert de als
privé geëtiketteerde onroerende zaak immers niet in de hoedanigheid van ondernemer.
Ad c. In deze situatie splitst de ondernemer de onroerende zaak voor de toepassing
van de Wet OB. Voor de toepassing van de samenloopvrijstelling wordt deze splitsing gevolgd.