Gewijzigde aanvraagprocedure diploma-erkenning

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 25-03-2013 t/m heden

Gewijzigde aanvraagprocedure diploma-erkenning

Deel I. Algemene informatie aanvragen diploma-erkenning

1. Algemeen

1.1. Inleiding

Deze publicatie bevat informatie over de procedure voor het aanvragen van diploma-erkenning voor niet bekostigde instellingen, dan wel bekostigde instellingen die niet bekostigde beroepsopleidingen willen aanbieden. Deze aanvraag geldt ook als aanmelding van de diploma-erkenning van de betreffende opleiding(en) voor registratie in het centraal register beroepsopleidingen (crebo).

Met ingang van 1 augustus 2012 is de wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) betreffende de beroepsgerichte kwalificatiedossiers door het Parlement aangenomen en worden opleidingen volgens de beroepsgerichte kwalificatiestructuur (BKS) verzorgd.

Aanvragen diploma-erkenning moeten ingediend worden op grond van artikel 1.4.1, gelezen in samenhang met artikel 6.2.1, van de Web. Aanvragen kunt u het gehele jaar door indienen.

Eenmaal verkregen erkenningen blijven van kracht tot de opleiding(en) niet langer worden verzorgd of de erkenning door de minister wordt ingetrokken.

De beroepsgerichte kwalificatiedossiers en de indeling van de dossiers in opleidingsdomeinen zijn gepubliceerd in de ‘Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2012’, te vinden via de link http://wetten.overheid.nl.

Indien er nieuwe dossiers en/of aanpassingen aan bestaande dossiers zijn, zullen deze bekendgemaakt worden.

Het verkrijgen van diploma-erkenning betekent dat aan het met goed gevolg afleggen van examens (of onderdelen van examens) van een beroepsopleiding een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 van de Web is verbonden.

1.2. Verplichtingen bij diploma-erkenning

Wettelijke voorwaarde

Artikel 1.4.1, eerste lid, van de Web stelt de voorwaarde dat de instelling in het geval van diploma-erkenning voor de desbetreffende opleiding in acht neemt al wat is bepaald voor:

Het bevoegd gezag moet, ingevolge artikel 6.2.1 van de Web, de gegevens verschaffen waaruit blijkt dat het onderwijs van voldoende kwaliteit is of zal zijn en dat het voldoet aan artikel 1.4.1 van de Web.

Voorts zijn sinds 1 januari 2012 voor een instelling ingevolge het zesde lid van artikel 1.4.1 van de Web de volgende artikelen van toepassing op beroepsopleidingen:

Het voorgaande houdt in dat het bevoegd gezag, voorafgaand aan het verkrijgen van de diploma-erkenning, aan kan tonen dat de kwaliteit van de betreffende opleiding van voldoende niveau is en dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Het is dus niet zo dat eerst nadat diploma-erkenning verkregen is de opleiding ontwikkeld kan worden. Het ontwikkelen van de opleiding dient bij de aanvraag gereed te zijn, zodat onder meer de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden, voordat diploma-erkenning wordt toegekend. Dit laat onverlet dat na het verkrijgen van diploma-erkenning maatwerk binnen de kaders van de wet mogelijk blijft.

1.3. De twee aanvraagprocedures

Er zijn twee aanvraagprocedures (de volledige tekst van de aanvraagprocedures zijn opgenomen in Deel II van deze publicatie).

De eerste procedure geldt voor:

  • a. (nieuwe) instellingen die nog niet beschikken over een Brinnummer;

Deze instellingen zijn nog niet eerder in het crebo geregistreerd en daarom – wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs – onbekend bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om te waarborgen dat deze instellingen de vereiste kwaliteit leveren die gesteld wordt aan beroepsopleidingen, is een integrale beoordeling van de opleiding(en) waarvoor diploma-erkenning wordt aangevraagd, noodzakelijk. Om die reden moeten bij een aanvraag van nieuwe instellingen de in Deel II, paragraaf 1.2, genoemde gegevens altijd gevoegd worden. Zonder deze gegevens is de aanvraag niet compleet. Indien de ingediende gegevens niet compleet blijken te zijn, wordt de instelling in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de benodigde gegevens aan te leveren.

Bij een positief besluit op voornoemde aanvraag wordt een Brinnummer toegekend.

Instellingen die gelieerd zijn aan of onderdeel uitmaken van een bekostigde instelling en nog geen Brinnummer hebben voor de niet-bekostigde opleidingen die verzorgd worden, moeten voor zover een aanvraag1 wettelijk vereist is eveneens de in Deel II paragraaf 1.2 genoemde gegevens overleggen. Dit geldt ook voor instellingen die geregistreerd staan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (croho), maar nog geen separaat Brinnummer hebben voor crebo.

  • b. bestaande instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die niet past binnen het bestaande aanbod c.q. de domeinen die de instelling al verzorgt.

Voorbeeld:

Een instelling verzorgt al opleidingen op het gebied van beveiliging en wil nu ook een opleiding Helpende Zorg & Welzijn gaan verzorgen.

Ook bij bestaande instellingen die diploma-erkenning willen voor opleidingen, die vallen buiten het reeds bestaande aanbod, moet geborgd zijn dat de kwaliteit van een voldoende niveau is. Omdat de nieuwe opleidingen veelal andersoortige kwalificaties en beroepsvereisten bevatten is een integrale toetsing wenselijk. Ook in dat geval moeten altijd bij de aanvraag de in deel II paragraaf 1.2 genoemde gegevens gevoegd worden. Zonder deze gegevens is de aanvraag eveneens niet compleet. Indien een aanvraag niet compleet is zal de instelling in de gelegenheid gesteld worden binnen een termijn van twee weken de aanvraag aan te vullen. Pas vanaf de datum dat de aanvraag volledig is, begint de behandeltermijn te lopen.

De tweede procedure geldt voor:

  • instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die past binnen het bestaande aanbod.

Voorbeeld:

Een instelling die al een opleiding Maatschappelijke Zorg verzorgt en nu ook een opleiding Helpende Zorg & Welzijn wil gaan aanbieden.

Of een opleiding past binnen het bestaand aanbod wordt bepaald aan de hand van de opleidingsdomeinen. Met behulp van het stroomschema (zie: Bijlagen) kunt u bepalen welke aanvraagprocedure van toepassing is.

Bij bestaande instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die past binnen het bestaande aanbod, wordt aan de hand van een risicoanalyse bepaald of een integrale toetsing nodig is. Omdat de minister beschikt over informatie van (een) opleiding(en) die de instelling al aanbiedt binnen een bepaald domein, kan de risicoanalyse plaatsvinden aan de hand van een marginale toetsing. Daartoe hoeft de instelling alleen het aanvraagformulier in te dienen. Wanneer uit de risicoanalyse blijkt dat een integrale toetsing noodzakelijk geacht wordt, worden de benodigde gegevens, genoemd in Deel II paragraaf 2.2, bij de instelling opgevraagd.

Uitleg begrippen

Marginale toetsing

Om te borgen dat de kwaliteit van de betreffende opleiding van een voldoende niveau is voert de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) in samenwerking met DUO een risicoanalyse uit. Aan de hand van deze risicoanalyse wordt dan bezien of een integrale toetsing noodzakelijk is en indien dit het geval is, welke gegevens (nog) nodig zijn om deze integrale toetsing op zorgvuldige wijze te kunnen uitvoeren.

Integrale beoordeling

Een integrale beoordeling houdt in dat de aanvraag door de Inspectie wordt getoetst op kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken alsmede dat bezien wordt of voldaan is aan de verdere voorwaarden genoemd in artikel 1.4.1 van de Web. De Inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies uit. De onderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling.

Brinnummer

Een Brinnummer is een administratief nummer waarmee een instelling wordt aangeduid in crebo en Bron. Iedere instelling die diploma-erkenning heeft voor één of meerdere opleidingen krijgt een Brinnummer toegekend door DUO.

Het hebben van een Brinnummer maakt echter niet dat het bevoegd gezag hiermee ook voor een nieuwe opleiding heeft aangetoond dat die opleiding van voldoende niveau is en voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 1.4.1 van de Web. Per nieuwe opleiding dient diploma-erkenning aangevraagd te worden en bij die aanvraag dient telkens weer aangetoond te kunnen worden dat aan voornoemde voorwaarden is voldaan.

2. Behoud en intrekking diploma-erkenning

2.1. Voorwaarden behoud diploma-erkenning

Wanneer diploma-erkenning verleend wordt aan een beroepsopleiding, moet de betreffende opleiding binnen één jaar na dagtekening van die erkenning verzorgd worden. Indien blijkt dat dit niet het geval is zal de erkenning op grond van artikel 6.4.4 van de Web ambtshalve worden ingetrokken en zal de registratie in crebo worden beëindigd. De voorwaarde dat binnen één jaar de opleiding verzorgd moet worden, maakt dat in het crebo alleen actieve opleidingen opgenomen zijn. De Inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze actieve opleidingen periodiek, waardoor geborgd is dat de beroepsopleidingen voldoende kwaliteit en continuïteit hebben. Voordat de opleiding ambtshalve wordt ingetrokken zal de instelling daarvan op de hoogte worden gesteld met de mogelijkheid aan te geven of er redenen zijn om niet tot ambtshalve doorhaling over te gaan.

Indien de opleiding binnen één jaar na dagtekening van de erkenning verzorgd wordt, moet het bevoegd gezag om de erkenning te behouden het volgende doen:

  • er voor zorgen dat de kwaliteit van de opleiding van voldoende niveau is (zie toetsingskader Inspectie);

  • voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste en zesde lid, van de Web, en

  • aan de Inspectie binnen de door haar gestelde redelijke termijn alle medewerking verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van haar bevoegdheden.

Op 1 januari 2012 is de wet tot wijziging van onder meer de Leerplichtwet 1969 inzake toevoeging niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat het bevoegd gezag, met betrekking tot opleidingen waarvoor diploma-erkenning is verkregen, het persoonsgebonden nummer van iedere student aan die beroepsopleiding moeten verstrekken aan DUO/BRON, samen met de volgende gegevens:

  • geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats;

  • de datum van inschrijving of van de wijziging of beëindiging daarvan;

  • de code, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, onder a van de WEB, van het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie waarvoor de deelnemer is ingeschreven en bij inschrijving;

  • voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier het niveau van de beroepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de Web;

  • de leerweg;

  • het uitstroomniveau of het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald;

  • de omvang van beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en het betrokken erkende leerbedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt;

  • het registratienummer van de instelling;

  • het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd, en

  • indien van toepassing de reden van het uitstromen.

Wanneer een beroepsopleiding in voltijd wordt aangeboden moet de opleiding volgens artikel 7.2.7, derde lid, van de Web voldoen aan de zogenoemde 850-urennorm. Dit houdt in dat het bevoegd gezag voor de deelnemer in instellingstijd een onderwijsprogramma verzorgt dat ten minste 850 uren per studiejaar omvat.

Het in instellingstijd verzorgde onderwijsprogramma, bedoeld in voornoemd derde lid, omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet ervoor zorgen dat deze voltijdse beroepsopleidingen aantoonbaar voldoen aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid, van de Web. (N.B. met het wetsvoorstel doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging wordt de urennorm voor een voltijdse opleiding verhoogd tot gemiddeld 1000 klokuren per leerjaar en wordt voor een beroepsbegeleidende opleiding bij een niet-bekostigde instelling een urennorm van 200 begeleide onderwijsuren geïntroduceerd; Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012–2013, Kamerstuk 33 187, nr. 9).

Het bevoegd gezag moet er daarnaast voor zorgen dat de betreffende opleiding (zowel de voltijdse als de deeltijdse) zodanig is ingericht dat de deelnemers de kwalificaties binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken, daarbij rekening houdend met de vooropleidingseisen genoemd in artikel 8.2.1 van de Web.

Vervolgens moet het bevoegd gezag zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en examinering. De (aankomende) deelnemers moeten door het bevoegd gezag volledig en tijdig worden geïnformeerd over het onderwijsprogramma en de examens. Ook is het bevoegd gezag er voor verantwoordelijk dat de instelling over een deelnemersstatuut beschikt waarin de rechten en plichten van de deelnemers zijn opgenomen. Individuele rechten en plichten van zowel de betreffende deelnemer als de instellingen moeten in de onderwijsovereenkomst opgenomen worden evenals bepalingen over in elk geval:

  • de inhoud en inrichting van de opleiding (voltijd/deeltijd, leerweg en examenvoorzieningen);

  • de tijdvakken waarbinnen en – voor zover mogelijk – de locaties waarop het onderwijs verzorgd wordt, en

  • de wijze waarop partijen uit de overeenkomst voortkomende prestaties gestalte zullen geven.

2.2. Intrekken erkenning

Wanneer diploma-erkenning verleend wordt aan een beroepsopleiding, moet de betreffende opleiding binnen één jaar na dagtekening van die erkenning verzorgd worden. Indien blijkt dat dit niet het geval is zal de erkenning op grond van artikel 6.4.4 van de Web ambtshalve worden ingetrokken en zal de registratie in crebo worden beëindigd.

Wanneer uit regulier of incidenteel onderzoek van de Inspectie blijkt dat de kwaliteit onvoldoende is, niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste en zesde lid, van de Web of de instelling in strijd handelt met artikel 5:20 van de Awb (medewerking aan Inspectie) kan de minister de beroepsopleiding de diploma-erkenning ontnemen.

Voordat een dergelijke beslissing wordt genomen krijgt het bevoegd gezag eerst een waarschuwing, onder bepaling van een termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. Die termijn is voor:

De waarschuwingen worden openbaar gemaakt op de website van de Inspectie

(www.onderwijsinspectie.nl).

2.3. Melding beëindiging en ambtshalve doorhaling crebo

Op grond van het gestelde in artikel 6.4.4 van de Web moet het bevoegd gezag van een niet-bekostigde instelling de Minister te kennen geven dat de instelling een opleiding niet langer verzorgt. Deze melding moet plaatsvinden uiterlijk één maand voorafgaand aan het studiejaar waarin de opleiding niet langer wordt verzorgd, dan wel zo spoedig mogelijk als het beëindigen van de opleiding gelegen is in een externe oorzaak, bijvoorbeeld faillissement van de instelling of het stoppen van de opleiding naar aanleiding van een Inspectiebezoek. De kennisgeving leidt tot een beëindiging van de registratie in crebo (uitgevoerd door DUO). Voornoemde melding dient het bevoegd gezag schriftelijk te melden aan DUO:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Wanneer de instelling de opleiding niet langer verzorgt en het bevoegd gezag de hiervoor bedoelde kennisgeving niet of niet tijdig doet, wordt de registratie ambtshalve beëindigd. Voordat de registratie wordt beëindigd zal eerst een voorgenomen besluit aan het bevoegd gezag worden toegezonden, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zienswijze op het voorgenomen besluit te geven. Pas na het verkrijgen van de zienswijze of het ongebruikt verstrijken van de gestelde termijn zal een definitief besluit genomen worden. Bij dit besluit zal de zienswijze worden betrokken. Tegen dit besluit staat vervolgens bezwaar en beroep open.

Mocht de instelling na verloop van tijd de opleiding weer gaan verzorgen dan moet het bevoegd gezag voor diploma-erkenning opnieuw een aanvraag indienen. Pas nadat weer erkenning is verkregen, is aan de met goed gevolg afgelegde examens een diploma verbonden.

2.4. Intrekken Brin

Wanneer de laatste aan de instelling verbonden opleiding wordt beëindigd, wordt ook de registratie van de instelling in Brin beëindigd. Indien de instelling op termijn een nieuwe opleiding wil gaan verzorgen, zal bij de diploma-erkenning door DUO opnieuw een Brinnummer worden uitgegeven. Het bevoegd gezag dient dan ook in dat geval aanvraagprocedure 1 te volgen.

Uitzondering is de instelling die binnen drie maanden na beëindiging van de registratie in Brin een nieuwe aanvraag indient. In dat geval zal de instelling het ‘oude’ brinnummer toegewezen krijgen en zal aan de hand van de opleidingen die in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag verzorgd zijn, bezien moeten worden welke aanvraagprocedure van toepassing is.

Het beëindigen van de registratie in Brin is slechts een administratieve handeling en is daarom gekoppeld aan het beëindigen van de laatste opleiding in crebo. De instelling zal hierover separaat door DUO bericht worden.

3. Wijziging gegevens

Wanneer er wijzigingen plaatsvinden die betrekking hebben op de instelling of een opleiding moet het bevoegd gezag dit schriftelijk melden aan DUO:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

4. Fusie en overdracht van rechten

Diploma-erkenning wordt verleend aan het bevoegd gezag van een instelling.

Als de relatie tussen dat bevoegd gezag en de instelling, dan wel de opleiding waarvoor diploma-erkenning verleend is, verbroken wordt, vervalt daarmee de erkenning en dient deze doorgehaald te worden in crebo. De volgende situaties kunnen zich voordoen:

  • 1. De rechtspersoon waar de instelling van uitgaat, fuseert met een andere rechtspersoon (boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). De relatie tussen bevoegd gezag (de rechtspersoon) en de instelling wijzigt in dit geval niet. Er verandert niets in de verleende diploma-erkenning. Er hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend. Wel moet het ministerie in kennis worden gesteld van de fusie, onder overlegging van de akte waarin de fusie is geregeld. Deze melding vindt plaats bij DUO.

  • 2. De aandelen in een NV of BV waarvan een instelling uitgaat, gaan in andere handen over. De relatie tussen rechtspersoon en instelling verandert niet, dus de diploma-erkenning blijft in stand.

  • 3. De instelling wordt in zijn geheel – inclusief opleidingen – verkocht aan een andere rechtspersoon. De relatie tussen bevoegd gezag en instelling of opleiding wordt verbroken en daarmee vervalt de diploma-erkenning. Er moet dan een nieuwe aanvraag voor diploma-erkenning worden ingediend door het nieuwe bevoegd gezag.

  • 4. De rechtspersoon wordt in zijn geheel opgenomen in een juridische entiteit (concern). Het bevoegd gezag houdt niet op te bestaan maar blijft binnen de nieuwe juridische entiteit wel zelfstandig bestaan. De verleende diploma-erkenningen blijven in dat geval ook bestaan, maar mogen uitsluitend worden aangewend door de instelling die ressorteert onder dat bevoegd gezag.

  • 5. Eén of meer van de opleidingen, die zijn verbonden aan een instelling, worden verkocht aan een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon. Hierdoor vervalt de diploma-erkenning. Het nieuwe bevoegd gezag moet de diploma-erkenning opnieuw aanvragen.

Een fusie of overdracht van rechten dient zo spoedig mogelijk gemeld te worden aan DUO.

5. Studiefinanciering beroepsopleidingen

Deelnemers aan voltijdse beroepsopleidingen als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid van de Web kunnen in aanmerking komen voor studiefinanciering. Het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000’ wordt gebruikt bij nieuw te registreren beroepsopleidingen bij een instelling. U zendt dit in samen met de aanvraag diploma-erkenning. Het vormt één geheel met de procedure voor diploma-erkenning, registratie crebo en toetsing urennorm (WSF).

Uit de beschrijving van het onderwijsprogramma moet blijken dat de opleiding voldoet aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid van de Web. (Zie ook artikel 7.4.8, derde lid, van de Web.)

Ook in de praktijk zal de opleiding aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid, van de Web moeten voldoen. De Verklaring opleidingstraject ontheft een instelling niet van deze verplichting.

Wat hiervoor is gesteld voor Studiefinanciering geldt ook voor de Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (artikel 2.17 WTOS).

Bovengenoemd formulier is te vinden op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl), onder Zakelijk, Klantenservice, Formulieren (voor BVE) en moet gezonden worden naar:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Deel II. Aanvraagprocedures

1. Aanvraagprocedure ‘nieuwe instelling’ of ‘opleiding buiten bestaand aanbod’

1.1. Algemeen

Een aanvraag voor diploma-erkenning van nieuwe instellingen (instellingen zonder brinnummer) en van bestaande instellingen voor een opleiding buiten het bestaande aanbod (opleidingen die niet vallen binnen de domeinen waarbinnen de instelling al erkende opleidingen aanbiedt) moet worden ingediend met het formulier ‘Aanvraag diploma-erkenning beroepsonderwijs procedure 1’. Dit formulier vindt u op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl) onder Zakelijk, Klantenservice, Formulieren (voor BVE). Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen. Wel dienen in dat geval per opleiding de benodigde gegevens ingezonden te worden.

De aanvraag moet, vergezeld van alle bijlagen, worden gestuurd aan:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML ZOETERMEER

Bij dit aanvraagformulier moeten de gegevens, genoemd in onderstaande paragraaf 1.2, gevoegd worden. Zonder deze gegevens is de aanvraag niet compleet. Deze gegevens kunnen digitaal worden meegezonden (cd-rom of usb-stick) of op papier.

Wanneer de aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te leveren. Wanneer het niet mogelijk is de gevraagde gegevens binnen deze twee weken toe te sturen dan kan de aanvrager binnen deze termijn van twee weken gemotiveerd om uitstel vragen. Omdat de opleiding al voor de aanvraag ontwikkeld dient te zijn – zodat de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden- en de benodigde gegevens dus al bij de instelling aanwezig moeten zijn, zal uitstel slechts in uitzonderlijke gevallen worden verleend.

Wanneer de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen door DUO en er geen uitstel is verleend, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

Hierover bericht DUO zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vier weken. Heeft de aanvraag betrekking op meerdere opleidingen en ontbreken gegevens met betrekking tot (een) bepaalde opleiding(en) en worden de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn aangeleverd, dan kan de aanvraag voor wat betreft die opleiding(en) buiten behandeling worden gelaten. De aanvraag voor de opleiding(en) waarvan alle benodigde gegevens wel zijn ontvangen zal in behandeling worden genomen.

1.2. Integrale beoordeling

Een complete aanvraag wordt ter beoordeling voorgelegd aan de Inspectie. Deze integrale beoordeling houdt in dat de Inspectie de aanvraag toetst op de kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken. Daarnaast neemt de Inspectie – indien van toepassing – eerdere ervaringen met rechtsvoorgangers van de instelling of het bevoegd gezag daarvan in haar beoordeling mee. De Inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies aan DUO uit. Kwaliteitsonderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling, ook als de instelling nog geen opleidingen verzorgt. Indien een onderzoek op locatie plaatsvindt, zal de Inspectie het bevoegd gezag hiervan zo spoedig mogelijk in kennis brengen. Na ontvangst van het advies beslist DUO vervolgens op de aanvraag.

In bovengenoemd formulier is een standaardformulering opgenomen waarmee het bevoegd gezag door ondertekening van het formulier verklaart:

  • te zullen voldoen aan de regels in hoofdstuk 7 van de Web, met uitzondering van artikel 7.1.1 voor het onderwijs, de examens en de kwaliteitszorg;

  • dat er een commissie van beroep is ingesteld die voldoet aan de voorwaarden uit artikel 7.5.1 hoofdstuk 7 van de Web;

  • dat er geen juridisch of persoonlijk verband is met een exameninstelling, en

  • dat er een rechtsgeldig document wordt verstrekt als een derde partij deze aanvraag doet.

Wanneer de aanvraag door een derde namens het bevoegd gezag van een instelling wordt gedaan moet een rechtsgeldige machtiging bij de aanvraag worden overgelegd. De correspondentie wordt in dat geval verder gevoerd met die derde.

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de volledige aanvraag kan de instelling een besluit tegemoet zien. Wanneer de aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden kan worden afgehandeld, kan deze termijn worden verlengd. DUO stelt de instelling hiervan vóór het aflopen van de genoemde termijn op de hoogte, onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden.

Instellingen die beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg onder de werkingssfeer van de Wet op de studiefinanciering wensen te plaatsen, gebruiken daarvoor het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing wet op de studiefinanciering 2000’ (zie ook deel I, paragraaf 3).

Verplicht in te zenden gegevens

Bij de aanvraag voor diploma-erkenning moeten in ieder geval de gegevens waaruit blijkt dat het onderwijs van voldoende kwaliteit is of zal zijn en dat wordt voldaan aan de voorwaarde in artikel 1.4.1, eerste lid, van de Web ingezonden worden.

Daartoe moet bij het formulier ‘Aanvraag diploma-erkenning beroepsonderwijs procedure 1’ in elk geval de volgende gegevens gevoegd worden:

  • a. een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de Web, zie ook hieronder punt 1.3 beschrijving stelsel kwaliteitszorg);

  • b. een beschrijving van de wijze waarop de zorgplicht bedoeld in art. 7.4.8 van de Web wordt nagekomen;

  • c. een beschrijving van het onderwijs en de examens (zie hieronder punt 1.3 beschrijving van onderwijs en examens);

  • d. een model van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3 van de Web;

  • e. een model van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Web en een beschrijving over de manier waarop de beroepspraktijkvorming (bpv) wordt vormgegeven en een weergave van de verkenning en contacten met instellingen die als leerbedrijf gaan fungeren met namen en contactgegevens;

  • f. een deelnemersstatuut inclusief weergave van klachtenregeling en klachtencommissie met namen en contactgegevens;

  • g. wanneer van toepassing, de Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000 en

  • h. een afschrift van een uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel van de ondertekende notariële akte van oprichting van de rechtspersoon (alleen bij een nieuwe instelling).

1.3. Beschrijving stelsel kwaliteitzorg

In de beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de Web) moet in ieder geval aangegeven worden:

  • op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden;

  • of het stelsel in samenwerking met andere instellingen gebeurt;

  • de regelmaat waarmee de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs plaatsvindt;

  • welke instrumenten en ook welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling;

  • de kwalificaties van het personeel verbonden aan de opleiding en ook de maatregelen en instrumenten om de bekwaamheid van het personeel te onderhouden,

  • of er onafhankelijke deskundigen zijn betrokken bij de beoordeling, op basis van welke deskundigheid deze deskundigen zijn betrokken, welke werkzaamheden zij verrichten en hoe dikwijls zij worden ingeschakeld;

  • met welke regelmaat het kwaliteitszorgverslag openbaar wordt gemaakt;

  • of voor wat betreft de examens het verslag jaarlijks wordt opgesteld;

  • waaruit de inhoud van voornoemd verslag bestaat.

Verder moet worden beschreven:

  • hoe deelnemers aan de opleidingen geïnformeerd worden over de consequenties (bv voor het verkrijgen van SF) van de deelname aan een niet bekostigde opleiding;

  • hoe deelnemers worden geïnformeerd over de mogelijke alternatieve wijze(n) waarop de opleiding kan worden afgerond wanneer deze voortijdig aan de betreffende instelling wordt beëindigd;

  • hoe de beschikbaarheid en kwaliteit van de huisvesting van de opleiding is georganiseerd en gegarandeerd.

1.4. Beschrijving van het onderwijs en de examens

In de beschrijving van het onderwijs en de examens moet in ieder geval op de volgende onderdelen worden ingegaan:

  • hoe er zorg voor wordt gedragen dat de opleidingen zodanig zijn ingericht dat de deelnemers de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken;

  • de studielast per studiejaar waarbij de verdeling in uren begeleide onderwijstijd (in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma), uren beroepspraktijkvorming en uren onbegeleide onderwijstijd (huiswerk etc.);

  • de studiegids of andersoortig document dat aan de deelnemers wordt verstrekt;

  • de inrichting van het onderwijsprogramma, met daarin per opleiding de voor die opleiding specifieke informatie;

  • de jaarplanning waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan het wettelijk minimum aantal uren onderwijstijd;

  • de beschikbare en gehanteerde leer- en hulpmiddelen per opleiding;

  • de voor de deelnemers aan de opleiding geldende vooropleidingseisen;

  • de inrichting van het examenprogramma, met daarbij een overzicht van de kwalificerende toetsing, een beschrijving van het examenproces, het examenreglement en een beschrijving van de inrichting en werkwijze van de commissie van beroep voor de examens met namen en contactgegevens;

  • een beschrijving van de manier waarop verzuim en vsv zal worden geregistreerd en naar aanleiding daarvan een beschrijving van de verzuim- en meldprocedure met betrekking tot de deelnemers die (nog) vallen onder de kwalificatieplicht.

2. Aanvraagprocedure ‘opleiding binnen bestaand aanbod’

2.1. Algemeen

Een aanvraag voor diploma-erkenning van bestaande instellingen voor een opleiding binnen het bestaande aanbod (opleiding valt binnen het domein waarvoor de instelling al erkende opleidingen aanbiedt) kan worden ingediend met het formulier ‘Aanvraag diploma-erkenning beroepsonderwijs procedure 2’. Dit formulier is te vinden op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl) onder Zakelijk, Klantenservice, Formulieren (voor BVE).

Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen. Per opleiding kunnen aanvullende gegevens opgevraagd worden. Ook wanneer het aanvraagformulier niet compleet is ingevuld, wordt de instelling in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te leveren. Indien gegevens opgevraagd worden dienen deze binnen twee weken ingediend te worden. De artikelen 4:5 en 4:6 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

In het bovengenoemde aanvraagformulier is een standaardformulering opgenomen waarmee het bevoegd gezag door ondertekening van het formulier verklaard:

  • te voldoen aan de regels beschreven in hoofdstuk 7 van de Web, met uitzondering van artikel 7.1.1, voor het onderwijs, de examens en de kwaliteitszorg;

  • dat er een commissie van beroep is ingesteld die voldoet aan de voorwaarden uit artikel 7.5.1 van de Web;

  • dat er geen juridisch of persoonlijk verband is met een exameninstelling en

  • dat er een rechtsgeldig document wordt verstrekt als een derde partij deze aanvraag doet.

Wanneer de aanvraag door een derde namens het bevoegd gezag van een instelling wordt gedaan, moet een rechtsgeldige machtiging bij de aanvraag worden overgelegd. De correspondentie wordt in dat geval verder gevoerd met die derde.

Aan de hand van het aanvraagformulier vindt een marginale toetsing plaats. Op basis van die toetsing wordt beoordeeld of een integraal beoordeling noodzakelijk geacht wordt. Indien een dergelijke beoordeling nodig is, kan de aanvrager gevraagd worden de aanvraag met verdere gegevens aan te vullen. Gegevens die opgevraagd kunnen worden, zijn genoemd in paragraaf 2.3.

De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de aanvullende gegevens in te dienen. Wanneer het niet mogelijk is de aanvullende gegevens binnen twee weken toe te sturen dan kan de aanvrager, binnen deze termijn van twee weken, gemotiveerd om uitstel vragen.

Omdat de opleiding vóór de aanvraag ontwikkeld moet zijn – zodat de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden – en de benodigde gegevens dus al bij de instelling aanwezig moeten zijn, zal uitstel slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegekend.

Wanneer de aanvullende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen door DUO en er is geen uitstel verleend, dan wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Hierover bericht DUO de instelling zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken.

Heeft de aanvraag betrekking op meerdere opleidingen en ontbreken gegevens met betrekking tot (een) bepaalde opleiding(en) en worden de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn aangeleverd, dan kan de aanvraag voor wat betreft die opleiding(en) buiten behandeling worden gelaten. De aanvraag voor de opleiding(en) waarvan alle benodigde gegevens wel zijn ontvangen zal in behandeling worden genomen.

Om te borgen dat de kwaliteit van de betreffende opleiding van een voldoende niveau is maakt de Inspectie in samenwerking met DUO een risicoanalyse. Aan de hand van deze risicoanalyse wordt dan bezien of en zo ja, welke gegevens nog noodzakelijk zijn om op zorgvuldige wijze te kunnen besluiten over de aanvraag.

De risicoanalyse zal onder meer aan de hand van de volgende vragen plaatsvinden:

  • Is de opleiding al eerder erkend bij de instelling of diens rechtsvoorganger?;

  • Is de afgelopen 6 maanden diploma-erkenning aangevraagd voor meer dan 15 opleidingen? Daarbij worden meegeteld de opleidingen in de huidige aanvraag. Niet worden meegeteld de opleidingen waarvoor al in de experimentele fase diploma-erkenning is verkregen en die daadwerkelijke worden verzorgd. Een opleiding wordt in elk geval niet verzorgd indien er geen deelnemers bij die opleiding zijn ingeschreven.

  • Worden er op basis van toezichthistorie (eerdere Inspectieonderzoeken, waarin zwakke en zeer zwakke opleidingen zijn geconstateerd dan wel opleidingen die niet voldoen aan de wettelijke bepalingen evenals signaleringen) door de Inspectie risico’s verwacht?

  • Zijn er klachten over de instelling bekend?

Indien uit de risicoanalyse is gebleken dat een integrale beoordeling noodzakelijk wordt geacht zal de (aangevulde) aanvraag ter beoordeling worden voorgelegd aan de Inspectie. Deze integrale beoordeling houdt in dat de aanvraag door de Inspectie wordt getoetst op de kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken. De Inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies aan DUO uit. De onderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling. DUO beslist vervolgens op de aanvraag.

2.2. Nader in te dienen gegevens

Indien voor de integrale beoordeling van de aanvraag aanvullende gegevens noodzakelijk zijn, wordt de instelling daarvan op de hoogte gesteld. Daarbij wordt meteen aangegeven welke aanvullende gegevens binnen twee weken ingediend moeten worden, zodat de integrale beoordeling kan plaatsvinden. Indien de aanvullende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen, dan wordt de aanvraag afgewezen.

De volgende gegevens kunnen worden opgevraagd:

  • a. een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de Web, zie hieronder punt 2.3 ‘Beschrijving stelsel kwaliteitszorg’);

  • b. een beschrijving van de manier waarop de zorgplicht wordt nagekomen (art. 7.4.8 van de Web);

  • c. een beschrijving van het onderwijs en de examens (zie hieronder punt 2.4 ‘Beschrijving van het onderwijs en examens’);

  • d. een model van de onderwijsovereenkomst, (artikel 8.1.3. van de Web);

  • e. een model van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst (artikel 7.2.8 van de Web), een beschrijving van de manier waarop de bpv wordt vormgegeven en een weergave van de verkenning en contacten met instellingen die als leerbedrijf gaan fungeren met namen en contactgegevens;

  • f. een deelnemersstatuut inclusief weergave van klachtenregeling en klachtencommissie met namen en contactgegevens;

  • g. wanneer van toepassing, de Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000;

  • h. een afschrift van een uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel van de ondertekende

notariële akte van oprichting van de rechtspersoon.

2.3. Beschrijving stelsel kwaliteitzorg

In de beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de Web) moet in ieder geval worden aangegeven:

  • op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden;

  • of het stelsel in samenwerking met andere instellingen gebeurt;

  • de regelmaat waarmee de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs plaatsvindt;

  • welke instrumenten en ook welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling;

  • de kwalificaties van het personeel verbonden aan de opleiding en ook de maatregelen en instrumenten om de bekwaamheid van het personeel te onderhouden;

  • of en zo ja, welke onafhankelijke deskundigen betrokken zijn bij de beoordeling, op basis van welke deskundigheid deze deskundigen zijn betrokken, welke werkzaamheden zij verrichten en hoe vaak zij worden ingeschakeld;

  • met welke regelmaat het kwaliteitszorgverslag openbaar wordt gemaakt;

  • of voor wat betreft de examens het verslag jaarlijks wordt opgesteld en

  • waaruit de inhoud van voornoemd verslag bestaat.

Verder moet worden beschreven:

  • hoe deelnemers aan de opleidingen geïnformeerd worden over de consequenties (bv voor het verkrijgen van SF) van de deelname aan een niet bekostigde opleiding;

  • hoe deelnemers worden geïnformeerd over de mogelijke alternatieve wijze(n) waarop de opleiding kan worden afgerond wanneer deze voortijdig aan de betreffende instelling wordt beëindigd en

  • hoe de beschikbaarheid en kwaliteit van de huisvesting van de opleiding is georganiseerd en gegarandeerd.

2.4. Beschrijving van het onderwijs en de examens

In de beschrijving van het onderwijs en de examens moet in ieder geval worden ingegaan op de volgende onderdelen:

  • hoe er zorg voor wordt gedragen dat de opleidingen zodanig zijn ingericht dat de deelnemers de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken;

  • de studielast per studiejaar waarbij de verdeling in uren begeleide onderwijstijd (in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma), uren beroepspraktijkvorming en uren onbegeleide onderwijstijd (huiswerk etc.);

  • de studiegids die of andersoortig document dat aan de deelnemers wordt verstrekt;

  • de inrichting van het onderwijsprogramma, met daarin per opleiding de voor die opleiding specifieke informatie;

  • de jaarplanning – voor zover van toepassing – waaruit blijkt op welke manier invulling wordt gegeven aan het wettelijk minimum aantal uren onderwijstijd;

  • de beschikbare en gehanteerde leer- en hulpmiddelen per opleiding;

  • de voor de deelnemers aan de opleiding geldende vooropleidingseisen;

  • de inrichting van het examenprogramma, met daarbij een overzicht van de kwalificerende toetsing, een beschrijving van het examenproces, het examenreglement en een beschrijving van de inrichting en werkwijze van de commissie van beroep voor de examens met namen en contactgegevens en

  • een beschrijving van de manier waarop verzuim en vsv zal worden geregistreerd en naar aanleiding daarvan een beschrijving van de verzuim- en meldprocedure met betrekking tot de deelnemers die (nog) vallen onder de kwalificatieplicht.

Wanneer uit de risicoanalyse blijkt dat een integrale beoordeling niet nodig is, wordt op basis van het ingevulde aanvraagformulier besloten over de gevraagde diploma-erkenning. Er wordt in dat geval in principe geen advies aan de Inspectie gevraagd.

Binnen drie maanden na ontvangst van de complete aanvraag kan een besluit tegemoet worden gezien. Wanneer DUO de aanvraag niet binnen deze wettelijke termijn kan afhandelen, kan deze termijn worden verlengd. DUO stelt aanvrager hiervan vóór het aflopen van de genoemde termijn op de hoogte, onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Instellingen die beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg onder de werkingssfeer van de Wet op de studiefinanciering willen plaatsen, gebruiken daarvoor het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing wet op de studiefinanciering 2000’.

Wet openbaarheid van bestuur

Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak informatie overeenkomstig de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Een ieder kan bovendien een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het verzoek hoeft niet gemotiveerd te zijn.

De gegevens die bij DUO worden ingediend in het kader van een aanvraag vallen onder de Wob. Dit houdt in dat DUO deze gegevens – indien daarom verzocht zou worden – openbaar moet maken, met uitzondering van de situaties bedoeld in artikel 10 van de Wob. Alvorens over te gaan tot openbaarmaking wordt de instelling altijd in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de openbaarmaking en wordt aan de hand van deze reactie bezien of openbaarmaking aan de orde is.

De directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs,

R.J.A. Kerstens

Bijlagen:

Stroomschema’s Procedure 1 en Procedure 2

Bijlage 251764.png
Diploma-erkenning 1 (Voor instellingen zonder BRIN nummer of voor instellingen met BRIN nummer aanvraag buiten bestaand aanbod)
Bijlage 251765.png
Diploma-erkenning 2 (Voor bestaande instellingen met BRIN nummer aanvraag bestaand aanbod)
  1. De wetgever heeft bepaald dat bekostigde instellingen contractactiviteiten kunnen verrichten, bestaande uit werkzaamheden voor eigen rekening ten behoeve van derden. Deze activiteiten kunnen worden verricht indien zij verband houden met werkzaamheden waarvoor de instelling uit de openbare kas bekostigd wordt en voor zover de uitvoering van die werkzaamheden hierdoor niet wordt geschaad. Voor de activiteiten hoeft niet een separate diploma-erkenning aangevraagd te worden. Indien een separate rechtspersoon is opgericht waar de contractactiviteiten worden uitgevoerd dient deze rechtspersoon zelf over de benodigde diploma-erkenningen te beschikken en kan dus niet ‘meeliften’ op de erkenning van de bekostigde instelling. ^ [1]