Afdoening door het Openbaar Ministerie (OM)
[Regeling vervallen per 01-09-2014]
De verschillende wijzen van afdoen door de parketten zijn:
-
– dagvaarden, waaronder begrepen voeging ter berechting bij een andere zaak en dagvaarden
na een geheel of gedeeltelijk mislukte executie van de bij een strafbeschikking opgelegde
straf of maatregel;
-
– transactie, tevens omvattende het voldoen aan een voorwaarde (art. 74 WvSr);
-
– het uitvaardigen van een strafbeschikking (art. 257a Sv);
-
– voeging ad informandum;
-
– seponeren, te onderscheiden in technisch sepot en beleidssepot (ook in geval van intrekking van de strafbeschikking of het geval waarin de
executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk is mislukt en vervolgen niet
opportuun is);
-
– overdracht aan een parket in een ander arrondissement (let wel: dit is een afdoening
door het overdragende parket, nog niet door het OM; zie de definitie onder ‘vervolging’).
Seponeren door het OM speelt een belangrijke rol in het strafprocesrecht (in de laatste
jaren wordt ongeveer 10% van alle rechtbankzaken en 15% van alle kantonzaken door
het OM afgedaan met een onvoorwaardelijk sepot). Indien onvoldoende uitzicht bestaat
op een veroordeling omdat bijv. onvoldoende bewijs aanwezig is, zal gekozen worden
voor een technisch sepot. Indien van vervolging wordt afgezien op gronden aan het
algemeen belang ontleend (opportuniteitsbeginsel, artt. 167, 242 lid 2 WvSv), zal gekozen worden voor een beleidssepot. Een beleidssepot kan ook voorwaardelijk
zijn (artt. 167, tweede lid, 244, derde lid en 245, derde lid Sv).
De Wet OM-afdoening zal gefaseerd in werking treden (zie daarvoor de Aanwijzing OM-afdoening en de daarbij gevoegde bijlagen). De kern van deze wet is dat de juridische grondslag
van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. De strafbeschikking strekt niet
ter voorkoming van vervolging, zoals de transactie, maar is een afdoeningsvorm waarin
het OM de zaak kan vervolgen en bestraffen. De wet geeft ook een wettelijke basis
voor het ‘voorwaardelijk sepot’.
Het huidige voorwaardelijke sepot wordt als het ware gesplitst. Enerzijds wordt het
mogelijk een strafbeschikking uit te vaardigen bevattende aanwijzingen waaraan de
bestrafte moet voldoen (art. 257a lid 3 Sv). Anderzijds heeft het OM de mogelijkheid om de beslissing of vervolging plaats moet
hebben onder het stellen van bepaalde voorwaarden voor een bepaalde tijd uit te stellen
(art. 167 lid 2 Sv). In het eerste geval is geen sprake meer van een sepot. Het uitvaardigen van de
strafbeschikking is immers een daad van vervolging. In het tweede geval zal de zaak,
indien de verdachte aan de voorwaarden heeft voldaan, uiteindelijk wel afgedaan kunnen
worden met een sepot. Deze laatste mogelijkheid zal in het bijzonder toegepast kunnen
worden in zaken waarin, gelet op de wettelijke begrenzing, geen strafbeschikking kan
worden uitgevaardigd (art. 257a lid 1 Sv) en er om opportuniteitsredenen aanleiding is af te zien van (verdere) vervolging
indien de verdachte aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan.
Daarnaast zal de uitgestelde sepotbeslissing ook gebruikt kunnen worden in strafzaken,
waarin wél een strafbeschikking opgelegd zou kunnen worden, doch om opportuniteitsredenen
van vervolging wordt afgezien, waarbij geen aanleiding bestaat bijzondere voorwaarden
op te leggen, en uitsluitend de algemene voorwaarde wordt gesteld (inhoudende dat
de verdachte geen strafbare feiten begaat binnen een bepaalde periode).
In gevallen waarin de executie van bij strafbeschikking opgelegde straffen of maatregelen
geheel of gedeeltelijk is mislukt kan de betreffende zaak alsnog door middel van een
dagvaarding worden aangebracht bij de strafrechter (art. 255a Sv). In een aantal gevallen zal daarvan om opportuniteitsredenen kunnen worden afgezien
(bijvoorbeeld de bestrafte is reeds gegijzeld). Voor deze gevallen zijn aparte afdoeningscodes
ontwikkeld; er heeft immers al een vervolging plaatsgevonden en de zaak is onherroepelijk
afgedaan, waarbij de schuld van de verdachte is vastgesteld. Voor het bepalen van
de recidive blijven deze zaken meewegen. Voor deze gevallen zijn sepotcodes opgenomen
in de Bijlage.
Bij inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening in februari 2008 zijn in deze Aanwijzing tevens een tweetal nieuwe technische sepotcodes
opgenomen. Dit betreft enerzijds de sepotcode ‘bestuurlijke boete: strafrechter niet
bevoegd’. Er zijn inmiddels vele wetten waarin wordt gehandhaafd door het opleggen
van een bestuurlijke boete en het strafrecht pas in beeld komt bij de meer ernstige
vormen van normoverschrijding, bijvoorbeeld bij meermalen recidive (bijvoorbeeld de
Arbeidsomstandighedenwet). In deze gevallen is er ten aan zien van een aantal feiten geen keuze tussen strafrechtelijke-
of bestuursrechtelijke afdoening (als dat wel het geval is heeft de officier van justitie
de keuze tussen strafrechtelijk afdoen of de zaak overdragen aan het betreffend bestuursorgaan
en de zaak seponeren op basis van sepotgrond 20). Wanneer strafrechtelijke afdoening
wettelijk is uitgesloten, zal de zaak met het oog op bestuursrechtelijke afdoening
moeten worden overgedragen aan het bestuursorgaan en zal de strafzaak moeten worden
geseponeerd.
Verder is er een grond opgenomen met betrekking tot de afdoening van de strafzaken
die hun aanleiding hebben in strafrechtelijk onderzoek naar geweldsaanwending door
politiefunctionarissen (zie de Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar). Bijvoorbeeld een onderzoek naar een schietincident, waarbij een politieambtenaar
iemand heeft doodgeschoten. In een aantal gevallen zal een zodanig onderzoek ingeschreven
moeten worden (bijvoorbeeld als onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris
worden gevorderd). Als uit dit strafrechtelijk onderzoek blijkt dat er is gehandeld
binnen de wettelijke kaders (bijvoorbeeld bij een schietincident binnen de kaders
van de Ambtsinstructie) dan zal er geen (verdere) strafrechtelijk vervolging geïndiceerd
zijn en kan de zaak worden geseponeerd. Omdat dit een specifieke categorie zaken betreft
is ervoor gekozen een afzonderlijke sepotcode te maken.
De ervaring leert dat een gewezen verdachte die het niet eens is met de (codering
van de) sepotbeslissing zich soms in een brief tot de behandelend officier van justitie
wil wenden. Deze aanwijzing stelt nadere regels over de wijze waarop deze klachten
moeten worden behandeld.