Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers in het opsporingsonderzoek in strafzaken

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2009.
Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2012

Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers in het opsporingsonderzoek in strafzaken

1. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Verschillende verdragsbepalingen zien op tolkenbijstand in strafzaken. Daarnaast is in het Wetboek van Strafvordering de tolkenbijstand tijdens het verhoor door de rechter-commissaris (art. 191 Sv) en het onderzoek ter terechtzitting (art. 260, 274-276, 325, 346, 362 en 391 Sv) geregeld.

Een wettelijke regeling met betrekking tot de opsporingsfase ontbreekt evenwel, terwijl tolkenbijstand en bijstand van vertalers in deze fase van het onderzoek van groot belang is. Een goede weergave van de bij de politie afgelegde verklaring(en) is immers van belang voor de beslissing of en terzake waarvan wordt vervolgd.

Deze aanwijzing regelt de bijstand van tolken en vertalers in de opsporingsfase van strafzaken. De aanwijzing sluit aan op de in het Wetboek van Strafvordering opgenomen regeling van deze materie en is in overeenstemming met de per 11 december 2008 in werking getreden Wet beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2008, 555), die strekt tot het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers.

De Wet beëdigde tolken en vertalers voorziet in het instellen van een register voor tolken en vertalers alsmede de introductie van een afnameplicht voor aangewezen instanties van beëdigde tolken en vertalers, zijnde de in het register ingeschreven tolken en vertalers. De wet bevat een uitzonderingsclausule voor het geval geen beëdigde tolk of vertaler (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan een tolk of vertaler worden ingezet die niet staat ingeschreven in het register. Als afnameplichtige instanties worden onder meer het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee aangemerkt.

2. Verdachte – vertolking van het gesprokene

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

2.1. Moment waarop vertolking aan de orde is

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Ingevolge art. 6, lid 3 EVRM en art. 14, lid 3 BUPO heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld er recht op om onverwijld in een taal die hij verstaat op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen.

Voorts dient ingevolge art. 5, lid 2 EVRM en art. 9, lid 2 BUPO een ieder die gearresteerd is onverwijld in een taal die hij verstaat op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de beschuldigingen die tegen hem zijn ingebracht.

Uitgangspunt is dat de verdachte bij het (eerste) politieverhoor wordt toegesproken in een taal die hij begrijpt. Als de verdachte niet onmiddellijk na zijn aanhouding wordt verhoord, dan dient hij in ieder geval na aankomst op het politiebureau, uiterlijk op het moment dat hij voor de hulpofficier van justitie wordt geleid, in een taal die hij begrijpt op de hoogte te worden gesteld van de reden van zijn aanhouding. Direct daaraan voorafgaand wordt vastgesteld dat de verdachte het Nederlands niet (voldoende) beheerst (zie ook 2.3) en welke taal hij wel voldoende beheerst (zie ook 2.4). Gedurende het gehele opsporingsonderzoek wordt de verdachte in beginsel in die taal gehoord en worden hem in die taal procesrechtelijk relevante mededelingen gedaan.

Soms doet de situatie zich voor dat de verdachte op straat wordt staande gehouden en de zaak ter plaatse wordt afgehandeld. De verdachte wordt dan kort gehoord zonder verdere vrijheidsbeperkende maatregelen. Als blijkt dat de verdachte onvoldoende begrijpt waarvoor hij is staande gehouden, moet een tolk worden ingeschakeld.

(zie verder 2.6).

2.2. Bevoegdheid beoordeling/beslissing tolkenbijstand

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Uitgangspunt is dat het verhoor van een verdachte die het Nederlands niet (voldoende) beheerst, altijd wordt afgenomen met behulp van een tolk.

In eerste instantie beoordeelt de verbaliserende ambtenaar of de verdachte de Nederlandse taal (voldoende) beheerst. Indien de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, beslist de verbalisant of het verhoor in een andere taal of met behulp van een tolk wordt afgenomen.

Wanneer de verbalisant de bijstand van een tolk noodzakelijk acht, wordt met inachtneming van het bepaalde in art. 28 van de Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers een tolk ingeschakeld (zie 2.6).

In geval van twijfel, dan wel een afwijkend standpunt van de verdachte met betrekking tot de taalkeuze neemt de verbalisant contact op met de (hulp)officier van justitie, die vervolgens terzake beslist (zie ook 2.5).

2.3. Vaststelling beheersing Nederlandse taal

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het is buitengewoon belangrijk dat in het proces-verbaal zo nauwkeurig mogelijk datgene wordt weergegeven wat de verdachte beoogt te verklaren. Als criterium voor de vaststelling of de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst, geldt dat hij de hem gestelde vragen of gedane mededelingen begrijpt, dat hij in staat is zijn eigen lezing te geven van de gebeurtenissen waarover zijn verklaring wordt verlangd en dat hij voldoende in staat is daarin nuances aan te brengen. Indien de verdachte bijvoorbeeld slechts in staat is om de hem gestelde vragen met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden, beheerst hij het Nederlands onvoldoende.

Als de verdachte zichzelf niet in staat acht een verklaring in het Nederlands af te leggen, wordt in beginsel het verhoor in een andere taal of met bijstand van een tolk afgenomen. Dit is slechts anders indien de verbalisant/(hulp)officier van justitie kan weten of vaststellen dat de verdachte het Nederlands wel degelijk voldoende beheerst. Als de verdachte bijvoorbeeld een bekende van de politie is, kan de verbalisant aan de hand van eerdere politiecontacten van de verdachte vaststellen in hoeverre de verdachte het Nederlands beheerst.

Bij twijfel is het uitgangspunt dat altijd een tolk wordt ingeschakeld.

De verbalisant geeft gemotiveerd in het proces-verbaal van het (eerste) verhoor van de verdachte aan of de verdachte naar zijn oordeel de Nederlandse taal voldoende beheerst.

Er zijn enkele verhoorsituaties die bijzondere aandacht verdienen.

  • Verhoor ter plaatse

    Als de zaak ter plaatse wordt afgehandeld door een kort verhoor zonder vrijheidsbeperkende maatregelen moet de verdachte ook ter plaatse in een taal die hij begrijpt op de hoogte worden gesteld van de reden van zijn staandehouding en van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. Indien het niet mogelijk is om een verklaring op te nemen van datgene wat de verdachte beoogt te verklaren in het Nederlands of in een andere taal die zowel de verdachte als de verbalisant voldoende beheerst, wordt de verdachte staande gehouden en meegenomen naar het politiebureau, zodat hij alsnog in een taal die hij begrijpt op de hoogte wordt gebracht van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen en terzake wordt gehoord.

  • Mededeling op het politiebureau

    Indien de verdachte wordt meegenomen naar het politiebureau en niet terstond wordt gehoord, wordt hem wel zo spoedig mogelijk – doch uiterlijk bij de voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie – kort mededeling gedaan van de reden van zijn aanhouding en van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. Zo nodig kan hierbij gebruik worden gemaakt van de tolkentelefoon. Indien de verdachte (langer) wordt vastgehouden, wordt de verdenking en de wijze waarop deze aan de verdachte is medegedeeld in ieder geval in het proces-verbaal van het verhoor met betrekking tot de inverzekeringstelling vastgelegd. Het verhoor wordt op de hiervoor weergegeven wijze afgenomen.

  • Verhoor gedurende ophouding voor onderzoek

    Als de verdachte alleen wordt opgehouden voor verhoor, terwijl er niet binnen de termijn van zes uren een tolk beschikbaar is, kan het verhoor met behulp van de tolkentelefoon worden afgenomen.

2.4. Taalkeuze

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voornoemde verdragsbepalingen vereisen dat de verdachte wordt gehoord en over de strafzaak op de hoogte wordt gebracht in een taal die hij begrijpt. Dit behoeft derhalve niet zijn moedertaal te zijn. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, wordt vastgesteld welke taal of talen hij wel beheerst en eventueel welke taal of welk dialect hij het liefst spreekt.

Indien bijvoorbeeld een Marokkaanse verdachte bij voorkeur in een bedoeïenendialect spreekt maar ook het Frans beheerst, wordt in beginsel in het Frans met hem gesproken. Het Frans wordt dan aangemerkt als ‘taaldomicilie’. Ook in een dergelijk geval wordt in principe een tolk ingeschakeld.

De taalkeuze wordt gemotiveerd in het proces-verbaal van het eerste verhoor opgenomen en geldt in beginsel voor het gehele opsporingsonderzoek.

2.5. Uiteenlopende standpunten

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Als de standpunten van de verbalisant en de verdachte uiteenlopen met betrekking tot de noodzaak tot het horen van de verdachte in een andere taal dan het Nederlands, de inschakeling van een tolk of de taalkeuze, legt de verbalisant de kwestie voor aan een (hulp)officier van justitie die terzake beslist.

Hierbij dient de verdachte, gelet op het belang van een juiste weergave van een in het kader van het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring in beginsel het voordeel van de twijfel te krijgen. Slechts indien de(hulp)officier van justitie in redelijkheid kan veronderstellen dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst, kan hij afwijzend op een verzoek van de verdachte beslissen.

2.6. Wijze van vertolking

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Als het verhoor plaatsvindt met behulp van een tolk, wordt in beginsel de bijstand van een beëdigde tolk (een in het register ingeschreven tolk) ingeroepen, tenzij een beëdigde tolk niet (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan een tolk worden ingezet die niet staat ingeschreven in het register. Als een tolk wordt ingezet die niet staat ingeschreven in het register, wordt dit met redenen omkleed, schriftelijk vastgelegd.

De niet-ingeschreven tolk dient zo mogelijk voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet.

Indien de verdachte en de verbalisant van oordeel zijn dat zij allebei een andere taal in voldoende mate beheersen en dat het verhoor in deze taal kan geschieden, wordt het verhoor in deze taal afgenomen. In het proces-verbaal wordt in dat geval gerelateerd dat het verhoor met instemming van de verdachte in een andere taal heeft plaatsgevonden. De verbalisant maakt bovendien gemotiveerd aantekening van zijn beheersing van de andere taal. Het kan de overtuiging ten goede komen als het relaas van het verhoor dat in deze andere taal heeft plaatsgevonden ook in deze taal in het proces-verbaal wordt opgenomen naast de in het Nederlands opgetekende verklaring.

3. Verdachte – vertolking/vertaling van stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

3.1. stukken die worden verzonden/uitgereikt

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Als een processtuk wordt verzonden naar een in een ‘Schengenland’ verblijvende verdachte en aannemelijk is dat deze verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt, wordt de essentie van het processtuk vertaald in de taal van het land waarin de verdachte verblijft, tenzij de verdachte een verzoek indient om de essentie van het processtuk in een andere taal te vertalen. Als blijkt dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem medegedeeld dat hij kan verzoeken om vertaling van de essentie van het stuk in zijn moedertaal dan wel in een door hem gekozen taal. In beginsel wordt een dergelijk verzoek ingewilligd. De eigen verklaring van de verdachte wordt in beginsel geheel vertaald.

In beginsel wordt hierbij de bijstand van een beëdigde vertaler en derhalve van een in het register ingeschreven vertaler ingeroepen, tenzij een beëdigde vertaler niet (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan een vertaler worden ingezet die niet staat ingeschreven in het register. Als een vertaler wordt ingezet die niet staat ingeschreven in het register, wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.

De niet-ingeschreven vertaler dient dan zo mogelijk voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet.

3.2. overige processtukken

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voor deze processtukken geldt dat kan worden volstaan met vertolking van (de essentie) van stukken. Schriftelijke vertaling van deze stukken is niet vereist. Een en ander dient wel te gebeuren met inachtneming van de in de Wet beëdigde tolken en vertalers neergelegde afnameplicht.

In voorkomende gevallen kan de verdachte in de gelegenheid worden gesteld de belangrijkste stukken met zijn raadsman en een tolk door te nemen.

4. Getuige/deskundige – vertolking/vertaling van het gesprokene

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voor de getuige of deskundige geldt dezelfde regeling als voor de verdachte, zij het dat dan het moment waarop vertolkt wordt van ondergeschikt belang is. Centrale vraag is of de getuige of deskundige de Nederlandse taal voldoende beheerst. Indien de getuige of deskundige de Nederlandse taal niet of slechts beperkt beheerst, kan in lijn met de regeling voor de verdachte, het verhoor plaats vinden in een andere taal of met behulp van een tolk (zie 3.1 en 3.2).

6. Overgangsregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze aanwijzing is van toepassing op alle op of na de datum van inwerkingtreding van deze aanwijzing lopende opsporingsonderzoeken.